INSCHRIJVING. Donderdag 9 December 1897. 41ste Jaargang No. 3264. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCBA6KK, liaan, 1> 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WIXKEL, Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Atzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct, Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Zij, die zich met 1 Januari 1898 op dit blad wenschen le abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschei- nende nummers gratis. Gemeente Schagen. Bekend makinsre n. NATIONALE MILITIE. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. Alnmeen Hitivt- mi AflycriBitiB- k LuMliL (Art. 19 dei Wet.) BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Schagen Brengen ter openbare kennis, dat de mannelijke ingezetenen, geboren in het jaar 1879, zich ter inschrijving voor de Nationale Militie behooren aan te melden ter Gemeente-Secretarie, tus- schen den lsten en den Sisten Januari 1898. Voor die inschrijving zal zitting worden gehouden iederen werkdag van des voor middags 9 ure tot des namiddags 4 ure, zoodat men verzocht wordt zich zooveel mogelijk op dat tijdstip aan te melden. "Verder wordt de aandacht gevestigd op onderstaande artikelen der wet van den 19den Augastus 1861 (Staatsblad No. 72), welke betrekking hebben op de in schrijving voor de Militie Art. 15. Jaarlijks worden voor de Mi litie ingeschreven alle manue'.ijke ingeze tenen, die op den lsten Januari van het jaar hun 19de jaar waien ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden 1°. hij, wiens vader, of, is deze over leden, wiens moeder, of, zijn beiden over leden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28steu Juli 1850 (Staats blad No. 44); Sneenwwitje, van M. J. Mordtmann. 25. Daar Zarnow zweeg, maakte Jnanita daaruit een gevolgtrekking op, die haar blijkbaar zeer bedroefde. „Ziet ge wel,* zeide zij bijna snikkend, „mij «toot gjj in nw trots af, maar andere dames niet. En ik weet ook wel waar om „Toeh niet, Juanita, daarin vergist gij n ten eenenmale,* antwoordde Zarnow aeer le vendig. „Wanneer ik naar woorden zocht, geschiedde dat niet uit een dergeljjk oogpunt, zooals gij aanDaamt. Er zijn geen menschen op de wereld, noch vrouw, noch man, 't is waarachtig zoo, van wie ik een geschenk zou aannemen. Er is slechts eene, met wie ik wellioht een uitsondering sou maken en die eene, det zjjt gjj.V „No, det is ten minste iets,* antwoordde Jnanita met stralend gezichtje. Maar hard nekkig iu haar vragen als een kind, voegde sij er aan toe: „Wat waren het dan voor bedenkingen, die n zoo deden aarzelen f Kunt ge mg dat niet zeggen „Neen, nu niet, later wellicht wel." .Meg ik eens raden P" Zarnow schudde ernstig bet hoofd. Zou ijj Benig denkbeeld hebbeo ven de verhou ding, waerin hg tot Caecile had gestaan? Dat zon hem meer dan onaangenaam ge weest zijn en nog onaangenamer om daar over te praten. „Waarom sullen wij ons hoofd swaar ma ken over dergelijke onprettige dingen aeide hg. „Het is snik een overheerlgke lente en iu uw leven is sooveel lentevreug de gekomen laat ons dat dns niet door leeljjke geschiedenissen bederven.* Juanita was niet geheel bevredigd, maar zij gat toe en zij zaten nog een poosje in ongedwongen, vroolijk gesprek, mooie lucht- kasteelen bouwende. Vervolgens gingen sij naar het peniionaat. De zon Beheen door het groene loof. de vogels zongen luide, ver hoogd als tij weren over het mooie weer en sonder dat Zarnow het bemerkte, begon nen in zgn herfstachtig hart de kleurenrijke bloemen van een nieuw leven vroolgk en 2°. hij, die, geen ouders ot voogd heb bende, gedurende de laatste, aan het in de eetBte zinsnede van dit artikel vermel de tijdstip voorafgaande achttien maanden in Nederland verblijf hield 3°. hij, van wiens ouders de langstle vende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, tehoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den ver plichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplichtigheid bet beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. Art. 16. De inschrijving geschiedt 1°. van een ongehuwde in de Gemeente waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd woont 2°. van een gehuwde en van eeD we duwnaar in de Gemeente, waar hij woont 3°. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achterge laten, of wiens voogd buiten 'e lands geves tigd is, in de Gemeente, waar hij woont 4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de Gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet in geschreven 1°. de in een vreemd Rijk achtergeble ven zood van een ingezeten, die geen Nederlander is. 2'. de in een vreemd Rijk verblijf hou dende ouderlooze zoon van een vreemde ling, al is zijn voogd ingezetenen 3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont. Art. 18, 1ste en 2de lid. Elk, die volgens art 15 behoort te worden inge schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te ge ven tusschen den Gten en Sisten Janua ri. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ont stentenis is zijn vader, of, is deze over leden, zijn voogd tot het doen van die krachtig hare kelken te ontplooien. HOOFDSTUK XVIII. SNEEUWWITJE EN HAAR PRINS. Het bezoek van Zarnow bij de dames van bet pensionaat had voor Jnanita de ge- wensehte gevolgen. Zij kreeg niet alleen muziekonderricht, maar werd veel vrijer in hare bewegingen gelaten kortom, zij werd nu behandeld, zooals haar positie dat eisch ic, als eeD jonge dame. Mevrouw Caecile had de kleine beschaming niet bespaard mo gen blijven, dat zij in den vervolge niets moer over de opvoeding van Juanita zou hebben te zeggen alles ging builen haar om. Een bijzondere vrijheid werd Juanita ge geven wat de briefwisseling betrof en juffrouw Winkelmann gaf hiertoe te bereidwilliger hare toestemming, omdat, zooals zij ver klaarde, Juanita eene der weiuige jonge da mes was, van wie men nooit een misbruiken dezer vrijheid zou hebben te vreezen. Vervolgens ging Zarnow naar Hamborg terug, om verdere maatregelen te treffen, om het kapitaal van JnaDita goed te be- heeren. Hij zocht ook alle vrienden op, waaronder eveneens den hoofdpastoor Ritsau, die zeer klaagde over Zarnow's opvolger aan de school. Deze was wel reeht in de leer en niet het minste gebrekje was daar aan te ontdekken, masr bij was geen goede leeraar. Zarnow zocht ook Helene en Ru- dolf Friedrichsen op, bij wie bij echter niet recht op sjjn gemak kon komen. MeD vermeed van beide aijden angstig, het ge sprek op zekere dingen te brengen, die al len toch zoo na lagen, en er kwam in han omgang zulk een sty f beid, dat alle drie big waien, dat het eind van het bezoek er was. „Dat was onuitstaanbaar,* uitte Rudolf verdrietig, toen Zarnow afscheid genomen bad. „Wanneer hij weer komt en niet zelf over Caecile begint, dan zal ik hel doen.* „Gelooft ge, dat bij zich weder bij ons zal laten zien f Ik niet,* antwoordde He lene en zij zou gelyk krijgen. Toen Zarnow na het in orde btengen van zgn zaken de reis naar Florence, Rome en Napels ondernam, die hg zich voorgenomen had te doen, scbreef hij aan zijn oude vrien den een zeer hartelijk briefje, waarin bij hun zonder omwegen verklaarde, hoe pijnlgk hem na nog een samenkomst met hen was, die, zonder dat zij er eenige schuld aan baddeo, de pijnlijkste herinneringen bij hem opwekten na sgn terugkeer zon alles even wel zoo verouderd zgn, dat men er onbe vangen over zou kunnen spreken. „Zarnow trekt zich de zaak meer aan aangifte verplicht. Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19Je jaar, doch vóór het vol brengen van zijn 20ste, ingezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burge meester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving, volgent art. 16, moet geschieden. Daarbij gelden de bepalingen der 2de zinsnede van artikel 18. Zijne inschrijving geschiedt in het register var. het jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort. Afgekondigd en aangeplakt voor de eerste maal te Schagen, der. len Decem ber 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, de Burgemeester, S. BERMAN. V ergadering van den Raad der gemeente 5£ijpe, gehouden op dins dag 7 December 1897, des morgens ten 10 ur8. Afwezig de heeren Schuijt en Nobel met kennisgeving. Na openiDg der vergadering geschiedt lezing en goedkeuring der nolnleD. De heer Bos, onderwijzer, had volgens mededeeling van den voorzitter zijn betrek king aanvaard.Goedgekeurd terugontvangen de begrooting voor 1898. Was nog ingekomen een schrijven van Ged. Staten betreffende de regeling der jaarwedden van Burgemeester en Secretaris en daar van den raad van Zijpe nog niets dienaangaande bij Ged Staten was ingediend, verzochten deze, dit nog te doen, eu zoo de raad van meening was, dat geene verhooging noodzakelijk was, de redenen te willen opge ven, die tot dit inzicht leidden. De heer Feisser informeert, of B. en W. dienaangaande ook eenvoorstel hebben. Voorzitter, de heer Hulstnoemt het moeilijk voor hem om in deze zaak een voorstel te doet>. De heer Feisser zou gaarne zien, dat van Ged. Staten een voorstel uitging wat de salarissen van B. en S. aangingdan dan zij verdient,* merkte Rudolf op, na het ontvangen van den brief. „Hij moest toch iozien, dat hij aan Caecile niet zooveel ver loren heeft.* „Dat is bet juist," antwoordde Helene. „Het is wellicht het meest smartelijk voor hem, dat hij ziet, dat hij aoo weinig aan haar verloren beeft." „Dat ia eene redeneering, die ik niet be grijp, zustertje, maar ge moegt van een koopman, in liefdeszaken ook niet te veel eisoben.* „Nu dan, bij verliest dubbelniet slechts de geliefde, maar ook diegene, die hij ver eerde- Overigens lees ik nog iets uit dezen brief.* „En dat is „Dat bij op den besten weg is, om zich te troosten. Anders zou hij niet na reeds van den tijd kunnen spreken, dat hij zich getroost zal bobben. Menschen, die waarlijk ongelukkig zich gevoelen, spreken niet over een dergeljjken tijd, zij gelooven niet, dat die zal konnen komen." In Berlijn kreeg Zarnow den eersten brief van Juanita, in MQocbtn een tweeden, in Flo rence een derden. En zoo ging het voort. Juanita was overgelukkig, dat zij baar muziek weer had zij kon daarvan niet ge noeg vertelleo. Het slot van eiken brief be vatte eenige regalen, waarin sij met groote openhartigheid hare gevoelens van dankbaar heid en aanhankelijkheid tot hem, bloot lag. Wanneer Helene Friedrichsen gezien bad, boe ijverig jnist deze regelen door Zar now werden gelezen, met een ijver, die bij dan ernstigen mao schier verwonderlijk was zoo sou tij met genoegdoening, maar tevens met smart, geconstateerd hebben, dat bet oogenblik, dat tij voorspeld had, met reu zenschreden naderde. In deze overtuiging soa zij nog versterkt zgn, waaneer zij er getaige van was geweest, hoe Zarnow, toen in Rome de verwachte brief van Juanita niet kwam, eerst heftig vertoornd en later daarover zeer teleurge steld was, en dat hij dit oobeduidende voor val door geen enkele redeneering trachtte te rechtvaardigen. Daar ook de volgende dag dëii ver wachten brief niet bracht, vergat Zarnow de afspraak, die bij met een hem bevrienden kunstenaar had gemaakt, en liep doelloos de stad rond te slenteren, altijd met de ge dachte bazig, wat Juanita wel overkomen kou zgn. Dat was een kwellende gedaehte, maar nog meer pijnigde hem een andere, die gausoh onverwacht in zgn brein was op gekomen, toen hij een jong duitscb echtpaar sag, dat Italië als het doel van het hnwe- kon daarover in den raad worden gediscu- tieerd. Voorzitter beweert, dat Ged. Staten dat niet zullen doen zij vragen nu het oor deel van den raad en zullen later een cij fer vaststellen. De heer Feisser noemt dat, niet de be doeling van den wetgever. De heer Morra brengt in herinnering wat de commissie, belast met het nazien der begrooting, hieromtrent in het midden heeft gebracht. Die commissie was van oordeel, dat de tractementen van B en S. hoog genoeg waren, maar de commissie zou zich bij eene andere beslissing van Ged. Staten gaarne neerleggen. Spr. zou aan Ged. Staten de redenen willen zien opgeven, waarom die commissie, en in dien geest heeft ook de raad zich geuit, niet voor verhooging was. De heer Feisser zegt daarop het volgende De voorgedragen uitkeering vond bij enkele leden der 2e kamer bestrijding, waarop de Regeering o.a. het volgende antwoordde (de heer Sprenger van Eijk, Min. v. Fin.)»Ik wil er op wijzen, dat onjuist is de bewering, dat de g e m e e n t e n door deze uitkeering niet zouden worden gebaat. Dit werd beweerd op grond, dot het bedrag, hetwelk het Rijk uitkeert als gedeeltelijke vergoeding van het tracte- ment van B. en S., onmiddellijk weder ten bate van die ambtenaren zou komen. Vol strekt niettot eene algemeene verhooging zonden Ged. Staten eü de Regeering zich zeker niet leenen. Waar reeds veel is gedaan voor verbetering der tractementen van B. en S., zullen die nitkeeringen ko men ten bate van de gemeentekas." (de heer fan Houlen,^Mn. v. Binn. Zaken, nadat door hem op de groote onregel matigheid in de tractementen is gewezen) #Da bepaling van het nieuwe art. 10 zal verschillend werken naarmate al of niet reeds rekening is gehouden met de vele diensten, welke van B. en S. worden ge vorderd. Waar een voldoend peil is be reikt, zal deze bijdrage in de gemeentekas vloeien en dus den belastingschuldige ten goede komen, maar waar men op dit punt ten eenenmale ten achter is, daar moge iijksreisje bad uitgezocht. Hoa, wanneer Jnanita cioh eens verloofd had Het was eigenlijk ondenkbaar. Maar hoeveel on denkbare dingen gebeuren er niet al le dagen 1 Wanneer dat zoo was, hoe in nig zou bij zich daarover verheogen 1 Met welk een innigheid bi) dat zou doen, was te bemerken aan de manier, waarmede bij een distel kort en kloin sloeg, die zich op zgn weg vertoonde. Dan lachte bij om zijn eigen hnmenr, dat vandaag too afwisselend was en bij zulk een ernstigen leeraar geheel niet passend. Aan den Tiber bemerkte hjj onder de waschmeisjes eene, die in de verte eeoigs- zics op Juanita geleek. Het gat hem een ateek in bet hart, en in dit oogenblik kwam hij tot de ware bezinning zijner gevoelens. Was het werkelijk mogeijjk P Verwachtte hjj greu brief van ziju pupil Juanita, maar eigenljjk van een meisje, dat hjj met eeu andere neiging dan vaderlijke liefde beminde Terwijl hij verder stapte, hield deze ge dachte hem zoo bezig, dat hg in bet geheel niet oemerkte, boe een swaar onweder bo ven lijn boofd zich samenpakte. Plotseling brak het los en Zarnow redde zich in een weinig aanlokkelijke kleine herberg, die zich in zijne nabijheid bevond. Eenige mannen eu vrouwen uit het volk zaten binnen aan ruwe tafeltjes. Zarnow zeide hen goeden dag en zette zich neder. Onderwijlde bedrijvige waardin een flesch wijn voor hem neerzette en bjj in den stroomen den regen naar baiteo keek, kwam hem die dag in Brazilië in gedachten, waarop bij den briel van Juanita ontving, die hem op de hoogte stelde van de ontrouw van Caecile. Zgn gemoedstoestand bad veel overeenkomst met dien van dien dag, alleen was hjj niet zoo ver twijfeld als toeumaals. Want toen bad bij ze kerheid en heden pjjnigde hem eeu geheel bespottelijke angst. Hjj deed alle moeite, om zijne gedachten tot Caecile te bepalen en zich voor te pra len, dat de liefde nit zgn jeugd nog de eerste plaats in zgn hart bekleedde. Maar dat gelukte hem niet bjj wilde een glas wjjn ter berinnering aan Caecile ledigen, maar liet het halverwege tnsseben de tafel en zijne lippen weder zinken, omdat hjj zieb over deze huichelachtige overgevoeligheid schaamde. Hat volgende glas leegde hg op bet welagn van Juanita eu het daarop vol gende eveneens. En daar hij tot de lnidjes behoorde, die van wjjn noch melancholiek, noch knorrig, maar vrooigk worden, zoo verbeterde zgn humeur met ieder glu, dat deze bijdrage een prikkel wezen voor de Ged. Staten om er iets op te leggen en voor de Regeering om dit goed te keuren.' Bij de artikelsgewijze behandeling zegt de Min. van Fin. nog: ^De uitkeering wordt gegeven om daar, waar bezwaren bestaan, deze uit den weg te ruimen en om die gemeenten, waar men die be zwaren reeds heeft overwonnen en waar dns de tractementen reeds op een behoor lijk peil zijn gebracht, niet te doen ach terstaan bij gemeenten, waar bet nog moet plaats hebben. Het zou eene dwaasheid zijn van eenigen B. of 8., wiens tracte- ment, naar het oordeel van Ged, Staten, goed geregeld is, om te zeggen mijn tr acte ment moet verhoogd worden, want de wet geeft er geld voor. Volstrekt nietde wet geeft het aiet aan B. en S. zij ontleenen aao de toekenning der uit keering in het minst geen recht. De ge achte afgevaardigde uit Sueek heeft gezegd de gemeenteraad moet het initiatief nemen, moet beginnen. Volstrekt niet, dat is niut de gewone loop van zakende Ged. Staten nemen h e t i o i t i a t i e f, als zij het noodig rekenen en vragen advies aan den gemeenteraad. De tractementen worden (dan ook) niet op de begrooting gebracht tot een bedrag, dat den gemeenteraad goeddunkt, maar tot het bedrag door Ged. Staten vastgesteld en goedge keurd door de Kroon." Wanneer men deze stellige beweringen van de Regeering leest, zegt de heer Feisserdan behoort de raad het initiatief aan Ged. Staten te laten en niet uit eigen beweging tot verhooging over te gaan. Ged. Siaten kannen, door onderlin ge vergelijking der bezoldigingen in de verschillende gemeenten, art. 10 tot zijn recht laten komen, doch dat kan iedere ge meente op zich zelve niet. Want wat zou er dan gebeuren Men heeft bijv. 3 gemeenten, waarin de salarissen onvoldoende geregeld ziju. Iu de eene verhoogt men dezelve met het volle bedrag der uitkeering, in de andere met een deel daarvan en in de derde ge meente wacht men op het initiatief van Ged. Staten of wat ook gebeuren kan hg dronk. De flesoh was leeg. Het regenen duurde nog altjjd voort, nu door bliksem eu donder vergezeld. Hjj liet zich nog een flesch brengen en bet eerste glas swaaide hij iu zijn overmoed in de richting van het door den bliksem verlichte venster en riep „Op uw welzijn, scboone Juanita „Evviva Juanita 1" klonk het naast hem. Een vroolijke, zwartoogige italiaansehe, wier elpenbeen witte tanden tusschen de lachende lippen door schitterden, stond naast bem en ronk hem toe. Zarnow gaf vroolijk bescheid nu traden nog twee mannen in volksdracht op hem toe cd stieten met hem aan. Ook hier werkte de betoovering, die er van Zaroow'e aantrekkelyke persoonlgkheid uitging. De naïve nakomelingen der eens de wereldbeheer- schende Romeinen hadden plezier in de kraoh- tige Hunnengestalte, die daar zoo in zgD eentje de eene flesch na de andere naar zijn maag deed verbui'.en en te midden van het don derend geraas van het onweer zgne geliefde toedronk. Zarnow liet voor de iuidjes wijn brengen en had genoegen in het prettige onderhoud met hoD, zoodat hg daardoor zgne zorgen vergat. Toen hij twee uur later zgne nieuwe vrienden de hand tot afscheid scbndde en op de nn door de zon beschenen straat trad.voelda hij, dat de sterke wjjn hem naar bat boofd ga- stegen was. Hij zeilde, nu en dan eens bui ten de reobte lijn, op huis af en thuis gekomen, wierp hij siob dadelijk op bed, om de rest van den dag slapende door te brengen. Den volgenden morgen waren de vroolijke gedachten, door den wijn opgewekt, vervlogen en waren zorgen weder in de plaats daar van getreden. Zarnow was weder geneigd, de wereld als een echt tranendal te beschouwen. Wan neer bij vandaag van Juanita geen brief kreeg, wilde bg telegrafeereohet aitsickt van nog iauger op antwoord te moeten wachten, maakte hem senuwachtig. „Was sij maar niet zoo rgk,« zuohtle hg, terwijl hjj bovengenoemd besluit nam. Hij had bet reeds opgegeven, den waren toestand van zgn hart voor zichzelf verborgen te houden. Zoodra het postkantoor open was, ging Zarnow er heen. En toen de beambte den brief met het bekende adres er op overhandigde, had hjj wel willen jubelen van blijdschap. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 1