Donderdag 10 Maart 1898.
42ste Jaargang No. 3291.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60.
Alzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.2ö;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
SGHA6ER
Nit lil-,
COURANT.
AMie- Laglbogvilal.
Bureau: §CHAGH1V, JLaan, 1) 4.
UilgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WIKKEL.
Birinenlandsch Nieuws.
De stokebrand in de
„Stokebrand' van R. Becedix door Ruis-
inans, was een schoonmama. Dit is op
zichzelf in een jong huishoudentje een
overcompleet ding, of liever schijnt een
noodzakelijk kwaad maar als de schoon
mama nog uit de residentie tot de jon
gelui overkomt en daarvandaan hare hoo-
ge preterities meebrengt en wanneer dan
op den koop toe de overleden gemaal dier
schoonmama nog staatsraad is geweest,
ja, dan wordt dat exemplaar nog meer
overcompleet, dan wordt het noodzakelijk
kwaad nog grooter. Niet elke jonge man
heelt evenwel ten laatste, als allen hem
dreigen te verlaten door de intriges dier
lieve schoonmama, zoo'n goeden oom Kees
als zondagavond Albert Loo-an op het
tooneel bij den heer A. Bruin te Scha-
gerbrug vond in Coruelis Mulder
(W. F. Niestadt). Die oude heer wist, op
slimme wijze gebruik makende van de
ijdelheid der douairière van Meerwijck, de
moeder vaü Dora 1 roman, haar eenigen tijd
het huis te doen verlaten en bracht zoo
doende al die booze en door de praatjes
van de oude dame kwaaddenkende menschen
weer tot elkander, en om deze reden ging
schoon mamaatje, zich bij al die gelukkige
menschjes niet op haar plaats gevoelende,
naar de residentie terag, met genoegen
het heilige kruis ontvangende van allen,
die maar eenigszins met haar hooge ma
nieren hadden kennis gemaakt.
Zonder de iange pauzen, die we wel wat
onnoodig vonden bij de weinige tooneel-
schikking, die plaats had, was de uitvoe
ring goed verzorgd en aangekleeder
werd door de dames de noodige afwisseling
gebracht in toilet, hetgeen alles meewerkte
om den algemeenen indruk ten goede te
komen.
Over de vertolking der verschillende
rollen kan niet anders dan een goede ge
tuigenis worden afgelegd, 't Geheel kon
een weinig vlotter zijn afgespeeld, een
weinig meer handeling ware ten goede
gekomen, maar dsarvan waren de laDge
samenspraken wellicht ook wel een weinig
de oorzaak, de tekst trad hier en daar
t ei Lift.
5.
.Wilt ge mij de reden van dit plotselinge
vertrek niet noemen, vader?" vroeg Edith
op ernstigen toon.
„Zaken, kind, zaken,* antwoordde hij
ontwijkend.
„Papa ik geloof te mogen verlan
gen, dat ge mg de waarheid zegt Wat
drijft u met zulk een koortsachtige onrust
van oord tot oord sedert wjj hier in Duit sch-
land zijn? Gij hebt uwe beslistheid, uwe
bedaardheid verloren ik vrees, dat ge
voor mij een geheim verborgen houdt.*
Mister Griawold lachte kort en wendde
zicb weder tot zijn koffer.
„Wanneer werkelijk zaken n naar Parijs
roepen, snit ge mij wel veroorloven, o eerst
over eenige dagen te volgen,* zeide Edith.
Haar vader sprong op.
„Dat gaat niet I Gij moet met mij mae I*
„Ik sal niet met u meegaan, als ge mij
de ware reden van uw vertrek niet zegt.*
,Nn, goed,* mister Griswold haalde
diep adem gij znlt bet weten. Maar
doe er mij dan geen verwijten van, dat ik
nw rast, aw geluk verstoord heb.*
Mijn gelakt*
De glans harer oogen scheen dieper te
worden en haar blik zweefde droomerig over
de groene bergen en de ruïne Hoheneck,
die zich boven de daken der huizen ver
hieven,
„Ik heb wel gemerkt," ging mister Gris
wold voort, terwijl een scherpe rimpel
tnssohen zijne wenkbrauwen zichtbaar werd,
„welke band n aan dit onbeduidende nest
gebonden houdt
„Yader
„Gij hebt mijne waarschuwingen gemin-
aoht en u laten verleiden, uw hart aan een
oifieier weg te schenken, wiens vrouw ge
cooit kunt worden.*
„Waarom niet P*
„Gij sult het spoedig weten. Uw rijkdom,
als mijne dochter, maakt n in de oogen van
ieder jongmenseh begeerenswaard of ook
uw persoon dat betwijfel ik.«
Over het gelaat van Edith vloog een
trotsch lacbje.
„Walter von Bressnitz beeft mjj lief om
mjjn persoon*, teide sjj zacht en op beven-
nog al euiis in een kleine herhaling, en
door onze goede douairière en eveneens in
de verzoeningscène der beide jonge echt-
genooten, werden te dikwijls dezelfde woor
den gebmikt.
Mejuffrouw' H. HulstDouairière van
Meerwijck, die feitelijk de hoofdrol had
te vervullen, heeft zich daar hoogst ver
dienstelijk vaD gekweten. Haar rol, die
zeer moeilijk en veeleischeud was, is door
haar goed vertolkt, in verschillende mo
menten heeft zij den goeden toon welen te
treffen, en -wat in een dergelijke omvang
rijke rol niet van weinig waarde is bij
dilettanten, zij kende die uitstekend.
Zoowel Dora Loinan, mej. W. O, Stöve—
Niestadt, als Hermina Witsen, haar nicht,
mej. M. Rulsthebben aan de door haar
weer te geven personen recht doen we
dervaren een weinig meer gloed in de
verzoeningscèoe, een weinig meer hartstocht
in haar verdriet, zou der creatie van
Dora Loman zeer zeker ten goede zijn
gekomen M>-j. M. Hulst was o. i. het
beste, waar zij het dartele kind van den
huize moe9t zijn, haar schalkschheid en dar
telheid was ongekunsteld.
De rol van Albert Loman, den jongen
echtgenoot, den heer H. Feisserwas
in goede handen, vele trekjes werden in
het ware licht gesteld en zoowel de vroolijke
gelukkige echtgenoot, als later zijn ter
neer gedrukte, verdrietige plaatsvervanger,
waren goed. De heer Feisser lette er e-
venwe.1 op, dat niet te veel stil spel worde
gegevenwe moeten 't appreciëeren dat
er leven op het tooneel was, maar daar
moet niet één persoon voor zorgen, ook
de anderen moeten daarbij een handje hel
pen. Tevens moet ons bierbij de opmer
king uit de peil, dat men er op dit tooneel
om denke, dat de handeling tusschen
personen zooveel mogelijk naar voren
wordt verplaatst, daar anders hoogst moei
lijk verstaanbaar wordt wat ten tooneele
wordt gezegd. Dit was opmerkelijk
in de samenspraak, toen tusscheo beide jonge
echtgenooten alles weer in 't reine kwam.
Cornelis Molder, het afgetrokken, in zijn
liefde bedrogeD, jongmenseh, weergegeven
door den heer H. O. W. Stöve, was o. i.
niet b eed, nietwaar genoeg van opvatting.
Hoewel de vertolking van dat eigenaar
den toon.
„Ah, zoo was het dus," antwoordde haar
vader hard lachend- .Gij zijt een schoone,
indrukwekkende verschijning, maar gij zijt
ook mijne dochter en dat is genoeg, om
eene verbinding tusschen u en een duitscb
officier onmogelijk te maken."
Zijn gelaat had een donkere uitdrukking
aangenomen en zijn stem klonk heesoh en
ruw, als viel het spreken hem ontzettend
zwaar.
Edith trad verschrikt een schrede van
hem terug, een vale bleekheid overtoog
baar gelaat. Zij had reeds geloofd, dat een
geheim het geluk van haar leven zou ver
woesten, en trots de sterkte van haar geest,
trots haar moed, deinsde zij voor dit
geheim terug.
Griswold was in een stoel achterover ge
zonken en zag strak voor zich heen.
„Voor dertig jaren is het geboord," begon
hij, „toenmaals lag ik als jong officier ineen
groot garnizoen aan de praisisch-rnssische
grens.IK leefde er vroo'ijk en onbekommerd op
los, zoodat bet vermogen, dat ik van mijne
moeder had geërfd, hoe langer boe meer in
kromp ik was overal bemindwaar ik
ook kwam bracht ik steeds vroolijkbeid
en een goed gevulde bears mede. Er werd
in het garnizoen, waar ik verblijf hield, veel
en boog gespeeld, en waar gespeeld werd,
werd ik nooit tevergeefs gezocht. Ik
speelde meestal zeer gelukkig en de dae-
mon van bet spel kreeg mij meer en meer
in zijn macht, maar ik speelde toch, meer
omdat ik er vermaak in had, dan om Ie
winnen. Mijn veder stierf hij was land-
goedbezitterbij zijn dood kwam het nit,
dat ons landgoed met schulden bezwaard
was en dat ik, als erfgenaam van mijns vaders
goederen, niets bezat niets bezat dan
mijne scholden en de zijne."
Hier lachte de oade man en streek zich
met de hand over bet voorhoofd en de
oogen, als wilde hij de leeljjke gedachten
en herinneringen verjagen, die met geweld
op hem indrongen. Daarna sprong bij op
en li p haastig in de kamer op en
neder.
„Men had mij opgevoed als den zoon van
rijke ouders. Ik geloofde ds erfgenaam te
zijn van een, zoo niet groot, dan tooh flink
vermogeo, om mijn vroolijk loven als ca-
valerie-officier te kannen volhouden en een
arm meisje te kannen huwen, met wie ik
mij in stilte reeds had verlooid- En nu zag
ik mjj arm ja geplaatst voor een
bankroet. Al mijn boop was vernietigd
zelfs in mijn liefde zon ik niet gelokkig
mogen zjjn. Met duivelseh geweld maakte
dige, stijve, stugge karakter wel moei'.jjk
is, had de heer Stöve in dien persoon wat
meer klaur kunnen brengen.
De drie dienstboden ten huize van Al
bert Loman, de tuiuman Gerrit, (J. F.
MorraHendrik zijn zoon, (G. L. Kroonen-
burg) en Betje de meid (Mej. Best) waren
persoonlijkheden, die door hun echte ge
moedelijkheid, lummelachtigheid en snib
bige opmerkingen tinteling in het stuk
brengen, hun optreden bracht leven
en beweging. Een pluimpje aan den
heer Morra, waar hij komt vertellen te
zullen heengaan, omdat tijn tuin, dien hij
9inds 50 jaar heeft brstierd en vertroe
teld, op last van de douairière moet worden
veranderd. In dat momentje was da heer
Morra uiterst gelukkig.
Mej. Best had, doordat zij door verhin
dering van mej. Morra eerst een paar da
gen vóór de uitvoering de rol in studie
gekregen had, de toegevendheid van het
publiek doen inroepen. Nn, dat had ge-
rustelijk achterwege kunnen blijven, want,
zonder die korte voorbereiding in aanmer
king nemende, was Mej. Best voor hare
rol ten volle berekend. Dank komt haar
toe voor hare vriendelijke bereidwilligheid.
Minette de kamenier (mej. G. I). Nie
stadt) en de graaf Van Maurik (C. Hulst)
speelden hunne kleine rollen con amore.
En niet zonder opzet hielden we het
beste voor het leste en dat is oom Kees,
ofdewel Cornelis Mulder, die goede, brave,
antieke vriend van den huize. De heer
W. F. Niestadtdie deze persoonlijkheid
te vertolken had, heeft dat uitnemend
gedaan. Zijn mimiek, zijn houding, zijn stem,
ja kortom alles was geschikt om dat peute
rige figuur recht te doen wedervaren.
Zoowel de guitige gemoedelijkheid als de
koddige galanterieën, 't was fijn en zonder
overdrijving. Die oom Kees was voor ons
toeschouwers weldra ook een prettige oude
kennis.
Toen deze „Stokebrand' was afgespeeld,
was het pauze, maar ook over elven, en
toeD zijn we nair huis gegaan
en hebben zoodoende van h?t nastukje
Twee woorden, en het bal niets gezien er
over gehoord hebben wedat ook hierin
door allen en vooral door de dames, het
beste beer.tje werd voorgezet.
de wanhoop zich van mij meester. Ik wil
de niet ondergaan ik wilde behouden
blij ren! Ik hield den slechten toestand van
mijn vermogen verborgen, ik speelde en
wedde op de renbaan, ik werd een speler
van professie
„Vader
Edith strekte afwerend de handen tegen
haar vader nit. Zij wist uit eigen smarte
lijke ervaring, wat dat woord beteekende
en sloeg huiverend de handen voor het
„Neem het woord niet in die vreeselijk
leeljjke beteekenis," ging haar vader op
treurigen toon voort, „die het in Amerika
Verkregen heeft en waar het ons in znlke ver
schrikkelijke vormen tegentrad
ook Fred, uw broeder, geeft zich aan dien
hartstoont, die zonde der jeugd, over
doch daaraan is niets te veranderen ik
wil dat dragen, mijn hoop, mijn geluk rust
op n, mijn trotscbe, schoone dochter. En
over uw gelnk, uw toekomst wil ik met
al mijn krachten waken. Derhalve waar
schuwde ik n, daarom smeekte ik u, niet
uw hart weg te schenken, daarom eisch ik
nu dat plotselinge vertrek, om u ontgoo
chelingen, wreedo teleurstelling te bespareD."
„Ik begrijp n nog immer niet
„Moet ik u dan alles onthullen? Nu, het
zij zoo," sprak de vader, zwaar «ochtend,
„Ik speelde nn eens met verlies dan
met winst. Op een avond na een groot
renfeest had in een groot bótel in Berlijn
een diner plaatsna afloop daarvan werd er
gespeeld groote sommen werden ingezet
ik zag de mogelijkheid, mij met één slag
er boven op te helpen, ik was tot het ui
terste gedreven de wijn, het spel had
mij opgewonden ik wist niet meer wat
ik deed, en en ik speelde - valsch I*
„Vader 1*
Als de kreet van een doodelijk getroflen
wild ontwrong die kreet zich aan de lippen
van Edith. Met bliksemende oogen, hoog
opgericht, met afwerend nitgastrekte handen,
zoo stond zij voor hem, die, als een misda
diger onder hei oordeel zjjner rechtors, dreig
de ineen te zinken.
„Veroordeel mij,* zeide hij toonloos, „het
gold mijn geluk."
„En daaraan offardet gij nw eer op,*
kwam het barend over hare lippen. „Ea
werdt ge gelukkig?" voegde zij er bitter
aaa toe.
Hij schudde treurig het hoofd.
„Te laat zag ik in, dat door onrecht geen
geluk te verkrijgen is, te laat zag ik in,
dat ons gelak slechts plichtgetrouwe arbeid
is en ik boette mijn schuld. Men ver
Zondag was de zaal van
den heer B. Bijl te NieUWO Niedorp
evenals het vorige jaar geheel gevuld met
menschen, van beider kunne en eiken
leeftijd, die opgekomen waren om te hooren
bespreken „Het alcohol-vraagstuk".
De heer Ds, Scliermerhorn opende de
bijeenkomst met een hartelijk welkom aan
de talrijke schare, daarbij den wensch uit
spreken Ie, dat de tegenstanders der ont
houding aanwezig mochten zijn om in de
bat hun beginsel tegenover dat der out-
houders te stellen.
Na het zingen van een lied, begeleid
door de krachtige tonen van een trombone,
verkreeg de heer l)s. Kaptein van Oter-
leek het woord.
Meermalen is op verschillende plaatsen
en in verscheidene couranten met ongeveer
dezelfde woorden deze zaak uiteengezet,
zoodat uitvoerigheid, hier overbodig zou
zijn.
In helle kleuren schilderde spreker de
drankellende en daarmede in verband vol
le gevangenissen, krankzinnigengestichten,
opvoedinggestichten en huizen van ontucht.
Het was niet genoeg, een medelijdenden
zucht te uilenzelf medelijden met de
ongelukkigen werd geëischt. Da onthou
ding was liefdewerk en de liefde zon over
winnen.
Nadat r.og een nummer was gezongen
trad de heer J. K. van der Veer van
Haarlem op.
De spreker begon met de mededeeling,
dat hij slechts weinig over onthouding had
gelezen, meer er over nagedachtdat hij
de drankellende van zeer nabij kende en
dan ook, hoewel betrekkelijk nog jong,
reeds 13 jaren gebeei-onthouder was. Wan
neer de menschen zich wat meer met zich
zelf bemoeiden en met zichzelf redeneer
den, zoo meende spreker, dan waren laDge
wetenschappelijke betoogeu overbodig.
Op één ding wenschte spreker bijzon-
deren nadruk te leggen dat de onthou
ders zich wachten voor zelfverheffing, dat
zij niet meenen, zooveel beter te zijn dan
niet-onthouders en hoog boven deze laat-
sten te staan. Er was behalve onthouding
nog zoo oneindig veel goeds te doen, dat
men alleen door onthouding niet een braaf
mensch was. Spreker zelf had in de ge
dacht mij aldra, omdat ik steeds met geluk
speelde men lette op mij, men spande
mij een strik, en en ik weid ontdekt.
Maar men wilde het officierscorps niet com-
promitteeren, men liet mij de kens: voor
een eeregerocht te verschijnen, dat mij uit
den offioiersstand von hebben verwijderd
of in ulle stilte naar het buitenland te gaan,
met de verplichting, nooit meer naar Duitsch-
land terug te keeren ik ging naar
Amerika en zocht door harden arbeid te
boeten, wat ik misdreven had. Of het mij
gelakt is gij zelve zult er het oordeel
over kunnen aitspreken,"
Hij zonk in zijn stoel terug, steande met de
ellebogen op de knieën en bedekte zijn ge
laat met beide handen.
Onbeweeglijk zat hij daar, en onbeweeg
lijk stond Edith voor hem. Hare oogen
rustten met eigenaardigen glans op zijn ge
stalte. Een gevoel van het diepste medelij
den sloop in haar hart. Wat moest hij ai
die lange jaren veel hebben geleden Zij
wist, hoe bij gewerkt, hoe hij gestreden had.
Zij wist, met welk een verheven liefde haar
moeder aan haar vader hiDg, zij wist, met
welk een teere oplettendheid bij voor vrouw
en kindoren bad gezorgd en hoe zjjn
hart gebloed had bij het verlies harer
moeder en bij bel afwijken van het goede pad
door haar broeder, zijn eenigen zoonzij
wist dat alles, sjj kende haar vader als een
ernstig, nobel man, als een liefhebbenden
eohtgenoot en vader, en nu zag zij hem ver
slagen aan bare voeteD, haar oordeel af
wachtende. Was zij gerechtigd, eon oordeel
uit te spreken Had zij er het recht toe, hem
te vervloeken.
„En dat meisje, dat n liefhad kwam
het sidderend ovor hare lippen.
„Zij schonk mij vergiffenis zij ging met
mij mede de wereld in zij werd
uwe moeder
„Vader mijn vader I*
Zij lag voor bem op de knieën en sloeg
hare armen om hem heen, hij legde het
hoofd op haar schouder en tranen biggelden
hem over de wangen.
„Mijn kind, mjjn lief kind," fluisterde hij
met gebroken stem. „Gij hebt mi) ver
geven
„Ik heb n niets te vergeven, vader,* zei-
de zij, terwijl oen zacht lachje om haar
mond speelde- „Ik begrijp u nu - gij zult
u in mij Diet bedrogen gevoelen. Gij hebt
gelijk, wij moeten weg waarom hebt gij
mij dit alles niet reeds vroeger gezegd?'
„Omdat ik geloofde, dat alles vergeten en
vergeven zou zijn. Ik meende geboet te
hebben voor dat, wat ik misdaan had; ik
vangenis met dronkaards moeten omgaan
en ondervonden, dat er onder dezen wareD,
beter en goedhartiger dan sommige ont
houders. Dronkenschap was echter onder
de vele, een groot kwaad en deze te doen
ophouden, was een kop afslaan van den
draak der maatschappelijke ellende.
Spreker schetste het karakter van een
arbeider te Sneek, die langen tijd werke
loos was geweest, omdat zijn overtuiging
hem had verboden nog langer in een distil
leerderij werkzaam te zijn. Dit karakter
was tea voorbeeld aan anderen, waarvan
spreker hoopte, dst zij hnn kroegeo, distil-
leerinrichting en branderijen zouden sluiten
ter wille van hunne overtuiging.
Aan het einde van zijn, zooals spreker
zeide niet geleerd, maar zeer ernstig ge
meend speechje wiarschuwde hij nogmaals
voor zelf vei heffing bij de onthouders.
De laatste spreker was de heer Ds. dt
Koe van Nieuwveen, die zich afvroeg,
waarom zij zich eigenlijk zooveel moeite
getroosten voor een zaak, dia zoo voor
zich zelf spreekt.
Spreker somde het „hoogpatent' der
drinkgewoonte op, ffden schuldbrief', dat
flange ceel van menschelijke ellende", en
eindigde met»de drankellende is de B,
waarvan de A het matig-zijn is.'
D» heer Schermerhorn riep hierna de
u vrienden van den borrel' op om in debat
te treden, maar er waren geen vrienden
van den borrel. Alleen de heer Verieeij
van Aartswond (een onthouder) meen
de nog iets in het midden te moe
ten brengen, en werd daarop geantwoord
door de heeren Van der Veer en Be Kot.
In zijn 8luitiogswoord zeide de heer
Scliermerhorndat er waren te N. Niedorp
3 partijen. De 1ste waren de geheel-ont
houders, die spreker aanspoorde, met
irotseerii g van alle bespotting, op den in-
geslageu weg voort te gaande 2de
vormden de ^zoogenaamde" vrienden, zij
die hen wel toelachten en goedkeurend
knikten, maar niet mtêdeden. Zoolang zij
buu sympathie Diet in daden toonden,
hadden de onthouders hunne goedkeuring
niet noodig. De 3de partij,, dat waren zij,
die spreker zoo gaarne in de vergadering
had gezien de vijanden der onthouding.
Voor hen had hij ditwanneer zij be-
heb met intrest terugbetaald, wat ik
voor jaren in mijne lichtzinnigheid
heb misdreven. Niemand heeft nog iets van
mijn vader of mij te vorderen - alle schal
den zijn voldaan. Ik geloofde alles tot het
verledene te behooren gisteravond heb ik
evenwel het tegendeel ervaren- Iemand hier
moet mij herkend hebben ik werd met mijn
vroegeren naam aangesproken, mijn vroeger
leven werd mij voor de voeten geworpon
ik heb ingezien, dat ik op geen vergiffenis
heb te rekenen."
Edith richtte zich trotsch omhoog.
„Wij hebben hunne vergiflenis niet noodig,"
zeide zij kalm. „Wij hebben onszelf ons
gelok, ons hnis gebouwd en het rnst op
vastere gronden dan dat van deze luidjes,
die niet vergeven en vergeten kannen. Ik
haat, ik verafschuw ze laat ons heengaan,
weder naar onze wereld, in onze vrijheid
terng.*
„En Walter von Bressaiiz
Een bitter lachje gleed over haar gelaat.
„Hij behoort niet bjj ons vader,* ant
woordde zij met bevende stem. „Hij sal
hier zijn golnk vinden.*
HOOFDSTUK VII.
In de groote eetzaal van het casino wa
ren de officieren van het bataljon door
hnn commandant bijeengeroepen. Op aller
gelaatstrekken lag een zekere spanning ver
spreid. Men wist niet nanwkenrig,wat de com
mandant den offioieren had mee te dealen, maar
men vermoedde, dat deze mededeeling in be
trekking stond tot het gebeurde in café Rennion.
Kapitein von Kook was hoogst ernstig; hij
was de oudste ofifioier in bet café geweest, op
bem viel dus alle verantwoording. Ofschoon
de commandant veelal de oogen toedeed, too
kon bij toch ook recht onprettig zjjn.
In ieder geval bevond kapitein von Koek
zich in een zeer onaangename positie, bij
bad dien morgen den commandant bericht
moeten doen vau het gebeurde, en die had
hem zeer koel behandeld.
Ook de luitenants hadden min of meer een
slecht geweten. Zulk eon jonge lnitenant
heeft nog wel eens iets op zjjn kerfstok en
men kan nooit weten, wanneer een offioiers-
verzameling wordt gelast, welk geval den
strengen commandant ter oore is gekomen.
Slechts Walter kwam geheel op zjjn ge
mak in het casino aan Hij had over hot-
geen gister in het eafé Rennion bad plaats
gehad, oog niets geboord. Hij verscheen
eerst in het laatste oogenblik, zoodat zijne
kameraden geen tijd meer vonden, hem
van het voorgevallene op de hoogte te
brengen.
WORDT VERVOLGD.