Het leven ccnei* edele vrouw. Donderdag 20 Januari 1898 42ste Jaargang No. 3278 J Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCHAOi£M, liaan, D 4. Uitgever: P. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Atzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Binnenlandsch Nieuws. F K tl 1 b L K T O N. SCHAGER Nisms- COURANT. AtiutBitis- LuMliL J. 1. vrijdagavond hield de heer SMEENGE van Hoogeveen, lid der Tweede Kamer, eene redevoering voor het Nuts-departement WIERINGERWAARD. De zaal was flink bezet. Spreker trad op met het onderwerp„Het goed recht van bestaan der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen". Zijne rede was van begin tot eind een warm pleidooi voor de Maatschappij in 't algemeen en het departement in het bij zonder. Er wordt beweerd, dat het Nut als een verouderde instelling wel op zijde kan worden gezet, dat het eene eeuw geleden goed moge hebben gewerkt, maar in do heden- daagsche samenleving best kan worden ge mist. Spreker wenscht aan te toonen, dat het Nut juist met kracht behouden en uit gebreid dient te worden. Hij begint met eene historische inleiding. Eene eeuw geleden kookte en woelde het in Frankrijk, in Nederland, in Europa. Het besef, dat het volk, evengoed als de meerdere man, zijne rechten heeft, was wakker ge worden, een geest van verzet tegen de machten, welke dat recht ontkenden of over 't hoofd zagen, openbaarde zich. Den 17 November 1784 werd de Bastille te Parijs omvergehaald en van toen af was het met de volstrekte heerschappij der vorsten en aristocraten gedaan. Het recht des volks werd bepleit, de ellende, waarin het groot ste deel der natie verzonken lag,met schril le kleuren geteekend. Ja, men sloeg tot het uiterste over, het volk, eerst geminacht en verwaarloosd, werd thans vergood. Dat dit op teleurstelling moest uitloopen, lag voor de hand. Maar het volk was wakker geschud en had leeren zien met eigen oo- gen. Welk eene onrechtvaardigheid aan schouwde hetZelf arm, ellendig en ver waarloosd, zag het de buitenwereld weelde rig en lichtzinnig. Wee als dat volk tot daden oversloeg, als het zijne rechten kwam opeischen. Dien stroom, dien breeden, niet te bedwingen stroom eene gunstige wending te geven dat was de taak van hen, die zich in den waren zin des woords volksvrienden wilden noemen. En die taak stelden zich Jan en Martinus Nieuwen huizen. Hunne stichting: „De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" moest strekken tot het ware heil des volks. Noodig, zeer noodig was in die dagen deze stichting. Hier ee ne groote massa, tot besef gekomen van eigen tekortkomingen, woelend en bruisend, maar onwetenddaar eene verwijfde aristo cratie,- ons staatsleven zwak en zie kelijk, vergeefs worstelend tegen fransche 7. „Op een zekeren dag," zoo vervolgde Geza zijne vertelling, „kwam Vesta in een omtrek, waar het christendom reeds baan had gebroken en overviel bet hof van een rijk, bekeerd man. De kleine schaar dienstknechten was spoedig overweldigd en verstrooid en Vesta, met het met bloed be vlekte zwaard in de band, drong het hnis binnen, alleB, wat hem in den weg kwam, vermoordend. Aan du denr van een kamer trad hem een vrouwelijk wezen tegemoet, half vronw, half kind, met een groote bijl in de zachte banden, om bet zieke lijf haars vaders te verdedigen. Blank was de huidskleur der jonkvronwe, hare oogen waren blaaw als de hemel en een prachtig blonde haarmassa hing haar over sohoudors en rog. Als versteend stond de wo steling voor haar, haar aanstarend als ware hem een engel der wrake verschenen. Achter hem stormden zijne wapenknechten aan en een daarvan wierp zijn speer naar de jonge vronw. Testa ving bet wapen op en den- geon, die de daad had bedreven, doodde hjj met eigen hand. Daarna ge bood hjj, twee paarden voor te brengen, zette de jonkvronwe op een daarvan, op bet andere den zieken vader, en trok af, zon der iets verder in het bnis van zijn plaats te zetten. „Aan zijne zijde moest de jonkvrouw rij den hem was bet, als scheen er geen ison en was het diep duister rond om hem, als zij niet in zijne onmiddellijke nabijheid was. „Hij trok dagen laDg voort, naar zijn hnis en hof, maar geen roof werd gepleegd, geen droppel bloed vergoten; want wanneer de woeste schaar een dorp naderde, dan behoef de het meisje hare oogen maar vragend op het gelaat van den vreeselijken man te ves tigen, of met baar zacht geluid te zoggen „Verstoor niet den stillen vrede dezer men sehen, doof hunne haardvuren nieton rechtvaardig verkregen goed en onschuldig vergoten bloed roept om de wraak des he mels,* zoo gal hjj zijn manschappen strenge bevelen, èu dorp èn inwoners waren gered. „Eindelijk kwamen zij in den bnroht en hjj wees haar eenige vertrekken ter bewoning, omriogde baar met dienstmaagden alsof zy een koningsdoohter ware geweest en niet het kind van een gewonen boerenman. overheersching; Engeland, zooveel mogelijk invloed uitoefenend op den gang der zaken in één woord ons land, onze fiere leeuw een speelbal van vreemde mogendhe den. En bovenal geen voldoende voeding, geen onderwijs, geen opvoeding voor de volksmassa. Wie wat van het volk wil verwachten, moet het ontwikkelen, dat begrepen zjj, de edele stichters. Kennis verschaffen op allerlei gebied, daarop waren zjj in de eerste plaats bedacht. Eene reeks van geschriften ver scheen, thans verouderd en onbruikbaar, ja, maar teekenend voor den tjjd, waarin zjj verschenen en voor de behoeften, waaraan zjj moesten voldoen. Jan en Martinus Nieuwenhuizen riepen den steun in van alle weidenkenden, om wsrkzaam te zijn aan de schoone taak: Volksopvoeding. Elk, van wat rang en godsdienst ook, waar ook wonende, werd verzocht zijnen arbeid en eene jaarlijksche bijdrage te schenken. Wie zal het goed recht van zulk eene vereniging in dergelijke tijden ontken nen? Waarlijk, de Nieuwenhuizens en hunne trawanton mochten fier en vrfl het vaandel hooghouden. Is er nu, vroeg spreker, overeenkomst tusschen toen en nu Wie zal het ontken nen? Ook thans is er een stroom, zoo niet te keeren, dan toch te richten. Erzijnnog nooden te leenigen, wenschen te vervullen, verbeteringen aan te brengen. Begeeft zich de Maatschappij in deze richting Welnu dan heeft zjj niet alleen haar goed recht van bestaan niet verloren, maar dan verdient zij waardeering en steun. De Maatschappij was werkzaam tot ont wikkeling des volkszij gaf boeken en ge schriften uit, geschikt voor de volksklasse; zij hielp mee tot opbouwing van ons volksonderwijs; in 1795 en 1806 riep de regeering in dezen haar gevoelen in. Doet zij dit nog en is er nog behoefte aan dergelijke lectuur De nutsbibliotheken hier en elders en het ruim en dankbaar gebruik, daarvan gemaakt, geven het antwoord op deze vraag. Wanneer het bestuur van een nutsdepartement zorg draagt, dat de biblio theek stof voor den geest geeft, dan kan het aanspraak maken en ook rekenen op den steun van het hoofdbestuur en de dank baarheid van het volk. Lang en ernstig staat spreker stil bij de zoogenaamde Volksvoordrachten, uitgaande van het Nut. Waarlijk, er is grond voor het verwijt, ons door zoo menig volksleider naar het hootd geslingerdwat hebben wij gedaan voor de lagere klassen, maar nog meer, wat zjjn wij voor haar geweest? Welnu, wie den minderen man een goed hart toedraagt, hjj steune de Volksvoordrachten; want daardoor brengt hjj de standen tot elkander,daar toch zit men, van wat rang oi godsdienst ook, zjj aan zij. Niet alleen ontwikkelend, maar ook bescha vend werkt het Nut. Getuige de Floralia- Vereenigingen. Wie ooit glimlachend over dat uitdeelen en opkweeken van bloemstekken heeft gedacht en gesproken na het schoon en krachtig betoog van den heer S m e e n g e zal hjj er anders over oordeelen. En wie nog altijd schouderophalend over de cursus sen in het koken zijne meening verkondigt, hjj late zich door den heer S m e e n g e bekeeren. Zoo ergens, dan heeft spreker hierbij gegrepen in de harten zijner toehoor ders. Ons verslag wordt den spreker op den voet volgend te langwant de heer S m e e n g e heeft niets vergeten wat de Maatschappij heeft gewrocht en nog ver richt. Wij besluiten met datgene, waarop spre ker telkens en telkens weer den klemtoon legde: zjjn er nog nooden, worden er nog wenschen geuit, zjjn er nog fouten te her stellen, beweegt de Maatschappij zich in de goede richting, dat zij dan leve en werkzaam blijve tot ontwikkeling en be schaving en tot vermeerdering der stoffelijke en zedeljjke welvaart des volks. Een krachtig applaus beloonde den spreker voor zjjn kloeke,doorwrochte voordracht en een ieder gevoelde het eens te moeten zjjn met den voorzitter, den heer J. Z jj p, die erop wees, hoezeer de heer Smeenge ons de zen avond aan eigen tekortkomingen had herinnerd, hoeveel er ook in onze gemeente nog valt te verrichten. De heer R. Visscher sprak ten slotte nog een opwekkend woord tot het jongere geslacht, daarvan veel verwachtend in de toekomst, ook voor de toekomst van het Nut.- „Een waanzinnige lieide had zijn hari aan gegrepen en hij geloofde niet te kannen leven, wanneer «ij niet om hem heen was. „Wanneer bij echter van zjjne liefde sprak, niet op dion ruwen toon, als hij tot das verre placht te spreken, maar eerbiedig, dan zeide Savolfa: iloe kan ik o liefhebben? Onschuldig vergoten bloed kleeft aan uwe handen.* „Ik zal geen droppel meer vergieten. Rein zal van na at aan mijn hand blij ven, opdat zij de uwe zal mogen aanraken." „Onschuldige gevangenen smachten in de kelders en holen van uwen bnroht.* „En de wilde hoofdman, die tot dasverre zjjn lasten had botgevierd, gaf zijn vijan den han vrijheid. „De vertreden velden en verbrande hutten van honderden schreien om wraak." „Zoo zal ik ze weder opbouwen en den boeren gaad en vruchten geven, zoodat het ko ren in honne schuren en de rust aan hnnne haardsteden zal wederkeeren. „Mijn God is niet de uwe," sprak zij eindelijk en wendde zich van hem af. „Uw wilde godon rieken naar bloed, de mijne wil liefde, wil vrede." „Zoo zal ik tot uw God bidden, want dien gij aanroept, die moet de beste zijn.* „En hij ging naar het hof des konings, werd christen en van toen af noemde hij zich Esilagi. „Want,* zeide bij, „een ster is boven mijn hoofd opgegaan, die zal ik van nu af aan volgen en die zal dan ook de naam van mijn geslacht zijn." „Vervolgens keerde bij naar hnis terug en Savolta werd zijne vrouwzij had hom lief, want haar edele inborst bad hem ver anderd, den wilden roover.* De graaf zweeg en Elisabeth bad de oogen neergeslagen zij was zonderling opgewonden en verlegen, want zjj voelde inwendig, dat hjj gedorende zjjne vertelling geen oogeoblik het oog van haar had afgewend, en een warm rood bedekte alraa hu re wangen. En hoe vertelde hjjDat was niet iets, dat hem eveneens was verteld, dat hjj had van overlevering. Neen, dat had hjj zelf gevoeld en zij be greep reet spoedig, met welk doel bjj het baar had verteld. Zi) bad slechts de oogen behoeven op te slaan, en zjj zon het be vestigd hebben gezien. Doch zij sloeg hare oogen niet op, maar zeide na een poos en zoo rustig en onbevangen als haar maar eenigszios mogelijk was „Maar gij hebt mij nu nog niet verteld, waarom deze toren is gebouwd.* „Vesta bouwde hem voor Srvolta,' ont- woorddi hij, en meu mork'e aan zijne an ders zoo krachtige stem, dat hij zjjne kalm te Dog niet had horkregen. „Omdat hara ziel in het leven reeds zoo Op verzoek geven wij het verhan delde op de meeting der Onthouders te DIRKSHOEN hier onder Niet altijd, zoo begon de heer Melchers zijne rede, ben ik een onthouder geweest, maar toen ik de ellen de zag, door den drank in de huisgezinnen ie weeg gebracht, krankzinnigengestichten bezocht had, waar zooveel slachtoffers van den alcohol hun dagen door brengen, toen begreep ik, dat alleen geheel-onthou ding een einde kan maken aan zooveel diep treurigs als het alcoholgebruik na zich sleept, en ik word onthouder. Maar wij leven niet voor ons zeiven alleen, ook voor anderen en zelf onthouders geworden willen we ook onze medemenschen opwekken daartoe, uit liefde tot de menschheid. Wat in ons leeft, willen we zoo graag over planten in 't hart dieht bij den hemel was, zoo moest hare wo ning daar ook zooveel dichter bij zjjn, dan die van andere menschen." „Dat was een schoone en hooge gedachte,4 zeide zjj, „fit des te treffender, omdat een y.oo verwilderd meosch haar uitte. Doch laten wij nu naar bnis gaan. Weet ge geen weg, die korter is? Ik zou dat van straks niet gaarne nogmaals zien." Er was een korter weg. De wenteltrap liep tot aan den voet van den toren en men behoefde slechts naar beneden te gaan en men bevond zioh in het park. Toen zij bijna bij den nttgang waren, bleef Geza plotseling staan. Hjj was ver bazend opge vonden. De vertelling had zjjn bloed In gisting gebracht, meer dan hij zelf eerst vermoedde. Zijne trekken waren geen oogenblik onbeweeglijk en zijn borst ging snel op en nederhet scheen, alsof een bevrijdend woord zich met geweld over zjj ne lippen wilde dringen. „Elisabeih," zeide hij eindelijk, daarna zweeg hjj weder, als was hjj versehiikt over zijn eigen moed. Zjj zag hem kalm en bedaard aan. „Mijnheer de graaf," zeide zjj, „gij zei- det mij voor eenigen tijd, dat ik geen groot vertrouwen in uw beter ik stelde. Ik heb het tegendeel bewezen, door nw geleide aan te nemen, bewijs, dat ik mjj niet beb ver gist." Kalmpjes steeg «ij verder de trap af en bij volgde haar, zonder een woord te spreken. Haar scheen bet toe, als kreande de trap onder zjjne zware, ODzekere schreden. Ein delijk waren rij beneden en door een deur, die hjj opensloot, ook weldra buiten. Zij hadden een klein stakja van het park door gewandeld, toen hjj, zoDder dat er tot dus verre een woord was gewisseld, wederom stilstond. „Juffrouw Werner, mag ik hopen, dat dat gij de beleediging vergeten hebt, die ik u toenmaals in Preszbnrg heb toegevoegd „Ik heb het vergeten," antwoordde zjj. Daarna gleed een fijn lachje over haar gelaat, toen zij tot hem opzag. „Wij hebben te «amen een genot gedeeld, en gjj kent zeker de onde sprenkgedeeld leed en gedeelde vreugd verzoent de mensehen." Toen de gravin 's avonds te weten kwam, wie de wegwijzer van Elisabath was geweest, was zij zeer verrast en na jnist niet heel aangenaam. Zy zeide wel is waar geen woord, maar zij liet het Elisabeth toch voelen. Toen zij met haar zoon alleen was, nitte zij hare meening onverholen. Zij verwon derde zich zeer, dat het meisje zijn geleide had aangenomen, dat had zij toch niet ver moed. Hoe hg er toch toe was gekomen, van anderen. En zoo vragen wij u dan Hebt ge nw kinderen werkelijk lief? Wilt ge hen een goed voorbeeld geven Wilt ge uw verant woordelijkheid gevoelen voor anderen? Wilt ge een daad der liefde verrichten Hier hebt ge iets, wat binnen uw bereik is. Men zegt wel, dat de wetgever moest optreden en dat de misstanden in de maatschappij oorzaak zijn van 't drankgebruik, dat het dns een gevolg van de omstandigheden is, maar doe gij, wat gij doen kunt, en als uw plichtbesef helder is, kunt gij veel doen. We zouden willen vragen: zoudt ge willen, dat nw kind van u kwaad leerde? Dat uw kind ook door nw schuld een dronkaard werd Dat door uw schnld ook uw kind ziekelijk geworden is en zwak, dikwjjls niet alleen naar lichaam, maar ook naar geest Eu ik doe niet alleen een beroep op nw liefde voor uw kinderen, ook op uw liefde voor nw medemenschen, op uw gevoel van solidariteit. Ge moet er naar streven, zoo groot mogeljjk ten zegen te zijn voor anderen en hier knnt ge mee werken met anderen door onthouder te worden, m.a.w. niet te drinken en niet te scheuken. Ge zult wel strijd hebben te voeren, en zelfverloochening is er noodig als ge het goede wilt, maar vrede van binnen zal ook uw loon zijn. Wij onthouders hebben 't gevoeld, dat wij anders en beter stonden tegenover anderen dan voorheen en ik zeg n, dat er een tijd zal komen, dat algemeen gevoeld zal worden, dat de eenige weg tot beterschap isonthouding. Mag men afgaan op 't applaus, dat op deze woorden volgde, dan had de spreker zijn hoorders gepakt, zeker ook door den gloed der overtuiging, waarmede hij zijn meening geuit had. Na een panze trad de heer Scherraerhorn op, doch eerst werden er een paar nummers gezongen, met begeleiding van de pianino. Er wordt veel gedronken, zoo begon de heer Schermerhorn, dat zal niemand tegenspreken. En waarom Men zegt, om den dorst te lesschen maar gij, die 's morgens uw bittertje gebruikt, of's avonds uw glas wijn, of tij zooveel gelegenheden uw glas bier of iets anders, zegt het mijdoet gij dat voor den dorst P 'k Laat het mij niet wijs maken. En de dronkaard? Vraag hem maar eens, wat hij 't liefst heeft als hij dorst heeft. Ook hij lesoht dien 't liefst met een glas helder water. Waarom wordt er dan zooveel gedronken Omdat het zoo lekker is, zeggen anderen't is een goede, oude gewoonte, dat men zijn vrienden onthaalt op 't een of ander 't is onze gastvrijheid, die hun iets voordient, 't is nu eenmaal 't gebruik. Ja, zoo is 'tmen drinkt uit sleur. De gewoonte om te drinken en te laten drinken is bij ons volk ingedrongen en is er ingeroest. Waarom komen die onthouders er toch tegen op, dat wij drinken, zoo vraagt men. Wat bezielt hen Dat zij 't laten, staat hun vrij, maar zij moetep ons vrjj laten om te drinken I Waarom wij spreken? Wij gevoelen het te moeten doen. Want hoort eens hierMen drinkt op alle plaatsen, in alle kroegen, in alle sociëteiten, op alle uren, bij alle gelegenheden, en zegt, dat het altijd zoo geweest is en ook wel altijd zoo blijven zal maar vroeger was 't niet zoo; wel bij enkele gelegenheden, maai niet zoo dagelijks. Eerst sedert de ontzaglijke uitbreiding der industrie is 't gebinik zoo vermeerderd en allengs tot een haar zijn geselschap aan te bieden. „Mij verwondert het meer, hoe u juffronw Werner een bezoak aan het slot zonder nwe of mijne begeleiding kondat voorslaan," zeide de graaf, die inwendig boos was, maar zich ulle moeite gaf, onbevangen te schijnen. „Wat belangstelling kennen die vochtige gangen en holen haar alleen inboezemen 1 Nog niet eens gelet op bet gevaar, dat er aan dergelijk bezoak is verbonden." „Ik dacht, dat Sanna mot haar mede zou gaan, ik beb baar voor dit doel dan ook van middag naar juffronw Werner toege stuurd want die west ieder hoekje in het oude kasteel." „Dat kan u immers geen ernst zijn. Kan de oude de sages en vertellingen, die aan het slot verbonden zijn en die doode stee- nen zouden haar niet veel hebben verteld. Zij zond Sanna om den sleutel bij mij. Daar zjj in de bibliotheek daarop wachtte, zoo ging ik zelf naar haar toe en bood mij zelf als geleide aan. Eerst wilde zij daarvan niets weten, maar toen ik haar wees op het gevaar, dat aan zoo'n tocht is verbonden, en dat zij onmo gelijk alleen den weg zou kunnen vinden, stemde zij tos. Ik verwonder er mij over, dat ge zooveel ophef van zulk een een voudige zaak kont maken, die als vanzelf spreekt. Wat is daar nu voor onbehoorlijks in Dat wij alleen gingen Meent n dat ik mij wellicht niet passend kan gedra gen Gij hebt toch zelf ook al reeds bemerkt, juffrouw Werner's optreden is niet van dien aard, dat men moed heeft, om haar niet met de noodige achting te behan delen, en," voegde hij er met een lachje aan toe, „ik begin soliedo en bedaard te wor den-* Hij had dit alles met kleine tnsschen- poozen gezegd, terwijl hij zich in dichte rook wolken holdeminder omdat het bem niet interesseerde, zooals de gravin dacht, maar om zichzelf tijd te lateo, om de goede uitdrukkingen te vinden, opdat hij zijne liefdo voor Elisabeth niet aan zijne moeder zou ver raden, HOOFDSTUK XI. Het was eenige weken later. Den gan- schen dag was bet droef en donker buiten geweest, het regende en sneeuwde on afgebroken, en ofschoon het snijdend koud was, want er woei een stijve wind,hingen er toch dichte novels rondom bet slot, die alles in een schemerlicht hulden. Wie op dien dag niets gewichtigs buitens huis te doen had, die verliet de hem be schermende muren dan ook niet, en tooh was de graaf 's morgens vroeg reeds uitge reden. Er heerschte een stemming in het slot, die met de droeve natuur buiten ge- gewoonte geworden; en alleen waar «en gewoonte niets kwaads in zijn gevolg heeft, waar zij goeddoet, mag zij in staat blijven. Waar nu echter uit die gewoonte zooveel ellende ontspruit, is 't daar geen plicht tot spreken Geen plicht er een einde aan te maken Zijn we dan menschen, die roepen om vrijheid, als we zoo toonen slaaf te zijn van een slechte gewoonte Men beschuldigt ons onthouders van overdrijving, ik weet het. Overdrijving? Maar ik wijs u op de 60.000 dronkaards/ En zij zijn niet alléén de onge lukkige slachtoffers van den alcoholhnn vrouwen, hun kinderen, hun nageslacht, zijn ook die dan geen slachtoffers van het drankgebruik? De wetenschap komt er hoe langer hoe meer achter, hoe veel ea velerlei ziekten en kwalen haar oorzaak vinden in den drank. 't Laat mij koud, als men in de huiskamer eeu praatje houdt en de ongelukkige vrouw en haar kinderen beklaagt, wier man een dronkaard is. Wie niet meer doet dan dat is een Phariseër. Er moet een daad zijn, want als die praatjesmakers liefde hadden, zouden zij zeggen: wij willen ons onthouden van den drank. Wie liefde heeft voor den medemensch kan hem niet nawijzen met den vinger, en daarmee uit. Gij weet, hoe Jezus sprak van den herder, die 't eene verdoolde schaap opzocht, en wat doet gij voor zoo velen 't Is met uw liefde nog slecht gesteld, als ge niet kunt opofferen uw glas voor uw plicht En daar zijn er, die matigheid prediken. Nu ja, matigheidspredikers zijn er altijd geweest, maar zij hebben niet veel uitgewerkt, 't Is zwakheid, zeggen ze, zioh te verbinden om niet meer te drinken't is veel sterker, weinig te gebruiken en zich voor veel te hoeden. Maar wat noemt ge ook weinig, wat veel De ééa zegt één glaasje, de ander noemt er twee en zoo meer. Neen, in 't kwaad matig zijn kan men niet, dat kan men alleen in 't goede. Wat doet de matige eigen lijk Hij houdt de drankgewoonte in stand en daaruit komt altijd weer voort een zee van ellende. De matige is juist de verleider, want de dronkaards gaan wel dood, en nu zorgen de matigen er voor, dat er altijd weer nieuwe dronkaards komen, want niemand begint met een dronkaard te zijn. Waar blijven nu, die zeggen er wat aan te willen doen en zich niet de moeite willen getroosten 't glas te laten staan De matigheid moet schipbreuk lijden. Is voor ouders niet de grootste vrees voor hun zoons, de kroeg P En als uw zoon 15, 16 jaar is, ja dik wijls al veel vroeger, presenteert ge hem zelf al een glas Een moeder drukt haar zoon bij 't verlaten der ouderlijke woning nog voor 't laatst op 't harte, zich toch te wachten voor 't bezoeken van herbergen, en bij 't afscheid is zelfs nog een glas gedronken. Wat zal zij gevoelen, als haar zoon later afdwaalt Valt dan niet de schuld op de ouders, als zij hun kind ten gronde zien gaan Wie zal zeggenIk word geen dronkaard.' De grootste dronkaards heb ben 't ook gezegd. Neen er is slechts één weg, geheel op te houden met drinken. En nu acht ik het niet onnoodig vervolgde de spreker, nog eenige oogenblikken de bezwaren te bespreken, die men zegt, aan de onthouding verbonden te zijn. Een bezwaar, dat dikwijls gehoord wordt, is.- ik wil niet gebonden zijn, maar vrij blijven. Maar ik zeg uvrij is slechts hij, die zich zelf heel in overeenstemming was De gravin was voor iedereen den ganschen dag onzichtbaar, zelfs voor hare kleinkinderen. De bedienden slopen stil door het huis, en waagden geen luid woord te reggen. 't Leek wel, als was er een aware zieke in buis. Elisabeth hield zich bezig met de kinderen; toen zjj Ier ruste waren gebracht, ging zii naar hare kamer, waar de oude Sanna haar thee bracht. Het was voor de tweede maal gedurende deD tijd dat zij op het kasteel was, dat zij alleen thee dronk en toch was de eerste maal hare stemming opgewekter toen was het slot vol gasten geweest, van daag scheen over alles en iedereen een waas ie liggen. De graaf was nog niet terug, de gravin nog altoos onzicht baar en het gelaat van de onde Sanna, die Elisabeth den ganschen dag niet had gezien, toonde sporen, dat zij geweend, hartstoch telijk geweend had. Elisabeth vroeg naar de gravin, en of zij ziek was. „Het is vandaag een treorige, treurige dag, lieve juffronw,zeide de onde. „De gedenkdag van den dood van onzen heer en ook van diens dochter." „Stierven zij dan beiden op <én dag vroeg Elisabeth. „Vandaag voor vier en vandaag voor ne gentien jaar heeft mevronw de gravin het ongelnk getroffen, een ongeluk, dat baar ge zondheid geknakt, henr haar vergrijsd heeft." Elisabeth zag, dat de onde in eene stem ming was, om haar met kommer vervnld hart te ontlasten, maar zij hielp haar niet, integendeel zeide zij„Zwijg liever, Sanna, hoe zwaar ook uwe behoefte moge zjjn om te spreken, het is bet geheim diergenen, wier brood ge eet." „Het is geen geheim, lieve joffrouw," antwoordde Sanna met een treurig laobje. „Een ieder kent do treurige geschiedenis, niet slechts bier en in het dorp, maar in het geheele land. Ed mjjn genadige mevronw weet dat ook, dat iedereen de geschiedenis kent, zjj wil er evenwel niet over spreken, er niet aan herinnerd worden. Wanneer ge naar mjj wilt lnisteren, juffronw, zal ik n vertellen, boe alleB zich heeft toegedragen, opdat gjj zult te weten komen, dat mjjne gravin niet altoos too koud is gew.est als zij nn is en dat er een tijd voorbjj is, waarin haar hart ook joDg is geweest, jong en licht als nwe oogon, en opdat gij ook eens iets van mijne arms Isma znlt hooren, van de arme tronie, die ik meer heb liefgehad dan mijn eigen bloed." WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1