Iltl
Hel woning-Traagst.
Zondag 14 November 1S97.
41ste Jaargang No. 3257.
INGEZONDEN.
Burean: SCHAGK1". liaan, II 4.
Uitg8verP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W1X K E L.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
Gemeen teSchagen.
Bekendmakingen.
i
tlal.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Het Hoofd van het Plaatselijk Be
stuur der Gemeente Schagen, brengt
bij deze ter kennis van de ingezetenen
dier gemeente, dat het kohier No. 4
voor de Personeele belasting, dienst
jaar 1897, op den 9den dezer door
den heer Directeur der Directe Belas
tingen te Amsterdam is executoir
verklaard en op heden aan den heer
Ontvanger der directe belastingen
binnen deze gemeente ter invordering
is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij be
lang heeft, wordt alzoo vermaand op
de voldoening van zijnen aanslag be
hoorlijk acht te geven, teneinde alle
gerechtelijke vervolgingen, welke uit
nalatigheid zouden voortvloeien, te
ontgaan.
Schagen, den 11 November 1897.
Het Hoofd van het Plaatselijk Be-
[stuur voornoemd,
S. BERMAN.
Burgemeester en Wethouders van
SCHAGEN, brengen ter kennis van
belanghebbenden, dat de gewone
Naj aars- Paard en markt (Veulenmarkt)
zal gehouden worden op 25 Novem
ber a. s.
Schagen, 12 November 1897.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Het Bestaur der Liberale Unie heeft
een goede keus gedaan, toen het voor de
algemeene vergadering van 6 dezer het
woning-vraagstuk aan de orde stelde. Het
is een der meest dringende onderwerpen
van maatschappelijk belang en, wat meer
zegt, omtrent dat punt heeft zich eene
gemeenschappelijke overtuiging gevormd,
die eene oplossing in den zin der Unie-
programs verlangt en mogelijk maakt.
Dit is ook weder gebleken bij de inleiding
door den heer J. W. 0. Tellegek, direc
teur der gemeentewerken te Arnhem, en
bij de daarop volgende beraadslagingen.
Met den wensch, dat de Kamerleden reeds
bij de aanstaande begrootingsdebatten op
toezeggingen van de Regeering in deze
richting mogen aandringen, kunnen wij
ons ten volle vereenigen, en wanneer
daaraan gevolg gegeven wordt, zal er wel
licht aanleiding zijn om op het onderwerp
in zijn geheel terug te komen. Nu is die
aanleiding er niet, omdat wij reeds bij
meer dan eene gelegenheid het onderwerp
bespraken, in hoofdzaak in denzeltden zin,
waarin dit nu ook weer gedaan is. Eakele
bijzonderheden, waarover meeningsversohil
bestond, vorderen echter nadere toelich
ting.
De heer Heldt heeft weer, evenals vroe
ger, partij getrokken voor de huisjesmel
kers. Dit pleit voor zijn goed hartmaar
wij kunnen ons toch niet aan zijne zijde
scharen. Het onteigenen tegen onvoldoende
vergoeding zon aan die huisjesmelkers,
waarvan velen niet rijk zijn, en die hunne
spaarpenningen in huisjes hebben belegd,
dit middel van bestaan ontnemen. De
heer Heldt wil daarom dergelijke wonin
gen na 80 jaar voor bewoning onbruik
baar verklaren dan is kapitaal en rente
er uitgetrokken en is recht gedaan aan de
eigenaren. Behalve dat door zulk een
maatregel een toestand, waaraan zoo spoe
dig mogelijk een einde moet gemaakt wor
den, nog weer voor 30 jaren niet slechts
bestendigd, maar zelfs bevestigd zou wor
den en er staking te weeg gebracht zon
worden in de nn, met de bestaande ge
brekkige hulpmiddelen, reeds in gang zijn
de pogingen tot verbetering, zon men uit
den aard der zaak blootstaan aan een he-
vigen aandrang, tegen het einde van het
30-jarig tijdvak, om het nog eens weer
wat te verlengen. Men zou op allerlei
hardheden hooren wijzen; er zouden
evenals lij de drankwet allerlei slim
migheden uitgedacht zijn, 't zij om aan
de wet te ontsnappen, hetzij om gronden
van billijkheid voor termijn verlenging te
kunnen aanvoeren.
Al die moeilijkheden worden nog ver
zwaard bij het stelsel, door den heer
Menno Huizinga aangeprezen, om na
overlijden of vertrek der bewoners de wo
ningen, die onvoldoende zijn, niet meer
voor bewoning toe te laten. Dan komt
in een buurt, die in eens dient opgeruimd
te worden, nu eens vroeg, dan eens laat
een huis vrij. Wat moet men daarmede
doen Ook die krotten verharen
Of ze leeg laten staan met al den
treurigen naeleep, in eene achterbuurt aan
eeu leegstaand huis verbonden P Maar er
is aan beide stelsels een overwegend he-
ginselbezwaar verbondenbeide berusten
op het denkbeeld van verbeurdverklaring
in de toekomst. Waar is nu de grens
Welke woningen zijn zóó slecht, dat men
hare onbewoonbaarheid, niet na,
maar over 30 jaren, of wel wanneer
de bewoner of de eigenaar sterft, moet
uitspreken f
Bij de onbewoonbaarverklaring zooals
die door sommige gemeentebesturen tegen
woordig wordt toegepast, heeft men tegen
dat bezwaar een veiligheidsklep. Slechts in
zeer uiterste en duidelijk sprekende geval
len wordt de onbewoonbaarverklaring on
verwijld uitgesprokeu. In den regel schrijft
men verbeteringen voor, op straffe van
onbewoonbaarverklarinsr, wanneer die niet
worden aangebracht. Veelal heeft men dan
de voldoening, dat de verbeteringen wor
den aangebracht en de onbewoonbaarver-
klaring voorkomen.
Hoewel dit middel onder de gegeven
omstandigheden dus wel tot verbetering
leidt, moet men aan het stelsel van ont
eigening de voorkeur geven. Onteigening
tegen een prijs, waardoor huurinkomsten
geheel worden vergoed, zou te duur wor
den, meent de heer Heldt, Ja, maar
dat zou geen bezwaar mogen opleveren,
want wat zoo'n pand waard is, moet het
bij onteigening den onteigende opbrengen.
Maar dit wordt voorbij geziende huur
penningen brengen meer op, dan nau de
waarde van het pand billijk en goed is.
Dit is de kanker, die door de huisjesmel-
kerij aau het volkswelzijn knaagt, dat
vele huisjesmelkers nagenoeg niets doen
om hnnne panden in goeden, bewoonbaren
staat tc houden, en daarentegen eene on
matig hooge huar vragen. Zij geven te
weinig en vrsgen te veel, en die onbil
lijkheid zon men bevestigen door de huur
inkomsten als grondslag ter berekening
der te onteigenen waar aan te nemen.
Onteigening tegen geschatte waarde heeft
in vele opzichten belangrijke voordeelen.
In de eerste plaats moet men in aan
merking nemen, dat de buurten, waarin
up te ruimen krotten zich bevinden, veel
al, vooral in de groote steden, waar
dit stelsel het meest zal moeten worden
toegepast, liggen in gedeelten, waar de
grond als bouwterreiu eene aanzienlijke
waarde heeft. Daar volgt dns uit, dat de
eigenaars bij billijke schatting der waarde,
in den regel al een voldoende afkoopsom
zullen erlangen, meer daD hun panden
hnn gekost hebben, waarvan zij tijdens
hun bezit veel getrokken en waaraan zij
weinig besteed hebben.
Maar dan komt een ander belangrijk
voordeel, en wel dit, dat men bij ontei
gening naar een bepaald plan kan te werk
gaan.
Niet alleen wat de opruiming betreft,
maa? cok wat den nieuwen aanbouw aan
gaat. Dit kan leiden tot eene wensche-
lijke zelfbeperking.
Als men door zoo'n buurt een breede
straat trekt, met flinke huizen en voldoen
de dwarsstraten, dan zal men in den
regel zien, dat in die heele omgeving de
toestand verbetert, niet alleen doordat in
de tot dusver afgesloten gangen en steeg
jes nn een frisschere luchtstroom en
meer licht en zon toegang krijgen, maar
ook en vooral, omdat de krotten zelve
meer aan den dag komen en de eigenaars
zich schamen ze in den erbarmelijken
staat te laten, waarin zij tot dasver ver
keerden. Ia de derde plaats volgt uit de
onteigening onvoorwaardelijk de ontrui-j
ming. En daaruit volgt, dat er voorzien
moet worden in de gelegenheid tot wo
nen voor hen, die tot dusver in die krotten
woonden. Bij onbewonnbaarverklaring
volgt die ontruiming geleidelijk. Tot
zekere hoogte zou men dat een voordeel
kannen achten, maar daar vloeit dan ook
weer uit voort, dat allengs weer min
gewenschle toestanden ontstaan, terwijl
bij onteigening het vraagstuk in eens eu
onvervaard onder de oogen moet worden
gezien.
De zaak, waarop het aankomt, is
meer dan eens ook door ons besproken
en de beer Heldt wees er nu op: de
bewouers van de krotten verplaatsen zich
moeilijk om allerlei redenen. Daarom
moet men beginnen met de opruiming.
Juistmet opruiming, maar niet met
instandhouding, waardoor opnieuw afkeu
renswaardige toestanden ontstaan, en men
over tal van jaren voor dezelfde moeilijk
heden staat, die men nn verdaagt, maar
niet uit den weg ruimt.
Allerlei zijn, volgens den heer Heldt,
de redenen, waarom de krotten bewoond
blijven. Hoofdzakelijk zijn het er echter
twee: 1°. de krotten zijn goedkooper, en,
2°. de krotten liggen meer midden in de
stad. Op beide redenen zou moeten en
kunnen gelet worden bij de middelen ter
verbetering.
Er is een middel, dat aan beide be
zwaren te gemoet komt, maar belaas niet
in onze volkszeden is doorgedrongen
men zou arbeiderswijken kunnen bou
wen op een afstand van de stad, en die
met spoor of tram met de stad verbiuden.
Dan kunnen de werklieden goedkoop, goed
en gezond wonen, en tevens gemakkelijk
van hun huis naar hun werk en van hun
werk naar huis komen.
Maar daar dit, zooals gezegd is, niet
met de nederlandsche zeden eu gewoonten
strookt, zai men een anderen weg moeten
zoeken.
Voor goedkoope woniugen zou men,
wij wezen daar reeds meer op, een
type van kazernewoningen kunnen ontwer
pen, die niet bedoelen veel geld te maken
voor een klein stukje grond, maar voor
matige huur veel gemakken aan te bieden
aan deu bewoner. Het komt on»
voor, dat men, het doel in 't oog hou
dende, zoodauig type wel vinden kan. Et
wat het bezwaar der afgelegenheid van de
nieuwere woningen betreft, er is op
aangedrongen, en terecht, dat het ge
meentebestuur meer ingrijpend invloed
moet kunnen uitoefenen op de
plannen voor de stadsuitbreidingdaarbij
moeten gezondheid, veiligheid, openbaar
verkefr, ook schoonheid in aanmerking ge
nomen worden ja, maar ook doelmatigheid
uien moet bepaalde wijken aanwijzen voor in
richtingen en bewoners, dia zooveel moge
lijk bij elkander behooren, eu zoo behoort
er ook eene arbeiderswijk te komen in de
nabijheid eener fabriekswijk.
Eindelijk nog een woord over het toe
zicht op de woning. De inleider wenschte
Rijks-toezicht. Daar is wat vdór te zeggeu,
omdat bij toezicht van gemeentewege wel
licht al te veel met plaatselijke omstan
digheden rekening zou gehouden worden.
Maar dan moet toch iu allen geval het
toezicht steunen op plaatselijke verordenin
gen, dis op haar beurt weder moeten sa
menhangen met algemeene regelen, door
den Rijks-wetgever gesteld. Met plaatselij
ke omstandigheden moet rekening gehou
den worden. De regelen voor eene dichtop-
eeagebouwde groote stad moeten andere
zijn dan voor eene plattelandsgemeente,
waar bouwterrein zoo goed als geen geld
kost. In eene stad, waar de afvoer van
faecaliëa een moeilijk en lastig vraagstuk
is, moeten te dien aanzien andere regalen
gelden, dan daar, «aar mest een dure
koopwaar ie en de goede en doelmatige
bewaring der faecaliëa ook door de eischen
van het bedrijf gevorderd worden. Eene
plaats, die aan een stroomend water gele
gen is, dat rechtstreeks in zee uitmondt,
kan met mindere eischen volstaan, dan ee
ne andere, wier riolen en grachten oitloo-
pen in stilstaande wateren, die door de af
valproducten der hooger gelegen plaats, de
gansehe omgeving verpesten.
Voorbeelden van dit een en ander zijn
voor het grijpen en bewijzen voldoende,
dat men voor verschillende gemeenten ver
schillende eischen stellen moet.
Derhalve de gang van zaken moet o. i.
deze zijn men make eene rijkswet, waar
bij aan de gemeentebesturen niet de be
voegdheid gegeven, maar de verplichting
opgelegd wordt, om binnen een bepaalden
tijd eene plaatselijke verordening te maken,
onderworpen aan hooger goedkeuring, ge
hoord deskundig advies. Dat advies kan
gegeven worden door de inspecteurs, die
van Rijkswege met het toezicht op de in
achtneming der plaatselijke verordening wor
den belast, en tot wier bevoegdheid, om
de verordening te doen toepassen, o. a.
moet behooren, dal zij voor rekening van
den eigenaar doen uitvoeren, wat h. i. over
eenkomstig de plaatselijke verordening ge
daan moet worden.
Hooger beroep nroet toegelaten worden,
maar niet sl te gemakkelijk gemaakt,
want hoofddoel is eu moet blijven de wo
ningtoestanden te verbeteren.
Dat kan op deze wijze geschieden, maar
zal nooit gebearen, als het rijkstoezicht
zoodanig wordt ingericht, dat voor alle
plaatsen, tijden en gelegenheden de eischen
naar ééa model worden gesteld.
Dan zal de uniformiteit het goedbedoel
de dooden.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
worden nimmer teruggegeven
Mijnheer de Redacteur l
Waar bij de heeïschende malaise zoowel
door den land- als door den tuinbouwer
alle krachten moeten worden ingespannen,
om zijn bedrijf eeuigszins winstgevend te
doen zijn, acht ik het niet ongepast de
aandacht van uw lezers te vestigen op ee
ne cultuur die, naar mijoe vaste overtui
ging, in onze omgeving groote levensvat
baarheid heeft.
Ik heb daarmede het oog op de teelt
van tafelfruit.
't Is mij natuurlijk niet onbekend, dat
hier Jutten-, Prinsen- en Mandjesperen,
Princesse nobles, Lekkerbeetjes en enkele
andere tafclvruchten iu den boomgaard
worden geteeld, doch 't is, om verschillen
de redenen, niet deze cultuurdie ik hier
op 't oog heb.
Hoe hoog men ook de smaak en de
geur dier soorten moge schatten, de han
del eischt meer dan dat. Io de eerste
plaats moet een tafelpeerof -appel flink
van stuk zijn. Hoe grooter de vrucht is,
hoe gemakkelijker zal zij worden verkocht,
hoe beter zal zij worden betaald. Ten
tweede moet het uiterlijk, hetzij door
vorm of kleur, aantrekkelijk zijn ea ten
derde moet de kwaliteit zoodanig zijn, dit
zij op elkea fijnen disch kan worden ge
presenteerd.
Aan de beide eerste eischen voldoen
onza vruchten in den regel niet. Zij staan
daarin verre ten achter bij de soorten die
bijv. ia Limburg en in de Betuwe
worden geteeld.
Meermalen werd daarop door mij gewe
zen en heb ik aangetoond, dat wij niet
angstvallig aan onze oude soorten moesten
vasthouden, waar wij soorten kunnen telen,
die ons groutere voordeelen aanbieden.
Met hand en tand werden evenwel ia de
meeste gevallen die oude soorten verdedigd
en beweerd, dat de kwaliteit van die fran-
sche soorten toch maar lang niet opwoog
tegen onze onde hollandsche soorten. Laat
ik hieraan direct toevoegen, dat 't van de
meeste onzer peersoorten, op zijn minst
zeer twijfelachtig is, of ze werkelijk wel
van hollaQdschen oorsprong zijn.
Deze tegenwerping omtrent hare kwa
liteit, hoewel ik haar volstrekt niet
beaam, is natuurlijk hoogst moeilijk te
weerleggen. O/er den smaak toch, valt
niet te twiiten. Ik stel daar tegenover
evenwel de vraagis de Maria Louise
niet extra fijn? Is de Beurrè superfin zoo
gemakkelijk te orertreffen Kan de Wil
liams Duchess niet met recht op elke
tafel verschijnen P Ik zou bovendien nog
kunnen wijzen op de Bonae Louise d'
Avranches, de Consêillar de la cour, de
Seigneur d' Esperen en andera, doch ze
zullen waarschijnlijk toch aan de meeste
uwer lezers onbekend zijn.
Toch is die tegenwerping wel te ver
klaren. Het aantal soorten, dat ons onder
fransche, engelsche of dnitsche namen
wordt aangeboden, is verbazend groot. In
de Diclionnaire de Fonologie van André
Leroy bijv., worden beschreven en afge
beeld 615 soorten van peren en 525
soorten van appels, doch de schrijver
vermeldt er bij, dat zijn werk geen
aanspraak kan maken op volledigheid.
Deze Diclionnaire dateert van 1869 er na
dien tijd is het aantal soorten meer dan
verdubbeld.
Hoe men er nu toe komt, is mij een
raadsel, maar het is een feit, dat de
meeste meoschen esne vracht met eene
vreemden naam beschouwen als tafelpeer
of tafelappel.
Ook vele boomkweekers zijn daarin
zeer onkundig en 't is dus niet te ver
wonderen, dat daardoor veel telearstelling
wordt ondervonden. Evenmin als al onze
hollandsche vruchten aanspraak kunnen
maken op den naam van tafelfruit, eveD-
min is zulks het geval met de zooge
naamde fransche soorten. Dit mag dns
geen reden zijn, om te beweren, dat de
nieuwe of fransche soorten minder van
kwaliteit zijn dan onze hollandsche.
Door jarenlange nauwkeurige stadie ben
ik bekend geworden met tal van fransche,
duitscbe en engelsche appel- en peersoor
ten en daardoor tot de overtuiging geko
men, dat vele daarvan, in menig opzicht,
boven de hier algemeen bekende soorten,
aanbeveling verdienen. Om niet te veel van
uwe ruimte te vergen, zal ik me onthou
den van eene opsomming dier soorten
te meer, omdat ik daaraan onvermijdelijk
eenige bijzondere opmerkingen zou moeten
toevoegen,
leder belangstellende wil ik evenwel
gaarne daaromtrent nader inlichten.
Om u evenwel duidelijk te maken, dat
de cultuur dier soorten, voor onze omge
ving, op onzen bodem, levensvatbaarheid
heeft niet alleen, maar zeer voordeelig is
tevens, wil ik n iets mededeelen omtrent
de resultaten, die ik daarmede verkreeg.
't Zal zoo omstreeks tien jaren geleden
zijn, dat ik ten behoeve van mijne vrucht-
boomkweekerij eene verzameling appelen
ea peren aanplantte die, geleidelijk uitge
breid, op 't oogenblik pl. m. 250 soorten
omvat. Het doel dier aanplanting was,
zoogenaamde moerplanten te verkrijgen,
voor het snijden van ent- en oculeerhout.
Deze boomen werden geplant op 2 Me
ter ouderlingen afstand, wat mij later even
wel bleek, niet voor alle soorten voldoende
te zijn, zoodat ik er om den anderen een
uitnam.
Da boomen werden gevormd tot pyrami-
den en struiken.
Het derde jaar na de planting oogstte
ik van eenige soorten reeds flinke vruchten,
wat in de daaropvolgende jaren geleidelik
toenam. Enkele soorten bleken verbazend
vruchtbaar te zijn en gaven mij geregeld
elk jaar een overvloed van prachtige vruch
ten.
Nauwkeurige aanteekeningen omtrent de
jaarlijksche opbrengst en de prijzen, waar
voor de vruchten werden verkocht, schon
ken mij de overtuiging, dat eenige soor
ten, in dezen vorm, eene zeer loonende
cultuur konden opleveren en deden mij
in den herfst van 1893 besluiten, een ge
deelte van mijne kweekerij tot vruchten-
tuin io te richten.
Thans heb ik dien aanplant uitgebreid
tot ruim 500 boomen. Io den herfst van
het vorige jaar oogstte ik daarvan de
eerste vrachten, die ik tegen flinke prijzen
van de hand deed. Als eene bijzonderheid
moet ik hierbij mededeeleD, dat ik o. a.
van eene pyramide, peer Clapp's Favorite,
42 vruchten plukte, van dooreen genomen
2j/ï ons zwaar, die tegen 7 cent per stuk
werden verkocht. Dit boompje was niet
hooger dan 11/2 Meter.
Dezen herfst was mijn oogst reeds aan
merkelijk grooter en hoewel men over 't
geheel in dezen herfst geen hooge prijzen
kan maken, werden mijne soorten goed be
taald. Om een enkel voorbeeld te geven
eene 10- h 12-jarige pyramide Bsurré de
Mérode gaf mij 240 peren, die tegen S
cent per stuk werden verkocht.
Men heeft mij wel tegengeworpen, dat
dergelijke vrachten niet in groote hoeveel
heden zijn te plaatsendoch ik kan u
verzekeren, dat men zich daarover in 't
Westland volstrekt niet bezorgd maakt.
Misschien zon bij groot aanbod de prijs
iets dalen, doch zctyr is dit volstrekt niet
en bovendien ook bij lagere prijzen kan
deze cultuur zeer goed loonend zijn.
Blijkens mijne ervaring leent onze bo
dem zich uitstekend voor deze cultuur.
Niet alleen dat klear en grootte zeer vol
doende kunnen worden geacht, ook de
kwaliteit komt hier zeer goed tot haar
recht.
Nog dezen herfst trad ik, op de land
bouwtentoonstelling te 's-Hage, met mijne
aan pyramide en struik geteelde vruchten'
in 't krijt tegen de beste vruchleckwee-
kers uit Weslland en Betuwe, en niette-