AdïertEDtie- k UiilinlM
Anti's.
42ste Jaargang ÏTo. 3290.
D
n
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
lïureao: SCH-AGMtëBï» Kraait, 1) 4.
UilgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WINI1EL.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
- ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
fcERSTti BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
-=5- -
- r-
13 e k e si d au a k i u j? e n.
Gemeente Schagen.
De BURGEMEESTER van SCHAGEN brengt het
navolgende ter kennis van de belanghebbenden:
Gedeputeerde Staten der Provincie Noord-Holland,
Gezien het reglement op de keuring van dekheng
sten, door de Staten dier provincie vastgesteld bij
besluit vau den 9den Juli 1897 no. XIV, eu goed
gekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 September
1897 no. 53;
Doen te weten
dat de keuringen van dekhengsten in deze provincie
dit jaar zullen plaats hebben
te Scha gen, dinsdag 8 Maart 1898, des voor
middags te 10 nur, bij C. Broers ma;
te Beverwijk, woensdag 9 Maart 1898, des
voormiddags te 11 uur bij het Stationskofliehuis
te Haarlemmermeer (Hoofddorp), donderdag
10 Maart 1898, des voormiddags le 10 uur, bij de
Markt
te Terschelling (Westterschelling), dinsdag
15 Maart 1898, op een nader aan belanghebbenden
door de Provinciale Commissie, in artikel 5 van
voornoemd reglement bedoeld, bekend te maken uur;
dat de eigenaars of houders die hunne hengsten ter
keuring wenschen aan te bieden, daarvan ten min
ste tien dagen vóór de keuring aangifte
moeten doen bij den Secretaris der keurings-commissie
(den heer W. T e e n g s te Alkmaar,) met opgaaf van:
1». naam en woonplaats van den eigenaar of houder
2°. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzondere ken-
teekenen van den hengst;
3°. zoo mogelijk afstamming van den hengst;
V>. indien de hengst in een stamboek is ingeschre
ven, diens stamboek en stamboeknummer
5». naam en woonplaats van den fokker;
dat hengsten.ua bovengemelden termijn aangegeven,
van de keuring worden uitgesloten, tenzij de eigenaar
of houder vooraf eene som van f 2.50 bij den Secre
taris der keurings-commissie heeft gestort, en deze
commissie geene bezwaren tegen de toelating heeft
dat hengsten, jonger dan 21/. jaar, niet lot dekking
van merriën gebezigd mogen wordenevenmin
hengsten, die niet overeenkomstig de bepalingen van
dit reglement zijn goedgekeurd;
dat bij overgangsbepaling echter is toegelaten, dat
hengsten, die dit jaar niet goedgekeurd worden, nog
tot de gewone keuring in 1899 tot dekking gebezigd
worden.
En zal dit besluit in het Provinciaal-Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente der provincie
Noordholland op de aldaar gebruikelijke wijze
worden aangeplakt.
Haarlem, 16 Februari 1898.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
(set.) VAN TIENHOVEN, Voorzitter,
(get.) A. A. LAND, Griffier.
Sc ha gen, den 25 Februari.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
Het Centrumde houding onzer dag
bladen in het proces tegen Emile Zola
besprekende, waar zij, op enkele uit
zonderingen na, als daar zijn de Lim
burger Koerierhet Noordbrabantsch Dag
blad en De Maasbodehet anti-semitisme,
de bestrijding der Joden, enkel omdat
zij Joden zijn," ten hoogste afkeuren,
zegt alsdan het volgende
Is dan zoo zouden wij kunnen vragen
het anti-papisme van edeler stam dan het anti
semitisme? Zijn de Katholieken gevaarlijker voor
Land en Maatschappij, dan de Israëlieten? En
nu wij toch dit onderwerp aanroeren, willen wij
nog even verder gaan en wijzen op het merkwaardig
verschijnsel, dat tal van bladen, die met veront
waardiging het anti-semitisme als een gevolg van
de ruwste intolerantie signaleeren, er geen bezwaar
in schijnen te zien het anti-clericalisme te huldigen.
Anti-clericaal is men vóór alles wij hebben het
gezien ten vorigen jare bij de algemeene verkiezingen,
wij hebben het nog pas ondervonden bij de her
stemming te Deventer.
Welnu, zij, die aldus de onverdraagzaamheid in
praktijk 'brengen en de „clericalen" behandelen als
gevaarlijke individuën, wien men in geen geval het
bestuur van 's lands zaken mag toevertrouwen,
verbeurten daarduor het recht om critiek te oefenen
op anderen. En alvorens te weeklagen over de
beweging der anti-semieten, behooren zij zieh-zelven
at te vragen, of hunne eigen houding van onbekrom-
penheid, van breedheid, van vaderlandsliefde ge-
tuigt?
Op een dergelijke vraag dient een
duidelijk antwoord gegeven te worden.
Laten wij eerst op den voorgrond
stellen, dat het de liberalen zijn ge
weest, die in 1852 de Roomsch-Katho-
lieke Kerk, onder heftige bestrijding
van de huidige bondgenooten der Katho
lieke Staatspartij, de vrijheid van orga
nisatie hebben gegeven, die zij verlang
de en waarop zij volkomen recht had.
Wanneer de liberalen zich dus de bena
ming „anti-clericaal" laten aanleunen,
dan erkennen zij daarmee geenszins, dat
fcii daarvoor niet aan het R.-K. Kcrkgo-
nootschap dezelfde vrije uitoefening van
zijn dienst willen schenken als aan alle
andere kerkgenootschappen. De bena-
ming anti-clericaal" kunnen we dus
alleen opvatten in politieke beteekems.
Htt getuigt wel eenigszins van naïve
teit, dat Het Centrum ons den strijd bij
de stembus verwijt en het ia ons onver
draagzaamheid acht te zijn, wanueer wij
meenen, dat wij aan de Katholieke Staats
partij in geen geval het bestuur van 's
landszaken mogen toevertrouwen. Wan
neer men de Katholieke organen leest,
dan getuigen deze van liberalen en ra
dicalen hetzelfde.
Dit echter over het hoofd ziende,
meenen wij thans eens duidelijk te moe
ten aantoonen, waarom wij, juist gedre
ven door vaderlandsliefde, er steeds naar
zullen streven om de mannen der Katho
lieke Staatspartij zoover mogelijk van het
bestuur vau het vaderland te houden.
Wij prediken daardoor geen antika
tholicisme, ia den geest, zooals het anti
semitisme zich in Frankrijk uitwij
gunnen der kerk haar volle vrijheid,
zien in onze katholieke landgenooten
even goede medeburgers als in de Israë
lieten of leden van andere kerkgenoot
schappen, maar als Staatspartij moeten
wij de Katholieken bestrijden, omdat wij
haar staatsgevaarlijk achten.
Op het eindo van het jaar 1896 ver
scheen het Program der katholieke le
den van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, dat later op den Katholieken
dag te Utrecht als liet program der Ka
tholieke Staatspartij is aangenomen. Dit
program werd voorafgegaan door een ma
nifest aan de katholieke landgenooten,
waarin de toenmalige katholieke leden
van de Tweede Kamer van zichzelven
getuigden
„Zij verwerpen wat de Syllabus ver
werpt, zij aanvaarden wat de Encyclie
ken Quanta-Cura van 8 Dec. 1864 en
lmmortale Dei van 1 November 1885
leereD."
Zooals men weet, is de Syllabus een
bij de encycliek Quanta-Cura gevoegde
lijst van door den paus veroordeelde dwa
lingen, waarvan Gladstone eenmaal ge
tuigde, „dat niemand nu de bekeerling
van Rome kan worden, zonder zijn re
delijke en verstandelijke vrijheid prijs te
geven en zijn burgertrouw en plichtsbesef
aan de genade van een ander te onder
werpen."
In de encycliek Quanta-Cura wordt
onder de vele veroordeelde dwalingen van
den nieuwen tijd ook deze genoemd
dat de vrijheid van geweten en gods-
vereering het eigen recht is van ieder
mensch, hetwelk in elke goed ingerichte
maatschappij moet uitgeroepen en verze
kerd wordenen dat de burgers het
door geen kerkelijk of burgerlijk gezag
te beperken recht hebben tot allerlei
vrijheid om hun begrippen, van welken
aard ook, hetzij bij monde of door den
druk, of ook op andere wijze openlijk en
in 't openhaar kenbaar te maken en te
verkondigen.
In genoemden syllabus worden vrijheid
van eeredienst, de weigering om den
katholieken godsdienst, met uitsluiting
van alle andere eerediensten, voor den
eenigen godsdienst van staat te houden,
en het recht om zonder uitzondering al
le meeningen en gedachten openlijk en
en in het openbaar bekend te maken,
als zoovele dwalingen van het hedendaagsche
liberalismegesignaleerd. Al deze stellin
gen worden „verworpen, veroordeeld en
verdoemd". („Reprobamus, proscribimus
atque damnamus", aldus luidt de formu
le).
In de encycliek lmmortale Dei, die
handelt over de Christelijke inrichting der
stateu, vonden de Katholieke Kamerle
den de door hen te volgen gedragslijn
geteekend in volgende zinsnede
„Voor Katholieken die waarlijk dien naam waar
dig zijn, is het allereerst noodzakelijk de Kerk als
eciito zonen lief te hebben en die lielde te toonen
alles wat met dezen roemrijken plicht niet overeen
komt zonder aarzelen te verwerpen, de staatsinstel
lingen zooveel als 't in eere geschieden kan te
bezigen tot bescherming van waarheid en recht
er voor te waken, dat de vrijheid van handelen de
door natuurwet en Gods wet gestelde maat niet
overschrijdeer naar te streven dat ieder gemeene-
best naar den geest van 't Christendom worde in
gericht. Moeilijk kan de weg, waarlangs dit alles
moet worden verkregen, op eensluidende en scherp
omlijste wijze worden beschreven, daar hij ver
schillen zal, naar de verschillende eischen van
plaats en tijd. Toch moet men steeds waken voor
de eensgezindheid en trachten naar óéuheid van
handeling.
„Deze beide dingen zullen het best worden ver
kregen, indien allen en een iegelijk de voorschrif
ten van den H. Stoel houden als de wet van hun
leven, en zich richten naar de Bisschoppen, die de
H. Geest gesteld heeft tot het besturen van Gods
Kerk."
Nu laten wij de Katholieken volkomen
vrij om de voorschriften van den R.
Stoel to houden als de wet van hun
leven, als zij maar niet verlangen, dat
de Nederlandsche Staat volgens die
voorschriften worde geregeerd.
Sprekende over de positie van den
burger in den Christelijken staat, heeft
Paus Leo XIII toch dien burger het
volgende voorschrift gegeven
„Wel ligt het hem vooral aan het hart de lands
wetten te eeren en na te komen, niet enkel uit
vrees voor straf, maar om des gewetens wil, want
niet den geest der vrees heeft God ons gegeven
maar, waar de wetten van den staat blijkbaar af
wijken van de goddelijke wetten, waar zij in te
genspraak komen met de wetten van den christe
lijken godsdienst en van de kerk, waar zij het
gezag van Jezus Christus zeiven in zijn oppersten
stedehouder en hoogepriester beleedigen, daar is
hel onrecht aan die wetten te gehoorzamen, daar
is het plicht ze te weerstaan en dat niet enkel
in het belang der kerk maar ook in het ware
belang van den staat zeiven, tot welks verderf im
mers alles strekken moet, wat ten nadeele van
den godsdienst plaats vindt".
Terecht heeft dr. Küyper indertijd
op het revolutionnaire karakter van dit
voorschrift gewezen, vooral in Nederland,
waar de wetgever, bij het maken van
zijn wetten, nu niet altijd heeft gelet op
de wetten van de kerk.;
De Katholieke Staatspartij verklaart,
zich te houden, „allen en een iegelijk,"
aan de voorschriften van den H. Stoel
„als de wet van hun leven". Zeer goed
maar nu is er nog een andere En
cycliek van 4 Juli 1888, dus van nog
meer recenten datum, en daarin zegt
Leo XIII, dat zoowel de rechtvaardig
heid als de rede den staat verbiedenden
verschillenden „zoogenaamden" godsdien
sten gelijkelijk gezind te zijn en aan
deze alle dezelfde rechten, zonder on
derscheid, toe te kennen.
De vrijheid van het woord, de vrij
heid om door de pers uit te drukken
al hetgeen men verkiest, een vrijheid,
ons door de Grondwet gewaarborgd,
heeft volgens deze encycliek geen recht
van bestaan.
Vrijheid van onderwijs en vrijheid
van geweten worden evenzeer veroor
deeld en verdoemd.
De stelling, dat de kerk slechts mag
vermanen, zoeken te overreden en alleen
hen regeeren, die geheel vrijwillig aan
haar onderworpen zijn, is ook geheel
uit den booze.
„Door dit te beweren," zegt de Encycliek, „doet
men een aanslag op de natuur zelve van de door
God verordende maatschappijmen ontneemt aan
haar gezag, aan haar leeraarsambt, aan baar in
vloed alle wezenlijke kracht en knelt dal alles in
noodlottige banden, terwijl men tegelijkertijd den
omvang van het burgerlijke gezag zoover uitstrekt,
dat de kerk, evenals elke andere vrijwillige veree-
niging van burgers, zou moeten staan onder de
heerschappij en de macht van den Staat."
En dan concludeert de onfeilbare Paus
als volgt
„Uit het bovenstaande volgt derhalve, dat het
geenszins geoorloofd is de vrijheid van denken,
spreken, schrijven, onderwijzen, noch ook de gelijke
vrijheid voor alle godsdiensten als even zooveel
rechten, door de natuur aan deu mensch gegeven,
te begeeren, te verdedigen of te verleenen."
Duidelijker kan het niet
Uit het bovenstaande zal het voor
Het Centrum nu wel duidelijk worden,
waarom de vooruitstrevende vrijzinnigen,
met de Liberale Unie aan het hoofd, in
den afgeloopen zomer getracht hebben,
de mannen der Katholieke Staatspartij,
die zich aan bovengenoemde voorschrif
ten van den H. Stoel houden als aan
de wet van hun leven, te weren van
het bestuur van „'s Lands zaken."
Pierson schreef in zijn „Geschiedenis
van het Roomsch-Katholicisme"
„De twee groote beginselen, die in den schoot
der europeesche menschheid om den voorrang
worstelen, zijn theocratie en moderne staat. De
worsteling is de grondwet van de negentiende eeuw
en, zij het theocratisch beginsel oud, de strijd
moet nieuw heeten, omdat het denkbeeld van den
rechtsstaat nieuw is. Theocratie is de menschheid
geregeerd door priesters, dat is door personen, die
haar telkens, onmiddellijk en voor elk bijzonder
geval, Gods wil openbaren.
De rechtsstaat, wat do moderne staat bedoelt te
zijn is; de menschheid, geregeerd door het on
veranderlijk beginsel van recht voor allen, in
den meest practiscben, gelijk in den diepsten zin
van het woord. Theocratie is een te voren vastge
steld ideaal, door middel van de staatkundige
vormen zich verwezenlijkende. De rechtsstaat wil
slechts de staatkundige vormen, die ruimte laten
en waarborgen opleveren voor waarachtige vrij
heid en ontwikkelingdat is voor dien strijd,
waaruit alleen het ideale geboren wordt. Het
wezen der theocratie is de heerschappij van de
vermeende Godsopenbaring; het wezen van den
rechtsstaat is die zelfverloochening, die zich i n het
beschermen der rechten, ook van wederparlijders,
verheugt."
Met het oog op het laatste zullen wij
ons „anti" blijven handhaven ook
tegenover de bondgenooten der Katholie
ke Staatspartij.
Dat „anti" zal zich uitspreken in een
eerlijken strijd wij achten de individuën
niet gevaarlijk, maar wel de beginselen,
die zij in hun staatkundige geloofsbelij
denis hebben saamgevat.
Het anti-semitisme is de uiting van
rassen- en geloofshaat, ons „anti" wordt
ons ingegeven door het onverwoestbaar
verlangen, om te behouden wat wij heb
ben verkregen, en den nederlandschen
rechtsstaat te grondvesten in bet ideaal,
dat Pierson ons voor oogen heeft gesteld.
We deelden in ons nummer
van zondag 27 Feb. mede, dat de afdeeling
WAARD en GROET van de Holl. Maat
schappij van Landbouw een vergadering zou
houden op 1 Maart bjj den heer W. Smit
te Winkel, waarin, naar we vernomen had
den ook de leden der Groenten-vereeniging
„Niedorper Kogge" toegang hadden; dit was
juist, want later is ons gebleken, dat alle
leden dier vereeniging tot bijwoning der
vergadering waren uitgenoodigd. En velen
hadden, al was 't slecht weer, van die uit-
noodiging gebruik gemaakt en we twijfelen
niet, of ze zullen geen berouw gehad hebben
van den tijd, aan de vergadering besteed.
Evenals alle vergaderingen werd ook deze
door den voorzitter, hier de heer
K. B r e e b a a r t J z., geopend. Hij deelde
mede, dat de vereeniging Niedorper Kogge
kan beschouwd worden als een dochter der
afd. Waard en Groet en hij hoopte, dat zij
zich een waardige dochter zou toonen. De
heer J. H. Berkenbosch, secretaris, las
de notulen der vorige vergadering, welke
werden, goedgekeurd en geteekend; ingeko
men stukken, vooral prijscouranten van
meststoffen, machines, zaden, en 't program
ma der Paaschtentoonstelling te Behagen,
werden na mededeeling voor kennisgeving
aangenomen. De beschrijvingsbrief voor de
vergadering van Holl. Noorderkwartier, op
den 2 Maart te Midden-Beemster gehouden,
werd gelezen en tot afgevaardigde benoemd
de heer R. R e z e 1 m a n, die evenwel be
zwaar maakte, deze vergadering bij te wonen,
doch zich beschikbaar stelde voor de h.erfst-
vergadering, die waarschijnlijk in een ge
makkelijker to bereiken plaats zal worden
gehouden. De voorzitter verklaarde zich
bereid, volgens een art. van 't reglement de
Afd. te vertegenwoordigen te Midden-
Beemster.
De heer J. P o r t e verkreeg nu het woord
om te spreken over: Bemosting.in verband met
groentenbouw. Het was zijn doel na te gaar,,
welke meststoffen met het oog op den groen
tenbouw het meest te verkiezen zijn, hij
wilde zjjn meening aan de vergadering
meedeelen en allen tot nadenken en over
wegen opwekken, om na overleg van het
betere overtuigd te worden en dan een
nieuwen weg, wat de bemesting aangaat, in
te slaan. H|j ging de drie soorten van be
mesting na: stalmest, kunstmest en slyk-
bemesting. Als de laatste moet vervangen
worden, dan is de kunstmest er nader aan
dan de stalmest. Droge stalmest kan men
verbranden,kunstmeststoffen niet en evenmin
't slijk uit de sloten na droging, de stalmest
bevat dus brandbare stoffen, die in kunst
mest of stalmest niet voorkomen. Evenals
slijk bevatten de kunstmeststoffen alles, wat
de planten noodig hebben, maar zij bevatten
die in voel kleinere ruimte. Hierbij deelde
spr. mede de kunstbemesting in Friesland
bij 't verbouwen van aardappelen, waar bij
eiken aardappel een lepel vol guano wordt
gevoegd. Guano is een der gemakkelijkste
meststoffen, wijl ze verschillende stoffen bjj
elkaar bevat, maar wordt ze in de eene
streek met succes toegepast, dan is ze nog
niet altijd geschikt voor een andere streek;
de gronden moeten overeenkomen. Bepaal
de recepten zullen er wol niet voorgegeven
kunnen worden, maar onderzoeken, proeven
nemen en de resultaten daarvan nagaan,
dat is de weg om tot een juiste beoordeeling
van den kunstmest te komen. Ook dient op 't
voordeel gelet te worden en dan is kunst
mest veel goedkooper dan stalmest. Weet
men, waaraan de grond behoefte heeft, pot-
asch bijvoorbeeld, dan kan men deze stof er
aan toevoegen, wat door kunstmest mogelijk
is. Gebruikt men stalmest, dan geeft men
veel meer dan waaraan de planten behoefte
hebben en ontbreekt de stof, die de planten
juist noodig hebben, dan willen ze ook de
andere stoffen niet opnemen. Na de pauze
wees de heer Kuilman op de gedeeltelijke
verrotting van kroos en andere planten in
de slooten, op de humusvorming, waardoor
het slijk wel overeenkomst moet hebben met
stalmest en evenals deze na droging zal ver
branden. De heer P o r t e antwoordde hierop
als de sloot vol werd, ja, dan zou men een
brandbare massa verkrijgen, maar de slooten
worden uitgebaggerd, zoodat het weinigje
brandbare stof, door den heer Kuilman
bedoeld, van geen invloed is en men kan
zeggen droog slik brandt niet. Ais de
bodem veenachtig is, dan wordt 't geval
anders. De heer Onnekes vroeg,waaraan
't te zien is, aan welke stoffen de planten
behoefte hebben, waarop de heer P o r t e
antwoordde, dat daarvoor proefvelden moeten
worden aangelegd. Hij noemde vier stoffen
potasch, phosphorzuur, stikstof en kalk, waar
mode proeven kunnen worden genomen.
Hiervoor zou hij het proefveld, dat niet te
groot moet zijn, in vier stukken verdoelen
en op elk stuk met een der stoffen een
proef nemen. Als men dan deze stukken
vergelijkt met andere, die met stalmest bijv.
bemest zijn, dan kan men zien, wat't beste
is H(j ried de aanwezige leden der groen
te-vereeniging aaD, het voorbeeld van Lutje
winkel— Weere te volgen en een afdeeling op
te richten. En dien afdeelingen zou hfj dan
raden, zich zoo spoedig mogelijk te wenden
tot het Hoofdbestuur met het verzoek kunst
meststoffen te ontvangen, ten einde daar
proeven mede te nemen. Deze proeven
dienen op verschillende plaatsen genomen
te worden met kleine stukken, wat beter is
dan op één plaats een groot stuk, wijl de
menschen niet zoo licht een grooten afstand
afleggen om zoo'n proefveld te gaan zien.
En waar geen afdeeling bestaat, daar zouden
zich leden met elkander kunnen vereenigen
en gezamenlijk bij 't Hootdbestuur om kunst
mest aankloppen.
Hij hoopte, dat men zal beginnen met
probeeron, dan achtte hij zijn doel bereikt.
En valt een proef niet naar wensch uit, dat
is niets, zeide hij, dan kunt ge immers zeg
gen dat weten we ook al weer. De heer
Donker zou wenschen, dat ook één per
soon kunstmest kon krijgen, en dit was de
heer Porte met hem eens; waar geen
afdeeling iskan zulk een lid 't dan aan 't
Hoofdbestuur vragen met kans op een gun
stige beschikking. Op een vraag van den
heer J. Breebaart Kz., of het Hoofdbe
stuur de bevoegdheid reeds heeft, om op
deze wijze over de gelden der vereeniging
te beschikken, werd door den heer Kuil
man, voorzitter van het Hoofdbestuur
geantwoord, dat op de algemeene vergade
ring in beginsel is besloten tot 't aanleggen
van proefvelden. Hij dankte tevens de
Afdeeling Waard en Groet der Holl. Maat
schappij van Landbouw voor de gegeven
gelegenheid om deze vergadering bij te
wonen, want in samenwerking zag hij veel
goeds. De voorzitter sprak eenige hartelijke
woorden van dank tot den heer Por te voor
zijn duidelijke en leerrijke rede en hoopte,
dat hij, die de Afd. Waard en Groet reeds
meermalen aan zich verplicht had, nog
dikwijls zou willen optreden als dezen avond
hij dankte allen voor hun opkomst en sloot
met den wensch, dat de vereeniging Niedor
per Kogge, door Waard on Groet opgericht,
haar tot sieraad moge strekken, de verga
dering.
In het Noord-Brabant-
sche plaatsje O. bestaat een afdeeling
van den Boerenbond, en diezelfde afdee
ling heeft ook, heel natuurlijk, een pre
sident een langen, gespierden kerel, die
voor een klein geruchtje niet vervaard
is. Aan deze hoedanigheden dankt onze
praeses zeker zijn verbeven betrekking,
want, het moet gezegd, 's mans kennis
en ontwikkeling zijn noch in evenredig
heid met z'n lengte, noch met z'n li
chaamskracht.
't Was in het begin der maand Fe-
bruari dezes jaars. De „Boerenbond"
vergaderde in het schoollocaal en de
leden wachtten met ongeduld de komst
vau huunen leider. Op eensbons de
deur vliegt -open en met meer leven
dan gewoonlijk stapt de lang verbeide
de vergaderzaal binnen, zijn auditorium
met de volgende woorden begroetend
„Motdomme, jongens, 'k mot Zondag nao
Rumund 't Stöt in 't krantje Een
snugger boertje metkt op, dat Z. E. ver
keerd gezien beeft, de aangekondigde
vergadering betreft het hoofdbestuur.
„Hal te moei gij, dinkte da 'knie mèr
léze kan is het wederwoord. Dood-
scbe stilte, niemand heeft nog iets in te
brengen.
De groote dag is eindelijk aangebro
ken. Gestoken in z'n beste plunje
(stropdas en hooge drukking uit een
lang vervlogen tijdvak zijn niet verge
ten) en gewapend met een flinken ei-
keu knuppel, begeeft ODze afgevaardigde
zich op weg naar het naastbijzijnde
spoorwegstation. De trein brengt Zijne
Hoogheid na twee uren in de bisschops
stad Yan het oude hertogdom Limburg.
Nu eerst nog eens gesmuld uit den pa
pieren buidel, dien moeder de vrouw
manlief in den jaszak gestoken heeft
en dan maar vooruit naar het gebouw,
waar vandaag de gewichtige zaken zul
len behandeld worden. In de gelagka
mer van het aangeduide hotel verneemt
onze president, dat de heeren reeds ver
gaderd zijn op de bovenzaal. „Dor hör
ik ok bijmerkt sinjeur aan en tot
verbazing van alle kellners bestijgt de
lauge boer de trappen, die voeren naar
het bewuste salon. Een ruk aan de
deur en het O.sche kopstuk staat
in z'n volle lengte voor een 20-tal def
tige, gebaarde en gebrilde heeren, die
verstomd van hun werk opzien. De
binnenkomende verbreekt het eerst de
stilte met z'n gebruikclijken groet„Ik
zuj ollie goeien dag zegge
Nu ontspon zich het volgende gesprek
tusschen den voorzitter van het Hoofd
bestuur en den president van den Boe
renbond te O.
V. Wel vrienje, wat kom je hier
doen Wat is je verlangen
P. Wa'k hier kom doen f now, da's
ok enne mojje, bè praote ovver 't boe-