INGEZONDEN. Politiek oraickt Jer week. Anna Paulowna, 17 Dec. '97. J. 1. woensdagavond hield de alhier gevestigde afdeeling van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw eene open bare vergadering in de groote zaal van „Veerburg". J>. Buitenlandse!! Nieuws. PLAATSELIJK NIEUWS. Volksvoordrachten is het hun kinderen geven, is verre van stelselma tig, ze is er een op goed geluk. Bjj velen bestaat zij alleen in verbieden en straffen, bü anderen gelukkig uit veel edeler hande lingen, maar toch, de meerderheid der vaders en moeders mist een vasten grondslag voor hun handelingen tegenover hun kleinen en let ook met het oog op hun kinderen te weinig op eigen woorden en daden. Velen vergeten, dat opvoeden iets meer is dan alleen tegengaan van 't verkeerde, het vraagt van ons ook aankwekken van 't goede. En nu vragen we: wat is goed en wat is kwaad? Spreker wees op de groote denkers der wereld, die zich van de vroegste tijden met dit vraagstuk hebben bezig gehouden en wier nadenken hen lang niet altijd tot hetzelfde oordeel heeft gebracht. En kan al niet met juistheid gezegd worden', dit is goed en dat niet, toch behoeven we ons niet te laten ontmoedigen, want al kwamen die groote genieën niet tot de oplossing, zij brachten ons wel eenige schreden nader en weten we bijvoorbeeld met zekerheid, dat niets abso luut goed of kwaad is. De begrippen van goed en kwaad verschil len naar tijd en plaats en volk, en hierbij wees de spreker op de dapperheid als de grootste deugd bij de oude Germanen, op het straffen met den dood van misdadigers door onze voorouders, op het geoorloofde van stelen bij de Spartanen en vadermoord als een daad van barmhartigheid bij den wilde, die zijn ouden vader den genadestoot geeft, omdat hij het zwervende leven van den stam niet langer kan meemaken. In het werk: „Verhandeling over 't menschelijk verstand" heeft de Engelschman John Locke voor ruim twee eeuwen bovenstaande waarheden aangetoond en bewezen, dat de zedelijke grondbeginselen van een persoon gevormd zijn onder den invloed der opvoe ding en van het leven onder zijn volk, en wordt zonder verder onderzoek aangenomen, wat ouders en onderwijzers als zedelijk voorstellen en de omgeving voor zedelijk verklaard. Wij allen zullen vele handSliugen zedelijk noemen en andere afkeuren, doordat wij tijd- en landgenooten zijn en dus opgevoed onder bijna gelijke omstandigheden en zoowel klimaat als maatschappelijke instel lingen voor ons dezelfde zijn. Bij veel verschil is er dus ook veel overeenkomst, en die overeenkomst maakt, dat er zedelijke voorschriften te geven zijn, geldig voor alle tijd- en landgenooten, waaraan ieder nog kan toevoegen, wat zijn levensbeschouwing voorschrijft. Uit die algemeen geldende zedekundige regels kunnen we regels voor de opvoeding afleiden, geldig voor alle normale kinderen, levende in denzelfden tijd en behoorende tot hetzeltde volk. De mogelijkheid eener stelselmatige opvoe ding is hiermede al aangetoond, doch nu dringt zich de vraag op: Wat in het kind moeten we opvoeden? Is het de wil, die onze aandacht vraagt, of hebben we te letten op de handelingen van 't kind Er is ver schil tusschen handeling en daad. Als de bliksem een boom splijt, dan is dit een daad, lezen, schrijven, wandelen zijn handelingen, omdat zij met een doel geschieden. Alleen redelijke wezens kunnen handelen, omdat aan hun daden een doel tot grondslag kan liggen. In de handelingen der menschen zien we veel prijzenswaardigs, veel afkeu renswaardigs, veel goeds, veel kwaads, maar ook zijn er gebeurtenissen, waarbij ons oordeel in het geheel niet zegt of er van goed of van kwaad sprake is. Wij zullen den houthakker, wiens bijl onder 't hakken van den steel loslaat en iemand wondt, geen misdadiger noemen, want het ongeluk geschiedt buiten zijn wi), en evenmin een gegoed man loven, die een paar nog bruik bare schoenen wegwerpt, welke door den arme, die ze opraapt, nog gedragen kunnen worden, want die weldaad geschiedt buiten zijn wil. Wat met bewustzijn en wil geschiedt is aan het zedelijk oordeel onder worpen, op den wil komt 't aan en daarvan kunnen we zeggen, dat hij goed of kwaad is. Op het willen dient dus de aandacht van den opvoeder gevestigd te zijn en dient 't kind te weten, wat goed en wat niet goed is, welk weten zijn belangstelling, dat is zijn goed- of afkeuring, moet wekken en waaruit het willen moet geboren worden. Er zjjn drie algemeene deugden liefde, rechtvaardig heid en billijkheid, welke afhankelijk zjjn van de meerdere of mindere zedelijke vrijheid van een persoon. Zedelijk vrij noemen we iemand, die altijd handelt in overeenstem ming met zijn eigen inzichten in goed en kwaad. De opvoeder dient zjjn kweekelingen dus te vormen tot zedelijk vrjje menschen en om tot dit doel te geraken, dient hij zjjn aandacht zoowel op 't lichaam als op den geest te vestigen. De wisselwerking tusschen lichaam en geest schrijft ons voor: goede verzorging van 't lichaam der kinderen en vroolijkheid en opgewektheid in onzen omgang met de kinderen en verder kunnen de te geven regels gesplitst worden inle regels voor den persoon van den opvoeder, en 2e voorschriften voor zijn handelingen tegenover het kind. Hier haalde spreker aan uit Leopold Opvoeding in huis en school, een werkje, dat hij velen ouders aanbeval te lezen„het voorbeeld is het eerste en voornaamste opvoedingsmiddel. Gij werkt meer door datgene, wat gij zjjt, dan door dat, wat gjj weet. Leer anderen arbeidzaamheid, dat beduidt: wees arbeidzaamleer anderen waarheidsliefde en oprechtheid, dat beduidt, wees oprecht en waarheidslievend. Yoed u zeiven op, vóórdat gij anderen opvoeden wilt en streef er met al uw krachten naar, uw kweekeling beter te maken dan gij zelf zjjt." Voorzeker heeft de schrijver hierin een goeden raad gegeven aan alle opvoeders. Wij dienen ons zelf te onthouden van alles, wat we in de kinderen zouden lakenwij zijn voor hen een model, zij volgen ons na in 't goede en in 't kwade. Verder moeten de ouders eenstemmig zijn in den te volgen weg en niet de een goedkeuren, wat de ander laakt, niet de een toelaten wat de ander straft. En als later de onderwijzer een deel, een heel klein deel der opvoeding overneemt, dient hjj de derde in den bond te worden, dan dient er vertrouwen te zijn tusschen de ouders en hem, om de opvoeding te doen slagen. Onder de eigenschappen, die de opvoeder moet bezitten, om vruchten van zjjn werk te kunnen verwachten, staat bovenaan de liefde, waarvan Mejuffrouw Kooistra in haar boekje over de zedelijke opvoeding zegt: „Wie een mensch wil verbeteren, moet beginnen met hem lief te hebben. Voor den jeugdigen mensch geldt dit in 't bijzonder. Hij moet immers de waardeering van goed en kwaad grootendeels van den opvoeder overnemen, zich met vertrouwen naar hem richten, aan hem gevenhoo zal hij dat kunnen zonder de overtuiging, of ten minste een vaag besef, dat de opvoeder zijn welzijn beoogt, hem genegen is?" De tweede eigenschap is kalmte, dat is die kalm te, welke voortkomt nit zelfbewuste kracht, die met zeil ingenomenheid niets gemeen heeft. Die kalmte leidt tot gelijkmatigheid en vastheid en kan lei den tot rechtvaardigheid. De gelijkmatige opvoe der handelt naar een vast plaa, de ongelijkmatige is •1* «en draaiende handwjjaer aan een kruispunt vaa wepenhij verbijstert een kind, hij kan het niet tot een rustig streven in een bepaalde richling brengen, hij kan geen karakters vormen. Zegt de opvoeder door lijn gelijkmatigheid wat bij wil, door zijn vastheid/leert hij d>-n kinderen, dat hij 't "wil. De onvaste loopt met een pak bevelen onder den éénen en een bundel tegenbevelen onder den anderen arm. Rechtvaardigheid moet steunen op liefde voor het kind en voor de waarheid, en voor hare toepassing is kalmte een eerste vereischte. Het kind is in den regel opgewekt; daarom zal opgeruimdheid bg den opvoeder hem nader brengen tot het kind. De om geving kan nnttig en schadelijk werken, kwade in vloeden moeten das vermeden, goede in de hand gewerkt worden. Onder de rechtstreeksehe handelin gen tot veredeling van 't kind dient allereerst ge noemd te wordenbevrediging van de zneht tot zelfwerkzaamheid. Een kind wil bezig zijn en heeft 't dos geen goede bezigheid, dan doet het kwaad. Niet door 't overladen met speelgoed wordt 't doel bereikt, neen, de kinderen willen zelf scheppen, ma ken, wat hnn fantasie hnn ingeeft. Daarom is 't beter hnn papier om te vonw-en en te knippen, plankjes, nageltjes en een hamer om te timmeren te geven, en ze zullen zich er uren lang mee bezighou den. Door nuttige bezigheid voorkomen we het kwa de en evenals 't voor 't lichaam geldtleter is hel ziekte te voorkomen dan ze te genezen, kannen we ook in de opvoedkunde zeggen 't is heter 't kwade te voorkomen dan het te straffen. Toch zal het geen ouders mogelijk zijn op te voe den zonder te straffen. Enkele leelijke trekjes komen er in de hartjes van alle aanvallige bekjes, en die trekjes moeten worden nitgewischt. Er is weinig, waar meer praktische wijsheid bij te pas komt, dan bij 't straffen, want de straf moet zoo zeldzaam mo gelijk zijnwaar 't eenigszins kan, natuurlijk voort vloeien uit den aard van 't vergrijp, en waar ze op goede gronden en met wijze bedoelingen is opgelegd, gehandhaafd worden ondanks 't berouw van den ge strafte. Berouw over een verkeerde daad en de gevol gen van die daad zijn twee op zich zelf staande, volkomen van elkander onafhankelijke verschijnselen. Straf kan een kind niet brengen tot berouw en met dit doel mag zij ook niet worden toegepast, maar zij moet zijn een proefondervindelijk bewijs voor 't be staan eener wet van oorzaak en gevolg. In koelen bloede moet zij worden opgelegd en geen zweempje van wraak mag er aan kleven. Vergiffenis schenken en tegelijk eischen, dat de straf zal worden gedragen tot 't einde toe, is een zeer moeilijke kunst. Week hartige ouders zullen 't wreed vinden en ouders, die zich meer door lnimen dan door de rede laten regee- ren, zullen in hnn kalme oogenblikken vreezen, dat zulk een strengheid hen bij hnn kinderen gehaat zal maken. Maar ouders, die streng rechtvaardig zijn, behoeven zoo iets niet te vreezen, want 't onbedorven kind heeft een levendig gevoel voor rechten onrecht; het draagt een slraf geduldig, mits het overtuigd zij, dat 't boet voor zijn eigen zonde en niet de speelbal is van de lnim zijner onders. Stelselmatige opvoeding is dus mogelijk, als de ouders voor zich zelf uitma ken, wat goed en kwaad is, zelf naar die regels handelen en ook hnn kinderen er naar opvoeden. Stelselmatige opvoeding is wenschelijk, want wer ken naar een plan is altijd te verkiezen boven arbei den op goed gelnk De rede is een betere meesteres dan de lnim of 't toeval. Eerst dns ons voorgesteld 't doel der opvoeding, daaruit de regelen afgeleid en daarnaar gehandeld. Nadat de spreker nog gewezen had op de kans, dat de mogelijkheid eener stelselmatige opvoeding werkelijkheid kan worden, als de ouders meer dan thans na hun dagtaak tijd kannen vinden tot ont wikkeling en veredeling van zich zelf en tot omgang met hnn kinderen, eindigde hij zijn schoone en leer rijke lezing, die door alle aanwezigen ten zeerste werd toegejuicht. Bij het debat, dat na volgde, wees de heer O n n e k e s er op, dat, waar de heer d e V o s drie deugden: liefde, rechtvaardigheid en billijkheid, noemde, alleen liefde voldoende is, wijl daarin alles is opgesloten. Liefde is alles, wat strekken kan tot veredeling van eigen persoonlijkheid en geluk van anderen. Hij ried aan daarover te lezen 1 Korinthe 13. De heer M e ij e r wees er op, dat ieder opvoeder voor zich een stelsel moest hebben en bij vroeg tevens, welke boeken over opvoeding werden aanbe volen. De heer Wind vroeg, ot een goede opvoeding afhankelijk is van maatschappelijken welstand. Hg meende, dat onder minder welgestelde menschen ook wel goede opvoeders gevonden worden. De heer P o r t e achtte 't stelselmatig vasthouden aan een bepaald plan min of meer gevaarlijk, wjjl zich ver schillende zaken, als zedelijkheidsbegrippen, naasten liefde wijzigen naar de tijden. Als jongen waren hem dingen ingeprent als goed, die hij later niet absoluut goed kon noemen. Hij vreest, dat 't streng vasthouden aan regels ten nadeele kan werken van 't karakter des kinds en dit later wel eens uit den band kan springen. De heer E g m o n d wijst op het voorbeeld, dat door den opvoeder gegeven wordt, 't voorbeeld is 't voornaamste. De heer J. Bakker meeDt, dat straffen, als ze rechtvaardig zijn, wel aanleiding kunnen geven tot berouw. De heer D e V o s beantwoordde allen. Hij toonde aan, dat zijne meening niet veel verschilde van die des voorzitters. Liefde is bij hem 't gevoel van solidariteit met de geheele menschheid. Als nut tige boeken over opvoeding gaf hij op het in zgn lezing genoemde Leopold Opvoeding in huis en school, prijs f 1.25, en Nellie Onze avonduurtjes. Bij de opvoeding kan men niet alle kinderen over denzelfden kam scheren en daardoor ontstaan natuurlijk verschillende stelsels. Stelselmatige opvoeding achtte hij verder niet mogelijk, waar vader of moeder of beiden door hun arbeid zich niet genoeg met de op voeding kunnen bezig honden. De moedei moet er evengoed als de vader op uit om wat te verdienen. Wij moeten daarom ook in het belang van de opvoe ding ijveren voor betere levensomstandigheden. Bij el ke opvoeding moet men zich telkens rekenschap ge ven van zijn handelingen. Men moet opvoeden tot ze delijke vrijheid, dan kan van nit den band springen geen sprake zijn. Uit den band springen gedrilde kinderen een goed opvoeder is geen drilmeester, 't Voorbeeld noemt ook hij 't voornaamste opvoedings middel, niet 't eenige. Straften kunnen nooit aanlei ding geven tot berouw, wel tot spijt over 't bedreven kwaad. De Voorzitter dankte den heer De Vos voor zijn degelijke inleiding, hij hoopte, dat altijd op de ver gaderingen discussiea zullen plaats hebben als dezen avond, dat de inleider meermalen lust zal gevoelen voor de Afdeeling als spreker op te treden en sloot de vergadering. De Voorzitter, de heer Waller, opende de vergadering en stelde den heer Okkinga van Arnhem voor, die ge komen was, om te spreken over vee- voedering. De heer Okkinga, daarna optredende vestigt de aandacht op de belangrijk heid van dit onderwerp. Het doel der veevoedering is, om van dieren, met de minste kosten, de meest mogelijke pro ductie te trekken. Om daartoe te gera ken, is voor den boer in de eerste plaats noodig een uitmuntenden veeslag, want in dit opzicht vergelijkt hij den veehouder met den fabrikant. Hoe beter zijn machines zijn, des te voordeeliger en te meer zal hij kunnen produceeren. Wat voor den fabrikant zijn machi nes zijn, is voor den boer zijn veeslag. In verband hiermede wijst hij op de groote waarde van het veredelen, en geeft tevens zjjn ingenomenheid te kennen met den maatregel van „Hol lands Noorderkwartier" om door de in voering der „melklijsten" de zuivelop- brengst van elk stuk vee in 't bijzon der te kunnen contróleeren. Valt er dus allereerst te zorgen voor een goeden veeslag, dan dient daarmede gepaard te gaan do beste wijze van voedering, d. w. z.voldoende hoeveel heid voedsol van zoo goed mogelijke samenstelling. Welke bestanddeelen, vraagt spreker, moeten in het voedsel aanwezig zijn Het antwoord is 1. zetmeel2. vet en 3, eiwit. Door een plaat, uitgegeven vanwege de Noord-Brabanteche Mij. van Land bouw, verduidelijkt de heer Okkinga de meerdere of mindere voedingswaarde van verschillende gewassen. Het is een aan- tchouwelijke voorstelling van het gehal te zetmeel, vet, eiwit en water, dat elk in 't bijzonder bevat. Op deze plaat komen voor verschillende soorten van hooi, groenvoer, wortelgewassen, kafsoor- ten, granen en zaden en afval van fa brieken. Over de eigenschappen van elk dezer in 't bjjzonder, als voeder, wijdt spr. eenige woorden, en wijst ver volgens op de hooge waarde van het kennen dier zaken. Nauwkeurige en herhaalde proeven hebben bewezen, dat per 100 K. G. levend gewicht een dagelijksch voeder- rantsoen noodig is, dat 1.25 K. G. zet- meelachtige stoffen, 0.25 K. G. eiwit en 0.04 K. G. vet bevat. Voedert men te ruim granen, dan brengt men te veel zetmeel aan en te weinig eiwit. Door overtollige aanbrengst van eiwit vermagert vee. Zoo brengt ook overvloedig vet geen voordeel aan men meent, dat het in elk geval toch in den mest terecht komt, maar daar voldoet het niet, zooals spreker ahntoont, en bovendien zijn be wering staaft, door voorlezing van een stukje uit „de Veldpost," waarin het zelfde duidelijk wordt uiteengezet. De heer Okkinga treedt daarna in uit voerige beschouwing over een der meest gebruikte voedingsmiddelen, en wel over diegene, die uit de fabrieken afkomstig zijn, nl. de lijnkoeken. Uit volle overtuiging, door de erva ring gerijpt, beveelt hij aan de aard- of grondnotenkoeken, zooals die bereid wor den in de Delftsche fabrieken van den heer van Marken. Spreker houdt er van, om klaren wijn te schenken, en daar om deelt hij mede, dat hij vertegen woordiger is dier inrichtingen. In vergelijking met den gewonen lijn koek, wint de grondnotenkoek het door meerder eiwit-gehalte en kost minder, zooals met cijfers wordt aangetoond. Gaarne erkent hij de goede hoedanig heden van den gewonen lijnkoek en geeft zelfs toe, dat de verhoudingen bij deze gunstiger zijn, doch de practijk, en dat is de hoofdzaak, heeft bewezen, dat een voedering half om half met beide soorten de beste resultaten geeft, 't welk hjj met enkele voorbeelden staaft. Nadat de heer O. nog gewezen heeft op het onderscheid, dat gemaakt moet worden tusschen melk- en mestvee en ook bij jongvee, ook in de verschillende perioden, vestigt hij ten slotte nog de aandacht op de verteerbaarheid van het voedsel als een belangrijken factor, en eindigt met verschillende raadgevingen ten beste te geven. Na de lezing werden spreker nog verschillende vragen gedaan of inlichtin gen gevraagd, die met de meeste bereid willigheid werden beantwooid. De vice-voorzitter, de heer Rezelman sloot onder welmeenden dank aan den heer Okkinga de vergadering, daar de voorzitter wegens drukke bezig heden verplicht geweest was, eenigen tijd te voren te vertrekken. De vergadering was door ongeveer 50 personen bezocht. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven Mijnheer de Redacteur Wees zoo goed om het onderstaande voor de lezers van de Schager Courant te plaatsen, daar U mij als burger van Schagen daarmede een dienst bewijst. Daarvobr mijn hartelijken dank. Zooals U weet, waarde Redacteur, heett hier in Schagen donderdag 9 Dec. 1897 een openbare vergadering van de Geheel-Onthouders van N. Niedorp en Omstreken plaats gehad, met openbaar debat. Het was onze innige wensch, dat daar, daar er nog ai wat te genstanders tegenwoordig waren, hunne argumenten tegen geheel-onthouding wa ren genoemd, maar allen zwegen als moffen. Ik wenschte een woord van protest te laten hooren, in 't belang der goede zaak, die ondergeteekende voor staat, en waarvoor hij ook zal ijveren met al zijne vermogens, om den drank duivel te bestrijden. Mijn woord van protest bestaat hierin, alsdat er een per soon in de zaal aanwezig was, die op iemand pressie heelt uitgeoefend, om een borrel te drinken, wat hem eerst niet gelukte toen ten laatste bier was aan genomen, was dat dien persoon nog niet genoeg, hij wenschte, dat de ander nog een borrel na het bier gebruikte. Die persoon bleef verder weigeren. Dat was nog niet genoeg voor den matigen drinker het moest nog eens her haald worden op een anderen persoon, die eerst ook weigerde, maar ten slotte toe gaf eenige borrels te gebruiken. Ik zal den naam van die personen niet noemen, maar ik geef de handelingen van dien eene over aan de publieke opinie, aan de opinie der personen, die in de vergade ring aanwezig waren. Lezers van de Schager Courantis het niet laag, om door dwang iemand tot drinken te noodzaken Stsat het niet ver beneden het redeloos dier, om tegen onze mede- menschen, die onze broeders en zusters- zijn, zoo te handelen Gevoelt men dan niet, als 'wij allen nog een hart voor onze medemensehen hebben, dat üefde betaamt, en ons noopt om uit volle borst te roepen„wij drinken niet, en schenken niet, weg met die drinkge woonte verheft uzelven en weest een voorbeeld voor anderenweg met dien pestboêl, die het zedelijk gevoel vernie tigt; de blauwe vlag in top, waarop staat te lezen: Sluit Schiedam!" O, mochten deze woorden door de menschheid in toepassing worden gebracht. Met achting, E». Dekker .Jz.9 op de Dorpen te Schagen, Lid van de afd. N. Niedorp der Geheel-Onthouders- vereeniging. Schagen, 16 Dec. 1897. M. de Red. Eene vraag s. v. p. Een ambtenaar, wiens gezag ten be^ hoeve der goede orde dient gehandhaafd te worden en gesteund, schiet in zijn plicht te kort en verdient daarom een strenge berisping, eene terechtwijzing. Waar moet hij die ontvangen In het stille kantoor van zijn superieur of ineen herbeig waar juist zij aanwezig zijn, voor wie het gezag van genoemden ambtenaar in het belang der goede orde krachtig dient te zijn Ik zou het geenszins voor een plichtverge- ten ambtenaar willen opnemen, zijn zaak te verdedigen, maar vraag toch of het in het belang van ambtenaar en publiek mag genoemd worden, dat een superieur eene bestraffing toedient in een openbaar locaal, d. i. mijns inziens ondermijning van gezag. Dankend voor de plaatsing. Uw getrouwe lezer, Het is langzamerhand in Frankrijk zoover gekomen, dat vele Chauvinisten met de vuist in den zak een vriendelijk gezicht zetten tegen Duitschland. Dat bleek nog dezer dagen, toen een der Boulevard-bladen zich tot een driehon derd-tal bekende Franscheu wendde met de vraag, hoe zij persoonlijk over den revanche-oorlog dachten. En welke uitkomsten leverde deze enquête op? Slechts een dertigtal wilde den krijg op leven en dood, velen stelden een oorlog afhankelijk van de houding van Rusland, doch het grootste deel ver klaarde zich voor eene verzoenende staatkunde. Daar de russische politiek ten op zichte van Duitschland op dit oogenblik beslist vriendschappelijk is, zullen de volbloed-oorlogzuchtigen in Frankrijk zich voorloopig wel kalm houden. Men kan bijna zeker zeggen, dat Frankrijk voor eigen rekening niet tot den strijd zal besluiten. De gevoelige nederlagen van 1870 en '71 en de gewijzigde verhouding in de bevolking sedert 25 jaar geven voldoen de motieven, om eene gereserveerde houding aan te nemen. Vooral dit laatste punt geeft den Franschen overvloedige stof fot naden ken. Voor 100 jaar telde men 3 Franschen tegen één Pruis. Ia 1860 nog telde Frankrijk meer inwoners dan geheel Duitschland. En in 1896 had het duitsche rijk eene bevolking van 52.279.901 inwoners tegen 38.228.969 in Frankrijk. Duitschland is in 5 jaren tijds met 2.851.431 personen in zielen tal geklommen, terwijl Frankrijk slechts met 133.819 zielen vermeerderd werd. Deze vermeerdering der bevolking in beide landen neemt bij den dag een grooter verschil aan. Niet alleen echter, dat het weerstandsvermogen in Duitschland in legersterkte in de laatste jaren sterk toenam, ook in economische kracht nam het duitsche rijk sterk toe. Wij kunnen in dezen niet in bijzon derheden treden, doch genoeg zij het te weten, dat volgens officiëele engelsche opgaven de exporthandel van Duitsch land in het tijdvak 1881-96 sterk toe nam, terwijl die van Frankrijk in dat zelfde tijdsverloop aanzienlijk daalde. Het toenemend handelsverkeer heeft Duitschland het noodige van het bezit eener sterke oorlogsvloot doen gevoelen, en het is juist deze marine-uitbreiding, die sedert eenige weken de binnenlandsche politiek van Duitschland beheerscht. Men treedt in opgaven, beschouwingen en vergelijkingen, die natuurlijk alle moeten dienen om het goed recht eener uitbreiding der vloot te bewijzen. Voor hen, die hun kracht in cijfers zoeken, geven onderstaande marine-begrootingen een welkom wapen in de hand. De marine-begrooting in Duitschland steeg van 79 millioen mark in 1890 en '91 tot 86 millioen in 1896 en'97. Maar die van Engeland in denzelfden tijd van 281 millioen mark tot 445 mil lioen, die van Frankrijk van 161 op 209 en van Rusland van 86 op 128 millioen mark. Eene vergelijking tusschen deze ge tallen valt geheel ten nadeele van j Duitschland uit. Voor het tijdperk van J zeven jaar worden thans door den minig. ter van marino aangevraagd5 pant- serschepen, 2 monitors, 2 drijvende bat terijen, 10 kruisers, 5 berichtschepen 2 kanonneerbooten en 22 torpedobooten. Met deze uitbreiding hoopt de minis^ ter den duitschen handel te kunnen be schermen op alle zeeën, de vaderlandsche kust bij oorlog te kunnen verdedigen en aanvallend te kunnen optreden, waar dit noodig mocht zijn. Ziehier nog eene vergelijking van de duitsche oorlogsvloot met die der ande re groote mogendheden. PautserschepenDuitschland 17, Italië 15, Oostenr Hongar. 13, Engeland 63, Frankrijk 33, Rusland 25. In aanbouw 2, 2, 0, 10, 7 en 8. Kanonneerbootenen mo nitors Duitschland 13, Frankrijk 8, Rus land 14, Italië, Oostenr.-Hongar. en Enge land bezitten dit type niet. Kruisers Duitschland 7, Italië 14, Oostenr.-Hongar. 3, Engeland 106,Frankrijk 26, Rusland 12. In aanbouw 7, 5, 3, 29, 18 en 5. Tor pedobooten Duitschland 81, Italië 137, Oostenr.-Hong. 64, Engeland 101, Frank rijk 210, Rusland 154. In aanbouw 8,1, 4, 0, 19 en 25. Ongepantserde schepen Duitschland 24,Italië 22,Oostenr.-Hongar. 11, Engeland 50, Frankrijk 36 en Rus land 29. Gelijk wij reeds vroeger opmerkten, wenscht de duitsche regeering nu de vaststelling eener marine-begrooting voor zeven jaren Voor 1898/99 wordt 62.5 millioen mark gevraagd. Een groot deel der duitsche marine zal zich weldra in de oost-aziatische wateren bevinden. Het eskader onder bevel van prins Heinrich, is 16 Decem ber derwaarts gestevend, na een dag op onthoud in het Keizer-Wilhelmskanaal te hebben gehad. Welke rol de broeder des keizers in China zal spelen is nog slechts aan eenige ingewijden bekend. Wat wij op dit oogenblik over de chi- neesche aangelegenheden weten, hebben wij aan de engelsche pers te danken. Daily Mail schrijft daarover het vol gende De Duitschers houden Kian-tchau bezet en hebben ook het gebied in den omtrek der stad grootendeels aan zich' onderworpen. Reeds zijn zij bezig het bestuur dezer nieuwe kolonie te regelen en hebben zij belastingen uitgeschreven. Verder meldt het Wad, dat de chineesche regeering zich althans voorloopig bij den gewijzigden toestand heeft neergelegd en zelfs een paar grootwaardigheidsbeklee- ders heeft aangewezen, om de zaken met de duitsche autoriteiten te regelen. Vol gens datzelfde blad is er tusschen Duitsch land en Engeland eene overeenkomst getroffen, waarbij Duitschland zich ver bonden zou hebben, om bij engelsche neutraliteit in Oost-Azië de engelsche poli tiek in Egypte te steunen. Ons komt eene zoodanige overeenkomst zeer vreemd voor, daar Duitschland nog in de jong»te kwestie omtrent het beschikbaar stellen van egyptische fond sen voor de Soedan-expeditie, Engeland in alle opzichten heett gesteund. Het was juist Duitschland, dat terwille van Engeland in deze zaak den doorslag heett gegeven. In tegenstelling van ge noemd bericht gelooven wij eerder, dat Duitschland zijn verdere welwillende medewerking in de egyptische zaken heeft toegezegd op voorwaarde, dat En geland zich in Oost-Azië kalm zal houden. Bij al het geharrewar over China en Oost-Azië heeft het sluiten van den vre de tusschen Turkije en Griekenland nauwelijks de aandacht getrokken. De gemachtigden van beide zijden hebben op 12 December, 's namiddags te 3J/j uur, het definitief vredescontract getee- kend. De bekrachtiging van den sultan en de grieksche kamer is verzekerd, zoodat gelukkig dit treurspel tot het verleden behoort. Schagen, 18 December 1897. vrijdagavond geweest, en dat staat gelijk aan een geheel gevulde zaal bij den heer D. van Twuiver, een prettig, opgeruimd •publiek, en, wat niet het minst weegt, eenige ureD, waarin men recht geniet. De Commissie va» Volksvoordrachten is uiterst gelukkig in het samenstellen harer avonden, zoo ook nu weer had zij alle eer van haar werk. Het in ons vorig nummer opgenomen programma gaf daar reeds blijken van: 't was vol afwisseling. Waar men zich weet verzekerd rafl het optreden van mej. AsjesEupkonia, Bar' moniekapel en den heer Bigotdaar ie men er even zeker van, dat men zal ge" nietenwant allen doen hun best en wer» ken gaarne mede, om de avond zoo zellig en aangenaam mogelijk te doen zijn. Een volgende maal weer een dergelijke avond en de commissie heeft zich dan opnieuw op uitstekende wjjze van haar taak gekweteD. Door den arbeid aan de tramlijn in aanleg, waaraan velen onze' minderbedeelde ingezetenen werk en brood vinden, zal de alhier bestaande commissie voor werkverschaffing dezen wit* ter naar alle waarschijnlijkheid een ge" makkelijke taak hebben. Zoo het n. 1. n|flC te hard vriest, wordt er aan de lijn door gewerkt en zal dns de werkloosheid in oD* ze gemeente dezen winter heel wei"ig he- teekenen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 2