Het eerste pint In lenwjaar, GEMENGD NIEUWS. mij wat tliee gezet en wat rijst gekookt. Mijo geweldige hoofdpijn liet mij niet toe, er veel van te nuttigen. Spoedig werd de hangmat maar weer opgezocht, om zoo mogelijk slaap en rust te vinden. Geen van beide evenwel. Den volgenden dag was ik even ziek. We besloten, dien dag niet verder te trekken. Eerst den vol genden dag gingen we verder om het fort Tamp» te beteiken. In vijf uur bereik ten we die plaats, hoewel de route als 4 uur was aangegeven. Hier achterhaal den we drie der Hollanders, die ons de vorige week vooruitgegaan waren. Zij waren allen ziek en zagen er allen al zeer slecht uit. Zij hadden hier reeds een week lang getoefd, van alle hulp ontstoken. Yan hen vernamen we, dat drie der andere maats onderweg ook ziek geworden waren en nu in een klooater der Jezuïeten ver pleegd werden. Hier was geen plaats mijn hangmat op te hangen. Ik heb dien nacht dus op den grond moeten slapen. Hoe ellendig ik gelegen heb kan ik niet beschrijven, maar den volgenden dag was het alsof ik geradbraakt was, mijn hoofdpijn nam ge lukkig gaandeweg af, mijn honger steeds toe. Om zes uur reeds hadden we de reis naar Marianga aanvaard. Om 10J/j uur arriveerden we. We kookten hier een lekkeren pot en smnlden in harde scheepsbeschuit met boter, die we van een Belg gekregen. Hier konden we ook de heerlijke ananassen krijgen. Lekkerder vrucht at ik nog nimmer. De nacht naakte spoedig en we zochten dus onze hangmatten weer op. Een wel- dadigen slaap mocht ik eindelijk toch eens genieten. Reeds vroeg zonden we weer vertrekken om Rimbongo te bereiken. We zouden nu eens een vlakken weg aantref fen, werd ons gezegd. Slechts twee bergen hadden we over te trekken. Vol moed zetten we onzeD tocht voort. Het bleek ons, dat er na die twee bergen nog meer waren. Na vijf uur loopens hadden we steeds bergen gehad. Afgemat kwamen we om 11 uur aan. Geen plaats om behoorlijk te rusten 't was zoo ellendig mogelijk. Gelukkig kwam na een half uur enkele bagage aan, zoodat we toen weer eens kon den zitten. Na l1/® uur konden we ons te goed doen aan thee, die de laatste dra gers bij zich gehad hadden. Ook van de heerlijke ananassen smulden wij. We had den dus toch iets gehad om ons te verkwik ken. Nog óór. nacht slapen en we zouden ons op weg begeven naar Kinshassi, tegen over Brazaville. Vol moed werd onze reis voortgezet. Na een uur kwamen we in een missie, waar we twee der onzen ont moetten. Ze waren herstellende en wacht ten op dragers voor hunne bagage. Een parig riepen zij over de gulle ontvangst en de liefderijke verpleging, die hun daar ten deel was gevallen. Nu, we konden het ook gelooven, want dadelijk na onze aan komst werd ons door eeD pater een luier stoel gegeven en werd ons koffie verstrekt. Na een uur toevens gingen we in ge- strekten looppas voort, altijd maar voort. Nog een paar bergen hadden we te beklimmen en toen ontrolde Brazaville zich aan ons oog. Om ISM/j uur be reikten we Kinshassie, waar we ons aan een goed maal vergastten. Dat deed ons nog eens goedde rijst waren we al lang moe. Middags werden we over de rivier gezet en ontvangen door onzen chef. Na ons wat verkleed te hebben werden we aan het souper genoodigd. Ook hier deden we ons weer te goed. Voor het eerst na vele nachten sliep ik 's nachts op een bed, hard als een spijker evenwel. Doch dat was niet het ergste. Trots eene nauskieterre maakten de mus zijn?" antwoordde Edith, schijnbaar onver schillig. „Dos dan mag ik u en m*juffrouw von Warnstedt in het salon verwachten „Wij zullen komen." „Mijn dank, lieve tot aanstonds dan." Hij verwijderde zich, na Marianne vrien delijk te hebben toegeknikt. Een poos beersebte er diep stilzwijgen tusschen de beide vriendinnen. Edith liep haastig de kamer op en neder, terwijl de oogen van Marianne haar volgden. Zij ried, wat Edith bezig hield en trad op haar toe, haar arm om Edith's Behouders leggend. „Wat scheelt er san, Edith vroeg zjj zacht. „Wil de herinnering aan hei verle den altoos nog maar niet verbleeken, dat de komst van den beer von Platen n zoo buiten uzelf kan brengen Gij staat im mers zoo hoog boven hem, zoodat zijne verschijning voor u hoogst onverschillig moet zijn. Vervul de bede van den graaf. Wees vroolijk, opgewekt, evenals altoos. Wat hindert u die mijnheer von Platen?" Edith zuchtte. „Gij hebt gelijk, zooals steeds, Marianne. Ik ben een dwaze vronw kom, laten wjj naar bet salon gaan." De graaf, Eurt von Platen en neef Max von Sponeck, de groene bazaar, waren in gesprek over sport. Toen de dames bin nenkwamen verstomde het onderhoud dade lijk en mijnheer von Platen snelde op Edith toe. .Mevrouw de gravin, welk een heerlijk wederzien." Hij greep haar band, die hij met overdre ven eerbied aan zijne lippen bracht. „Ik verzeker u, me vronw de gravin, dat ik op hot vrooljjkst verrast was, toan ik vernam, dat gij voor onze kringen gewonneD waart. Neen maar, wie had dat gedacht, toen ik de eer had met u eu uw vader keunis te maken in Baden-Baden." „Het is zeker een bijzondere luim van bet lot, dat wij elkander ontmoeten, mjjnheer von Platen," antwoordde Editb met trotsche, koele terughouding. „Maar nog een andere vroegere bekende hebt gij te begroeten." „Juffrouw von Warnstedt waarde juf- kieten, die hier in grooten getale aanwezig zijn, het slapen bijna onmogelijk, 't Is een tnig, dat goedje. In Holland schelden we ze uit voor jlaugpooten'. Ze zij u hier even groot, maar veel kwaadaardiger, 's Avonds aan tafel zitten is ondoenlijk na het sonper gaat men naar bed, om acht uur ongeveer, 's Morgens om zes nar is het tijd van opstaan. "Waarschijnlijk ga ik nsar .Boven', d. w. z. nog ongeveer een maand varens de rivier op, diep in hel binnenland, waar de olifanten zijn. .Boven' vindt meD nog roofdieren, doch hier niet. Het eenige wild hier is de antilope, een soort geit. Gevaarlijk is het hier dus niet. Brazaville is een prschtige factorij, het hoofdkantoor van den Boven-Congo. De vaste employé's hebben eigen huizen te hunner beschikking en een zwarte be diende. Wij logé's hebben ieder een flinke kamer zonder vensterruiten. Die kent men hier niet. Overdag staan de luiken open en 's avonds worden ze gesloten. Zonder die ellendige muskieten zon het leven hier bepaald aangenaam zijn. Die bezorgen ons wat een last. Komt men buiten, altijd moet de helmhoed op. Dit hoofddeksel is van kurk en moet daarom niet zwaar heeten, doch ik ben altijd blij, als ik hem weer af kan zetten. December en Januari zijn de warmste maanden. Toch moet ik erkennen, totaal geen last van warmte te hebben. Zelfs op reis, met loopen, heeft men er geen hinder van. Ik vind het volstrekt niet warmer dan in Holland midden in den zomer. Men is er hier n.1. op gekleed. Ook de huizen zijn er naar ingericht. Die zijn zoo gebouwd, om zoo weinig mogelijk last van de warmte te hebben en in Eu ropa zijn de huizen juist ingericht om den mensch tegen koude te beschermendit maakt natuurlijk een groot verschil. Van daar dat men in Holland in den zomer meer last van de warmte heeft dan wij hier. Als ik hier blijf zal ik spoedig weer eens iets van mij laten hooren. Moet ik aftrekken, dan kan het nog eenigen tijd duren. JK. Schets van Paul A. Kirstein. „Hoera, het eerste geluk in Nieuwjaar!' Als een wervelwind vloog een veertien jarige bengel op zijne moeder toe, di? in de kamer bij de tafel zat. Het eerste geluk 1 Zij zag hem verwonderd aan, „Hoe dat, Max, wat is er dan voorgevallen P" Hij lachte, zoodat de beide rijen witte tanden zichtbaar werden, dia tanden, die de moeder reeds dikwijls zooveel zorg hadden bereid, want al haar best had zij moeten doen, om deze tanden telkens iets te verorberen te geven groote God!! „Wat er gebeurd is moeder?! Vrij hebben we gekregen van school voor een geheelen middag, omdat de meester goddank ziek is „Maar Max, hoe kan je nu zeggen, God zij dankwanneer er ie mand ziek is 1" De jongen bekommerde zich al heel weinig om de vermaning. „Maar moeder, sedert Kerstmis en Nieuwjaar heeft mij de ze eerste les in geschiedenis nog al wat zorgen gebaat en zou men nu niet blij mogen zijn, als men van zijne zorgen ont slagen is I" (rouw ik ben verheugd buiten mij zelve van Marianne reikte hem lachend de hand. „Oade vrienden ziet men steeds gaarne weder, mijnheer von Platen," zeide zij een voudig. „Want zij herinneren ons aan sohoone tijden.'* „Of ook aan booze, onaangename oogen- blikken," liet Edith scherp en kort hooren. „Ik hoop, geachte mevrouw, u toch niet aan znlke onaangename uren te herin neren. Zoo ik somwjjlen mevrouw de gra vin op de een of andere wjjze vertoornd mocht hebben, zoo vraag ik haar daar voor om vergiffenis." Het klonk als heimelijke spot, en het rood van den toorn deed Edith's wangen gloeien. Een duistere, koude blik harer schoone oogen trof hem, vervolgens wendde zij zich af en begon een gesprek met baar neef Max, die haar op zijn vroolijke, on schuldige manier allerlei aardige voorvallen vertelde. In von Platen's oogen flikkerde een vjj- andige vonk. Hij gevoelde maar al te goed de konde verachting, waarmede Edith hem behandelde. „Hoe is het n dien langen tijd gegaan, mijn waarde juffrouw wendde hij zich tot Marianne. Oade herinneringen werden tusschen hen opgewekt, vroegere bekenden besproken vroolijke uren, die men in het lieve Hoben- eek had doorgebracht, werden nogmaals ter sprake gebraeht. Marianne's gelaat gloeide van genot. Kort von Platen zag evenwel verwonderd naar het lieve meisje, dat hem nu geheel anders voorkwam dan voor een jaar terug. Zij was niet meer dat kleine, beseheiden bloem pje, dat hij nauwelijks waard had geacht gade te slaan, maar oen schoone, zelfbe wuste jonge dame, met een edel en fnr karakter, dat alle hare daden kenmerkte. In dit oogenblik was de schoone Marianne hem liever dan de konde, trotsche Edith, tusschen wier donkere oogen een diepe rimpel lag. Stiller dan anders was de graaf. Hij had de lichte ontsteltenis opgemerkt, waaraan Edith ten prooi was by het noemen van den nij lachte luidkeels en sprong op zijne moeder toe, die hem liefdevol opving en hartelijk omarmde. Sedert den dood van haar man was hij, ja het eenigste, dat zij bezst en hsar vreug de bereidde. Wasrom zou zij nu niet vroolijk met hem zijn want anders Ach ja, zij had nn vele zorgenHet hamerde haar dikwijls in het arme hoofd en kneep haar de borat toe, wanneer zij zoo in 't geheel niet meer wist, wsar vandaan eten te halen. Het beetje naai werk, dat zij alleen kon klaar spelen, dat bracht haar niet veel op. Ea om het den joh gen eenigermata zoo te geven, als zij het zelve tgewoon was en hem het leven niet al te donker te doen schijnen ja, daar behoorde veel overleg toe. Zij dacht er enkel maar steeds over na, op welke wijze z^' haar iukomsten zon kunnen vergrooten. Vroeger, ja, toen was alles heel andels geweest. Toen had haar goede man alle zorgen van den drempel weten te houden, toen wist zij somtijds bijna niet wat zor gen waren. Nauwelijks had zij eeu wenseh uilgesproken, of hij schafte raad, nauwelijks dacht zjj aan iets, of het was al reeds vervuld, eu zij had er niet eens begrip van, of het haar armen mau zwaar viel of niet. De gevolgen daarvan waren dan ook, dat, toen hij op zekeren dag stierf, zij on verzorgd en geheel hulpeloos achter bleef. Zij was gedurende haar huwelijk het ver wende kind gebleveD, dat Harlang bijua naet geweld tot echtgenoote had ge nomen. Ook toen de kleine Max kwam, bleef zij dat nog altoos. Haar man zeide altoos lachend voor twee kleine kinde ren te moeten zorgen, lijkt niet zoo zwaar, als voor een familie te moeten werken, #vnor vrouw en kind.' Zeker, welk een opoffering en ont beringen had zij zich moeten getroosten om aan de nieuwe levensomstandigheden te gewennen 'dat had haar goede man gelukkig niet behoeven te aanschouwen, en dat was best, want dat had hem meer pijn gedaan dm iets anders ter we reld. De arme, jonge vrouw, die nauwelijks dertig was, moest plotseling een harden strijd aanvaarden, die gemakkelijk al haar levensvreugde deed verdwijnen. Maar zij deed het met blijden geest. Het was al les immers voor haar innig geliefden jon gen, voor haar kind, die haar, trots allen nood en zorg, steeds schooner uren bracht. En toch had zij gemakkelijker leven kunnen hebben, bid alle zorgen ter zijde kunnen zetten, wanneer zij Blechls Maar neen, dat wilde zij niet 1 Hare ouders waren rijs, maar zij had den haar man gesmaad dat vergaf zij hun nooit 1 Eu daarom liever nood en hoDger lijden, dan dan Zij moest aan de jaren denken, toen zij met hem nit het ouderlijke huis was weg gegaan. Waarom wilden hare ouders hunne toestemming ook niet geven 1 Slechts omdat zij beiden nog zoo joDg, en hij een kunste naar, een virtuoos op zijn slanke, zoete viool was P Zij waren beiden wel bedaarder ge worden, dat brachten de jaren medezij hadden geduld geoefend en op elkander gewacht, maar zoo haar in een kloos ter te veroergen en hem het huis te ver bieden 1 Dat was voor hem niet om te verdra gen en op een dag, na veel denken en plannen maken en onder allerhande ge varen, vluchtten zij met elkander nsar H«lgol»nd en trouwden daar, en waren gelukkiger dan menig ander, die rustig en onbekommerd in zijn ouderlijk huis de komende dingen had kunnen afwachten. Zeker, zijn kunst had hij er aan moe- naam van von Platen. Tusschen dien heer en zijn vrouw moest vroeger iets zijn ge beurd. De beleedigende koelheid, waarmede Edith von Platen behandelde, was te opval lend en onnatuurljjk, wanneer er geen be paalde reden voor was. En ondanks de koele terughouding van Edith bleef de heer von Platen overdreven heffjlijk en steeds opnieuw irachtte hij de gravin aan bet gesprek te doen deelnemen en het gesprek te doen loopen over hnn verblijf in Bsden-Baden of Hoheneck. De graaf was voldoends man van de we reld, om achter deze overdreven hoffelijk heid niets anders te zoeken en hg trok al heel spoedig daar z|jn conolusiën nit. Plotseling dook de scène op de stoomboot in z|jne herinnering weder op, waar Edith znlk een onbegrensd vertrouwen van hem had geëischt, dat hij nooit naar het verle den zou vragen, nooit oade pijnen, oade herinneringen zou trachten op te wekken. Was met de verschoning van deren man een onde, onaangename herinnering wak ker geschnd f De graaf haalde eenige ma len haastig adem. Hij weerde de leelijke ge dachten, die in zjjne ziel opdoken, krachtig terug hy wilde het vertrouwen in Edith niet verliezen, hij wilde zich het gelnk niet laten verstoren, dat h|j in bare vriendschap had gevonden, al had hjj dan hare liefde moeten derven. Maar gedachten en gevoelens laten zich de wet niet stellen altoos opnieuw kee- ren zjj terug, en nog laat in den nacht, toen do hoeren reeds afscheid hadden geno men en Edith en Marianne zich teruggetrok ken hadden, schreed de graaf ourustig en ontstemd in z|jn kamer op en neder. HOOFDSTUK XVI. Marianne zat in het mnziekzaaltje voor den vleugel, toen graaf Sponeck binnen trad. Het jonge meisje Btond op. „Speel maar door juffrouw Marianne," zeide Sponeck vriendeljjk. „Ik hoor o gaarne spelen is m|jne vrouw niet hier?" „Edith is uiigereden om eenige boodschap pen te doen.' ten geven. Zij bracht hem niet zooveel op, dat zij er kalmpjes van konden leven. En dat zou voor zijne Glar», die om hem alles had opgegeven, de «eiste groote dank zijn 1 Daarom legde hij de viool in do kist eu begon zijn kennis meer productief te maken. En slechts 's avonds, wanneer hij vroo lijk en gelukkig ann de gedekte tafel met zijne Clara gezeten was, dan haalde hij de viool weder te voorschijn en dan was er een opgewektheid in het kleine huis, dat de buren uit hunne woningen kwa men en luisterden. „Ja, die zijn gelukkig zeiden zij dan z^cht en menigeen dacht aan zijn eigen ontevreden leven. Was die onzalige ziekte maar niet ge komen Ach, juffrouw Harlang wilde daaraan niet deuken In moeilijke uren van wa ken en droomen, trokken die angstige beel den steeds door haar geest. De lange doodstrijd met al zijn smart en angst, de begrafenie, de vele menschen en kransen, dat alleen-zijn later, en dandan Ach, het gaf h»ar telkens weder zoo veel pijn. Hoe hard en hoe onvriendelijk had haar vader na den dood van haar man nog op hem kunnen schimpen Neen, neeo, zij wilde niets meer van hen hooren. Znoals zij zich toen maals van haar hadden verwijderd, zoo had zij zich nu van h6n losgemaakt deD smaad, door haar ouders haar man aangedaan ze vergaf het nooit. Maar toch lette zij er scherp op, dat hsar zoon, haar Max bij alle feestelijke gelegenheden zijne grootouders gedacht. Zij wilde heaa vroegtijdig liefde voor zijn familie inprenten. Zij zou in zijn hart eerzucht en trouw trachten te leggen. En ook ditmaal, met Nieuwjaar, had de kleine kerel zijn blief met gelukweuschen moeten schrijven. Maar in zijn kleiu kop je was in dien tusschentijd zooveel omge gaan. Hij had steeds met zijn fijngevoe lige moeder verkeerd en was dikwijls wee moedig gestemd, omdat hij haar veelal treurig zag. Daarom had hij ook, zonder dat zijne moe der het wist, heel stil, een paar regels in dan brief aan zijne grootouders geschre ven. Wanneer zijne moeder ze gelezen had, zij was wellicht wellicht zeer boos geworden, maar zoo Hij had nameljjk aan zijue grootouders geschreven dat zij hem eens de eer van hun bezoek zouden schenken. Want dat kwam hem al sedert lang erg gek voor; steeds schrijven en schijven en ze nooit eens te zien krijgen. Eu hij wist toch heel goed, dat zijne grootouders met hem in dezeltde stad woondendat had hij gezien, hoe geheimzinnig zijne moeder het adres ook schreef. En van morgsn, juist toen hij van school kwam, vroolijk over den vrijen dag, had hij den brievenbesteller op de trap aangetroffen. Die bracht hem, Max Har lang, een brietkaart, waarop stond, dat dien middag grootmoeder zou komen met groot vader en dat hij hen afwachten zou en het zijne moeder moest vertellen. Daarom was hij zoo overgelukkig de kamer binnengestormd en daarom kustte hij zijne moeder zoo onstuimig, zoodat zij eigenlijk niet begreep, wat de jongen man keerde. Maar hij zeide haar niets, het moest eene verrassing zijn. Haarzelf was bij zijn uitroep ook zoo iets als blijden jubel in het harte getrokken. Zij liet haar werk liggen en speelde met haar jongen, zoodat hare wangen gloeiden en hare oogen van levenslust schitterden. Eu wederom staken de buren de hoof den bij elkander „God zij dank," zeiden zij, #dat zij nog lachen kan „Alleen P" „Zij wees mjjn gezelschap af." „Zool* „Ik geloof," ging Marianne in lichte ver legenheid voort, „dat Edith voor mijn jaar dag iets koopt." „Ja juist, dat vergat ik," riep de graaf verlicht nit. j,Uw jaardag is aan staande Edith sprak daarover maar toe, speel nn door." Marianne draaide zich om en de graaf be gon de kamer op en noer te loopen. Zij hoor de zjjne schreden op het zachte tapjjt niet, maar z|j zag telkens zjjne torsohe gestalte en tevens dan de diep-trenrige uitdrukking op zjjn gelaat. Marianne had medelijden met den graaf, wiens ridderljjke behandeling en troawe, e- dele inborst zij had leeren waardeeren. Zij wist, dat de graaf zjjne echtgenoot» warm en hartelijk liefhad en gevoelde met hem het leed, dat Edith hem onwillekeurig aandeed. Maar sedert eonigen tijd was de droeve stemming van den graaf meer merkbaar ge worden. Vergeefs peinsde Marianne, om de oo<zeak daarvan te kannen opsporen. Er moest iets tusschen de beide echtgonooten <ijn, die dag aan dag moer van elkander vervreemdden. Nu bemerkte zjj, boa de graaf stil stond en diep en zwaar ademhaalde, als wilde hjj zich van een last bevrjjden. Marianne hield op met spelen. De graaf scheen hei niet te hooren, hij zette zijne wandeling door de kamer tenminste voort j plotseling bleef hjj staan en vroeg ,Was mijnheer von Platen vandaag nog hierP» Verrast sag Marianne op. Op eenmaal werd haar de verandering in het wezen van den graaf duidelijk dat was begonnen op den dag, dat Knrt von Platen zjjn eerste bszoek gebracht bad. Mijnheer von Platen verkeerde sedert dien dag veel ten huize van den graaf. Sportzaken had den hen saamgevoerd, want Kurt, ver ervan verwijderd, een degelijk loven te beginnen, zooals zjjn vader zoo vurig wenschte, zette zijn leventje van vrooljjkeu Frans voort en leefde gansch en al voor zjjn genoegen. #Meent ge, moeder," vroeg angstig de oude, die met moeite de trap opsteeg, „dat zij dat is Het moedertje met het sneeuw-witte haar luisterde enn oogenblik; dan dartelde een vroolijk lachje over haar gelaat: „Ja, mar, zij is het, zij is het evenals vroeger evenals toen, toen zij nog een kind was 1' En dubbel snel gingen de beide oudjes de trappen op en met tranen in de oogen Hopten zij aan de deur en wachtten. Eu weder als door een wervelwind ge dreven vloog de deur open en met een luid „hoera* stond daar iets voor hen eD trok de beide oudjes met zich de ka mer in, naar naar Ja, Clara Harlang stond sprakeloos en als genageld aan haar plaats en Btaarde de biunentredendeD verwonderd aan. Daar vatte haar jongen haar evenwel bij de hand en riep jubelend: Moeder, zie toch eens, grootvader en grootmoeder!" En op eenmaal als losgerukt van alle smart liepen de tranen haar over de wangen, en daD dan Ja, spoedig zalen zij sllen bij ^elkander en tusschen hen in zat Max, grootvaders besten vriend, en voorbij waren alle zor gen, voorbij alle nood, het alleen-zijn en de verbittering 1 „Had ik geen gelijk moeder het eerste geluk in het nieuwe jaar!?" ffEn ook het baste," voegde zij er zacht aan toe. De witte haren harer ouders brachten haar heur plicht onder het oog; daarin wilde zij voor haar zoon niet nalatig zijn 1 lngeenenkel land isde duur van den rouw zoo lang als op het Bchier-eiland Korea. Het overlijden van een nsastbestnaud bloedverwant eischt niet minder dan 8 jaar. Dit bewijst wel een grooten eerbied voor den overledene, maar veroorzaakt ook enkele malen on aangename wederwaardigheden. Ten bewijze hiervan het volgende ver haal „Nadat ik mijne studiën geëindigd had," zoo verhaalt iemand, „dwongen mijne ou ders mij te (rouwen. Ik was daarover ten zeerste voldaan, toen ik bemerkte, dat hunne keuze ook de mijne was en ik bovfndien het voorrecht mocht smaken, mijne genegenheid te zien beantwoord met wederliefde van het bekoorlijke meisje, dat voor mij bestemd was. Korten tijd vóór dat onze huwelijksplechtigheid zou plaats hebben, kwam mijn toekom stige schoonvader te overlijden. Dit o- verlijden werd gevolgd door den dood van mijn' eigen vader. Mijne toekomstige schoonmoeder overleefde slechts korten tijd haren echtgenoot en tenslotte ontvial mijne moeder mij door de wreede hand des doods. Zoo hadden wij dus over 4 personen den rouw te dragen geduren de een tijdperk van 12 jaar. Toen die tijd verstreken was, wareu mijne bruid en ik niet jong meer. Toch zouden wij het huwelijk gesloten hebben, als zij niet ziek was geworden. Helaas I het werd haar siet gegund, van haar ziekbed op te staan en zoo draag ik thans den rouw over haar.' Een nieuwe luchtballon spoorweg. Den luchtballon als beweegkracht voor bergspoorwegen te gebruiken is zoo'n ori gineel idee, dat men het niemand kwalijk kan nemen, als hij deze nieuwe uitvinding vrij ongeloovig opneemt. En toch is reeds met zulk een op kleine schaal aangelegde lijn in Salzbnrg een proefrit gemaakt, welke zeer ten genoegen van den uitvin der moet afgeloopen zijn. Maar deze belangstelling in al wat sport was, hield hem niet aan het huis van den graaf gebonden. Daar was voor hem een andere magneetMarianne von Warnstedt wier lieftalligheid en stille erist den los bol dag aan dag meer aantrok. Ook vond hjj het zeer pikant, onder de oogen der trotsche gravin werk van een andere dame te maken en Edith, die hem eens beleedi- gend afgewezen had, te toonen, dat hij haar niet meer lielhad, maar dat hjj zich de macht wel bewust was, welke het geheim van haar leven, dat hjj kende, voor hem bad. Edith verdroeg de vele bezoeken van Kurt von Platen met koele onveischilligbeid. Na korten tijd bemerkte men in haar wezen nauwelijks nog een spoor van de koele af wijzing, die zjj den eersten avond tegen Kurt aan den dag bad gelegd. Veel meer deed zjj, als ware Knrt niet aanwezig, of zjj nam slechts op koele wjjze aan het algemee- ne gesprek deel. Marianne daarentegen praatte gaarne met Kurt over vroegere tijden en gemeenschap pelijke kennissen. Van da eigenaardige ver houding die tusschen Edith en hem bestond, wist zjj niets. Na den dood van haar vuder had zjj Hoheneck spoedig verlaten en in dien treurigen tijd geen gelegenheid meer gehad nadere inlichtingen te verkrijgen over het plotselinge vertrek van Mr. Griswold en zii- ne dochter. Walter had het niet over zich kunnen verkrijgen, haar op de hoogte te brengen, en zoo wist zjj sleohts, dat het verleden van Mr. Griswold een geheim ver- IV u verbinding tusschen Walter en Edith onmogelijk gemaakt had. En nu moest Marianne plotseling bemer- 0D, at den graaf deze bezoeken onaangenaam waren, dat hjj onder een kwellenden twijfel omtrent de vroegere verhoudingen van Kurt en Edith leed.— Zjj moest onwillekeurig lacheD. De graaf was Ijverzuchtig op Kurt von Platen, dien men eigenlyk geheel niet als een ernstig man kan behandelen dat zon al te zot zijn geweest. Maar bet deed haar om den graaf toch iecd en zoodoende onderdrukte zjj haar lachje en antwoordde, dat mjjnheer von

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 12