Het leven eener edele vrouw. Zondag 30 Januari 1898. 42ste Jaargang No. 3279. TWEEDE BLAD. Antirevolutionaire geurmakerij. FEUILLETON. HAGER OURANT. Nu de leden van de Tweede Kamer rust nemen na den vermoeienden arbeid der behandeling van de Begrooting, wordt in de organen van alle partijen de verhouding besproken tusscheu het Ministerie en de verschillende groepen, waaruit de Tweede Kamer bestaat. Ons bestek gedoogt niet om aan te toonen, hoe mr. Van 'Houten in De Avondpost met zijn gewoon talent het vuurtje der tweedracht in het liberale kamp zoekt brandende te houden, en hoe de beide Kamerleden mr. Van Gilse en de heer Pyttersen, de nieu we redacteuren van de Arnhemsche Cou rant en de Nieuwe Arnhemsche Courant erover kibbelen, ot de eerste een nieu we kiesrecht-hervorming zou hebben voorgestaan of niet. Terwijl nu vertegenwoordigers van twee fracties, die mede de meerderheid in de kamer vormen, aldus twisten, over eene zaak, waarvan voor de naaste toekomst toch niets zal kunnen komen, slaan de clericale bladen een toon aan, alsof waarlijk de verdeeldheid in het li berale kamp zóó groot is, dat er aan samenwerking niet valt te denken en het oogenblik zoo ver niet is, waarop de regeering als een rijpe appel in de han den der clericalen zal vallen. Op dit feit wezen wij reeds in ons vorig artikel, maar daarna is dr. Kuyper met een verklaring voor den dag geko men, die men zeker niet onopgemerkt mag voorbijgaan. In De Standaard van 17 Januari jl. komt onder het hoofd: „Op uw post 1" een hoofdartikel voor, waarin dr. Kuy per de anti-revolutionnaire kiesvereeni- gingen aanspoort, om „toch achter de nieuwe kiezerslijsten te zitten". Het zou 10. Geza's gansohe verleden was achter hem weggezonken, en ht) kwam zichzelf vreemd voor. Andere gedachten, andere gevoelens, een andere wil was er in hem. Vrouwon- aohting was voor hem tot dusverre een vreemd gevoel geweest. Hij had de licht vaardigheid in liefdeszaken tot het uiter ste gedreven en zijne persoonlijkheid, zijn stand, zijn posilie hadden hem den weg verge makkelijkt en geëffend. Voor de eerste maal trad hem in Elisa- beth de reinste en schoonste vrouw tegen, die bij tot dusverre ooit had ontmoetzijn ruw gedrag tegenover haar, zijn plotseling ontwaakt schaamtegevoel, het berouw en het vurig verlangen, alles weder goed te maken, hadden zijn gevoelens verdiept en ver edeld. Het was te vergeljjken met het snijden van het ploegijzer door de groote kluiten aar de, opdat het ingestrooide zaad een vrucht baar land zal vinden. Zooala bij een re volutie altijd het geval is, dat alle goe de en kwade gestalten worden opgeroepen, om in een strijd tegen elkander te treden om iets, dat buiten beiden staat, even zoo is het veelal het geval bij een grooten hartstocht. En het komt dikwijls niet aan op de grootere sterkte van een der beide partijen, om de overwinning te beha len, maar op den tegenstand, die s|j te voor schijn roepen. Het trotsche, ongenaak bare wezen van Elisabeth, haar diepe af keer, die aan verachting grensde, het riep ook van zijn kant de gewoonlijk terugge trokken natuur tot tegenstand op. De toorn, de trots, de verleiding die van haar wezen uitging, al die gevoelens voerden str|jd tegen het maohtige nieuwe gevoel, dat s{jn borst vervulde. Zegevierde op het een politieke dwaasheid zijn om niets te doente meeneD, dat de ware actie niets doen zou zijn „en het sterkste maakte in bet electorale veld". Niet alleen dat er een tusschentijdsche vacature kon komen, maar men moest niet denken „dat de Kamer voor vier jaren zat"; want, en hier sprak de leider der anti-revolutionnairen weer het woord uit, reeds in De Stan daard van 29 December jl. genoemd, de mogelijkheid bestaat, „dat ge elk oogen blik voor een Kamerontbinding kunt staan". En dan borduurt dr. Kuyper op de volgende wijze op dit schema door „Dat het hoogstwaarschijnlijk tot September uit zonder stoornis zal afloopen, willen we wel toege ven. „Waar eene plechtigheid komende is, als de in huldiging van onze Koningin, houdt noch Kamer noch kiezerscorps van opzienbarende intermezzo''s. „Hoe hard men ook in Juni streed over de vraag, wat ministerie bij het inhuldigingsfeest de Koningin zou ter zijde staan nu het nieuwe kabinet er is, bestaat er algemeene neiging om, tot tijd en wijle de groote plechtigheid achter den rug is, geen roet in het eten te werpen. „Is het niet te ontwijken, dan moet hetmaar kan het tot einde September rustig afloopen, zoo weet men, dat dit der Koningin niet dan welkom kan zjjn. En natuurlijk, in September neemt het mi nisterie toch zijn ontslag, om de Koningin in de keuze van haar ministers vrij te laten. „En is het scheepke over de bank eenmaal heen, welnu dan is het altoos tijd om scheepsraad te houden en kan men zien, wat te doen staat. „Tot September uit zijn we dus tamelijk gerust. Een komende inhuldiging is een assurantie-premie voor elk zittend kabinet. „Maar daarna is er omtrent mogelijk stormweer wel niets zekers te voorspellen, edoch ook alles te duchten. „Kabinet en Kamer dat heeft de korte ont moeting van het afgeloopen najaar daghelder be wezenpassen op elkaar niet De vraag is thans wanneer zal het door dr. Kuyper geduchte stormweer zich aan den politieken horizont vertoo- nen Dat er van den kant der rechterzijde, zoodra de wetsontwerpen tot invoering van den leerplicht en van den persoon lijkeu dienstplicht zijn ingediend, een storm zal opsteken wie zal het loo chenen —M*M—Mf-lf IMBdMHMmdWBBMMBHHBEBHaBSfll eena oogenblik de trots, dan waren de meest vaste besluiten er het gevolg van, om zich niet meer te bekommeren om baar, die zoo ver beneden hem stond sprak zijn wilde, woeste, zinnelijke nutuur, zoo waren het de meest dolle plannen, die bij verzon om haar te verwinnec; was hij echter in hare nabijheid, dan vergat bij dit alles. Zoo machtig was de indruk harer per soonlijkheid, dat zijn gevoelens er door ver edelden, dat zijn wild begeerlijk hart milder begon te kloppen en alle zinnelijke lasten bnnne verleidelijke inblazingen staakten en het scheen hem toe, alsof bij van uit een drukkende atmosfeer in hot koele, frissche wond kwam. Ka zat bij naast haar, door nacht en duisternis omgeven. Hij en zij urenlang alleen 1 Het hart klopte bem tegen de keel en dreigde in zijn borst te springen. Hij met haar alleen Hoe dikwijls bad hij daar in stilte naar verlangd, hoe ge smacht naar dat oogenblik, om haar te kan nen zeggen, wat zijn hart vervulde. Hoe dikwijls had hij 's nachts urenlang aan bet vensier van zijn kamer gestaan, het gloeiend heete voorhoofd tegen de ruiten gedrukt, haar in sijn gedachten alles zeggend, wat zijn hart zoo hoorbaar deed kloppen, haar deelge- noote makend van zijn groote, geweldige liefde. Hoe zwol hem nu dat gevoel in het har te, reuzengroot uitzettend, alles omvattend, alle bedenkingen en redeneeringen te niet doende. Nu of nooit 1 Haar zeggen, hoe hij haar bemindel hoe waar, hoe diep, hoe ionig. Hoe bij buiten haar onmogelijk zou kunnen leven, hoe zij zijn gansche ziel beheersebte, boe aan baar persoon zjjn gansohe bopen en verwachten verwant was. Na of nooit baar zeggen, wat tij van bem gemaakt, had, wat bij door baar was geworden. „Elisabeth,* seide hij, evenals toenmaals in den toren, maar zijn stem beefde zoo he vig, dat de naam er stootend uitkwam, en hij drukte de hand op bet hart, om het ge weldige kloppen en hameren wat te tempe ren. Zij zag deze beweging niet, maar zjj ont stelde door den klank van ajjn stem. Toch zal deze niet zoo groot zijn, om dat do twintig ariti-revolutionnairen en de twee-en-twintig katholieke Kamerleden geen steun zullen vinden bij de over zijde. Aangenomen, dat beide wetsontwerpen nog vóór de inhuldigingsfeesten in de Ka mer zullen worden behandeld naar men wil, zullen zij eerstdaags den Raad van State bereiken dan kan de rech terzijde toch nooit op een meerderheid rekenen, waar het duidelijk is, dat ge heel de liberale partij in deze aan de zijde van het kabinet zal staan. Zeker is het bovendien niet, dat ge heel de rechterzijde tot de oppositie zal behooren. Het is waar, op den Katho liekendag te Utrecht heeft dr. Schaep- man de afschaffing der plaatsvervanging op den index gezet en dit als een over wegend punt van het „los of vast ac- coord" met de anti-revolutionnairen bij de verkiezingen aangewezen, maar het pro gram van beginselen der anti-revolution nairen (art. 17) wijst toch heen naar „prijsgeving der plaatsvervanging", die, met verbetering van het scheeps- en ka zerneleven, aan een „wettelijke organi satie van de doode en levende strijd krachten te land en te water" dient vooraf te gaan. Dr. Kuyper heeft dan ook, toen hem in Maart van het vorige jaar door de Amsterdamsche Courant verweten werd, dat in de paragraaf over de defensie in zijn program van actie afstand gedaan is van de „prijageving der plaatsvervan ging", dit in De Standaard ontkend en er op gewezen, dat in de toelichting van dat program uitdrukkelijk verwezen wordt naar art. 17 van het program van beginselen. Ook in het Voorloopig Verslag der commissie van rapporteurs omtrent de algemeene beschouwingen over de Staats- begrooting in de Eerste Kamer vinden wij een paar kenschetsende zinsneden. Wij lezen toch „Enkele leden, de staatkundige richting van het Kabinet niet toegedaan, erkenden, dat de per- „Wat wenscht ge, heer graaf?' vroeg zij na een poos zwjjgens. Haar stem klonk vast en het was merkwaardig, boe scherp het woord „heer graaf" klonk als tegen stelling van zijn vertrouwelijken aanhef. Dit bracht hem een weinig tot zichzelf, maar de vloed in zijn binnenste ging te hoog, dan dat hij de stem in zijn binnenste tot zwijgen zon hebben kuDnen brengen. „Ik heb bemerkt, dat uwe vriendelijkheid tegenover mij minder geworden is. Heb ik u gekrenkt f' vroeg hij aarzelend. „Gij bobt mij niet gekrenkt, en ik weet ook niet, dat ik mij anders tegenover u gedroeg dan gewoonlijk.* „O toch, geheel anders 1 De vriendelijkheid, die gij mij bctoondet bij onzen gang door het oude slot en die mij zoo gelukkig maakte, is sedert lang weer verdwenen. 01 ik moet u gekrenkt hebbes öf ge hebt iets zeer slechts van mij gehoord." Zulk een vraag eischte een openhartig antwoord. En waarom zou zjj het voor hem verzwijgen, hoe zij mot betrekking tot zjjne znster over hem dacht „Ik heb een zeer treurige geschiedenis vernomen,' zeide zij na een pan re en zij wist zelf niet, waarom baar hart eensklaps zoo begon te sidderen, alsof zij eeo ge vaarlijk pad betrad. „Van een ongelukkige vrouw hoorde ik vertellen, die jong en in armoede ten gronde ging, omdat zij een man wilde toebebooren, die edel en goed, maar niet van haar stand was. Verder vertelde men mij, dat de broeder in een vreeselijk uur dat joDge, hulplooze schep seltje met ruwheid had mishandeld en tot een eed gedwongen had.* „Eu dat zy, trots dien eed, met den gelief den man ontvluchtte," viel hij haar in de rede, „ik ken die geschiedenis." Was het niet zoo donker geweest, zoo zou zjj ontsteld rijn over de bleek heid van zijn gelaat. Een diep, beklemmend zwijgen volgde, daarna begon bjj weder, langzaam en aarzelend, als kwam ieder woord hem met groote moeite over de lippeo. „Ik wil mijn optreden niet verontschul digen, mij niet beter doen Bobijnen, dan ik ben. Ik heb er tot dasverre nooit berouw soonlijke niet de algemeene dienstplicht ook hier en daar in het zuideu des land» gunstig zou worden ontvangen. „En wat leerplicht betreft, erkenden diezelfde leden, schoon evenmin daarin als in dienstplicht een volkswensch ziende, dat leerplicht als middel tegen ontvolking van scholen hoogst nuttig wer ken kan. De bedenkingen van enkele an d er leden tegen den leerplicht zouden vervallen, indien de verplichting tot schoolbezoek beperkt werd tot den winter." Wanneer wij dus van de veronder stelling uitgaan, dat beide wetsontwer pen vóór de inhuldiging zullen behandeld worden, dan gelooven wij niet, dat het roet, hetwelk van de rechterzijde in het eten zal geworpen worden, zoo bitter van smaak zal zijn, dat het gerecht niet te gebruiken zal wezen. Na September dusWij krijgen dan toch eerst de begrooting en nu is het een van de geloofsartikelen van de anti- revolutionnnairen (art. 9 van het Pro gram van Beginselen) dat hun afgevaar digden, tenzij in zeer buitengewone om standigheden, het verwerpen der begroo tingen, om redenen buiten de begrooting gelegen, „machtsoverschrijding" dienen te achten. Indien we aldus de zaak beschouwen, dan zien we, dat de positie van het mi nisterie nog niet zóó zwak is, als de rechterzijde ons wel wil wijs maken en de liberale bladen door hun gekrakeel doen vermoeden. Yoor incidenten is echter een minis terie nooit gewaarborgd. De Delvenaar voorspelt nu reeds, dat de heer Röell, de nieuwe minister van Marine, de po sitie van het Kabinet niet versterkt en dat, wanneer hij alsmede overtuigd is, dat het schip, hetwelk den vorigen mi nister deed vallen, er toch komen moet, er een ernstige strijd zal ontstaan tusschen Kamer en Kabinet. „liet zou dan geen vorm hebben om nu nog eenmaal den Minister van Marine alleen. te laten af'treden. Aangenomen, dat de regeering dit ge- ovet gehad, en ofschoon bet mij zeer aan het harte ging, zon ik er wellicht nooit berouw over hebben gehad, wanneer God u niet op mijn weg had geleid. Nu, nu ik beter hare gevoelors kan begrijpen, nu ik het zelf weet, wat het zeggen wil, met zijn gansche denken en leven aan één persoon te hangen, weet ik ook, wat ik tegen die arme vrouw heb misdreven." Weder volgde een panze, Elisabeth had zloh weder iu haar hoekje gedrukt, zoo ver mogelijk van hem; bjj scheen het evenwel niet te bemerken. Beids handen in elkaar gevonwen tegen zijn hart gedrakt.als zocht hij daardoor het hef tige kloppen en bamoren daarbinnen te be dwingen, ging hij voort: „Gij hebt mij de geschiedenis van mijn zuster verteld; ik wil u die van baar broeder mcedeelen. Hij was een wilde, losbandige knaap, zonder vader lijke leiding, onder de verafgoding zjjner an ders zoo verstandige moeder opgevoed. Hjj was als jongeling rnw en lichtvaardig, geen hoogere macht boven zich kennend, geen ideaal najagend, waaraan hij zjjn krachten had kannen wjjden. Het genot was bet eenige, dat hjj najoeg, waaraan hjj al de schoone jaren van zijn leven besteedde. Daar zag hij n. Doch wat zal ik u zeggen 1 O, Elisabeth, gij zijt mijn heilige, mijne Savolta, en zooals Vesta sprak tot haar, zoo zal ik tot spreken: „De blik nwer oogen, de klank uwer stem, uwe geliefde nabijheid, zjj leiden en besohermen mij, en maken mij tot veel goeds in staat.* Ik heb u lief, meer dan ik in staat ben in woor den uit te drnkken, ik kan niet zonder u leven, Elisabeth.* Zjj sloeg haar mantel open, die haar door hem gegeven was en stond op. „Wanneer gij geen einde aan deze scène maakt,* zeide zij, en in haar stem lag toorn en smart, „zoo dwingt gy mij, het rjjtuig te verlaten." Hjj werd doodsbleek. „Is dat uw antwoord op mijn hartstochtelijk, vurig smeekenP* vroeg bjj dof. „Ik heb geen ander, heer graaf. Ik wil niet onderioeken, in hoever uwe gevoelens waar en oprecht sjjn,* voer zjj op milder voelon deelde, wie zouden dan het nieu we kabinet moeten vormen Een alle gaartje uit de tegenstemmers Dit zou al te dwaas zijn, omdat aan de ge schiedenis van dat oorlogschip niet één politiek beginsel is verbonden, tenzij bij hen, die het kabinet, hoe dan ookwillen laten vallen. Uit een en ander ziet men intusschen, dat de tegenpartij op de loer ligt.- Men weet in de politiek nooit hoe een stui vertje rollen kan, en daaroD rekenen de heeren. Yoor de tweede maal heeft Dr. Kuyper het woord „kamerontbinding" uitgesproken en alle vooruitstrevenden in de Kamer weten thans, waarheen hij wil sturen. Hij raadt zijn kiesvereenigingen aan, om toch op de kiezerslijsten te letten, de troepen te verzamelen eu te verster ken, opdat, wanneer onder den vigueur van de in Februari op te maken lijsten, tengevolge van een kamerontbinding, nieuwe verkiezingen zullen plaats vin den, men volkomen gereed zal zijn. Maar nooit zal het tot een Kameront binding in de eerste vier jaren kunnen komen, wanneer niet de eene of andere fractie der liberale meerderheid mede- helpt om het ministerie den voet dwars te zetten. Dit ministerie is vooral geroe pen, om te trachten het sociale program der Liberale Unie tot werkelijkheid te doen worden; die taak heeft het zich zelf iu de Troonrede opgelegd. Wijkt het daarvan af, worden de woorden door geen daden gevolgd, dan spreekt het vanzelf, dat de vooruitstrevende vrijzin nigen het in mora moeten stellen, maar overigens dienen zij het met alle kracht te steunen. Afgevaardigden en kiezers dienen daar bij te letten op de bewegingen der te genpartij, maar het ministerie zelf be hoeft zich daaraan niet te storen. Het werke rustig door aan zijn grootsche taak, aanvaarde daarbij den steun van elke partij, die het goede wil, en be zwijkt het dan, dan zal het dit met eere toon voort, enjiets als een zaobt beven lag er in haar stem, „maar een man van uw stand moet met zichzelf eerst te rade gaan, ziju woorden overdenken, vooraleer bjj een meisje, dat hij zegt te achten, zoo toespreekt.* „Welke woorden? Dat ik u liefheb, tot waanzinnig wordens toe? O, Elisabeth, ik zal ze u herbalen, dagelijks en elk uur, totdat gij er aan gelooft." „Denk aan uwe zuster eu zwijg!" riep zij buiten ziebzelve. „Welk recht hebt ge tot zulke woorden Ik deel uwe liefde niet en zal die nooit deelen, en dat is mijn laatste woord daarover. En nu, heer graaf, maak een einde aaa daze ontmoeting, of ik laat Misko halt houden en stjjg uit." „Ik zal den wagen verlaten," zeide bij. Zijn stem was niet meer te herkennenzij klonk rnw, bijna heescb. Wanneer zij met opzet toornig en afwijzend had gesproken, om hem op eenmaal alle hoop te ontnemen, zoo was dat goed geweest tegenover iedereen, behalve tegenover Geza, wiens natuur zoo iets onmogeljjk kon ver dragen. Alle booze geesten waren ont waakt. Hij stiet bet portier open en sprong als waanzinnig naar buiten. Eenige seconden later zat bjj naast Misko op den bok, rukte den niets vermoedenden man met een wild gebaar de teugels on de zweep uit de handen en sloeg als een bezetene op de paarden, dis in wilde sprongen voortjoegen. Yoor de eerste maal deed de nabijheid van Elisabeth niet de betoovering gel den, maar riep daarentegen alle booze demonen op, en de terugslag was zooveel te vree3eiyker, omdat hij deze zoo lang had ooderdrukt en zijne natuur zoo veel geweld had aangedaan. Een orkaan verandert heel dikwjjls de richtiDg der luobtstroomen en de omgeving die bjj 't langst beeft ontzien, wordt dan het meest geteisterd. Elisabeth gevoelde al heel spoedig, dat er een ongeluk moest ge beuren, maar zjj was zonderling kalm. Zjj halde zich vast in haar pelsmantel en druk te zioh in den hoek van den zaohtbekleeden wagen, om zich tegen bet ontzettende stoo- ten te besobermenwant de mishandelde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 5