Jaclt iTisscierij.
Leerplicht.
Zondag 27 Maart 1398.
42ste Jaargang No. 3293.
Stureau: SCHAGÜSi Laan, 1) 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W1X R E L.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
Zij, die zich met 1 A-
pril a.s. op dit blad wen-
schen te abonneeren, ont
vangen de tot dien datum
nog verschijnende nummers
gratis.
Bekendmakingen.
Gemeente Schagen.
Kiezerslijst.
Geen geld geven.
Het beginsel.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGER
AUeinei Nieiffs-
Alurteotifi- k Laniloovblid.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.2ö;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De BURGEMEESTER der gemeente
SCHAGEN brengt ter kennis van de in
gezetenen, dat de aanvragen ter bekoming
van jacht- en vischacten, en van koste-
looze vergunningen tot de uitoefening der
vistcherij voor het seizoen 1898/99, ter
Secretarie voor de belanghebbenden ter
invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks, zon
dagen en feestdagen uitgezonderd, des
voormiddags van 9 tot 12 ure.
Schagen, 15 Maart 1898.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Burgemeester en Wethouders van Scha
gen brengen, ter voldoening aan art. 28
3de lid der kieswet, ter algemeene kennis,
dat de door hen op 22 dezer vastgestel
de kiezerslijst, benevens de lijsten, bedoeld
in het 2de lid van dat artikel, vanaf heden
tot en met 21 April a. S., eiken werk
dag van 9 12 en van 1 4 uur,
voor een ieder ter inzpge liggen en tegen
betaling der kostea in afschrift verkrijg
baar zijn.
Tot en met den 15den April 6. k.
is een ieder bevoegd, bij het gemeente
bestuur verbetering van de kiezerslijst te
vragen, op grond dat hij zelf of een an
der, in strijd mtt de wet, daarop voor
komt, niet voorkomt of niet behoorlijk
voorkomt.
De verzoeken om verbetering der kie
zerslijst worden, met de bewijsstukken,
dagelijks tot en met den 21ston April
0. k. voor een ieder op de secretarie ter
inzage nedergelegd en in afschrilt, tegen
betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld.
Een ieder is tot tegenspraak van het
verzoek bevoegd.
De tegenspraak wordt schriftelijk en
uiterlijk den 23 April a. 8. bij het Ge
meentebestuur ingediend.
Schagen, den 23 Maart 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
8. BERMAN.
de Secretaris,
DENIJS.
De zich noemende vereeniging tot bevor
dering voor kleeding aan minvermogende
kinderen van alle religies, heeft besloten, in
deze gemeente op den 31 Maart a. s. eene
collecte te houden ten bate harer instelling.
Aangezien deze collecte niet veel beter is
dan eene gewone bedelarij, doch moeilijk ge
weerd kan worden, omdat de vereeniging
zich weet te dekken door de artt. 7 en 13
der Armenwet, noodig ik de ingezetenen
langs dezen weg dringend uit voor be
doelde collecte geen penning af te zon-
deren Schagen den 25 Maart 1898.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
De oud-testamentische wereldbeschou
wing, dat de man, als hoofd van het
huisgezin, van de familie, een nagenoeg
grenzenloos gezag bezat, die een Abraham
kon voeren tot het offeren van zijn zoon
en een Jephta tot het slachten van zijn
dochter en hem tegenover zijn vrouw
rechtvaardigde tot handelingen als wij i
in Richteren XIX vinden beschreven, j
heeft grooten invloed gehad op onze
wetgeving en nog meer op onze zeden.
Op te komen tegen het absolute recht
van den man en den vader werd be
schouwd als een aantasting van de hei
ligheid des gezins. Vandaar dan ook
dat de wetgever een vrouw iu zooveel
meer inferieuren toestand plaatste dan
den man en het eerst aan de fransche
revolutie was voorbehouden om te er
kennen, dat de vrouw volledig mensch is.
Toen de nieuwere denkbeelden zich
meer baan braken, begon men terecht
in te zien, dat naast het recht van den
man ook de plicht stond van den man,
naast het recht van een vader ook de
plicht van den vader en daar wij voor
het onderwerp, dat wij behandelen, al
leen met den laatste te maken hebben,
was het goed gezien van den minister
Bokgesius om, zooals wij in ons vorig
artikel mededeelden, reeds dadelijk de
verplichting van den vader, krachtens
het Burgerlijk Wetboek, op den voor
grond te zetten.
Van een daad zooals Abraham zich
wilde veroorloven en Jephta zich heeft
veroorloofd, is thans natuurlijk geen
sprake meer, maar wie in de huidige
maatschappij zijn kind het voedsel voor
den geest onthoudt, het offert aan de
goden van domheid en onkunde, kan dit
straffeloos doen.
De minister heeft er terecht op ge
wezen, dat het wetsontwerp om de ou
ders in sommige gevallen van de ouder
lijke macht te ontzetten, hier niet van
toepassing kan zijn. Het is waar, het
niet-onderwijs geven aan een kind maakt
een deel uit der algeheele verwaarloo-
zing, maar op dien grond alleeD zou het
onmogelijk zijn om het recht van de ou
ders volkomen te niet te doen.
Er moest dus een ander middel gevon
den worden om den ouders te doen ge
voelen, wat in zake onderwijs hun plicht
is, en waar nu, zegt de minister, in ver
reweg de meeste staten van ons wereld
deel een ontkennend antwoord is gege
ven op de vraag, of aan ouders de vrij
heid mag worden gelaten om hun kin
deren van de voor alle noodzakelijke
kundigheden, van het meest noodzakelij
ke onderricht een integreerend deel
van alle opvoeding verstoken te laten,
en bijna overal leerplicht is ingevoerd,
dient ook de nederlandsche wetgever dit
gebied te betreden.
Het komt ons dus voor, dat aan het
beginsel, hetwelk aan het wetsontwerp
ten grondslag ligt, niet sterk kan ge
tornd worden.
Indien de opvoeding, waarvan het
Burgerlijk Wetboek de verplichting op
de ouders legt, ook in zich sluit het
verkrijgen van voor het kind nuttige
kundigheden en er zal wel niemand
zijn die dit bestrijdt dan is het be
ginsel van het strafbaar stellen van het
niet nakomen van die verplichting zoo
zuiver mogelijk.
Wij weten het, hoeveel jaren lang
voor dat heilige beginsel door de Libe
rale Unie en door V olksonderwijs is ge
streden. De groote vraag is thans, of
het nu nog noodig is het op den voor
grond te plaatsen, m. a. w. of de toe
standen zich zoodanig hebben gewijzigd,
dat de ouders in Nederland hun plicht
zoo breed opvatten, dat er geen wet op
den leerplicht meer noodig is.
Toen in 1878 en hierop wijst ook
de Memorie van Toelichting op dit
Wetsontwerp de nieuwe schoolwet
werd ingediend, werd door de Regeering
„onweersprekelijk" het recht van den
Staat erkend om den vader te straffen,
die zijn vaderlijken plicht verzuimde en
daardoor tegelijkertijd èn het kind be
nadeelde èn schade toebracht aan de
burgermaatschappij „Do RegeeriDg zou
dan ook", stond er in de Memorie van
Toelichting, „geen oogenblik aarze
len den beslissenden stap te doen, indien
zij slechts met ouderlijke plichtsverzaking
te kampen had. Dóch de Staat heeft
niet het recht, aan de ouders de keuze
der school te ontnemen, en zoolang dus
de tegenstand tegen de openbare school
gaande wordt gehouden, moet van het
nemen vau afdoende maatregelen wor
den afgezien".
Toen de wet van 1889 werd ingediend
dus ongeveer tien jaren later acht
te de Regeering den tijd tot invoering
van leerplicht ook nog niet gekomen.
Men oordeelde het beter het vraagstuk
later afzonderlijk aan de orde te stellen,
„onder veranderde omstandigheden
Daar er voorstanders van leerplicht bij
verschillende staatkundige richtingen wa
ren, was er, meende het verslag der com
missie van voorbereiding van het wets
ontwerp, van een eigenlijke politieke
quaestie geen sprake. Was ten aanzien
van den schoolstrijd vrede verkregen,
dan zou men allicht een oplossing kun
nen bekomen, zonder dat daarbij politie
ke stemming den doorslag behoefde te
geven.
Nu is het wel jammer, dat de regee
ring na de invoering van de nieuwe on
derwijswet de zoo gunstige gelegenheid
heeft laten voorbijgaan.
Nauweljjks toch was de wet in Au
gustus 1889 aangenomen, ol in Decem
ber van hetzelfde jaar verscheen van de
hand van Jhr. Mr. A. F. de Savornin
Lokman een lijvige brochure, „Ue Pa
cificatie" getiteld.
Daarin deelde de schrijver mede, dat
de nieuwe wet aan de eischen der anti-
revolutionnairen voldeed, een wet, die
niet meer ten bate van een deel des
volks, maar ten bate van allen komt
die door de verschillende partijen is
aangenomendie de deugdelijkheid niet
enkel van het openbaar, maar van alle
onderwijs bevorderten die zelve zal
zijn, wat de openbare school tevergeefs
heeft getracht te wezen het symbool
van nationale verdraagzaamheid en samen
werkinghet cement onzer volkseenheid"
En aan het slot van zijn brochure ad
viseerde de anti-revolutionnaire schrijver
zijn partijgenoöten dan ook „te beden
ken, dat deze goede uitkomst niet door
onze kracht is verkregen, maar ondanks
onze menigvuldige afdwalingen en dwaas
heden, door de kracht onzes Gods, den
God onzer Vaderen, die de gebeden
Zijns volks in verhooring doet gaan.
llem alleen zij de. eer
Zulk een voortreffelijke wet als deze
was dus al zeer zelden door de samen
werking der partijen tot stand gebracht.
Dr. Schaepman getuigde ervan, dat
door deze wet, naar het woord van Von
del, een kroon geplaatst was op „het
spits der vrijheid" en het jubelend arti
kel van dr. Küyper in De Standaard
van 9 December 1889 volmaakte het
geheel.
„'t Was alles pais en vrêe,
't Was al boter tot den boóm."
Mooier gelegenheid had er voor het
ministerie van die dagen niet bestaan
als toen, om, onder den indruk van de
ze jubelhymnen, een wetsvoorstel op
den leerplicht in te dienen. Het ver
klaarde toch niet vijandig tegenover het
denkbeeld te staan.
Dit heeft echter niet zoo mogen zijn.
Thans zijn er bijna weer tien jaren
voorbijgegaan en het was aan dit minis
terie voorbehouden, nu onder veel min
der gunstige omstandigheden, om het
wetsontwerp in te dienenminder gun
stig omdat, wat reeds sinds een viertal
jaren feitelijk was geschied, de pacifica
tie officieel verleden jaar bij de stem
bus is opgezegd, toen het bleek, dat men
niet meer tevreden was met die „goede
uitkomst", waarvan, men nog in 1889
Gode „alleen de eer" gaf.
Het recht van den Staat om leer
plicht in te voeren, in 1878 door de
Regeering erkend, is in 1889 door het
toenmalige Kabinet niet geloochend.
Het beginsel dus, waarvan dit Kabi
net uitgaat, is in twee instanties als het
goede erkend.
Wij zullen den Minister niet volgen,
waar hij de noodzakelijkheid en de
voordeelen, aan leerplicht verbonden,
uiteenzet deze achten wij bekend te
zijn maar nog wel een oogenblik
blijven stilstaan bij de vraagis in
Nederland het schoolverzuim van dien
omvang, dat daardoor de invoering van
leer- en schoolplicht gerechtvaardigd is
En laten nu de koele cijfers, zooals
de Minister ze mededeelt, spreken.
Op 1 Januari 1897 waren er van de
kinderen boven de zes en beneden de
twaalf jaar 2C840 jongens en 32880
meisjes, die in het geheel geen lager
school- of huisonderwijs geöoten.
Dit cijfer is meer dan onrustbarend,
maar uit een nadere specificatie vermeld
in bijlage A der Memorie van Toelich
ting blijkt, dat een groot gedeelte van
die 59720 kinderen toch van onderwijs
zouden zijn verstoken gebleven, ook al
ware reeds eenige jaren leerplicht inge
voerd. Zoo zijn er 11536 kinderen, die
vóór het twaalfde jaar reeds de school
hadden verlaten en 14560 kinderen, die
wel waren ingeschreven of zich voor
plaatsing hadden aangemeld, doch nog
niet waren geplaatst, hetgeen op een
andere leemte in ons onderwijs wijst.
Yan veel meer beteekenis dan het ab
solute acht de minister echter het rela
tieve schoolverzuim. Al ware het vol
strekte schoolverzuim veel geringer dan
het wezenlijk is, zoo zou toch leerplicht
noodzakelijk zijn tot het tegengaan van
het ongeregeld schoolbezoeken dan
wijzen wij vooral op de 11536, die vóór
het twaalfde jaar, wanneer juist de kin
deren de meeste kundigheden opdoen,
reeds de school hebben verlaten, en
waarvan zeker is te veronderstellen, dat
zij zich, gedurende de jaren dat zij de
school bezochten, nog vaak aan betrek
kelijk schoolverzuim schuldig maakten.
Hoewel er nog geen volledige statis-
tiek bestaat omtrent het betrekkelijke
schoolverzuim, beschikt de Regeering
I toch over eenige gegevens. Zoo was
1 o.a. in het arrondissement Meerssen het be
trekkelijk schoolverzuim 11.4 pCt., in
het arrondissement Utrecht 8.5 percent
en in het arrondissement Hoogeveen 16,6
pCt. Yerder bleek uit de staten, dat het
aantal verzuimde schooltijden wegens
huiselijke diensten, veld- en veenarbeid
in het arrondissement Meerssen ruim de
helft bedroeg, in liet arrondissement
Hoogeveen meer dan 46.6 pCt. en in het
plattelandsgedeelte van het arrondisse
ment Utrecht ruim 44.5 percent.
Dit zijn cijfers die spreken en waar
nu het beginsel, waarvan dit wetsont
werp uitgaat, erkend is te zijn billijk
en in het belang der gemeenschap, waar
niemand kan en mag twijfelen aan het
hooge sociale belang en waar door bo
venstaande, niet te loochenen cijfers de
onverbiddelijke noodzakelijkheid in het
oog springt, achten wij het een heuge
lijk teit, dat dit ministerie zich geroepen
heeft gevoeld, om, niettegenstaande het
vooruit kon weten, dat het van clericale
zjjde heftig zou worden besprongen, om ook
dit belangrijk onderdeel van het urgentie
program der Liberale Uniezoo het kan,
tot een daad te maken.
Vergadering van den
Raad der gemeente WINKEL, gehou
den op dinsdag 22 Maart j. 1., 's voor
middags 10 uur.
Tegenwoordig alle leden.
Na opening der vergadering worden
de notulen der vorige bijeenkomst gele
zen en na eene kleine bemerking goed
gekeurd en vastgesteld.
Yoorzien van de vereischte goedkeu
ring is terug ontvangen
a. het besluit tot aankoop van een
gedeelte grond van het aan den hr. J. Korff
te Lutjewinkel in eigendom toebehoorende
erf, ter verbreeding van den aan dat erf
grenzenden en langs de ringsloot loo
penden weg.
b. het besluit tot het aangaan eener
tijdelijke geldleening, ter voorziening in
het noodige kasgeld. De voorzitter deelt
mede, dat de acte van aankoop met den hr.
Korff is gepasseerd en de leening is ge
sloten met de in deze gemeente geves
tigde spaarbank, tegen een rente van
5°/0 'sjaars.
Voor kennisgeving aangenomen.
Yerder is ingekomen en wordt gelezen
1. Een missive van H. H. Ged.
Staten d d. 23 Febr. j. 1. No. 32, hou
dende mededeeling, dat door de gemeen
te over het dienstjaar 1896 is te veel
genoten een som van f 75, ontvangen als
bijdrage in de kosten van 't L. O.
krachtens art. 45.
2. een idem d. d. 2 Mrt. j. 1. No. 37,
behelzende dat de uitkeering door het
Rijk krachtens art. 45 der wet op 't
L. O., voor de gemeente voor het dienstj
'98 is bepaald op f 1700.
3. Een Kon. Besluit d. d. 8 Maart
j 1. No. 28, waarbij de traktementen van
den Burgemeester en den Secretaris de
zer gemeente zijn bepaald elk op f 600.
4. Een adres van de Kiesvereeniging
Harenkarspel", houdende verzoek, door
eene adhesie-betuiging te willen steunen
het door haar aan de Directie der Holl.
IJzeren Spoorweg-Mij. gezonden adres,
om het Spoorweg-verkeer op het traject
AlkmaarHelder zoodanig te regelen,
dat de gewone dienst worde veranderd
in een lokaaldienst, met wijziging in de
thans bestaande vrachttarieven.
De heer Breebaart beschouwt dit ver
zoek als een ingrijpende vraag. Door den
gewonen dienst in een lokaal-dienst te
veranderen, zal men alle halten moeten
aandoen, waardoor een reis naar Am
sterdam zeer zal worden vertraagd, wat
hij niet wenschelijk acht. Wel zou hij er
zich mee kunnen veresnigen, zoo enke
le tusschentreinen in een lokaaldienst
werden veranderd, maar niet alle, daar
het dan niet meer of minder dan als een
stoomtram zou kunnen worden beschouwd.
^Ook de Voorzitter kan van uit deze
gemeente bet nut van de aldus voorge
stelde regeling niet inzien.
Hij acht het zeer wel mogelijk, dat
het aantal treinen daardoor zou vermin
deren en mocht nu al een sneltrein die
vermindering vervangen, dan zal het ver
voer vanaf het station Noord-Scharwou-
de hierdoor toch niet worden gebaat,
daar een sneltrein alleen de plaatsen
Helder, Schagen, Alkmaar zal aandoen.
De voorzitter is, met 't oog op het snel-
vervoer van Noord-Scharwoude, voor het
bestendigen van den tegenwoordigen trei
nenloop.
Daar waarschijnlijk binnen kort toch
een andere treinenloop is te wachten,
in verband met de lijn HoornAlkmaar,
wordt met eenparige stemmen besloten
aan het adres der Kies vereen. „Haren
karspel" geen adhesie te schenken.
5. Een adres van de Afdeeling „Win
kel," van Volksonderwijs, houdende ver
zoek het in de raadsvergadering van 15
Feb. j. 1. genomen besluit in te trekken
en in de vacature aan de school te Groet
polder te doen voorzien, door alsnog tot de
aanstelling van een onderwijzeres te be
sluiten.
In het adres wordt betoogd, dat, zoo
de vacature niet vervuld wordt, het zeer
nadeelig zal werken op het onderwijs
aan die school, daar het voor één onder
wijzer onmogelijk is, met vrucht 6 klas
sen te onderwijzen en diensvolgens de
kinderen in den Groetpolder verre ten
achter zullen staan bij die der beide an
dere scholen in de gemeente, waar vol
doende hulp is, terwijl toch het getal
kinderen, behoorende tot de school te
Groetpolder, niet tot het maximum is ge
daald, waarop volgens de wet één onder
wijzer voldoende is, maar dit getal moet
worden verkregen door kinderen van de
school te Groetpolder naar die te Winkel
en Lutjewiukel te zenden.
6. Een adres van instemming met dat
van de Afd. v. Volksonderwijs van ou
ders en voogden der te Groetpolder ter
schoolgaande kinderen, verzoekende gun
stig op 't adres van de Afd. te willen
beschikken.
7. Een schrijven van den Arrondis-
sements Schoolopziener d.d. 12 Maart
No. 9, die adviseert, tot eene benoe
ming van eene onderwijzeres aan de
school te Groetpolder te besluiten.
Naar aanleiding van het adres van
de Afd. Winkel van Volksonderw. zegt
voorzitter, dat de Afd. het besluit, geno
men in de raadsvergadering van 15
Febr. j.1., niet juist heeft opgevater
was toch besloten een onderzoek in te
stellen, hoeveel kinderen met 1 Mei a.s.
de school te Groetpolder zouden verla
ten, hoe groot het getal nieuwe leerlin
gen zou kunnen zijn voor die school en
hoeveel kinderen voor eene eventuëele
overplaatsing van de school te Groetpol
der naar die te Winkel en Lutjewinkel,
in aanmerking zouden kunnen komen,
om na een aldus verkregen overzicht,
de zaak in eene eerstvolgende verga-
doring verder te behandelen.
Uit dat onderzoek nu is gebleken, dat
met 1 Mei a. s. voor alle drie scholen
te zamen het getal nieuwe leerlingen
zal zijn 29, waarvan zeer toevallig 13
voor de school te Groetpolderterwijl 5
leerlingen met Mei die Bchool zullen
verlaten, zoodat het tegenwoordig getal
leerlingen (48) met 1 Mei zal worden
vermeerderd tot op 56.
Verder is gebleken, dat die leerlin
gen, welke zonder veel moeite uit den
Groetpolder de school te Winkel of