Het leven ccnei*
edele vrouw.
Donderdag 20 Januari 1898
42ste Jaargang No. 3278
J
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCHAOi£M, liaan, D 4.
Uitgever: P. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WINKEL.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Atzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Binnenlandsch Nieuws.
F K tl 1 b L K T O N.
SCHAGER
Nisms-
COURANT.
AtiutBitis- LuMliL
J. 1. vrijdagavond hield de
heer SMEENGE van Hoogeveen, lid der
Tweede Kamer, eene redevoering voor het
Nuts-departement WIERINGERWAARD. De
zaal was flink bezet. Spreker trad op met
het onderwerp„Het goed recht van bestaan
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen".
Zijne rede was van begin tot eind een
warm pleidooi voor de Maatschappij in 't
algemeen en het departement in het bij
zonder. Er wordt beweerd, dat het Nut als
een verouderde instelling wel op zijde kan
worden gezet, dat het eene eeuw geleden goed
moge hebben gewerkt, maar in do heden-
daagsche samenleving best kan worden ge
mist. Spreker wenscht aan te toonen, dat
het Nut juist met kracht behouden en uit
gebreid dient te worden.
Hij begint met eene historische inleiding.
Eene eeuw geleden kookte en woelde het
in Frankrijk, in Nederland, in Europa. Het
besef, dat het volk, evengoed als de meerdere
man, zijne rechten heeft, was wakker ge
worden, een geest van verzet tegen de
machten, welke dat recht ontkenden of over
't hoofd zagen, openbaarde zich. Den 17
November 1784 werd de Bastille te Parijs
omvergehaald en van toen af was het met
de volstrekte heerschappij der vorsten
en aristocraten gedaan. Het recht des volks
werd bepleit, de ellende, waarin het groot
ste deel der natie verzonken lag,met schril
le kleuren geteekend. Ja, men sloeg tot het
uiterste over, het volk, eerst geminacht en
verwaarloosd, werd thans vergood. Dat dit
op teleurstelling moest uitloopen, lag voor
de hand. Maar het volk was wakker
geschud en had leeren zien met eigen oo-
gen. Welk eene onrechtvaardigheid aan
schouwde hetZelf arm, ellendig en ver
waarloosd, zag het de buitenwereld weelde
rig en lichtzinnig. Wee als dat volk tot
daden oversloeg, als het zijne rechten kwam
opeischen. Dien stroom, dien breeden, niet
te bedwingen stroom eene gunstige wending
te geven dat was de taak van hen, die
zich in den waren zin des woords volksvrienden
wilden noemen. En die taak stelden zich
Jan en Martinus Nieuwen huizen.
Hunne stichting: „De Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen" moest strekken tot het
ware heil des volks. Noodig, zeer noodig
was in die dagen deze stichting. Hier ee
ne groote massa, tot besef gekomen van eigen
tekortkomingen, woelend en bruisend, maar
onwetenddaar eene verwijfde aristo
cratie,- ons staatsleven zwak en zie
kelijk, vergeefs worstelend tegen fransche
7.
„Op een zekeren dag," zoo vervolgde
Geza zijne vertelling, „kwam Vesta in een
omtrek, waar het christendom reeds baan had
gebroken en overviel bet hof van een rijk,
bekeerd man. De kleine schaar
dienstknechten was spoedig overweldigd en
verstrooid en Vesta, met het met bloed be
vlekte zwaard in de band, drong het hnis
binnen, alleB, wat hem in den weg kwam,
vermoordend. Aan du denr van een kamer
trad hem een vrouwelijk wezen tegemoet,
half vronw, half kind, met een groote bijl
in de zachte banden, om bet zieke lijf haars
vaders te verdedigen. Blank was de
huidskleur der jonkvronwe, hare oogen waren
blaaw als de hemel en een prachtig blonde
haarmassa hing haar over sohoudors en rog.
Als versteend stond de wo steling voor haar,
haar aanstarend als ware hem een engel
der wrake verschenen. Achter hem
stormden zijne wapenknechten aan en een
daarvan wierp zijn speer naar de jonge
vronw. Testa ving bet wapen op en den-
geon, die de daad had bedreven, doodde
hjj met eigen hand. Daarna ge
bood hjj, twee paarden voor te brengen,
zette de jonkvronwe op een daarvan, op
bet andere den zieken vader, en trok af, zon
der iets verder in het bnis van zijn plaats
te zetten.
„Aan zijne zijde moest de jonkvrouw rij
den hem was bet, als scheen er
geen ison en was het diep duister rond
om hem, als zij niet in zijne onmiddellijke
nabijheid was.
„Hij trok dagen laDg voort, naar zijn hnis
en hof, maar geen roof werd gepleegd, geen
droppel bloed vergoten; want wanneer de
woeste schaar een dorp naderde, dan behoef
de het meisje hare oogen maar vragend op
het gelaat van den vreeselijken man te ves
tigen, of met baar zacht geluid te zoggen
„Verstoor niet den stillen vrede dezer men
sehen, doof hunne haardvuren nieton
rechtvaardig verkregen goed en onschuldig
vergoten bloed roept om de wraak des he
mels,* zoo gal hjj zijn manschappen strenge
bevelen, èu dorp èn inwoners waren gered.
„Eindelijk kwamen zij in den bnroht en hjj
wees haar eenige vertrekken ter bewoning,
omriogde baar met dienstmaagden alsof zy
een koningsdoohter ware geweest en niet het
kind van een gewonen boerenman.
overheersching; Engeland, zooveel mogelijk
invloed uitoefenend op den gang der zaken
in één woord ons land, onze fiere
leeuw een speelbal van vreemde mogendhe
den. En bovenal geen voldoende voeding,
geen onderwijs, geen opvoeding voor de
volksmassa.
Wie wat van het volk wil verwachten,
moet het ontwikkelen, dat begrepen zjj, de
edele stichters. Kennis verschaffen op allerlei
gebied, daarop waren zjj in de eerste plaats
bedacht. Eene reeks van geschriften ver
scheen, thans verouderd en onbruikbaar, ja,
maar teekenend voor den tjjd, waarin zjj
verschenen en voor de behoeften, waaraan
zjj moesten voldoen. Jan en Martinus
Nieuwenhuizen riepen den steun in
van alle weidenkenden, om wsrkzaam te
zijn aan de schoone taak: Volksopvoeding.
Elk, van wat rang en godsdienst ook, waar
ook wonende, werd verzocht zijnen arbeid en
eene jaarlijksche bijdrage te schenken.
Wie zal het goed recht van zulk eene
vereniging in dergelijke tijden ontken
nen? Waarlijk, de Nieuwenhuizens
en hunne trawanton mochten fier en
vrfl het vaandel hooghouden.
Is er nu, vroeg spreker, overeenkomst
tusschen toen en nu Wie zal het ontken
nen? Ook thans is er een stroom, zoo niet
te keeren, dan toch te richten. Erzijnnog
nooden te leenigen, wenschen te vervullen,
verbeteringen aan te brengen. Begeeft zich
de Maatschappij in deze richting Welnu
dan heeft zjj niet alleen haar goed recht van
bestaan niet verloren, maar dan verdient zij
waardeering en steun.
De Maatschappij was werkzaam tot ont
wikkeling des volkszij gaf boeken en ge
schriften uit, geschikt voor de volksklasse;
zij hielp mee tot opbouwing van ons
volksonderwijs; in 1795 en 1806 riep de
regeering in dezen haar gevoelen in.
Doet zij dit nog en is er nog behoefte aan
dergelijke lectuur De nutsbibliotheken hier
en elders en het ruim en dankbaar gebruik,
daarvan gemaakt, geven het antwoord op
deze vraag. Wanneer het bestuur van een
nutsdepartement zorg draagt, dat de biblio
theek stof voor den geest geeft, dan kan
het aanspraak maken en ook rekenen op
den steun van het hoofdbestuur en de dank
baarheid van het volk.
Lang en ernstig staat spreker stil bij de
zoogenaamde Volksvoordrachten, uitgaande
van het Nut.
Waarlijk, er is grond voor het verwijt, ons
door zoo menig volksleider naar het hootd
geslingerdwat hebben wij gedaan voor de
lagere klassen, maar nog meer, wat zjjn
wij voor haar geweest? Welnu, wie den
minderen man een goed hart toedraagt, hjj
steune de Volksvoordrachten; want daardoor
brengt hjj de standen tot elkander,daar toch zit
men, van wat rang oi godsdienst ook, zjj aan
zij.
Niet alleen ontwikkelend, maar ook bescha
vend werkt het Nut. Getuige de Floralia-
Vereenigingen. Wie ooit glimlachend over
dat uitdeelen en opkweeken van bloemstekken
heeft gedacht en gesproken na het schoon
en krachtig betoog van den heer S m e e n g e
zal hjj er anders over oordeelen. En wie
nog altijd schouderophalend over de cursus
sen in het koken zijne meening verkondigt,
hjj late zich door den heer S m e e n g e
bekeeren. Zoo ergens, dan heeft spreker
hierbij gegrepen in de harten zijner toehoor
ders.
Ons verslag wordt den spreker op den
voet volgend te langwant de heer
S m e e n g e heeft niets vergeten wat de
Maatschappij heeft gewrocht en nog ver
richt.
Wij besluiten met datgene, waarop spre
ker telkens en telkens weer den klemtoon
legde: zjjn er nog nooden, worden er nog
wenschen geuit, zjjn er nog fouten te her
stellen, beweegt de Maatschappij zich in de
goede richting, dat zij dan leve en
werkzaam blijve tot ontwikkeling en be
schaving en tot vermeerdering der stoffelijke
en zedeljjke welvaart des volks.
Een krachtig applaus beloonde den spreker
voor zjjn kloeke,doorwrochte voordracht en een
ieder gevoelde het eens te moeten zjjn met
den voorzitter, den heer J. Z jj p, die erop
wees, hoezeer de heer Smeenge ons de
zen avond aan eigen tekortkomingen had
herinnerd, hoeveel er ook in onze gemeente
nog valt te verrichten.
De heer R. Visscher sprak ten slotte
nog een opwekkend woord tot het jongere
geslacht, daarvan veel verwachtend in de
toekomst, ook voor de toekomst van het
Nut.-
„Een waanzinnige lieide had zijn hari aan
gegrepen en hij geloofde niet te kannen
leven, wanneer «ij niet om hem heen was.
„Wanneer bij echter van zjjne liefde sprak,
niet op dion ruwen toon, als hij tot das
verre placht te spreken, maar eerbiedig, dan
zeide Savolfa: iloe kan ik o liefhebben?
Onschuldig vergoten bloed kleeft aan uwe
handen.*
„Ik zal geen droppel meer vergieten.
Rein zal van na at aan mijn hand blij
ven, opdat zij de uwe zal mogen aanraken."
„Onschuldige gevangenen smachten in de
kelders en holen van uwen bnroht.*
„En de wilde hoofdman, die tot dasverre
zjjn lasten had botgevierd, gaf zijn vijan
den han vrijheid.
„De vertreden velden en verbrande hutten
van honderden schreien om wraak."
„Zoo zal ik ze weder opbouwen en den
boeren gaad en vruchten geven, zoodat het ko
ren in honne schuren en de rust aan hnnne
haardsteden zal wederkeeren.
„Mijn God is niet de uwe," sprak zij
eindelijk en wendde zich van hem af. „Uw
wilde godon rieken naar bloed, de mijne wil
liefde, wil vrede."
„Zoo zal ik tot uw God bidden, want dien
gij aanroept, die moet de beste zijn.*
„En hij ging naar het hof des konings,
werd christen en van toen af noemde hij zich
Esilagi. „Want,* zeide bij, „een ster is boven
mijn hoofd opgegaan, die zal ik van nu af
aan volgen en die zal dan ook de naam van
mijn geslacht zijn."
„Vervolgens keerde bij naar hnis terug en
Savolta werd zijne vrouwzij had hom
lief, want haar edele inborst bad hem ver
anderd, den wilden roover.*
De graaf zweeg en Elisabeth bad de oogen
neergeslagen zij was zonderling opgewonden
en verlegen, want zjj voelde inwendig, dat
hjj gedorende zjjne vertelling geen oogeoblik
het oog van haar had afgewend, en een
warm rood bedekte alraa hu re wangen.
En hoe vertelde hjjDat was
niet iets, dat hem eveneens was verteld, dat
hjj had van overlevering. Neen, dat
had hjj zelf gevoeld en zij be
greep reet spoedig, met welk doel bjj het
baar had verteld. Zi) bad slechts de oogen
behoeven op te slaan, en zjj zon het be
vestigd hebben gezien. Doch zij
sloeg hare oogen niet op, maar zeide na
een poos en zoo rustig en onbevangen als
haar maar eenigszios mogelijk was
„Maar gij hebt mij nu nog niet verteld,
waarom deze toren is gebouwd.*
„Vesta bouwde hem voor Srvolta,' ont-
woorddi hij, en meu mork'e aan zijne an
ders zoo krachtige stem, dat hij zjjne kalm
te Dog niet had horkregen.
„Omdat hara ziel in het leven reeds zoo
Op verzoek geven wij het verhan
delde op de meeting der Onthouders te DIRKSHOEN
hier onder
Niet altijd, zoo begon de heer Melchers zijne rede,
ben ik een onthouder geweest, maar toen ik de ellen
de zag, door den drank in de huisgezinnen ie weeg
gebracht, krankzinnigengestichten bezocht had, waar
zooveel slachtoffers van den alcohol hun dagen door
brengen, toen begreep ik, dat alleen geheel-onthou
ding een einde kan maken aan zooveel diep treurigs
als het alcoholgebruik na zich sleept, en ik word
onthouder.
Maar wij leven niet voor ons zeiven alleen, ook
voor anderen en zelf onthouders geworden
willen we ook onze medemenschen opwekken daartoe,
uit liefde tot de menschheid. Wat in ons leeft,
willen we zoo graag over planten in 't hart
dieht bij den hemel was, zoo moest hare wo
ning daar ook zooveel dichter bij zjjn, dan
die van andere menschen."
„Dat was een schoone en hooge gedachte,4
zeide zjj, „fit des te treffender, omdat een
y.oo verwilderd meosch haar uitte. Doch
laten wij nu naar bnis gaan. Weet ge
geen weg, die korter is? Ik zou
dat van straks niet gaarne nogmaals zien."
Er was een korter weg. De wenteltrap
liep tot aan den voet van den toren en
men behoefde slechts naar beneden te gaan
en men bevond zioh in het park.
Toen zij bijna bij den nttgang waren,
bleef Geza plotseling staan. Hjj was ver
bazend opge vonden. De vertelling had zjjn
bloed In gisting gebracht, meer dan hij zelf
eerst vermoedde. Zijne trekken waren geen
oogenblik onbeweeglijk en zijn borst ging
snel op en nederhet scheen, alsof een
bevrijdend woord zich met geweld over zjj
ne lippen wilde dringen.
„Elisabeih," zeide hij eindelijk, daarna
zweeg hjj weder, als was hjj versehiikt over
zijn eigen moed.
Zjj zag hem kalm en bedaard aan.
„Mijnheer de graaf," zeide zjj, „gij zei-
det mij voor eenigen tijd, dat ik geen groot
vertrouwen in uw beter ik stelde. Ik heb
het tegendeel bewezen, door nw geleide aan
te nemen, bewijs, dat ik mjj niet beb ver
gist."
Kalmpjes steeg «ij verder de trap af en
bij volgde haar, zonder een woord te spreken.
Haar scheen bet toe, als kreande de trap
onder zjjne zware, ODzekere schreden. Ein
delijk waren rij beneden en door een deur,
die hjj opensloot, ook weldra buiten. Zij
hadden een klein stakja van het park door
gewandeld, toen hjj, zoDder dat er tot dus
verre een woord was gewisseld, wederom
stilstond.
„Juffrouw Werner, mag ik hopen, dat
dat gij de beleediging vergeten hebt,
die ik u toenmaals in Preszbnrg heb
toegevoegd
„Ik heb het vergeten," antwoordde zjj.
Daarna gleed een fijn lachje over haar gelaat,
toen zij tot hem opzag.
„Wij hebben te «amen een genot gedeeld,
en gjj kent zeker de onde sprenkgedeeld
leed en gedeelde vreugd verzoent de
mensehen."
Toen de gravin 's avonds te weten kwam,
wie de wegwijzer van Elisabath was geweest,
was zij zeer verrast en na jnist niet heel
aangenaam. Zy zeide wel is waar geen
woord, maar zij liet het Elisabeth toch voelen.
Toen zij met haar zoon alleen was, nitte
zij hare meening onverholen. Zij verwon
derde zich zeer, dat het meisje zijn geleide
had aangenomen, dat had zij toch niet ver
moed. Hoe hg er toch toe was gekomen,
van anderen. En zoo vragen wij u dan
Hebt ge nw kinderen werkelijk lief? Wilt ge hen
een goed voorbeeld geven Wilt ge uw verant
woordelijkheid gevoelen voor anderen? Wilt ge een
daad der liefde verrichten Hier hebt ge iets, wat
binnen uw bereik is. Men zegt wel, dat de wetgever
moest optreden en dat de misstanden in de maatschappij
oorzaak zijn van 't drankgebruik, dat het dns een
gevolg van de omstandigheden is, maar doe gij, wat
gij doen kunt, en als uw plichtbesef helder is, kunt
gij veel doen. We zouden willen vragen: zoudt
ge willen, dat nw kind van u kwaad leerde? Dat
uw kind ook door nw schuld een dronkaard werd
Dat door uw schnld ook uw kind ziekelijk geworden
is en zwak, dikwjjls niet alleen naar lichaam, maar
ook naar geest Eu ik doe niet alleen een beroep
op nw liefde voor uw kinderen, ook op uw liefde
voor nw medemenschen, op uw gevoel van solidariteit.
Ge moet er naar streven, zoo groot mogeljjk ten
zegen te zijn voor anderen en hier knnt ge mee
werken met anderen door onthouder te worden, m.a.w.
niet te drinken en niet te scheuken. Ge zult wel
strijd hebben te voeren, en zelfverloochening is er
noodig als ge het goede wilt, maar vrede van binnen
zal ook uw loon zijn. Wij onthouders hebben 't
gevoeld, dat wij anders en beter stonden tegenover
anderen dan voorheen en ik zeg n, dat er een tijd
zal komen, dat algemeen gevoeld zal worden, dat de
eenige weg tot beterschap isonthouding.
Mag men afgaan op 't applaus, dat op deze woorden
volgde, dan had de spreker zijn hoorders gepakt,
zeker ook door den gloed der overtuiging, waarmede
hij zijn meening geuit had.
Na een panze trad de heer Scherraerhorn op,
doch eerst werden er een paar nummers gezongen,
met begeleiding van de pianino.
Er wordt veel gedronken, zoo begon de heer
Schermerhorn, dat zal niemand tegenspreken. En
waarom Men zegt, om den dorst te lesschen maar
gij, die 's morgens uw bittertje gebruikt, of's avonds
uw glas wijn, of tij zooveel gelegenheden uw glas
bier of iets anders, zegt het mijdoet gij dat voor
den dorst P 'k Laat het mij niet wijs maken. En
de dronkaard? Vraag hem maar eens, wat hij 't
liefst heeft als hij dorst heeft. Ook hij lesoht dien
't liefst met een glas helder water. Waarom wordt
er dan zooveel gedronken Omdat het zoo lekker
is, zeggen anderen't is een goede, oude gewoonte,
dat men zijn vrienden onthaalt op 't een of ander
't is onze gastvrijheid, die hun iets voordient, 't is
nu eenmaal 't gebruik. Ja, zoo is 'tmen drinkt uit
sleur. De gewoonte om te drinken en te laten drinken
is bij ons volk ingedrongen en is er ingeroest.
Waarom komen die onthouders er toch tegen op,
dat wij drinken, zoo vraagt men. Wat bezielt hen
Dat zij 't laten, staat hun vrij, maar zij moetep
ons vrjj laten om te drinken I
Waarom wij spreken? Wij gevoelen het te
moeten doen. Want hoort eens hierMen
drinkt op alle plaatsen, in alle kroegen, in
alle sociëteiten, op alle uren, bij alle gelegenheden,
en zegt, dat het altijd zoo geweest is en ook wel
altijd zoo blijven zal maar vroeger was 't niet zoo;
wel bij enkele gelegenheden, maai niet zoo dagelijks.
Eerst sedert de ontzaglijke uitbreiding der industrie
is 't gebinik zoo vermeerderd en allengs tot een
haar zijn geselschap aan te bieden.
„Mij verwondert het meer, hoe u juffronw
Werner een bezoak aan het slot zonder nwe
of mijne begeleiding kondat voorslaan," zeide
de graaf, die inwendig boos was, maar zich
ulle moeite gaf, onbevangen te schijnen.
„Wat belangstelling kennen die vochtige
gangen en holen haar alleen inboezemen 1 Nog
niet eens gelet op bet gevaar, dat er aan
dergelijk bezoak is verbonden."
„Ik dacht, dat Sanna mot haar mede zou
gaan, ik beb baar voor dit doel dan ook
van middag naar juffronw Werner toege
stuurd want die west ieder hoekje in het
oude kasteel."
„Dat kan u immers geen ernst zijn. Kan
de oude de sages en vertellingen, die aan
het slot verbonden zijn en die doode stee-
nen zouden haar niet veel hebben verteld.
Zij zond Sanna om den sleutel bij mij. Daar
zjj in de bibliotheek daarop wachtte, zoo
ging ik zelf naar haar toe en
bood mij zelf als geleide aan. Eerst
wilde zij daarvan niets weten, maar
toen ik haar wees op het gevaar, dat aan
zoo'n tocht is verbonden, en dat zij onmo
gelijk alleen den weg zou kunnen vinden,
stemde zij tos. Ik verwonder er mij over,
dat ge zooveel ophef van zulk een een
voudige zaak kont maken, die als vanzelf
spreekt. Wat is daar nu voor onbehoorlijks
in Dat wij alleen gingen Meent n dat
ik mij wellicht niet passend kan gedra
gen Gij hebt toch zelf ook al reeds
bemerkt, juffrouw Werner's optreden is
niet van dien aard, dat men moed heeft, om
haar niet met de noodige achting te behan
delen, en," voegde hij er met een lachje aan
toe, „ik begin soliedo en bedaard te wor
den-*
Hij had dit alles met kleine tnsschen-
poozen gezegd, terwijl hij zich in dichte rook
wolken holdeminder omdat het bem niet
interesseerde, zooals de gravin dacht, maar
om zichzelf tijd te lateo, om de goede
uitdrukkingen te vinden, opdat hij zijne liefdo
voor Elisabeth niet aan zijne moeder zou ver
raden,
HOOFDSTUK XI.
Het was eenige weken later. Den gan-
schen dag was bet droef en donker buiten
geweest, het regende en sneeuwde on
afgebroken, en ofschoon het snijdend koud
was, want er woei een stijve wind,hingen
er toch dichte novels rondom bet slot, die
alles in een schemerlicht hulden.
Wie op dien dag niets gewichtigs buitens
huis te doen had, die verliet de hem be
schermende muren dan ook niet, en tooh
was de graaf 's morgens vroeg reeds uitge
reden. Er heerschte een stemming in het
slot, die met de droeve natuur buiten ge-
gewoonte geworden; en alleen waar «en gewoonte niets
kwaads in zijn gevolg heeft, waar zij goeddoet, mag
zij in staat blijven. Waar nu echter uit die gewoonte
zooveel ellende ontspruit, is 't daar geen plicht tot
spreken Geen plicht er een einde aan te maken
Zijn we dan menschen, die roepen om vrijheid, als
we zoo toonen slaaf te zijn van een slechte gewoonte
Men beschuldigt ons onthouders van overdrijving,
ik weet het. Overdrijving? Maar ik wijs u op de
60.000 dronkaards/ En zij zijn niet alléén de onge
lukkige slachtoffers van den alcoholhnn vrouwen,
hun kinderen, hun nageslacht, zijn ook die dan geen
slachtoffers van het drankgebruik? De wetenschap
komt er hoe langer hoe meer achter, hoe veel ea
velerlei ziekten en kwalen haar oorzaak vinden in
den drank.
't Laat mij koud, als men in de huiskamer eeu
praatje houdt en de ongelukkige vrouw en haar kinderen
beklaagt, wier man een dronkaard is. Wie niet meer
doet dan dat is een Phariseër. Er moet een daad
zijn, want als die praatjesmakers liefde hadden,
zouden zij zeggen: wij willen ons onthouden van den
drank. Wie liefde heeft voor den medemensch kan
hem niet nawijzen met den vinger, en daarmee uit.
Gij weet, hoe Jezus sprak van den herder, die
't eene verdoolde schaap opzocht, en wat doet gij voor
zoo velen 't Is met uw liefde nog slecht gesteld,
als ge niet kunt opofferen uw glas voor uw plicht
En daar zijn er, die matigheid prediken. Nu ja,
matigheidspredikers zijn er altijd geweest, maar zij
hebben niet veel uitgewerkt, 't Is zwakheid, zeggen
ze, zioh te verbinden om niet meer te drinken't is
veel sterker, weinig te gebruiken en zich voor veel
te hoeden.
Maar wat noemt ge ook weinig, wat veel De ééa
zegt één glaasje, de ander noemt er twee en zoo meer.
Neen, in 't kwaad matig zijn kan men niet, dat kan
men alleen in 't goede. Wat doet de matige eigen
lijk Hij houdt de drankgewoonte in stand en
daaruit komt altijd weer voort een zee van ellende.
De matige is juist de verleider, want de dronkaards
gaan wel dood, en nu zorgen de matigen er voor,
dat er altijd weer nieuwe dronkaards komen, want
niemand begint met een dronkaard te zijn. Waar
blijven nu, die zeggen er wat aan te willen doen en
zich niet de moeite willen getroosten 't glas te laten
staan De matigheid moet schipbreuk lijden.
Is voor ouders niet de grootste vrees voor hun zoons,
de kroeg P En als uw zoon 15, 16 jaar is, ja dik
wijls al veel vroeger, presenteert ge hem zelf al een
glas Een moeder drukt haar zoon bij 't verlaten der
ouderlijke woning nog voor 't laatst op 't harte,
zich toch te wachten voor 't bezoeken van herbergen,
en bij 't afscheid is zelfs nog een glas gedronken.
Wat zal zij gevoelen, als haar zoon later afdwaalt
Valt dan niet de schuld op de ouders, als zij hun
kind ten gronde zien gaan Wie zal zeggenIk
word geen dronkaard.' De grootste dronkaards heb
ben 't ook gezegd. Neen er is slechts één weg,
geheel op te houden met drinken.
En nu acht ik het niet onnoodig vervolgde de
spreker, nog eenige oogenblikken de bezwaren te
bespreken, die men zegt, aan de onthouding verbonden
te zijn. Een bezwaar, dat dikwijls gehoord wordt,
is.- ik wil niet gebonden zijn, maar vrij blijven.
Maar ik zeg uvrij is slechts hij, die zich zelf
heel in overeenstemming was De
gravin was voor iedereen den ganschen dag
onzichtbaar, zelfs voor hare kleinkinderen.
De bedienden slopen stil door het huis, en
waagden geen luid woord te reggen.
't Leek wel, als was er een aware zieke
in buis. Elisabeth hield zich bezig met de
kinderen; toen zjj Ier ruste waren gebracht,
ging zii naar hare kamer, waar de oude
Sanna haar thee bracht.
Het was voor de tweede maal gedurende
deD tijd dat zij op het kasteel was, dat zij
alleen thee dronk en toch was de eerste
maal hare stemming opgewekter toen
was het slot vol gasten geweest, van
daag scheen over alles en iedereen een
waas ie liggen. De graaf was nog
niet terug, de gravin nog altoos onzicht
baar en het gelaat van de onde Sanna, die
Elisabeth den ganschen dag niet had gezien,
toonde sporen, dat zij geweend, hartstoch
telijk geweend had.
Elisabeth vroeg naar de gravin, en of zij
ziek was.
„Het is vandaag een treorige, treurige
dag, lieve juffronw,zeide de onde. „De
gedenkdag van den dood van onzen heer
en ook van diens dochter."
„Stierven zij dan beiden op <én dag
vroeg Elisabeth.
„Vandaag voor vier en vandaag voor ne
gentien jaar heeft mevronw de gravin het
ongelnk getroffen, een ongeluk, dat baar ge
zondheid geknakt, henr haar vergrijsd heeft."
Elisabeth zag, dat de onde in eene stem
ming was, om haar met kommer vervnld
hart te ontlasten, maar zij hielp haar niet,
integendeel zeide zij„Zwijg liever, Sanna,
hoe zwaar ook uwe behoefte moge zjjn om
te spreken, het is bet geheim diergenen,
wier brood ge eet."
„Het is geen geheim, lieve joffrouw,"
antwoordde Sanna met een treurig laobje.
„Een ieder kent do treurige geschiedenis,
niet slechts bier en in het dorp, maar in
het geheele land. Ed mjjn genadige mevronw
weet dat ook, dat iedereen de geschiedenis
kent, zjj wil er evenwel niet over spreken,
er niet aan herinnerd worden. Wanneer
ge naar mjj wilt lnisteren, juffronw, zal ik
n vertellen, boe alleB zich heeft toegedragen,
opdat gjj zult te weten komen, dat mjjne
gravin niet altoos too koud is gew.est
als zij nn is en dat er een tijd voorbjj
is, waarin haar hart ook joDg is geweest, jong
en licht als nwe oogon, en opdat gij ook
eens iets van mijne arms Isma znlt hooren,
van de arme tronie, die ik meer heb liefgehad
dan mijn eigen bloed."
WORDT VERVOLGD.