Donderdag 10 Maart 1898. 42ste Jaargang No. 3291. FEUILLETON. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60. Alzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.2ö;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. SGHA6ER Nit lil-, COURANT. AMie- Laglbogvilal. Bureau: §CHAGH1V, JLaan, 1) 4. UilgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WIKKEL. Birinenlandsch Nieuws. De stokebrand in de „Stokebrand' van R. Becedix door Ruis- inans, was een schoonmama. Dit is op zichzelf in een jong huishoudentje een overcompleet ding, of liever schijnt een noodzakelijk kwaad maar als de schoon mama nog uit de residentie tot de jon gelui overkomt en daarvandaan hare hoo- ge preterities meebrengt en wanneer dan op den koop toe de overleden gemaal dier schoonmama nog staatsraad is geweest, ja, dan wordt dat exemplaar nog meer overcompleet, dan wordt het noodzakelijk kwaad nog grooter. Niet elke jonge man heelt evenwel ten laatste, als allen hem dreigen te verlaten door de intriges dier lieve schoonmama, zoo'n goeden oom Kees als zondagavond Albert Loo-an op het tooneel bij den heer A. Bruin te Scha- gerbrug vond in Coruelis Mulder (W. F. Niestadt). Die oude heer wist, op slimme wijze gebruik makende van de ijdelheid der douairière van Meerwijck, de moeder vaü Dora 1 roman, haar eenigen tijd het huis te doen verlaten en bracht zoo doende al die booze en door de praatjes van de oude dame kwaaddenkende menschen weer tot elkander, en om deze reden ging schoon mamaatje, zich bij al die gelukkige menschjes niet op haar plaats gevoelende, naar de residentie terag, met genoegen het heilige kruis ontvangende van allen, die maar eenigszins met haar hooge ma nieren hadden kennis gemaakt. Zonder de iange pauzen, die we wel wat onnoodig vonden bij de weinige tooneel- schikking, die plaats had, was de uitvoe ring goed verzorgd en aangekleeder werd door de dames de noodige afwisseling gebracht in toilet, hetgeen alles meewerkte om den algemeenen indruk ten goede te komen. Over de vertolking der verschillende rollen kan niet anders dan een goede ge tuigenis worden afgelegd, 't Geheel kon een weinig vlotter zijn afgespeeld, een weinig meer handeling ware ten goede gekomen, maar dsarvan waren de laDge samenspraken wellicht ook wel een weinig de oorzaak, de tekst trad hier en daar t ei Lift. 5. .Wilt ge mij de reden van dit plotselinge vertrek niet noemen, vader?" vroeg Edith op ernstigen toon. „Zaken, kind, zaken,* antwoordde hij ontwijkend. „Papa ik geloof te mogen verlan gen, dat ge mg de waarheid zegt Wat drijft u met zulk een koortsachtige onrust van oord tot oord sedert wjj hier in Duit sch- land zijn? Gij hebt uwe beslistheid, uwe bedaardheid verloren ik vrees, dat ge voor mij een geheim verborgen houdt.* Mister Griawold lachte kort en wendde zicb weder tot zijn koffer. „Wanneer werkelijk zaken n naar Parijs roepen, snit ge mij wel veroorloven, o eerst over eenige dagen te volgen,* zeide Edith. Haar vader sprong op. „Dat gaat niet I Gij moet met mij mae I* „Ik sal niet met u meegaan, als ge mij de ware reden van uw vertrek niet zegt.* ,Nn, goed,* mister Griswold haalde diep adem gij znlt bet weten. Maar doe er mij dan geen verwijten van, dat ik nw rast, aw geluk verstoord heb.* Mijn gelakt* De glans harer oogen scheen dieper te worden en haar blik zweefde droomerig over de groene bergen en de ruïne Hoheneck, die zich boven de daken der huizen ver hieven, „Ik heb wel gemerkt," ging mister Gris wold voort, terwijl een scherpe rimpel tnssohen zijne wenkbrauwen zichtbaar werd, „welke band n aan dit onbeduidende nest gebonden houdt „Yader „Gij hebt mijne waarschuwingen gemin- aoht en u laten verleiden, uw hart aan een oifieier weg te schenken, wiens vrouw ge cooit kunt worden.* „Waarom niet P* „Gij sult het spoedig weten. Uw rijkdom, als mijne dochter, maakt n in de oogen van ieder jongmenseh begeerenswaard of ook uw persoon dat betwijfel ik.« Over het gelaat van Edith vloog een trotsch lacbje. „Walter von Bressnitz beeft mjj lief om mjjn persoon*, teide sjj zacht en op beven- nog al euiis in een kleine herhaling, en door onze goede douairière en eveneens in de verzoeningscène der beide jonge echt- genooten, werden te dikwijls dezelfde woor den gebmikt. Mejuffrouw' H. HulstDouairière van Meerwijck, die feitelijk de hoofdrol had te vervullen, heeft zich daar hoogst ver dienstelijk vaD gekweten. Haar rol, die zeer moeilijk en veeleischeud was, is door haar goed vertolkt, in verschillende mo menten heeft zij den goeden toon welen te treffen, en -wat in een dergelijke omvang rijke rol niet van weinig waarde is bij dilettanten, zij kende die uitstekend. Zoowel Dora Loinan, mej. W. O, Stöve— Niestadt, als Hermina Witsen, haar nicht, mej. M. Rulsthebben aan de door haar weer te geven personen recht doen we dervaren een weinig meer gloed in de verzoeningscèoe, een weinig meer hartstocht in haar verdriet, zou der creatie van Dora Loman zeer zeker ten goede zijn gekomen M>-j. M. Hulst was o. i. het beste, waar zij het dartele kind van den huize moe9t zijn, haar schalkschheid en dar telheid was ongekunsteld. De rol van Albert Loman, den jongen echtgenoot, den heer H. Feisserwas in goede handen, vele trekjes werden in het ware licht gesteld en zoowel de vroolijke gelukkige echtgenoot, als later zijn ter neer gedrukte, verdrietige plaatsvervanger, waren goed. De heer Feisser lette er e- venwe.1 op, dat niet te veel stil spel worde gegevenwe moeten 't appreciëeren dat er leven op het tooneel was, maar daar moet niet één persoon voor zorgen, ook de anderen moeten daarbij een handje hel pen. Tevens moet ons bierbij de opmer king uit de peil, dat men er op dit tooneel om denke, dat de handeling tusschen personen zooveel mogelijk naar voren wordt verplaatst, daar anders hoogst moei lijk verstaanbaar wordt wat ten tooneele wordt gezegd. Dit was opmerkelijk in de samenspraak, toen tusscheo beide jonge echtgenooten alles weer in 't reine kwam. Cornelis Molder, het afgetrokken, in zijn liefde bedrogeD, jongmenseh, weergegeven door den heer H. O. W. Stöve, was o. i. niet b eed, nietwaar genoeg van opvatting. Hoewel de vertolking van dat eigenaar den toon. „Ah, zoo was het dus," antwoordde haar vader hard lachend- .Gij zijt een schoone, indrukwekkende verschijning, maar gij zijt ook mijne dochter en dat is genoeg, om eene verbinding tusschen u en een duitscb officier onmogelijk te maken." Zijn gelaat had een donkere uitdrukking aangenomen en zijn stem klonk heesoh en ruw, als viel het spreken hem ontzettend zwaar. Edith trad verschrikt een schrede van hem terug, een vale bleekheid overtoog baar gelaat. Zij had reeds geloofd, dat een geheim het geluk van haar leven zou ver woesten, en trots de sterkte van haar geest, trots haar moed, deinsde zij voor dit geheim terug. Griswold was in een stoel achterover ge zonken en zag strak voor zich heen. „Voor dertig jaren is het geboord," begon hij, „toenmaals lag ik als jong officier ineen groot garnizoen aan de praisisch-rnssische grens.IK leefde er vroo'ijk en onbekommerd op los, zoodat bet vermogen, dat ik van mijne moeder had geërfd, hoe langer boe meer in kromp ik was overal bemindwaar ik ook kwam bracht ik steeds vroolijkbeid en een goed gevulde bears mede. Er werd in het garnizoen, waar ik verblijf hield, veel en boog gespeeld, en waar gespeeld werd, werd ik nooit tevergeefs gezocht. Ik speelde meestal zeer gelukkig en de dae- mon van bet spel kreeg mij meer en meer in zijn macht, maar ik speelde toch, meer omdat ik er vermaak in had, dan om Ie winnen. Mijn veder stierf hij was land- goedbezitterbij zijn dood kwam het nit, dat ons landgoed met schulden bezwaard was en dat ik, als erfgenaam van mijns vaders goederen, niets bezat niets bezat dan mijne scholden en de zijne." Hier lachte de oade man en streek zich met de hand over bet voorhoofd en de oogen, als wilde hij de leeljjke gedachten en herinneringen verjagen, die met geweld op hem indrongen. Daarna sprong bij op en li p haastig in de kamer op en neder. „Men had mij opgevoed als den zoon van rijke ouders. Ik geloofde ds erfgenaam te zijn van een, zoo niet groot, dan tooh flink vermogeo, om mijn vroolijk loven als ca- valerie-officier te kannen volhouden en een arm meisje te kannen huwen, met wie ik mij in stilte reeds had verlooid- En nu zag ik mjj arm ja geplaatst voor een bankroet. Al mijn boop was vernietigd zelfs in mijn liefde zon ik niet gelokkig mogen zjjn. Met duivelseh geweld maakte dige, stijve, stugge karakter wel moei'.jjk is, had de heer Stöve in dien persoon wat meer klaur kunnen brengen. De drie dienstboden ten huize van Al bert Loman, de tuiuman Gerrit, (J. F. MorraHendrik zijn zoon, (G. L. Kroonen- burg) en Betje de meid (Mej. Best) waren persoonlijkheden, die door hun echte ge moedelijkheid, lummelachtigheid en snib bige opmerkingen tinteling in het stuk brengen, hun optreden bracht leven en beweging. Een pluimpje aan den heer Morra, waar hij komt vertellen te zullen heengaan, omdat tijn tuin, dien hij 9inds 50 jaar heeft brstierd en vertroe teld, op last van de douairière moet worden veranderd. In dat momentje was da heer Morra uiterst gelukkig. Mej. Best had, doordat zij door verhin dering van mej. Morra eerst een paar da gen vóór de uitvoering de rol in studie gekregen had, de toegevendheid van het publiek doen inroepen. Nn, dat had ge- rustelijk achterwege kunnen blijven, want, zonder die korte voorbereiding in aanmer king nemende, was Mej. Best voor hare rol ten volle berekend. Dank komt haar toe voor hare vriendelijke bereidwilligheid. Minette de kamenier (mej. G. I). Nie stadt) en de graaf Van Maurik (C. Hulst) speelden hunne kleine rollen con amore. En niet zonder opzet hielden we het beste voor het leste en dat is oom Kees, ofdewel Cornelis Mulder, die goede, brave, antieke vriend van den huize. De heer W. F. Niestadtdie deze persoonlijkheid te vertolken had, heeft dat uitnemend gedaan. Zijn mimiek, zijn houding, zijn stem, ja kortom alles was geschikt om dat peute rige figuur recht te doen wedervaren. Zoowel de guitige gemoedelijkheid als de koddige galanterieën, 't was fijn en zonder overdrijving. Die oom Kees was voor ons toeschouwers weldra ook een prettige oude kennis. Toen deze „Stokebrand' was afgespeeld, was het pauze, maar ook over elven, en toeD zijn we nair huis gegaan en hebben zoodoende van h?t nastukje Twee woorden, en het bal niets gezien er over gehoord hebben wedat ook hierin door allen en vooral door de dames, het beste beer.tje werd voorgezet. de wanhoop zich van mij meester. Ik wil de niet ondergaan ik wilde behouden blij ren! Ik hield den slechten toestand van mijn vermogen verborgen, ik speelde en wedde op de renbaan, ik werd een speler van professie „Vader Edith strekte afwerend de handen tegen haar vader nit. Zij wist uit eigen smarte lijke ervaring, wat dat woord beteekende en sloeg huiverend de handen voor het „Neem het woord niet in die vreeselijk leeljjke beteekenis," ging haar vader op treurigen toon voort, „die het in Amerika Verkregen heeft en waar het ons in znlke ver schrikkelijke vormen tegentrad ook Fred, uw broeder, geeft zich aan dien hartstoont, die zonde der jeugd, over doch daaraan is niets te veranderen ik wil dat dragen, mijn hoop, mijn geluk rust op n, mijn trotscbe, schoone dochter. En over uw gelnk, uw toekomst wil ik met al mijn krachten waken. Derhalve waar schuwde ik n, daarom smeekte ik u, niet uw hart weg te schenken, daarom eisch ik nu dat plotselinge vertrek, om u ontgoo chelingen, wreedo teleurstelling te bespareD." „Ik begrijp n nog immer niet „Moet ik u dan alles onthullen? Nu, het zij zoo," sprak de vader, zwaar «ochtend, „Ik speelde nn eens met verlies dan met winst. Op een avond na een groot renfeest had in een groot bótel in Berlijn een diner plaatsna afloop daarvan werd er gespeeld groote sommen werden ingezet ik zag de mogelijkheid, mij met één slag er boven op te helpen, ik was tot het ui terste gedreven de wijn, het spel had mij opgewonden ik wist niet meer wat ik deed, en en ik speelde - valsch I* „Vader 1* Als de kreet van een doodelijk getroflen wild ontwrong die kreet zich aan de lippen van Edith. Met bliksemende oogen, hoog opgericht, met afwerend nitgastrekte handen, zoo stond zij voor hem, die, als een misda diger onder hei oordeel zjjner rechtors, dreig de ineen te zinken. „Veroordeel mij,* zeide hij toonloos, „het gold mijn geluk." „En daaraan offardet gij nw eer op,* kwam het barend over hare lippen. „Ea werdt ge gelukkig?" voegde zij er bitter aaa toe. Hij schudde treurig het hoofd. „Te laat zag ik in, dat door onrecht geen geluk te verkrijgen is, te laat zag ik in, dat ons gelak slechts plichtgetrouwe arbeid is en ik boette mijn schuld. Men ver Zondag was de zaal van den heer B. Bijl te NieUWO Niedorp evenals het vorige jaar geheel gevuld met menschen, van beider kunne en eiken leeftijd, die opgekomen waren om te hooren bespreken „Het alcohol-vraagstuk". De heer Ds, Scliermerhorn opende de bijeenkomst met een hartelijk welkom aan de talrijke schare, daarbij den wensch uit spreken Ie, dat de tegenstanders der ont houding aanwezig mochten zijn om in de bat hun beginsel tegenover dat der out- houders te stellen. Na het zingen van een lied, begeleid door de krachtige tonen van een trombone, verkreeg de heer l)s. Kaptein van Oter- leek het woord. Meermalen is op verschillende plaatsen en in verscheidene couranten met ongeveer dezelfde woorden deze zaak uiteengezet, zoodat uitvoerigheid, hier overbodig zou zijn. In helle kleuren schilderde spreker de drankellende en daarmede in verband vol le gevangenissen, krankzinnigengestichten, opvoedinggestichten en huizen van ontucht. Het was niet genoeg, een medelijdenden zucht te uilenzelf medelijden met de ongelukkigen werd geëischt. Da onthou ding was liefdewerk en de liefde zon over winnen. Nadat r.og een nummer was gezongen trad de heer J. K. van der Veer van Haarlem op. De spreker begon met de mededeeling, dat hij slechts weinig over onthouding had gelezen, meer er over nagedachtdat hij de drankellende van zeer nabij kende en dan ook, hoewel betrekkelijk nog jong, reeds 13 jaren gebeei-onthouder was. Wan neer de menschen zich wat meer met zich zelf bemoeiden en met zichzelf redeneer den, zoo meende spreker, dan waren laDge wetenschappelijke betoogeu overbodig. Op één ding wenschte spreker bijzon- deren nadruk te leggen dat de onthou ders zich wachten voor zelfverheffing, dat zij niet meenen, zooveel beter te zijn dan niet-onthouders en hoog boven deze laat- sten te staan. Er was behalve onthouding nog zoo oneindig veel goeds te doen, dat men alleen door onthouding niet een braaf mensch was. Spreker zelf had in de ge dacht mij aldra, omdat ik steeds met geluk speelde men lette op mij, men spande mij een strik, en en ik weid ontdekt. Maar men wilde het officierscorps niet com- promitteeren, men liet mij de kens: voor een eeregerocht te verschijnen, dat mij uit den offioiersstand von hebben verwijderd of in ulle stilte naar het buitenland te gaan, met de verplichting, nooit meer naar Duitsch- land terug te keeren ik ging naar Amerika en zocht door harden arbeid te boeten, wat ik misdreven had. Of het mij gelakt is gij zelve zult er het oordeel over kunnen aitspreken," Hij zonk in zijn stoel terug, steande met de ellebogen op de knieën en bedekte zijn ge laat met beide handen. Onbeweeglijk zat hij daar, en onbeweeg lijk stond Edith voor hem. Hare oogen rustten met eigenaardigen glans op zijn ge stalte. Een gevoel van het diepste medelij den sloop in haar hart. Wat moest hij ai die lange jaren veel hebben geleden Zij wist, hoe bij gewerkt, hoe hij gestreden had. Zij wist, met welk een verheven liefde haar moeder aan haar vader hiDg, zij wist, met welk een teere oplettendheid bij voor vrouw en kindoren bad gezorgd en hoe zjjn hart gebloed had bij het verlies harer moeder en bij bel afwijken van het goede pad door haar broeder, zijn eenigen zoonzij wist dat alles, sjj kende haar vader als een ernstig, nobel man, als een liefhebbenden eohtgenoot en vader, en nu zag zij hem ver slagen aan bare voeteD, haar oordeel af wachtende. Was zij gerechtigd, eon oordeel uit te spreken Had zij er het recht toe, hem te vervloeken. „En dat meisje, dat n liefhad kwam het sidderend ovor hare lippen. „Zij schonk mij vergiffenis zij ging met mij mede de wereld in zij werd uwe moeder „Vader mijn vader I* Zij lag voor bem op de knieën en sloeg hare armen om hem heen, hij legde het hoofd op haar schouder en tranen biggelden hem over de wangen. „Mijn kind, mjjn lief kind," fluisterde hij met gebroken stem. „Gij hebt mi) ver geven „Ik heb n niets te vergeven, vader,* zei- de zij, terwijl oen zacht lachje om haar mond speelde- „Ik begrijp u nu - gij zult u in mij Diet bedrogen gevoelen. Gij hebt gelijk, wij moeten weg waarom hebt gij mij dit alles niet reeds vroeger gezegd?' „Omdat ik geloofde, dat alles vergeten en vergeven zou zijn. Ik meende geboet te hebben voor dat, wat ik misdaan had; ik vangenis met dronkaards moeten omgaan en ondervonden, dat er onder dezen wareD, beter en goedhartiger dan sommige ont houders. Dronkenschap was echter onder de vele, een groot kwaad en deze te doen ophouden, was een kop afslaan van den draak der maatschappelijke ellende. Spreker schetste het karakter van een arbeider te Sneek, die langen tijd werke loos was geweest, omdat zijn overtuiging hem had verboden nog langer in een distil leerderij werkzaam te zijn. Dit karakter was tea voorbeeld aan anderen, waarvan spreker hoopte, dst zij hnn kroegeo, distil- leerinrichting en branderijen zouden sluiten ter wille van hunne overtuiging. Aan het einde van zijn, zooals spreker zeide niet geleerd, maar zeer ernstig ge meend speechje wiarschuwde hij nogmaals voor zelf vei heffing bij de onthouders. De laatste spreker was de heer Ds. dt Koe van Nieuwveen, die zich afvroeg, waarom zij zich eigenlijk zooveel moeite getroosten voor een zaak, dia zoo voor zich zelf spreekt. Spreker somde het „hoogpatent' der drinkgewoonte op, ffden schuldbrief', dat flange ceel van menschelijke ellende", en eindigde met»de drankellende is de B, waarvan de A het matig-zijn is.' D» heer Schermerhorn riep hierna de u vrienden van den borrel' op om in debat te treden, maar er waren geen vrienden van den borrel. Alleen de heer Verieeij van Aartswond (een onthouder) meen de nog iets in het midden te moe ten brengen, en werd daarop geantwoord door de heeren Van der Veer en Be Kot. In zijn 8luitiogswoord zeide de heer Scliermerhorndat er waren te N. Niedorp 3 partijen. De 1ste waren de geheel-ont houders, die spreker aanspoorde, met irotseerii g van alle bespotting, op den in- geslageu weg voort te gaande 2de vormden de ^zoogenaamde" vrienden, zij die hen wel toelachten en goedkeurend knikten, maar niet mtêdeden. Zoolang zij buu sympathie Diet in daden toonden, hadden de onthouders hunne goedkeuring niet noodig. De 3de partij,, dat waren zij, die spreker zoo gaarne in de vergadering had gezien de vijanden der onthouding. Voor hen had hij ditwanneer zij be- heb met intrest terugbetaald, wat ik voor jaren in mijne lichtzinnigheid heb misdreven. Niemand heeft nog iets van mijn vader of mij te vorderen - alle schal den zijn voldaan. Ik geloofde alles tot het verledene te behooren gisteravond heb ik evenwel het tegendeel ervaren- Iemand hier moet mij herkend hebben ik werd met mijn vroegeren naam aangesproken, mijn vroeger leven werd mij voor de voeten geworpon ik heb ingezien, dat ik op geen vergiffenis heb te rekenen." Edith richtte zich trotsch omhoog. „Wij hebben hunne vergiflenis niet noodig," zeide zij kalm. „Wij hebben onszelf ons gelok, ons hnis gebouwd en het rnst op vastere gronden dan dat van deze luidjes, die niet vergeven en vergeten kannen. Ik haat, ik verafschuw ze laat ons heengaan, weder naar onze wereld, in onze vrijheid terng.* „En Walter von Bressaiiz Een bitter lachje gleed over haar gelaat. „Hij behoort niet bjj ons vader,* ant woordde zij met bevende stem. „Hij sal hier zijn golnk vinden.* HOOFDSTUK VII. In de groote eetzaal van het casino wa ren de officieren van het bataljon door hnn commandant bijeengeroepen. Op aller gelaatstrekken lag een zekere spanning ver spreid. Men wist niet nanwkenrig,wat de com mandant den offioieren had mee te dealen, maar men vermoedde, dat deze mededeeling in be trekking stond tot het gebeurde in café Rennion. Kapitein von Kook was hoogst ernstig; hij was de oudste ofifioier in bet café geweest, op bem viel dus alle verantwoording. Ofschoon de commandant veelal de oogen toedeed, too kon bij toch ook recht onprettig zjjn. In ieder geval bevond kapitein von Koek zich in een zeer onaangename positie, bij bad dien morgen den commandant bericht moeten doen vau het gebeurde, en die had hem zeer koel behandeld. Ook de luitenants hadden min of meer een slecht geweten. Zulk eon jonge lnitenant heeft nog wel eens iets op zjjn kerfstok en men kan nooit weten, wanneer een offioiers- verzameling wordt gelast, welk geval den strengen commandant ter oore is gekomen. Slechts Walter kwam geheel op zjjn ge mak in het casino aan Hij had over hot- geen gister in het eafé Rennion bad plaats gehad, oog niets geboord. Hij verscheen eerst in het laatste oogenblik, zoodat zijne kameraden geen tijd meer vonden, hem van het voorgevallene op de hoogte te brengen. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1