Brieven uil de Maasstad. Brieven uit den Coup. Zondag 3 April 1898. 42ste Jaargang ÏTo. 3293. FEUILLETON. Rotterdam, 29 Maart 1898. No. 158. COURANT. Ainrttnlit- k Ltiimtlafl. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Eureaa: Laan, 0 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. TWKKDE BLAD. De Rotterdamsch schutters zijo nu, evenals de collega's in den lande, gelukkig gemaakt nut de afgekeurde Beaumont-gewe- ren der infanterie. Het is als de jongere broer of de oudere die een sukkel is, en voor wien dus alles goed geacht wordt, die een jasje van den anderen broer krijgt, als die andere broer een nieuw best heelt. En nu goed oppassen, hoor, zegt de lieve mama, 't jasje is nog net nieuw. Een allerteederste zorg voor het ^nieuwe" ge weer wordt den schutter ingeprent. Hij mag er mee spelen, hij moet er voorzich tig mee wezen en er netjes op zijn enz. enz. Hij krijgt zelfs een circulaire thuis van zijn kapitein, zijn bataljoDS-comman- dant, waarin hem uitvoerige voorschriften gegeven worden voor het onderhouden en schoon maken van het geweer, dat in- tusschen reeds van 1871 dateert Een jaar na den fransch-duitschen oor log vond de koning het nuttig en noodig, het leger een nieuw geweer te verschaffen en in den jare 1898, zeven-en-twintig jaar later, is dit geweer verouderd en wordt het dus aan de schutterij cadeau gedaan. Een waardig cadeau aan deze ver ouderde instelling Werkelijk, de lui, die bij den minister aandrongen op herzieuing onzer levende strijdkrachten, tergelegenheid van het wets voorstel op den dienstplicht, hebben niet gajssch en al ongelijk. Een inrichting, wier dwaasheid men zelf erkent, door haar de afgekeurde in strumenten eener ernstige inrichting te geven, met een volkomen ernstig gezicht zorgvuldige behandeling aanbevelend, dient toch wel te worden herzien, bij voorkeur afgeschaft Behalve voor zijn schutterij hoopt de Rotterdammer momenteel op afschaffing van zijn postkantoor. Het was een blij bericht, dat plotseling de ronde deedDit postkantoor is aan 't verzakken, de rijksarchitect heeft het afgekeurd. „Goddank", zeiden de kunst lievende en de ernstige, practische bewo ners uit de Maasstad. Het w: s hen een bericht om er blij ncês te zijn op Sint Nicolaasavond, als surprise. Maar ook nu waren zij er blij mêe. Jammer genoeg kwamen nurksen onze vreugd bederven met een wijzen op den naderenden laten l u Llelde. 12. „Ik laat u niet gaan ik laat n niet gaan,* fluisterde Edith in hartstochtelijke opgewondenheid. „Wanneer gij wist, hoe leeg, hoe dor het in mijn hart is hoe koud en eenzaam die sohitterende heuvel is, waarop ik sta och Marianne, gij hebt medelijden met mjj I Ik zocht een juffrouw van gezelschap maar zoo iemand heb ik niet noodig ik heb behoefte aan een vriendin, een zuster, MarianneEn gij gij zult mijne vriendin, mijne zuster zijn 1 O, ik zal niet ophoudeD mijn best te doen, dat ge mjj lief krijgt. En wanneer gij mij nu terugstoot wanneer gij mij nu ver laat, ik zal n dan zoeken en vinden en u bid den, recht hartelijk bidden bigt bij mij wordt mijne zuster - Haar hoofd zonk op Marianne's schouder en heete tranen biggelden haar over de wangen. Het tang teruggehouden wee brak zich bij deze tranen met geweld baan, en de trotsche, rijke Edith Griswold boog zich vanaf het hooge standpunt, dat zij in nam, neer tot het eeavoudige, arme meisje, dat haar was komen vragen om werk. Marianne sloeg haar arm om de taille van Eiith en drukte baar zacht tegen zich aan. Zoo bloven zij een poos zwijgend naast elkander zitten. De portièra werd na een oogenblik open geslagen graal Sponeck trad binnen, maar bleef weldra verwonderd staan- Marianne stond vlug op, terwijl Edith zitten bleef en, door haar tranen lachend, tot haar man opzag. „Pardon, wanneer ik n stoor „Gjj stoort volstrekt niet, mijn vriend," antwoordde Edith, „Ik moet u pardon vragen, dat ik u hob laten wachten April. Een Aprilsgrap. Het leek er wel naar. Er moet zeker heel wat gebeuren eer het rijk een ge bouw, dat drie-en-lwintig j»ar oud is en tonnen gouds hesft gekost nu al zal afbreken Het rijk ia zuiuig Ma*r het gebouw verzakt inderdaad, herstel zal moeilijk wezen, dus hebben we nog alle hoop niet opgegeven. Nu zou het verdwijnen van ons postkantoor voor onze stad een verlossing zijn. Het is een leelijk, 1 ig gebouw,een drukke uitstalling vsn ramen in roode mureD, dat ten heel mooi plein ontsierteen smakelooze sta-in-den-weg en bovendien aller onpractisch ingericht. Voor een stad van 300.000 inwoners, die met h*ar handel voor een groot deel helpt bij dragen in de algemeens millioenen-rijke opbrengst der post, is dit gebouw veel te klein ;- het is een doolhof van gangen, vanwaar men met moeite in gsanderijen raakt, die zoogenaamd voor den dienst zijn ingericht 1 En dat is er naar 1 Als ge een postzegel wilt koopen, kunt ge geregeld een half uur of langer in een nauwe rij staan, want er is mnar één lo ketje voor dezen tak van dienst bestemd. Als ge een postwissel wilt ontvangen óf verzenden, of ais ge de Rijkspostspaarbank wilt bevoordeelen ea ge zijt uiet iu dit gebouw thuis, dan moet ge heel wat vra gen en zoeken eer ge terecht zijt. Want zonder eenigen regel is dit gebouw inge richt; met telkens verzonnen wijzigingen door achtereenvolgende directeuren is men geen stap verder gekomen. Daarentegen is de handige bouwmeester heel gul geweest met het woongedeelte. Twee verdiepingen over de enorme opper vlakte van het gebouw zijn tot woniug voor enkele hoofdambtenaren ingericht. Die heeren weten dan ook met dit gulle huis geen raad en laten verscheidene ka mers ougemeubi'eerd en ongebruikt. Toch schreeuwt onze posibehoefte om meer ruim te. Daarom blijven we er op hopen dat het bericht van afbraak geen canard is, doch een goed, eerlijk beestje. Mogen we dan, behalve een practisch geboaw, ook een mooi gebouw van het rijk krijgen. Zeker, Dr. Cnjpers, on zen tegenwoordigen rijks-bouwmeester, is dat toevertrouwd, maar het rijk is in den regel niet zoo scheutig voor werk van mooi en er is dus wel kans, dat het meer op de practische dan op de artistieke zijde van het geval zal letten. Wie maar ééns de verfoeilijke spoor brug gezien heeft, die onze stad in twee deelen verdeelt, zal wel toegeven, dat het rijk zich om artietieke eischen weinig ho rnaar ik beb hier eene vriendin gevonden juffrouw von Warnstedt die de goed heid hebben wil bij mij te blijven „Waarde juffrouw „Niet waar, Marianne, ge blijft bij me f* Edith strekte haar met smeekend gebaar de handen toe. Marianne kon haar niet weerstaan, zij greep diep bewogen de banden van Edith en wilde die aan haar lippen breDgen. Maar Edith trok het jonge meisje aan haar borst en kuste haar hartelijk op het voorhoofd. „Gjj zult het goed bij mg hebben, Mari anne,* fluisterde zij haar toe en streelde bare bleeke, smalle wangen, die ronds duidelijk aanwezen, wat leed haar getroffen bad. HOOFDSTUK XY. Graaf Sponeek hield van een schitterende omgeving en gaf in zijn villa in de Tier- garteestrasze dikwijls grootere en kleinere partijen. De rijkdom zijner eehtgenoote stond hem bet toe, zich en Edith het leven zoo aangenaam, zoo glansrijk, zoo grootsch als zij maar wensehen konden, te maken, en Edith legde zijo bogaerten van praal en pracht nie's belemmorends in den wog. Integendeel, zij was trofsch op baar plaats in de wereld. Men had de schoone Amerikaansche, de eehtgenoote vsn graaf Sponeck, met open armen ontvangen en niemand d-ioht er aan, naar bet verleden van den vader van Edith onderzoek te doen. Men was er slechts over verwonderd, dat de schoone, jonge en verstandige Edith den niet zeer imponeerenden en bijna twintig jaren ouderen graaf Her- bert Spon ck de band bad gereikt; maar de graaf was, zooals men dat placht te noe men, een .prachtige kerel4, dien men om zijn prettige eigenschappen niet anders dan goedgezind kon zijn, en een gravenkroon was ook nog iets, dat aan to nemen was, temeer wanneer daaraan hot bezit van een groot landgoed verbonden was. Men gunde den graaf zijn gulak van barte en legde der schoone gravin zijn hulde aan de voeten, welke deze met de trotsche airs eener vorstin aanvaardde. Door Marianne waa ecu nieuw element kommert. Waar het practisch belang ge diend moest worden heeft Rotterdam ze ker nooit over de landsregeeriog te klagen gehad. Het beste en het dunrste was niet goed genoeg. Ik la» in een afdeelingsverslag dezer dsgen, dat een lid van d« Tweede Kamer rijne bevreemding te kennen had gegeven over de weinige inschikkelijkheid, die Rotterdam getoond had tegenover het rijk, bij de onteigening 7an stukken haven te Charlois, hoewel het rijk altijd voor haar zeer inschikkelijk is geweest. De klacht was juist en het is te wen sehen, dat onze vroede mannen bij een volgende gflegenheid er rekening mee zullen houden. Rotterdam moet vooral zorgen op goeden voet met de landsregee- ring te blijven, het heeft dit noodig. Mis schien krijgt het dan nog wel een mooi nieuw postkantoor ook De werkstakingen zijn hier nog altijd niet uit de lucht. Pas hadden de schip pers een overwinning bevochten, of daar kiegen de heiwerkers het met hunne ba zen te kwaad. Overal waar huizen ge bouwd zouden worden en men alvast aan het heien was gegaan, werd het werk ge staakt. De heiwerkers wilden loousverhoo- giog en minder werktijdl De staking duurde acht dagen en toen werd het werk weer hervat, zonder dat eenig voordeel verkregen was. Een tweede staking daleert van heden morgen. Timmerlieden-staking. Om zeven uur gisteravond kwam een timmermansbaas op karwei, een in aanbouw zijnd huis, en vond daar zijn werklieden gereed om naar huis te gaan. Omdat acht uur de gewone tijd van heengaan was, vond hij dit na tuurlijk vreemd, en het was, den man, zoo vertelde hij me, „of hij eeu slag in zijn gezicht kreeg", toen hij bovendien van zijn knecht hoorde, dal zij dit voortaan eiken avond zouden doen, want dat zij van he den af den 12-urigen werkdag verviugen door eeu 11—urigen. Hij ontsloeg zijn knechts op staanden voet en is nu bezig buiten Rotterdam knecht» te zoeken. Een derde beweging is onder de bakkers voor afschaffing van nachtarbeid natuurlijk. De Rotterdamsche bakkers probeeren zeer politiek hun doel te bereiken. Zij zullen een bijeenkomst houden met deu patroon en vóór dien tijd een beroep doen op de brood- verbruikers. Tot het publiek eü de vak- en werklieden-vereenigingen zal de Bakkers- gezelleubond circulaires richten. Yeel resul taat verwacht men, gezien de Haagsche beweging, niet, ook al wenscht men het het grafelijk hnis binnengekomen, dat in meer dan ééne richting weldoend, men sou bijna kunnen zeggen verzoenend werkte. Edith gevoelde zich innerlijk eenzaam, daar zij, wat talenten en bekwaamheden be trof, haar man de baas was en zij wel door vriendsohap, maar niet door liefde aan hem was verbonden. Het verleden bezat nog te veel macht over haar hartstochtelijk gemoed. Door Marianne's stil, steeds vrien- delijk wezen werden de grove pontjes in E- dith's karakter afgeslepen. Met heimelijke bewondering zag de gravin tot haar nieuwe vriendin op, die nood en arbeid op zioh nam zonder morren, ronder klagen, al leen om haars broeders loopbaan niet in de war te stnren. Hoewel Marianne Edith niet de volie waarheid had gezegd, zoo ried deze de bijzonderheden zeer wel; tij had er Marianne te meer lief om, dat zij hare offervaardigheid niet aan de groote klok hing. In Editb's wezen kwam een zacht heid, die baar ook dichter tot haar man bracht. Graat Sponeck ontdekte den guu- stigen invloed van Marianne op zijne vrouw heel goed en hg was er bet meisje oiterst dankbaar voor, want hij had Edith van ganscher harte lief. Hoewel hij in den aan vang het aan roek om de band van Edith had gedaan met zekere oogmerken, zoo had toch zeer spoedig een oprechte, warme liefde zijn bart bevolkt en nadat Edith hem jawoord bad gegeveo, deed hij uit oprechte belang stelling al zgn best, het laven haar zoo aan genaam mogelijk te maken. De erkenning, dat Edith hem niet met dezelfde kracht liefhad, smartte hem zeer, maar bij liet haar daarvan nooit iels merkenhg dacht veel te edel van Editb, bg was veel te trotsch op haar, dan dat hij op indringends wijze liefde van haar zon hebben gtë scht. Hij stelde er zich mede tevreden, dat hij haar vriendschap had verworven. De rid derlijke wijze, waarop bij Editb's liefde trachtte te verwerven, bemerkte Marianne met diepe ontroering. Zjj werd de oprechte vriendin van den graaf, wiens bemoeiingen om de lietde van Edith te winnen, zij onder steunde, hoe en waar haar dat maar eenigs- den bakkers gaarne toe. 't Publiek is nog zoo verlekkerd op zijn versch kadetje I Waar thans echter vooral werklieden opstootjes waar te nemen zijn, het i» in de bouwvakken. Het is trouwens nergens meer te verwonderen. Want in de bouw vakken, die bij de enorme uitbreiding der stad te Rotterdam vooral veel te doen vin den, moet de concurrentie ongelooflijk zijn. Voor een appel en een ei wordt huizenbouw aangenomen. Een aannemer zet in onge hoord korten tijd heels s'raten in elkaar en hjj kan dus natuurlijk hooge loonen niet betalen. De woedende concurrentie der bazen drnkt op de gezellen, en vandaar ongeregeldheden, maar het is er ook werk Daar, dit de bouwvakken van thans leveren. Men heeft dat ^revolutiebouw' genoemd en deze expressie dunkt mij ie juiit. Het is een revolutie in den bouw, een bouw als een revolutie „Huizen van s'.roo en papier' heet men de nieuwe huizen in de nieuwe Ro'terdamsche straten. Deze week heelt de bouwcommissie al hier een aantal huizen op den Plantageweg afgekeurd die zes jaren geleden ge bouwd waren. Die Phntageweg is geheel door rerolntiebouwers gereed gemaakt. In enkele weken werd een hnis in elkaar ge gooid en dan was er al spoedig een bur germannetje met geld, die den revolutiebou wer zijn moois afkocht I Wat kwam hij bedrogen uit. In zoo'n nieuw Rotterdamsch huis kunt ge uw boven- en benedenburen even ge makkelijk hooren als uw vrouw die over u aan tafel zit. Van booze humeuren, zui gelingen en piano's bij buren smaakt ge hetzelfde genot alsof die uw eigendom waren. Het is treurig, treurig, het zijn kamers, met papieren beschotten afgedeeld en gescheiden. Het is modern, het is up-to—date, het is fin-de-siècls D. Brazaville, Februari '98. IV. De lezers mijner brieven gelieven mij te excuseeren. Langen tijd liet ik niets van mij hooren. De redenen P De reactie, die de actie had opgevolgd. Op de ^Albert- ville" had ik allen tijd, mijne zeereis te boekstaven, doch te land heeft men aller lei wedtrwaardigheden, beslommeringen, die oorzaak kunnen zijn dat mm zijns on danks niet kan uitvoeren wat men zich voorstelde. zins mogelijk was. „Gjj hebt den graaf beloofd vandaag met hem mede naar do opera te gaan, Edith,* zeide Marianne lachend tot hare vriendin, toen deze na het diner nog steeds geen aanstalten maakte, om zioh te verkleeden. Mag ik u er aan herinneren, dat het noo dig tijd is om toilet to maken?' „Neen, dat naoogt ge niet, liefste,* ant woordde Edith lachend. „Ik heb geen lust, mij vandaag nog aan te kleeden. Ik zou zoo gaarne bij u thuis blijven zingen, «pelen en babbelen wat ge wilt. Sedert ik u heb Marianne, is mij aan ai die genie tingen niets meer gelegen.* „Maar hot zal den graaf onaangenaam zgn.' „Ach, gij neemt hem natourlyk weer in uwe boscberming. Gij beiden zijt goede bondgenooten tegen mijne luimen ik be merk bet wel,* meende Edith, terwjjl zij Marianne met den vinger dreigde. „Maar ik zal slechts gaan, als gij ook meegaat,* „Och ik de graaf zou zoo gaarne met u alleen willen zijn, Eiith!» „Maar ik wensch dat niet." „Edith, uw man is zoo goed." „Zie eens, hoe gij hem verdedigt Zeker, hg is goed dat erken ik volgaar ne maar men is ook zeer weinig, wan neer men verder niets is." „Zoo moogt gij over uw man niet spre ken, Edith." „Ja, ja, gij hebt gelijk, kleine boetpredik- ster. Maar ik kan er na eenmaal niets aan doen, dat doch laat ons daar nu niet langer over iprekeD. Zing eens een liedje voor me van de wilde rozen hè ja 1 Ik hoor uw Btem zoo gaarne-" Lachend ging Marianne naar den vleugel en begon het lied. Edith luisterde diap bewogen naar ieder woord. Toen het lied teneinde was en Marianne zacht verder speelde, hief Edith het boo'd op en haar blik ontmoette het oog van haar man, die in de denr stond. Edith stoad opeen ongeduldige trek was weldra op haar gelaat le lezeo. ,,'t Spijt me, dat ik n stoor," zeide de graaf vooruittredend. Was onze zeereis zoo voorspoedig als men dit wenscben kan, van de reis in de binnenlanden van den Congo kan dit niet getuigd worden. Die reis is te voet afgelegd en dat wil nog al iets zeggen ia een klimaat, waar aan wij niet gewend zijn, langs ongepla veide wegen, soms berg op berg af. Onze bagage werd door Degers gedra gen. Te Kimbubu w*ren wij verplicht een week te blijven, wijl van de 17 dra gers er 11 waren weggeloopen. No, we hadden 't daar goed. Alleen was het jammer, dat we na een ver blijf van 5 dagen allen ziek werden, wel niet ernstig, maar toch voldoenda om ons plezier te vergallen. We woon den in een hnis van den Staat, «peciaal voor zijne agenten gebouwd, om hen, als ze op reis zijn, te herbergen. Elk hnis bestaat uit twee afdeelingen, waar in ieder plaats is voor 5 personen. Eiken dag trokken er karavanen voorbij, waren het blanken, dan overnachtten zij hier. Op den 5d#n dag van ons verblijf, den dag waarop wij ziek werden, kwam er eea ka ravaan van 8 personen. Daar die heeren meenden, dat alle ruimte hun toekwam, vertelden ze oni kort en bondig dat we er uit moesten. Er was niets aan te doen, want al hadden we ons willen verzetten, de 116 soldaten, die ze bij zich hadden, boezemden genoeg ontzag in, om te be slatten niet tegen de bierkaai te vechten. Gelukkig hadden we nog een veldtent bij ons, die we in alle haast opzetten, voor zoover ons zieke lichaam dit toeliet. In die tent hebben we den nacht doorge bracht 2 mijner reisgenooten met hunne bedden op den grond gespreid en ik op een gemakkelijker! stoel. Nu, 't ging nog al schikkelijk, 't Beeft toch nog al iets te beteekenen, op reis te zijn in een on bekend land, ia een vreemd werelddeel en dan nog ziek te zijn. Oppassing bestond er hoegenaamd niet. Ieder is al blij voor zich zelf te kannen zorgen, 's Morgeus heb ik nog thee gezet, doch overigens hebben we den gebeelon dag niets gebruikt. Toen de heeren ver trokken waren, konden we ons zelf weer huisvesten en slapen in onze hangmatten. Den volgenden dpg, 19 December, konden we eindelijk weer dragers krijgen. We waren nog ziekik had erge hoofdpijn toch besloten we verder te trekken, 's Morgens om 10 uur gingen we „en route" en volgens zeggen zonden we om 2 uur den eerstvolgenden post bereiken. We kwa men daar evenwel eerst om 5 uur 's avonds doodelijk vermoeid aan. Na een half uurtje rust heb ik voor Marianne hield op met spelen, stond op en wilde zich verwijderen. „O blijf, mejaffrouw von Warnstedt," ging Herbert voort. „Mijn berioht geldt ook a.* „Ge hebt ons iets te vertellen f" vroeg Editb. „Een bezoek," antwoordde Sponeok. „Een onde bekende van u beiden wenseht zijne opwachting te maken mijnheer von Platen.* „Ah V Een zachte blos gleed er over Edith'a gelaat, terwijl Marianne kalm zeide; „Ja, mijnbeer von Platen diende als re serveofficier in Hoheneck vandaar de kennismaking." „Juist juffrouw Marianne dat zeide mijnbeer von Platen mij ook, dien ik in da Unieclnb leerde kennen en die mij verzocht, ons zijne opwachting te mogen komen ma ken. Wilt gij hem ontvangen, Edith f* Deze wilde kortaf antwoorden, dat ij] daartoe niet den minsten last had. Maar plot seling meende tij, dat baar echtgenoot haar bijzonder sfrak aanzag. Zon mijnbeer von Platen tegenover hem nitdrokkiogen gebezigd hebben over het verleden haars vaders f Een pijnlijk gevoel sloop haar hart binnen, zij voelde zioh tegenover haar echtgenoot niet vrij, een gevoel van schuld drakto haar. Waarom had zij ook den graaf niet alles gezegd f Dat was nn te iaat maar nn moest hjj het ook niet door een an der te weten komen. Zij gevoelde instinct matig, dat mijnheer von Platen dit bezoek bracht met eens bedoeling. Hij wilde haar dwingen, hem te ontvangen dat was het 1 Zoo zij dien dwang gehoorzamen t „Nn," vroeg de graaf, „kant ge er niet toe besluiten, uwe eenzaamheid prjjs te ge ven Voor de opera is het tooh reeds te laat geworden ik dacht, dat wij maar gezelligjes moeiten thuis blijveD. Neef Max zal komen —ik heb ook mijnheer von Pla- ten uitgenoodigd, den avond met ons door te brengen natuurlgk wanneer het den dames aangenaam is.* a Waarom ion ons dat niet aangenaam

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 11