AdïertEDtie- k UiilinlM Anti's. 42ste Jaargang ÏTo. 3290. D n Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. lïureao: SCH-AGMtëBï» Kraait, 1) 4. UilgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINI1EL. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. - ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen, fcERSTti BLAD. Binnenlandsch Nieuws. -=5- - - r- 13 e k e si d au a k i u j? e n. Gemeente Schagen. De BURGEMEESTER van SCHAGEN brengt het navolgende ter kennis van de belanghebbenden: Gedeputeerde Staten der Provincie Noord-Holland, Gezien het reglement op de keuring van dekheng sten, door de Staten dier provincie vastgesteld bij besluit vau den 9den Juli 1897 no. XIV, eu goed gekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 September 1897 no. 53; Doen te weten dat de keuringen van dekhengsten in deze provincie dit jaar zullen plaats hebben te Scha gen, dinsdag 8 Maart 1898, des voor middags te 10 nur, bij C. Broers ma; te Beverwijk, woensdag 9 Maart 1898, des voormiddags te 11 uur bij het Stationskofliehuis te Haarlemmermeer (Hoofddorp), donderdag 10 Maart 1898, des voormiddags le 10 uur, bij de Markt te Terschelling (Westterschelling), dinsdag 15 Maart 1898, op een nader aan belanghebbenden door de Provinciale Commissie, in artikel 5 van voornoemd reglement bedoeld, bekend te maken uur; dat de eigenaars of houders die hunne hengsten ter keuring wenschen aan te bieden, daarvan ten min ste tien dagen vóór de keuring aangifte moeten doen bij den Secretaris der keurings-commissie (den heer W. T e e n g s te Alkmaar,) met opgaaf van: 1». naam en woonplaats van den eigenaar of houder 2°. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzondere ken- teekenen van den hengst; 3°. zoo mogelijk afstamming van den hengst; V>. indien de hengst in een stamboek is ingeschre ven, diens stamboek en stamboeknummer 5». naam en woonplaats van den fokker; dat hengsten.ua bovengemelden termijn aangegeven, van de keuring worden uitgesloten, tenzij de eigenaar of houder vooraf eene som van f 2.50 bij den Secre taris der keurings-commissie heeft gestort, en deze commissie geene bezwaren tegen de toelating heeft dat hengsten, jonger dan 21/. jaar, niet lot dekking van merriën gebezigd mogen wordenevenmin hengsten, die niet overeenkomstig de bepalingen van dit reglement zijn goedgekeurd; dat bij overgangsbepaling echter is toegelaten, dat hengsten, die dit jaar niet goedgekeurd worden, nog tot de gewone keuring in 1899 tot dekking gebezigd worden. En zal dit besluit in het Provinciaal-Blad worden geplaatst en voorts in elke gemeente der provincie Noordholland op de aldaar gebruikelijke wijze worden aangeplakt. Haarlem, 16 Februari 1898. Gedeputeerde Staten voornoemd, (set.) VAN TIENHOVEN, Voorzitter, (get.) A. A. LAND, Griffier. Sc ha gen, den 25 Februari. De Burgemeester, S. BERMAN. Het Centrumde houding onzer dag bladen in het proces tegen Emile Zola besprekende, waar zij, op enkele uit zonderingen na, als daar zijn de Lim burger Koerierhet Noordbrabantsch Dag blad en De Maasbodehet anti-semitisme, de bestrijding der Joden, enkel omdat zij Joden zijn," ten hoogste afkeuren, zegt alsdan het volgende Is dan zoo zouden wij kunnen vragen het anti-papisme van edeler stam dan het anti semitisme? Zijn de Katholieken gevaarlijker voor Land en Maatschappij, dan de Israëlieten? En nu wij toch dit onderwerp aanroeren, willen wij nog even verder gaan en wijzen op het merkwaardig verschijnsel, dat tal van bladen, die met veront waardiging het anti-semitisme als een gevolg van de ruwste intolerantie signaleeren, er geen bezwaar in schijnen te zien het anti-clericalisme te huldigen. Anti-clericaal is men vóór alles wij hebben het gezien ten vorigen jare bij de algemeene verkiezingen, wij hebben het nog pas ondervonden bij de her stemming te Deventer. Welnu, zij, die aldus de onverdraagzaamheid in praktijk 'brengen en de „clericalen" behandelen als gevaarlijke individuën, wien men in geen geval het bestuur van 's lands zaken mag toevertrouwen, verbeurten daarduor het recht om critiek te oefenen op anderen. En alvorens te weeklagen over de beweging der anti-semieten, behooren zij zieh-zelven at te vragen, of hunne eigen houding van onbekrom- penheid, van breedheid, van vaderlandsliefde ge- tuigt? Op een dergelijke vraag dient een duidelijk antwoord gegeven te worden. Laten wij eerst op den voorgrond stellen, dat het de liberalen zijn ge weest, die in 1852 de Roomsch-Katho- lieke Kerk, onder heftige bestrijding van de huidige bondgenooten der Katho lieke Staatspartij, de vrijheid van orga nisatie hebben gegeven, die zij verlang de en waarop zij volkomen recht had. Wanneer de liberalen zich dus de bena ming „anti-clericaal" laten aanleunen, dan erkennen zij daarmee geenszins, dat fcii daarvoor niet aan het R.-K. Kcrkgo- nootschap dezelfde vrije uitoefening van zijn dienst willen schenken als aan alle andere kerkgenootschappen. De bena- ming anti-clericaal" kunnen we dus alleen opvatten in politieke beteekems. Htt getuigt wel eenigszins van naïve teit, dat Het Centrum ons den strijd bij de stembus verwijt en het ia ons onver draagzaamheid acht te zijn, wanueer wij meenen, dat wij aan de Katholieke Staats partij in geen geval het bestuur van 's landszaken mogen toevertrouwen. Wan neer men de Katholieke organen leest, dan getuigen deze van liberalen en ra dicalen hetzelfde. Dit echter over het hoofd ziende, meenen wij thans eens duidelijk te moe ten aantoonen, waarom wij, juist gedre ven door vaderlandsliefde, er steeds naar zullen streven om de mannen der Katho lieke Staatspartij zoover mogelijk van het bestuur vau het vaderland te houden. Wij prediken daardoor geen antika tholicisme, ia den geest, zooals het anti semitisme zich in Frankrijk uitwij gunnen der kerk haar volle vrijheid, zien in onze katholieke landgenooten even goede medeburgers als in de Israë lieten of leden van andere kerkgenoot schappen, maar als Staatspartij moeten wij de Katholieken bestrijden, omdat wij haar staatsgevaarlijk achten. Op het eindo van het jaar 1896 ver scheen het Program der katholieke le den van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, dat later op den Katholieken dag te Utrecht als liet program der Ka tholieke Staatspartij is aangenomen. Dit program werd voorafgegaan door een ma nifest aan de katholieke landgenooten, waarin de toenmalige katholieke leden van de Tweede Kamer van zichzelven getuigden „Zij verwerpen wat de Syllabus ver werpt, zij aanvaarden wat de Encyclie ken Quanta-Cura van 8 Dec. 1864 en lmmortale Dei van 1 November 1885 leereD." Zooals men weet, is de Syllabus een bij de encycliek Quanta-Cura gevoegde lijst van door den paus veroordeelde dwa lingen, waarvan Gladstone eenmaal ge tuigde, „dat niemand nu de bekeerling van Rome kan worden, zonder zijn re delijke en verstandelijke vrijheid prijs te geven en zijn burgertrouw en plichtsbesef aan de genade van een ander te onder werpen." In de encycliek Quanta-Cura wordt onder de vele veroordeelde dwalingen van den nieuwen tijd ook deze genoemd dat de vrijheid van geweten en gods- vereering het eigen recht is van ieder mensch, hetwelk in elke goed ingerichte maatschappij moet uitgeroepen en verze kerd wordenen dat de burgers het door geen kerkelijk of burgerlijk gezag te beperken recht hebben tot allerlei vrijheid om hun begrippen, van welken aard ook, hetzij bij monde of door den druk, of ook op andere wijze openlijk en in 't openhaar kenbaar te maken en te verkondigen. In genoemden syllabus worden vrijheid van eeredienst, de weigering om den katholieken godsdienst, met uitsluiting van alle andere eerediensten, voor den eenigen godsdienst van staat te houden, en het recht om zonder uitzondering al le meeningen en gedachten openlijk en en in het openbaar bekend te maken, als zoovele dwalingen van het hedendaagsche liberalismegesignaleerd. Al deze stellin gen worden „verworpen, veroordeeld en verdoemd". („Reprobamus, proscribimus atque damnamus", aldus luidt de formu le). In de encycliek lmmortale Dei, die handelt over de Christelijke inrichting der stateu, vonden de Katholieke Kamerle den de door hen te volgen gedragslijn geteekend in volgende zinsnede „Voor Katholieken die waarlijk dien naam waar dig zijn, is het allereerst noodzakelijk de Kerk als eciito zonen lief te hebben en die lielde te toonen alles wat met dezen roemrijken plicht niet overeen komt zonder aarzelen te verwerpen, de staatsinstel lingen zooveel als 't in eere geschieden kan te bezigen tot bescherming van waarheid en recht er voor te waken, dat de vrijheid van handelen de door natuurwet en Gods wet gestelde maat niet overschrijdeer naar te streven dat ieder gemeene- best naar den geest van 't Christendom worde in gericht. Moeilijk kan de weg, waarlangs dit alles moet worden verkregen, op eensluidende en scherp omlijste wijze worden beschreven, daar hij ver schillen zal, naar de verschillende eischen van plaats en tijd. Toch moet men steeds waken voor de eensgezindheid en trachten naar óéuheid van handeling. „Deze beide dingen zullen het best worden ver kregen, indien allen en een iegelijk de voorschrif ten van den H. Stoel houden als de wet van hun leven, en zich richten naar de Bisschoppen, die de H. Geest gesteld heeft tot het besturen van Gods Kerk." Nu laten wij de Katholieken volkomen vrij om de voorschriften van den R. Stoel to houden als de wet van hun leven, als zij maar niet verlangen, dat de Nederlandsche Staat volgens die voorschriften worde geregeerd. Sprekende over de positie van den burger in den Christelijken staat, heeft Paus Leo XIII toch dien burger het volgende voorschrift gegeven „Wel ligt het hem vooral aan het hart de lands wetten te eeren en na te komen, niet enkel uit vrees voor straf, maar om des gewetens wil, want niet den geest der vrees heeft God ons gegeven maar, waar de wetten van den staat blijkbaar af wijken van de goddelijke wetten, waar zij in te genspraak komen met de wetten van den christe lijken godsdienst en van de kerk, waar zij het gezag van Jezus Christus zeiven in zijn oppersten stedehouder en hoogepriester beleedigen, daar is hel onrecht aan die wetten te gehoorzamen, daar is het plicht ze te weerstaan en dat niet enkel in het belang der kerk maar ook in het ware belang van den staat zeiven, tot welks verderf im mers alles strekken moet, wat ten nadeele van den godsdienst plaats vindt". Terecht heeft dr. Küyper indertijd op het revolutionnaire karakter van dit voorschrift gewezen, vooral in Nederland, waar de wetgever, bij het maken van zijn wetten, nu niet altijd heeft gelet op de wetten van de kerk.; De Katholieke Staatspartij verklaart, zich te houden, „allen en een iegelijk," aan de voorschriften van den H. Stoel „als de wet van hun leven". Zeer goed maar nu is er nog een andere En cycliek van 4 Juli 1888, dus van nog meer recenten datum, en daarin zegt Leo XIII, dat zoowel de rechtvaardig heid als de rede den staat verbiedenden verschillenden „zoogenaamden" godsdien sten gelijkelijk gezind te zijn en aan deze alle dezelfde rechten, zonder on derscheid, toe te kennen. De vrijheid van het woord, de vrij heid om door de pers uit te drukken al hetgeen men verkiest, een vrijheid, ons door de Grondwet gewaarborgd, heeft volgens deze encycliek geen recht van bestaan. Vrijheid van onderwijs en vrijheid van geweten worden evenzeer veroor deeld en verdoemd. De stelling, dat de kerk slechts mag vermanen, zoeken te overreden en alleen hen regeeren, die geheel vrijwillig aan haar onderworpen zijn, is ook geheel uit den booze. „Door dit te beweren," zegt de Encycliek, „doet men een aanslag op de natuur zelve van de door God verordende maatschappijmen ontneemt aan haar gezag, aan haar leeraarsambt, aan baar in vloed alle wezenlijke kracht en knelt dal alles in noodlottige banden, terwijl men tegelijkertijd den omvang van het burgerlijke gezag zoover uitstrekt, dat de kerk, evenals elke andere vrijwillige veree- niging van burgers, zou moeten staan onder de heerschappij en de macht van den Staat." En dan concludeert de onfeilbare Paus als volgt „Uit het bovenstaande volgt derhalve, dat het geenszins geoorloofd is de vrijheid van denken, spreken, schrijven, onderwijzen, noch ook de gelijke vrijheid voor alle godsdiensten als even zooveel rechten, door de natuur aan deu mensch gegeven, te begeeren, te verdedigen of te verleenen." Duidelijker kan het niet Uit het bovenstaande zal het voor Het Centrum nu wel duidelijk worden, waarom de vooruitstrevende vrijzinnigen, met de Liberale Unie aan het hoofd, in den afgeloopen zomer getracht hebben, de mannen der Katholieke Staatspartij, die zich aan bovengenoemde voorschrif ten van den H. Stoel houden als aan de wet van hun leven, te weren van het bestuur van „'s Lands zaken." Pierson schreef in zijn „Geschiedenis van het Roomsch-Katholicisme" „De twee groote beginselen, die in den schoot der europeesche menschheid om den voorrang worstelen, zijn theocratie en moderne staat. De worsteling is de grondwet van de negentiende eeuw en, zij het theocratisch beginsel oud, de strijd moet nieuw heeten, omdat het denkbeeld van den rechtsstaat nieuw is. Theocratie is de menschheid geregeerd door priesters, dat is door personen, die haar telkens, onmiddellijk en voor elk bijzonder geval, Gods wil openbaren. De rechtsstaat, wat do moderne staat bedoelt te zijn is; de menschheid, geregeerd door het on veranderlijk beginsel van recht voor allen, in den meest practiscben, gelijk in den diepsten zin van het woord. Theocratie is een te voren vastge steld ideaal, door middel van de staatkundige vormen zich verwezenlijkende. De rechtsstaat wil slechts de staatkundige vormen, die ruimte laten en waarborgen opleveren voor waarachtige vrij heid en ontwikkelingdat is voor dien strijd, waaruit alleen het ideale geboren wordt. Het wezen der theocratie is de heerschappij van de vermeende Godsopenbaring; het wezen van den rechtsstaat is die zelfverloochening, die zich i n het beschermen der rechten, ook van wederparlijders, verheugt." Met het oog op het laatste zullen wij ons „anti" blijven handhaven ook tegenover de bondgenooten der Katholie ke Staatspartij. Dat „anti" zal zich uitspreken in een eerlijken strijd wij achten de individuën niet gevaarlijk, maar wel de beginselen, die zij in hun staatkundige geloofsbelij denis hebben saamgevat. Het anti-semitisme is de uiting van rassen- en geloofshaat, ons „anti" wordt ons ingegeven door het onverwoestbaar verlangen, om te behouden wat wij heb ben verkregen, en den nederlandschen rechtsstaat te grondvesten in bet ideaal, dat Pierson ons voor oogen heeft gesteld. We deelden in ons nummer van zondag 27 Feb. mede, dat de afdeeling WAARD en GROET van de Holl. Maat schappij van Landbouw een vergadering zou houden op 1 Maart bjj den heer W. Smit te Winkel, waarin, naar we vernomen had den ook de leden der Groenten-vereeniging „Niedorper Kogge" toegang hadden; dit was juist, want later is ons gebleken, dat alle leden dier vereeniging tot bijwoning der vergadering waren uitgenoodigd. En velen hadden, al was 't slecht weer, van die uit- noodiging gebruik gemaakt en we twijfelen niet, of ze zullen geen berouw gehad hebben van den tijd, aan de vergadering besteed. Evenals alle vergaderingen werd ook deze door den voorzitter, hier de heer K. B r e e b a a r t J z., geopend. Hij deelde mede, dat de vereeniging Niedorper Kogge kan beschouwd worden als een dochter der afd. Waard en Groet en hij hoopte, dat zij zich een waardige dochter zou toonen. De heer J. H. Berkenbosch, secretaris, las de notulen der vorige vergadering, welke werden, goedgekeurd en geteekend; ingeko men stukken, vooral prijscouranten van meststoffen, machines, zaden, en 't program ma der Paaschtentoonstelling te Behagen, werden na mededeeling voor kennisgeving aangenomen. De beschrijvingsbrief voor de vergadering van Holl. Noorderkwartier, op den 2 Maart te Midden-Beemster gehouden, werd gelezen en tot afgevaardigde benoemd de heer R. R e z e 1 m a n, die evenwel be zwaar maakte, deze vergadering bij te wonen, doch zich beschikbaar stelde voor de h.erfst- vergadering, die waarschijnlijk in een ge makkelijker to bereiken plaats zal worden gehouden. De voorzitter verklaarde zich bereid, volgens een art. van 't reglement de Afd. te vertegenwoordigen te Midden- Beemster. De heer J. P o r t e verkreeg nu het woord om te spreken over: Bemosting.in verband met groentenbouw. Het was zijn doel na te gaar,, welke meststoffen met het oog op den groen tenbouw het meest te verkiezen zijn, hij wilde zjjn meening aan de vergadering meedeelen en allen tot nadenken en over wegen opwekken, om na overleg van het betere overtuigd te worden en dan een nieuwen weg, wat de bemesting aangaat, in te slaan. H|j ging de drie soorten van be mesting na: stalmest, kunstmest en slyk- bemesting. Als de laatste moet vervangen worden, dan is de kunstmest er nader aan dan de stalmest. Droge stalmest kan men verbranden,kunstmeststoffen niet en evenmin 't slijk uit de sloten na droging, de stalmest bevat dus brandbare stoffen, die in kunst mest of stalmest niet voorkomen. Evenals slijk bevatten de kunstmeststoffen alles, wat de planten noodig hebben, maar zij bevatten die in voel kleinere ruimte. Hierbij deelde spr. mede de kunstbemesting in Friesland bij 't verbouwen van aardappelen, waar bij eiken aardappel een lepel vol guano wordt gevoegd. Guano is een der gemakkelijkste meststoffen, wijl ze verschillende stoffen bjj elkaar bevat, maar wordt ze in de eene streek met succes toegepast, dan is ze nog niet altijd geschikt voor een andere streek; de gronden moeten overeenkomen. Bepaal de recepten zullen er wol niet voorgegeven kunnen worden, maar onderzoeken, proeven nemen en de resultaten daarvan nagaan, dat is de weg om tot een juiste beoordeeling van den kunstmest te komen. Ook dient op 't voordeel gelet te worden en dan is kunst mest veel goedkooper dan stalmest. Weet men, waaraan de grond behoefte heeft, pot- asch bijvoorbeeld, dan kan men deze stof er aan toevoegen, wat door kunstmest mogelijk is. Gebruikt men stalmest, dan geeft men veel meer dan waaraan de planten behoefte hebben en ontbreekt de stof, die de planten juist noodig hebben, dan willen ze ook de andere stoffen niet opnemen. Na de pauze wees de heer Kuilman op de gedeeltelijke verrotting van kroos en andere planten in de slooten, op de humusvorming, waardoor het slijk wel overeenkomst moet hebben met stalmest en evenals deze na droging zal ver branden. De heer P o r t e antwoordde hierop als de sloot vol werd, ja, dan zou men een brandbare massa verkrijgen, maar de slooten worden uitgebaggerd, zoodat het weinigje brandbare stof, door den heer Kuilman bedoeld, van geen invloed is en men kan zeggen droog slik brandt niet. Ais de bodem veenachtig is, dan wordt 't geval anders. De heer Onnekes vroeg,waaraan 't te zien is, aan welke stoffen de planten behoefte hebben, waarop de heer P o r t e antwoordde, dat daarvoor proefvelden moeten worden aangelegd. Hij noemde vier stoffen potasch, phosphorzuur, stikstof en kalk, waar mode proeven kunnen worden genomen. Hiervoor zou hij het proefveld, dat niet te groot moet zijn, in vier stukken verdoelen en op elk stuk met een der stoffen een proef nemen. Als men dan deze stukken vergelijkt met andere, die met stalmest bijv. bemest zijn, dan kan men zien, wat't beste is H(j ried de aanwezige leden der groen te-vereeniging aaD, het voorbeeld van Lutje winkel— Weere te volgen en een afdeeling op te richten. En dien afdeelingen zou hfj dan raden, zich zoo spoedig mogelijk te wenden tot het Hoofdbestuur met het verzoek kunst meststoffen te ontvangen, ten einde daar proeven mede te nemen. Deze proeven dienen op verschillende plaatsen genomen te worden met kleine stukken, wat beter is dan op één plaats een groot stuk, wijl de menschen niet zoo licht een grooten afstand afleggen om zoo'n proefveld te gaan zien. En waar geen afdeeling bestaat, daar zouden zich leden met elkander kunnen vereenigen en gezamenlijk bij 't Hootdbestuur om kunst mest aankloppen. Hij hoopte, dat men zal beginnen met probeeron, dan achtte hij zijn doel bereikt. En valt een proef niet naar wensch uit, dat is niets, zeide hij, dan kunt ge immers zeg gen dat weten we ook al weer. De heer Donker zou wenschen, dat ook één per soon kunstmest kon krijgen, en dit was de heer Porte met hem eens; waar geen afdeeling iskan zulk een lid 't dan aan 't Hoofdbestuur vragen met kans op een gun stige beschikking. Op een vraag van den heer J. Breebaart Kz., of het Hoofdbe stuur de bevoegdheid reeds heeft, om op deze wijze over de gelden der vereeniging te beschikken, werd door den heer Kuil man, voorzitter van het Hoofdbestuur geantwoord, dat op de algemeene vergade ring in beginsel is besloten tot 't aanleggen van proefvelden. Hij dankte tevens de Afdeeling Waard en Groet der Holl. Maat schappij van Landbouw voor de gegeven gelegenheid om deze vergadering bij te wonen, want in samenwerking zag hij veel goeds. De voorzitter sprak eenige hartelijke woorden van dank tot den heer Por te voor zijn duidelijke en leerrijke rede en hoopte, dat hij, die de Afd. Waard en Groet reeds meermalen aan zich verplicht had, nog dikwijls zou willen optreden als dezen avond hij dankte allen voor hun opkomst en sloot met den wensch, dat de vereeniging Niedor per Kogge, door Waard on Groet opgericht, haar tot sieraad moge strekken, de verga dering. In het Noord-Brabant- sche plaatsje O. bestaat een afdeeling van den Boerenbond, en diezelfde afdee ling heeft ook, heel natuurlijk, een pre sident een langen, gespierden kerel, die voor een klein geruchtje niet vervaard is. Aan deze hoedanigheden dankt onze praeses zeker zijn verbeven betrekking, want, het moet gezegd, 's mans kennis en ontwikkeling zijn noch in evenredig heid met z'n lengte, noch met z'n li chaamskracht. 't Was in het begin der maand Fe- bruari dezes jaars. De „Boerenbond" vergaderde in het schoollocaal en de leden wachtten met ongeduld de komst vau huunen leider. Op eensbons de deur vliegt -open en met meer leven dan gewoonlijk stapt de lang verbeide de vergaderzaal binnen, zijn auditorium met de volgende woorden begroetend „Motdomme, jongens, 'k mot Zondag nao Rumund 't Stöt in 't krantje Een snugger boertje metkt op, dat Z. E. ver keerd gezien beeft, de aangekondigde vergadering betreft het hoofdbestuur. „Hal te moei gij, dinkte da 'knie mèr léze kan is het wederwoord. Dood- scbe stilte, niemand heeft nog iets in te brengen. De groote dag is eindelijk aangebro ken. Gestoken in z'n beste plunje (stropdas en hooge drukking uit een lang vervlogen tijdvak zijn niet verge ten) en gewapend met een flinken ei- keu knuppel, begeeft ODze afgevaardigde zich op weg naar het naastbijzijnde spoorwegstation. De trein brengt Zijne Hoogheid na twee uren in de bisschops stad Yan het oude hertogdom Limburg. Nu eerst nog eens gesmuld uit den pa pieren buidel, dien moeder de vrouw manlief in den jaszak gestoken heeft en dan maar vooruit naar het gebouw, waar vandaag de gewichtige zaken zul len behandeld worden. In de gelagka mer van het aangeduide hotel verneemt onze president, dat de heeren reeds ver gaderd zijn op de bovenzaal. „Dor hör ik ok bijmerkt sinjeur aan en tot verbazing van alle kellners bestijgt de lauge boer de trappen, die voeren naar het bewuste salon. Een ruk aan de deur en het O.sche kopstuk staat in z'n volle lengte voor een 20-tal def tige, gebaarde en gebrilde heeren, die verstomd van hun werk opzien. De binnenkomende verbreekt het eerst de stilte met z'n gebruikclijken groet„Ik zuj ollie goeien dag zegge Nu ontspon zich het volgende gesprek tusschen den voorzitter van het Hoofd bestuur en den president van den Boe renbond te O. V. Wel vrienje, wat kom je hier doen Wat is je verlangen P. Wa'k hier kom doen f now, da's ok enne mojje, bè praote ovver 't boe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1