ii NieDfs
MifiMle- Laifluillai.
Zondag 23 Januari 1398.
42ste Jaargang No. 3277.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCHAGKAf, JLaan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
SledewerkerJ. W1 Af IA E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
„Een niet veraf
zijnde toekomst"?
Binnenlandsch Nieuws.
Winkel.
SCHAGER
COURANT.
Een van onze idealen en gelukkig
de partij, die nog idealen bezit is al
tijd geweest dat, zoodra de kiesrechther
vorming een voldongen feit zou zijn, bij
de verkiezingen slechts één leuze zou
worden gehoord sociale rechtvaardigheid,
en dat alle democratische elementen der
verschillende partijen, zich op dit eene
punt zouden vereenigen.
Het heeft niet zoo mogen zijn. Dit
ideaal, waarvoor de besten streden, kon
niet verwezenlijkt worden, omdat het
weldra bleek, dat een samengaan van
alle democraten onmogelijk was, omdat
de vooruitstrevende vrijzinnigen niet bo
ven alles moesten zorgen om te ver
krijgen, wat nog niet was bereikt, doch
wel moesten trachten te behouden, wat
na een strijd van veertig jaren stuk voor
stuk was veroverd.
Het program der vijf-en-twintig katho
lieke afgevaardigden, in November 1896
in het licht verschenen, opende reeds
dadelijk de oogen. „Wij verwerpen"
dit stond duidelijk te lezen in het mani
fest, dat aan dat program voorafging
„wat de Syllabus verwerpt, wij aanvaar
den, wat de encyclieken Quanta Cura en
Immorlale Bei leeren," en verder, hebben
wij daaruit vernomen, dat het steeds wer
ken voor de eensgezindheid en het trach
ten naar éénheid van handeling in het
'politieke leven het best worden verkre
gen, uindien allen en een iegelijk de voor
schriften van den H. Stoel houden als de
wet van hun leven en zich richten naar de
Bisschoppendie de II- Geest gesteld heeft
tot het besturen van Gods Kerk"
Op het stuk der „Sociale Vragen", al
dus kunnen we in par. I van het eigen
lijke program lezen, is „voor de katholie
ke leden van de Tweede Kamer de en
cycliek Rerum Novarum de grondwet".
Wat nu verder in de sociale paragraaf
volgt, is gesteld met een slag-om-den-
arm-theorie, die het den afgevaardigden
zoo gemakkelijk mogelijk maakt, om hier
wat te nemen en daar wat te geven.
In par. II, die over het onderwijs han
delt, komt de aap volkomen uit de
mouw. „Er behoort naar gestreefd te
worden de bijzondere school regel te
doen zijn" en dan komen er eischen
omtrent het middelbaar en booger onder
wijs, zoo sterk geformuleerd, dat het vol
komen duidelijk is, hoe de katholieken
er naar streven om ook de bijzondere
universiteiten, gymnasia en hoogere bur
gerscholen in de toekomst regel te doen
ziji-
Wij zullen nu niet spreken van den
bespottelijken eisch tot wederinvoering
van de doodstraf, maar er alleen ten slot
te op wijzen, hoe in de laatste paragraaf
bescherming van landbouw en nijverheid
op den voorgrond wordt gezet.
Den 29sten April van het vorige jaar
werd in de deputaten-vergadering het
program van actie der anti-revolutionnaire
partij vastgesteld. De geestelijke vader
van dit stuk, dr. Kutper, had op een
behendige wijze den uitleg zijner demo
cratische gevoelens in zake het arbeiders
vraagstuk vastgekoppeld aan een tarief
van invoerrechten, en, door nu arbeid en
landbouw in één paragraat op te nemen,
kon hij ook hier in zake graanbouw zijn
protectie troef uitspelen. In onderwijsza
ken deed hij ook een aanslag op de schat
kist, zoowel voor lager- als voor middel
baar- en hooger onderwijs. Reeds in het
program van beginselen hadden we jaren
lang kunnen lezen, dat men het beginsel
moest laten varen //alsof de overheid ge
roepen zou zijn om van harentwege onder
wijs te doen geven.'
De programma's der beide clericale
partijen het program van actie der
anti-revolutionnairen kwam, zooals dr.
Kutper zelf zeide, den katholieken „in
het gevlei" waren dus een bedrei
ging voor hetgeen na een strijd van ja
ren door de liberale partij was verkre
gen, en die bedreiging werd des te
grooter, omdat men op geen voeten of
vamen kon narekenen, hoe groot het
aantal kiezers, dat de wet-VAN Houten
ons zou geven, zou zijn en wat meer
was, hoe zich de partijen daaronder zouden
verhouden. De Katholiekendag te
Utrecht werd gehouden en toen bleek
duidelijk, dat dr. Schaepman het ver
bond met de anti-revolutionnairen af
hankelijk stelde van een gezamenlijke
bestrijding van den persoonlijken dienst
plicht.
Om toen toch den democratischen e-
lementen in zijn partij „in het gevlei"
te komen, wist dr. Kutper in een ar
tikel, getiteld Dernociatische voorliefde
voorkomende in Le Standaard van vrij
dag 26 Maart j.1., een onderscheid te
bedenken door te spreken van „christe
lijke democratie" en „revolutionnaire de
mocratie." Christelijke democraten zijn
degenen, die met dr. Kutper „diens
gevestigde overtuiging over de autoriteit
van de ordinantiën Gods, over den oor
sprong van het gezag, over den eisch
tot christelijke opvoeding en zoo veel
meer deelen" revolutionnaire democra
ten zijn „de schoolwet- en vrijhandels
mannen." Deze soort van democraten
heeft dr. Kutper altijd bestreden.
Nu heilig goed werd aangerand, bleef
er voor de vooruitstrevende vrijzinnigen
niets anders over, dan te trachten zoo
veel mogelijk front tegen de verbonden
erfvijanden te maken. Niet omdat mr.
Van Houten in de Eerste Kamer zich
het woord „anti-clericaal" heeft laten
ontvallen, niet omdat 't den vooruitstre-
venden geen ernst was om sociale her
vorming op den voorgrond te zetten
het program van urgentie der Liberale
Unie bewees het tegendeel maar wel
omdat van de zijde der clericalen de
batterijen zoo vroeg werden ontmaskerd,
waardoor geheel hun punt van aanval
bekend werd, waren de vrijzinnigen wel
gehouden, op tegenweer bedacht te zijn
en er voor alles op uit te wezen, om
te behouden wat reeds was verkregen.
Dat toen de leuze„Tegen Rome en
Dordtweerklonk, was het logische
gevolg van de handelingen van Rome
en Dordt zelf. En wat sociale hervor
mingen betrof, waar de eene partij deze
vastknoopte aan een pauselijke encycliek,
zoo dubbelzinnig gesteld, dat de katho
lieken in ons land het over de uitleg
ging in het geheel niet eens zijn, en de
andere beschermende rechten daarvan een
integreerend onderdeel maakte, sprak het
vanzelf, dat men ook met het oog daar
op de overwinning diende te behalen.
Die overwinning is niet zoodanig ge
weest, als wij wel gehoopt hadden, maar
toch was het een zoodanige, dat de po
gingen der clericalen, om zich bij de
stembus van de regeering meester te
maken en dan de nederlandsche natie
de zegeningen van hun programma's te
doen genieten, volkomen faalden.
Het nieuwe ministerie werd geboren
en het beminnelijk optimisme van den
heer Pierson wist een Goeman Borge-
sius en een De Beaufort in één ka
binet te vereenigen.
Het is een gewoonte, dat bij de be-
grootingsdebatten zich de partijen en
groepen afteekenen en iedereen, behalve
enkele wilden, zijn plaats in het strijd
gewoel inneemt. Dan blijkt vaak, ot liet
ministerie op een meerderheid kan re
kenen.
Met groot talent, en niet het minst
door den aanvoerder der anti-revoluti
onnairen, is de strijd gevoerd en wanneer
wij de rekening van het nieuwe minis
terie opmaken, dan moeten wij erkennen,
dat het er nogal genadig is afgeko
men. Dat de minister van marine
gevallen is, had geen politieke strek
king, hoewel het bleek, dat vele
clericale afgevaardigden met een Mepbis-
topheliaansch„Habe ich doch meine
Freude d'ran 1" tegen zijn schip stem
den. Terwijl er 19 leden in de Kamer
ontbraken, moest de minister Borgesius
zijn Utrechtsche hoogleeraar in de ge
schiedenis zien schrappen. Dit zijn de
overwinningen, waarop de clericalen
kunnen wijzen.
Toch is dr. Kutper reeds nu best
tevreden. In een artikel „Een kwaad
dat zich wreekt", voorkomende in De
Standaard van 29 December jl., durft
hij reeds het woord „Kamerontbinding"
uit te sprekeD. Met zijn gewoon talent
geeft hjj de volgende beschrijving van
de „meerderheid"
„Al spoedig bleek dan ook, dat de
gewaande meerderheid als los zand
aaneen hing. Een club-kerdijic.
Een clublooze oud-liberale fractie. De
twee man sterke club-troelstra. En
dan nog de twee einspannerVan
der Zwaag als de eenig echte soci
aal-democraat, en de visser als de
eenig echte „Christelijk-historische".
Of pierson dan ook al poeslief je
gens de sociaal-democraten was, de
Roomschen met in het oog loopende
voorkomendheid bejegende, en meer
dan één minister hoopvolle blikken
op de vnj-anti-revolutionnairen sloeg,
de hoofdvraag was en bleef, of de
club-kerdtjk zich op genade of on
genade over zou gevenen juist deze
bleek hiertoe allerminst bereid.
Gevraagd mag zelfs, of dit van de
club-KERDiJK, onder eerlijke mannen,
te vergen ziel.
Nu tien jaar waren de vooruitstre-
venden doende geweest, om aan het
Conservatisme in eigen kring paal en
perk te stellen. In 1894 hadden ze
de smadelijkste bejegening van de
oud-liberalen moeten verduren. Tak
van poortvliet was in de liberale
pers den volke voorgesteld als een
bederf voor het land. En nog bij de
jongste stembus had geen minder dan
Borgesius het uitgesproken, dat de
vooruitstrevenden, liever dan ten der
de male het hoofd in den schoot te
leggen, voor hun beginsel moesten
weten te lijden.
En thans, nu de kabinetsformatie
zoo goed als buiten hen is omgegaan,
en pierson gemeend had, hen in zijn
macht te hebben, zouden ze zich wil
loos hebben over te geven, een streep
door heel hun jongste verleden moe
ten halen, en heel de kous met eigen
hand uittrekken, die ze met zooveel
moeite en onder zooveel verguizing,
reeds tot aan den hiel hadden afge
breid P
Men gevoelt, dit ging niet. En
wat bij deze eerste campagne van
deze schuilende ontevredenheid aan
het licht trad, was dan ook nog slechts
een voorproef van wat ons te wach
ten staat
In een daaropvolgende drie-ster be
spreekt hij de houding van de liberale
pers bij de Kamerdebatten en zegt hij,
dat aan het betoog alle enthusiasme
ontbreektbij komt dan ook tot de
conclusie, „dat het in de ministerieele
wereld alles behalve pluis is".
Ook het katholieke orgaan Be lijd
tapt nit hetzelfde vaatje. "Wij lezen
aan het slot van een artikel, getiteld
yjNa het Begrootings-debattoch het vol
gende
„Wij voor ons kunnen dan ook met
den afloop vrijwel tevreden zijn.
Moesten wij in een paar woorden den
uitslag resumeeren, wij zouden zeg
gen Regeering en liberale linkerzij
de zijn door den strijd verzwaktde
onderscheiden groepen der rechterzijde,
ofschoon haar geen dadelijk succes ten
deel viel, treden uit het gevecht
versterkt.
Een lange levensduur kan aan het
ministerie onder deze omstandigheden
niet voorspeld worden, zelfs niet
door de eigen vrienden, voor zoover
dezen volkomen oprecht zijn. Of dan
in niet veraf zijnde toekomst aan de
rechterzijde de zegepraal zal te beurt
vallen P O. i. zal de beantwoording
dezer vraag hoofdzakelijk afhangen
van de beantwoording eener tweede
namelijk of do rechterzijde de fouten
zal weten te vermijden, welke thans
bij de tegenpartij ten laste komen."
Het komt ons voor, dat de redactie
van Be lijd bij de beantwoording der
tweede vraag nog een omstandigheid ver
geet namelijk of de linkerzijde voortaan
de fouten zal weten te vermijden, die zij
in de oogen van het katholieke orgaan
heeft begaan.
Toen dit Kabinet leerplicht en dienst
plicht bovenaan op zijn program stelde,
wierp het daarvoor ferm en flink den hand
schoen toeaan de clericalen; waar het tevens
zich een oplossing der sociale vraagstuk
ken tot taak stelde volgens denkbeelden,
die zeer nauw aansloten bij die der Libe
rale Uniegaf het bovendien onom
wonden te kennen, dat, hoewel gaarne
haar steun aanvaardende, het niet stond
op het standpunt der „christelijke demo
cratie of van pauselijke encyclieken.
Het toonde aan, den weg te willen gaan,
dien de vrijzinnige democratie haar gebood.
Nu speculeert Dr. Kutper kennelijk
op een „schuilende ontevredenheid" bij
de vrijzinnige democraten en beweert hij,
dat het in de ministerieele wereld „al
les behalve pluis" is. Be lijd ziet reeds
de toekomst, die niet meer veraf is, en
waarbij de clericalen, die zij dettig „de
rechterzijde" noemt, de macht in handen
zullen hebben.
Volgens art. 1 en 7 van het program
van beginselen der anti-revolutionnairen
vertegenwoordigt hun richting „den grond
toon van ons volkskarakter, gelijk dit,
door Oranj'e geleid, onder invloed der
hervorming omstreeks 1572 zijn stempel
ontving" en verlangt zij derhalve „een
hervorming van onze staatsinstellingen
naar eisch der christelijke historische be
ginselen".
De katholieken, wij kunnen het lezen
in bovengenoemd manifest, verwerpen
wat de Syllabus verwerpt, waarvan een
maal Gladstone getuigde, „dat niemand
nu de bekeerling van Rome kan worden
zonder zijn redelijke en verstandelijke
vrijheid prijs te geven en zijn burger
trouw en plichtsbesef aan de genade
van een ander te onderwerpende Syl
labus, die zijn vreprobamusproscribimus
atque damnamus" (wij verwerpen, veroor-
deelen en verdoemen) heeft uitgespro
ken over die groote beginselen van vrij
heid en recht, die onzen modernen staat
beheerschen.'
Beide richtingen zijn dus voor ons
onaannemelijk en het zou zelfmoord en
een ramp voor ons vaderland zijn, in
dien wij door onderlinge verdeeldheid aan
die richtingen de zegepraal bezorgden.
Want men vergete niet, dat beide ook
onderling erfvijanden zijn van het oogen-
blik, dat door de hervorming
aen dees weeke standen
„De korrel werd gestrooid, waaruit
[de vrijheid wies,
„De horen klonk, die door de ontkrachte
[Nederlanden
„'t Lied der verjonging blies."
Het is een treurig tooneel om te aan
schouwen, hoe thans in 's Lands verga
derzaal deze beide vijanden zich saam
vereenigen om onder den naam van
„rechterzijde" wanklanken te werpen,
nu opnieuw door ons vaderland het „lied
der verjonging" wordt geblazen.
Wat is nu onder deze omstandighe
den verstandiger, dan den raad op te
volgen, door De Tijd aan haar eigen
partijgenooten gegevenom ons voor
taan te hoeden voor reeds begane fou
ten
Niets is er verloren. Zoowel de voor
uitstrevende vrijzinnigen als de meer
gematigde liberalen weten thans, wie zij
voor zich hebben en waar 't om gaat.
Dr. Kutper wil sturen naar Kamer
ontbinding, ten einde revanche te nemen
voor geleden nederlagen. Dit moge zijn
in het belang van zijn partij in het
belang van het laud is het zeker niet.
Dit te voorkomen is plicht van allen,
die het daarmede wel meenen, en men
zal alleen kunnen slagen, wanneer men
zich heenzet over politieke buitenissighe
den, over het minder aangenaam gevoel,
bij zekere gelegenheid verwaarloosd te
zijn, en de regeering op zjjn weg naar
leer- en weerplieht en naar de door
haar beoogde sociale hervormingen met
alle kracht steunt.
Men denke aan de „niet veraf zijnde
toekomst", waarop De lijd loert.
Op dinsdag 18 Januari jl. werd in de
kolfbaan van den heer W. Smit te Winkel,
door de rederijkerskamer „Aurora* aldaar
voor de 2e maal eene uitvoering gegeven.
Thans gold deze alleen, om ook armen en
minvermogenden, zoo mogelijk, eens een
genoeglijken avond te verschaffen.
Mocht „Aurora" zondag 16 Januari 11.
tegen het stellen van een behoorlijk en-
trée zich in een van eind tot eind volle
zaal van belangstellenden verhengen, thaDS
was de zaal bijna niet minder flink bezet,
daar zeer velen van het gnlle aanbod
vrijetoegang gretiglijk gebruik hadden
gemaakt.
Evenals zondag werden opgevoerd
1. *Mijn Queue is weg*, blijspel in een
bedrijf. De verschillende personen, die
hierin optraden, bewezen door hun na
tuurlijk spel, volkomen voor hunne taak
berekend te zijn. De leuke verdwijning
van de queue van mevr. dt Wit, veroor
zaakt door den even leuken Hans, den ou
den tuinman;
het tengevolge daarvan, tegen wil en
dank, aan van Kolderenvriend van mijn
heer en mevrouw, moeten voorwenden, dat
mevr. hoofdpijn heeft en meheer en me
vrouw daarom verhinderd zijn, het beloof
de bal bij te wonen
het zich moeten laten welgevallen, dat
mevr. in eene kwade bui de gezondheid
van de kiezen van haren echtgenoot in
twijfel belieft te IrekkeD, waarvoor een
dokter, juist voor de hoofdpijn van, mevr.
tegenwoordig, wordt geconsulteerd, die
al dadelijk voor meheer het prettig ver
schiet opent, morgen, notabene zonder pijn,
een paar van die kwaadstokers mst wortel
en tak te zullen uitroeien;
het ten slotte als kwade furiën elkaar in de
haren vatten der meiden Aaltje es Betje,
omdat zij wegens het thuisblijven van
mijnheer en mevr. verhinderd zijn, hunne
vrijers te ontvangen dit alles werdop
grappige, maar gepaste wijze voorgedragen.
Voortdurend werden de lachspieren van
het publiek dan ook in beweging gehou
den.
Na pauze volgde no. 2.*De Roover-
hoofdman.*
De Rederijkerskamer „Aurora" werd
voorgesteld als een tooneelvereeniging, ge
naamd ffPboenix,* te Niemansdorp. Een
tooneel dus in een tooneel.
Ook voor het welslagen van dit stuk
was men er op bedacht geweest, de rollen
zooveel mogelijk naar geschiktheid en be
kwaamheid der personen onder de dilettan
ten ts verdeelen.
Door in 't bijzouder namen te noemen,
zou men ten onrechte de anderen ten
achter stellen. Met een enkel woord wil
len we er rchter op wijzen, dat het wel
slagen van dit kluchtspel veel afhing
van, de wijze waarop de vertolking werd
voorgedragen door de heeren 3b. Kuiper
en P, Kampvoorstellende rijke land
bouwers te Niemansdorp, die tijdens de
opvoering vooraan midden in bet pobliek
kwamen zitten, om hunne kinderen, leden
der tooneelvereen.^Phoenixy, te zien spelen.
Het koddige critiseeren der beide oudjes
omtrent het spel hunner kinderen en dat
van Klaas Bikbarbier, spelende als Roo-
verhoofdman, en het treffen van den jnisten
tongval bewees, dat zij zich door eene
ijverige studie volkomen hunDe rollen
hadden eigen gemaakt. Hierdoor kreeg
het geheel een aardig effect en verwierf den
onverdeelden bijval van het auditorium.
Ten slotte restte nog No. 8: „Een Stu
dentenmop.*
Werd zondag bij de opvoering hiervan
door enkele personen wat overdreven ge
speeld, thans gingen zij hun boekje niet
te buiten, maar bleven netjes in hunne
handelingen, niettegenstaande het een mop
was, waarbij soms nogal wel gedronken
wordt, althans het ging bij de heeren niet
op een droogje.
Dat ook deze mop wel in den smaak viel
van de toehoorders, getuigde hun daverend
applaus.
Uit naam van Aurora* werd door den
heer J. Bijhouwer nog een toepasselijk
woord gesproken en hiermede te 101/, uur
deze voor allen genotvolle avond besloten,
Vergadering van den
Raad der gemeente WIERINGEN,
gehouden op woensdag 19 Januari 1898,
's namiddags 2 uur.
De voorzitter, de Edelachtb. heer L. C
Kolff, opent de vergadering en heel al
len hartelijk welkom in deze le. Verg.
in 1898. Voorzitter zegt, dat het
afgeloopen jaar 1897 voor Wieringen
een gezegend jaar is geweest. Landbouw,
oogst en veeteelt waren uitstekend en de
visscherij, wijzende op de ansjovisvangst,
kon zeer voordeelig genoemd worden, en
hiermee opent de voorzitter de vergade
ring en verzoekt voorlezing der notulen
dei vorige vergadering, welke zonder op-
ot aanmerking worden gearresteerd.
Mededeeling geschiedt van de navol
gende ingekomen stukkeu
1. dat de begrooting voor het dienat-
jaar 1898 door heeren Gedeputeerde Sta
ten is goedgekeurd.
2. dat de ligger der wegen is goedgekeurd.
8. Was ingekomen een schrijven van
den heer R. Wijn, waarin de heer Wijn
zijn hartelijken dank betuigt aan
Burgemeester, Wethouders, Secretaris,
Ontvanger en Raadsleden, voor de vele