Het eerste pint In lenwjaar,
GEMENGD NIEUWS.
mij wat tliee gezet en wat rijst gekookt.
Mijo geweldige hoofdpijn liet mij niet
toe, er veel van te nuttigen. Spoedig werd
de hangmat maar weer opgezocht, om zoo
mogelijk slaap en rust te vinden. Geen
van beide evenwel. Den volgenden dag
was ik even ziek. We besloten, dien dag
niet verder te trekken. Eerst den vol
genden dag gingen we verder om het fort
Tamp» te beteiken. In vijf uur bereik
ten we die plaats, hoewel de route als
4 uur was aangegeven. Hier achterhaal
den we drie der Hollanders, die ons de
vorige week vooruitgegaan waren. Zij
waren allen ziek en zagen er allen al zeer
slecht uit. Zij hadden hier reeds een week
lang getoefd, van alle hulp ontstoken. Yan
hen vernamen we, dat drie der andere
maats onderweg ook ziek geworden waren
en nu in een klooater der Jezuïeten ver
pleegd werden.
Hier was geen plaats mijn hangmat op
te hangen. Ik heb dien nacht dus op
den grond moeten slapen. Hoe ellendig
ik gelegen heb kan ik niet beschrijven,
maar den volgenden dag was het alsof ik
geradbraakt was, mijn hoofdpijn nam ge
lukkig gaandeweg af, mijn honger steeds
toe. Om zes uur reeds hadden we de
reis naar Marianga aanvaard. Om 10J/j
uur arriveerden we. We kookten hier
een lekkeren pot en smnlden in harde
scheepsbeschuit met boter, die we van een
Belg gekregen. Hier konden we ook de
heerlijke ananassen krijgen. Lekkerder vrucht
at ik nog nimmer.
De nacht naakte spoedig en we zochten
dus onze hangmatten weer op. Een wel-
dadigen slaap mocht ik eindelijk toch eens
genieten. Reeds vroeg zonden we weer
vertrekken om Rimbongo te bereiken. We
zouden nu eens een vlakken weg aantref
fen, werd ons gezegd. Slechts twee bergen
hadden we over te trekken. Vol moed
zetten we onzeD tocht voort. Het bleek
ons, dat er na die twee bergen nog meer
waren. Na vijf uur loopens hadden we
steeds bergen gehad. Afgemat kwamen we
om 11 uur aan.
Geen plaats om behoorlijk te rusten
't was zoo ellendig mogelijk.
Gelukkig kwam na een half uur enkele
bagage aan, zoodat we toen weer eens kon
den zitten. Na l1/® uur konden we ons
te goed doen aan thee, die de laatste dra
gers bij zich gehad hadden. Ook van de
heerlijke ananassen smulden wij. We had
den dus toch iets gehad om ons te verkwik
ken. Nog óór. nacht slapen en we zouden
ons op weg begeven naar Kinshassi, tegen
over Brazaville. Vol moed werd onze reis
voortgezet. Na een uur kwamen we in
een missie, waar we twee der onzen ont
moetten. Ze waren herstellende en wacht
ten op dragers voor hunne bagage. Een
parig riepen zij over de gulle ontvangst
en de liefderijke verpleging, die hun daar
ten deel was gevallen. Nu, we konden het
ook gelooven, want dadelijk na onze aan
komst werd ons door eeD pater een luier
stoel gegeven en werd ons koffie verstrekt.
Na een uur toevens gingen we in ge-
strekten looppas voort, altijd maar voort.
Nog een paar bergen hadden we te
beklimmen en toen ontrolde Brazaville
zich aan ons oog. Om ISM/j uur be
reikten we Kinshassie, waar we ons aan
een goed maal vergastten. Dat deed ons
nog eens goedde rijst waren we al lang
moe.
Middags werden we over de rivier
gezet en ontvangen door onzen chef.
Na ons wat verkleed te hebben werden
we aan het souper genoodigd. Ook hier
deden we ons weer te goed.
Voor het eerst na vele nachten sliep ik
's nachts op een bed, hard als een spijker
evenwel. Doch dat was niet het ergste.
Trots eene nauskieterre maakten de mus
zijn?" antwoordde Edith, schijnbaar onver
schillig.
„Dos dan mag ik u en m*juffrouw von
Warnstedt in het salon verwachten
„Wij zullen komen."
„Mijn dank, lieve tot aanstonds dan."
Hij verwijderde zich, na Marianne vrien
delijk te hebben toegeknikt.
Een poos beersebte er diep stilzwijgen
tusschen de beide vriendinnen. Edith liep
haastig de kamer op en neder, terwijl de
oogen van Marianne haar volgden. Zij
ried, wat Edith bezig hield en trad op haar
toe, haar arm om Edith's Behouders leggend.
„Wat scheelt er san, Edith vroeg zjj
zacht. „Wil de herinnering aan hei verle
den altoos nog maar niet verbleeken, dat
de komst van den beer von Platen n zoo
buiten uzelf kan brengen Gij staat im
mers zoo hoog boven hem, zoodat zijne
verschijning voor u hoogst onverschillig moet
zijn. Vervul de bede van den graaf. Wees
vroolijk, opgewekt, evenals altoos. Wat
hindert u die mijnheer von Platen?"
Edith zuchtte.
„Gij hebt gelijk, zooals steeds, Marianne.
Ik ben een dwaze vronw kom, laten wjj
naar bet salon gaan."
De graaf, Eurt von Platen en neef Max
von Sponeck, de groene bazaar, waren in
gesprek over sport. Toen de dames bin
nenkwamen verstomde het onderhoud dade
lijk en mijnheer von Platen snelde op Edith
toe.
.Mevrouw de gravin, welk een heerlijk
wederzien."
Hij greep haar band, die hij met overdre
ven eerbied aan zijne lippen bracht.
„Ik verzeker u, me vronw de gravin, dat
ik op hot vrooljjkst verrast was, toan ik
vernam, dat gij voor onze kringen gewonneD
waart. Neen maar, wie had dat gedacht, toen
ik de eer had met u eu uw vader keunis
te maken in Baden-Baden."
„Het is zeker een bijzondere luim van bet
lot, dat wij elkander ontmoeten, mjjnheer
von Platen," antwoordde Editb met trotsche,
koele terughouding. „Maar nog een andere
vroegere bekende hebt gij te begroeten."
„Juffrouw von Warnstedt waarde juf-
kieten, die hier in grooten getale aanwezig
zijn, het slapen bijna onmogelijk, 't Is een
tnig, dat goedje. In Holland schelden
we ze uit voor jlaugpooten'. Ze zij u
hier even groot, maar veel kwaadaardiger,
's Avonds aan tafel zitten is ondoenlijk
na het sonper gaat men naar bed, om
acht uur ongeveer, 's Morgens om zes
nar is het tijd van opstaan.
"Waarschijnlijk ga ik nsar .Boven', d.
w. z. nog ongeveer een maand varens de
rivier op, diep in hel binnenland, waar
de olifanten zijn. .Boven' vindt meD nog
roofdieren, doch hier niet. Het eenige
wild hier is de antilope, een soort geit.
Gevaarlijk is het hier dus niet.
Brazaville is een prschtige factorij, het
hoofdkantoor van den Boven-Congo. De vaste
employé's hebben eigen huizen te
hunner beschikking en een zwarte be
diende. Wij logé's hebben ieder
een flinke kamer zonder vensterruiten.
Die kent men hier niet. Overdag staan
de luiken open en 's avonds worden ze
gesloten.
Zonder die ellendige muskieten zon het
leven hier bepaald aangenaam zijn. Die
bezorgen ons wat een last. Komt men
buiten, altijd moet de helmhoed op. Dit
hoofddeksel is van kurk en moet daarom
niet zwaar heeten, doch ik ben altijd blij,
als ik hem weer af kan zetten. December
en Januari zijn de warmste maanden. Toch
moet ik erkennen, totaal geen last van
warmte te hebben. Zelfs op reis, met
loopen, heeft men er geen hinder van.
Ik vind het volstrekt niet warmer dan in
Holland midden in den zomer. Men
is er hier n.1. op gekleed. Ook
de huizen zijn er naar ingericht. Die
zijn zoo gebouwd, om zoo weinig mogelijk
last van de warmte te hebben en in Eu
ropa zijn de huizen juist ingericht om den
mensch tegen koude te beschermendit
maakt natuurlijk een groot verschil. Van
daar dat men in Holland in den zomer
meer last van de warmte heeft dan wij hier.
Als ik hier blijf zal ik spoedig weer
eens iets van mij laten hooren.
Moet ik aftrekken, dan kan het nog
eenigen tijd duren.
JK.
Schets van
Paul A. Kirstein.
„Hoera, het eerste geluk in Nieuwjaar!'
Als een wervelwind vloog een veertien
jarige bengel op zijne moeder toe, di? in
de kamer bij de tafel zat.
Het eerste geluk 1
Zij zag hem verwonderd aan, „Hoe dat,
Max, wat is er dan voorgevallen P"
Hij lachte, zoodat de beide rijen witte
tanden zichtbaar werden, dia tanden,
die de moeder reeds dikwijls zooveel
zorg hadden bereid, want al haar best had
zij moeten doen, om deze tanden telkens
iets te verorberen te geven groote
God!!
„Wat er gebeurd is moeder?! Vrij
hebben we gekregen van school
voor een geheelen middag, omdat de
meester goddank ziek is
„Maar Max, hoe kan je nu zeggen,
God zij dankwanneer er ie
mand ziek is 1"
De jongen bekommerde zich al heel
weinig om de vermaning. „Maar moeder,
sedert Kerstmis en Nieuwjaar heeft mij de
ze eerste les in geschiedenis nog al wat
zorgen gebaat en zou men nu niet blij
mogen zijn, als men van zijne zorgen ont
slagen is I"
(rouw ik ben verheugd buiten mij
zelve van
Marianne reikte hem lachend de hand.
„Oade vrienden ziet men steeds gaarne
weder, mijnheer von Platen," zeide zij een
voudig. „Want zij herinneren ons aan
sohoone tijden.'*
„Of ook aan booze, onaangename oogen-
blikken," liet Edith scherp en kort hooren.
„Ik hoop, geachte mevrouw, u toch
niet aan znlke onaangename uren te herin
neren. Zoo ik somwjjlen mevrouw de gra
vin op de een of andere wjjze vertoornd
mocht hebben, zoo vraag ik haar daar
voor om vergiffenis."
Het klonk als heimelijke spot, en het
rood van den toorn deed Edith's wangen
gloeien. Een duistere, koude blik harer
schoone oogen trof hem, vervolgens wendde
zij zich af en begon een gesprek met baar
neef Max, die haar op zijn vroolijke, on
schuldige manier allerlei aardige voorvallen
vertelde.
In von Platen's oogen flikkerde een vjj-
andige vonk. Hij gevoelde maar al te
goed de konde verachting, waarmede Edith
hem behandelde.
„Hoe is het n dien langen tijd gegaan,
mijn waarde juffrouw wendde hij zich
tot Marianne.
Oade herinneringen werden tusschen hen
opgewekt, vroegere bekenden besproken
vroolijke uren, die men in het lieve Hoben-
eek had doorgebracht, werden nogmaals
ter sprake gebraeht.
Marianne's gelaat gloeide van genot. Kort
von Platen zag evenwel verwonderd naar
het lieve meisje, dat hem nu geheel anders
voorkwam dan voor een jaar terug. Zij
was niet meer dat kleine, beseheiden bloem
pje, dat hij nauwelijks waard had geacht
gade te slaan, maar oen schoone, zelfbe
wuste jonge dame, met een edel en fnr
karakter, dat alle hare daden kenmerkte. In
dit oogenblik was de schoone Marianne hem
liever dan de konde, trotsche Edith, tusschen
wier donkere oogen een diepe rimpel lag.
Stiller dan anders was de graaf. Hij had
de lichte ontsteltenis opgemerkt, waaraan
Edith ten prooi was by het noemen van den
nij lachte luidkeels en sprong op zijne
moeder toe, die hem liefdevol opving en
hartelijk omarmde.
Sedert den dood van haar man was hij,
ja het eenigste, dat zij bezst en hsar vreug
de bereidde. Wasrom zou zij nu niet
vroolijk met hem zijn want anders
Ach ja, zij had nn vele zorgenHet
hamerde haar dikwijls in het arme hoofd
en kneep haar de borat toe, wanneer zij
zoo in 't geheel niet meer wist, wsar
vandaan eten te halen. Het beetje naai
werk, dat zij alleen kon klaar spelen, dat
bracht haar niet veel op. Ea om het den
joh gen eenigermata zoo te geven, als zij
het zelve tgewoon was en hem het leven
niet al te donker te doen schijnen ja,
daar behoorde veel overleg toe.
Zij dacht er enkel maar steeds over na,
op welke wijze z^' haar iukomsten zon
kunnen vergrooten.
Vroeger, ja, toen was alles heel andels
geweest. Toen had haar goede man alle
zorgen van den drempel weten te houden,
toen wist zij somtijds bijna niet wat zor
gen waren. Nauwelijks had zij eeu wenseh
uilgesproken, of hij schafte raad, nauwelijks
dacht zjj aan iets, of het was al reeds
vervuld, eu zij had er niet eens begrip
van, of het haar armen mau zwaar viel of
niet.
De gevolgen daarvan waren dan ook,
dat, toen hij op zekeren dag stierf, zij on
verzorgd en geheel hulpeloos achter bleef.
Zij was gedurende haar huwelijk het ver
wende kind gebleveD, dat Harlang
bijua naet geweld tot echtgenoote had ge
nomen. Ook toen de kleine Max kwam,
bleef zij dat nog altoos. Haar man zeide
altoos lachend voor twee kleine kinde
ren te moeten zorgen, lijkt niet zoo zwaar,
als voor een familie te moeten werken,
#vnor vrouw en kind.'
Zeker, welk een opoffering en ont
beringen had zij zich moeten getroosten om
aan de nieuwe levensomstandigheden te
gewennen 'dat had haar goede man
gelukkig niet behoeven te aanschouwen,
en dat was best, want dat had hem
meer pijn gedaan dm iets anders ter we
reld.
De arme, jonge vrouw, die nauwelijks
dertig was, moest plotseling een harden
strijd aanvaarden, die gemakkelijk al haar
levensvreugde deed verdwijnen. Maar zij
deed het met blijden geest. Het was al
les immers voor haar innig geliefden jon
gen, voor haar kind, die haar, trots allen
nood en zorg, steeds schooner uren bracht.
En toch had zij gemakkelijker leven
kunnen hebben, bid alle zorgen ter zijde
kunnen zetten, wanneer zij Blechls
Maar neen, dat wilde zij niet 1
Hare ouders waren rijs, maar zij had
den haar man gesmaad dat vergaf zij
hun nooit 1 Eu daarom liever nood en
hoDger lijden, dan dan
Zij moest aan de jaren denken, toen zij
met hem nit het ouderlijke huis was weg
gegaan. Waarom wilden hare ouders hunne
toestemming ook niet geven 1 Slechts omdat
zij beiden nog zoo joDg, en hij een kunste
naar, een virtuoos op zijn slanke, zoete
viool was P
Zij waren beiden wel bedaarder ge
worden, dat brachten de jaren medezij
hadden geduld geoefend en op elkander
gewacht, maar zoo haar in een kloos
ter te veroergen en hem het huis te ver
bieden 1
Dat was voor hem niet om te verdra
gen en op een dag, na veel denken en
plannen maken en onder allerhande ge
varen, vluchtten zij met elkander nsar
H«lgol»nd en trouwden daar, en waren
gelukkiger dan menig ander, die rustig
en onbekommerd in zijn ouderlijk huis
de komende dingen had kunnen afwachten.
Zeker, zijn kunst had hij er aan moe-
naam van von Platen. Tusschen dien heer
en zijn vrouw moest vroeger iets zijn ge
beurd. De beleedigende koelheid, waarmede
Edith von Platen behandelde, was te opval
lend en onnatuurljjk, wanneer er geen be
paalde reden voor was.
En ondanks de koele terughouding van Edith
bleef de heer von Platen overdreven heffjlijk
en steeds opnieuw irachtte hij de gravin
aan bet gesprek te doen deelnemen en het
gesprek te doen loopen over hnn verblijf
in Bsden-Baden of Hoheneck.
De graaf was voldoends man van de we
reld, om achter deze overdreven hoffelijk
heid niets anders te zoeken en hg trok al
heel spoedig daar z|jn conolusiën nit.
Plotseling dook de scène op de stoomboot
in z|jne herinnering weder op, waar Edith
znlk een onbegrensd vertrouwen van hem
had geëischt, dat hij nooit naar het verle
den zou vragen, nooit oade pijnen, oade
herinneringen zou trachten op te wekken.
Was met de verschoning van deren man
een onde, onaangename herinnering wak
ker geschnd f De graaf haalde eenige ma
len haastig adem. Hij weerde de leelijke ge
dachten, die in zjjne ziel opdoken, krachtig
terug hy wilde het vertrouwen in Edith
niet verliezen, hij wilde zich het gelnk niet
laten verstoren, dat h|j in bare vriendschap
had gevonden, al had hjj dan hare liefde
moeten derven.
Maar gedachten en gevoelens laten zich
de wet niet stellen altoos opnieuw kee-
ren zjj terug, en nog laat in den nacht,
toen do hoeren reeds afscheid hadden geno
men en Edith en Marianne zich teruggetrok
ken hadden, schreed de graaf ourustig en
ontstemd in z|jn kamer op en neder.
HOOFDSTUK XVI.
Marianne zat in het mnziekzaaltje voor
den vleugel, toen graaf Sponeck binnen
trad.
Het jonge meisje Btond op.
„Speel maar door juffrouw Marianne,"
zeide Sponeck vriendeljjk. „Ik hoor o gaarne
spelen is m|jne vrouw niet hier?"
„Edith is uiigereden om eenige boodschap
pen te doen.'
ten geven. Zij bracht hem niet zooveel
op, dat zij er kalmpjes van konden leven.
En dat zou voor zijne Glar», die om hem
alles had opgegeven, de «eiste groote
dank zijn 1 Daarom legde hij de viool
in do kist eu begon zijn kennis meer
productief te maken.
En slechts 's avonds, wanneer hij vroo
lijk en gelukkig ann de gedekte tafel met
zijne Clara gezeten was, dan haalde hij de
viool weder te voorschijn en dan was
er een opgewektheid in het kleine huis,
dat de buren uit hunne woningen kwa
men en luisterden.
„Ja, die zijn gelukkig zeiden
zij dan z^cht en menigeen dacht aan
zijn eigen ontevreden leven.
Was die onzalige ziekte maar niet ge
komen
Ach, juffrouw Harlang wilde daaraan
niet deuken In moeilijke uren van wa
ken en droomen, trokken die angstige beel
den steeds door haar geest. De lange
doodstrijd met al zijn smart en angst, de
begrafenie, de vele menschen en kransen,
dat alleen-zijn later, en dandan
Ach, het gaf h»ar telkens weder zoo
veel pijn. Hoe hard en hoe onvriendelijk
had haar vader na den dood van haar
man nog op hem kunnen schimpen
Neen, neeo, zij wilde niets meer
van hen hooren. Znoals zij zich toen
maals van haar hadden verwijderd, zoo had
zij zich nu van h6n losgemaakt deD smaad,
door haar ouders haar man aangedaan
ze vergaf het nooit.
Maar toch lette zij er scherp op, dat
hsar zoon, haar Max bij alle feestelijke
gelegenheden zijne grootouders gedacht.
Zij wilde heaa vroegtijdig liefde voor zijn
familie inprenten. Zij zou in zijn hart
eerzucht en trouw trachten te leggen.
En ook ditmaal, met Nieuwjaar, had de
kleine kerel zijn blief met gelukweuschen
moeten schrijven. Maar in zijn kleiu kop
je was in dien tusschentijd zooveel omge
gaan. Hij had steeds met zijn fijngevoe
lige moeder verkeerd en was dikwijls wee
moedig gestemd, omdat hij haar veelal
treurig zag.
Daarom had hij ook, zonder dat zijne moe
der het wist, heel stil, een paar regels
in dan brief aan zijne grootouders geschre
ven. Wanneer zijne moeder ze gelezen
had, zij was wellicht wellicht zeer boos
geworden, maar zoo
Hij had nameljjk aan zijue grootouders
geschreven dat zij hem eens de eer van
hun bezoek zouden schenken. Want dat
kwam hem al sedert lang erg gek
voor; steeds schrijven en schijven
en ze nooit eens te zien krijgen. Eu hij
wist toch heel goed, dat zijne grootouders
met hem in dezeltde stad woondendat
had hij gezien, hoe geheimzinnig zijne
moeder het adres ook schreef.
En van morgsn, juist toen hij van
school kwam, vroolijk over den vrijen dag,
had hij den brievenbesteller op de trap
aangetroffen. Die bracht hem, Max Har
lang, een brietkaart, waarop stond, dat dien
middag grootmoeder zou komen met groot
vader en dat hij hen afwachten zou en
het zijne moeder moest vertellen.
Daarom was hij zoo overgelukkig de
kamer binnengestormd en daarom kustte
hij zijne moeder zoo onstuimig, zoodat zij
eigenlijk niet begreep, wat de jongen man
keerde. Maar hij zeide haar niets, het
moest eene verrassing zijn.
Haarzelf was bij zijn uitroep ook zoo
iets als blijden jubel in het harte getrokken.
Zij liet haar werk liggen en speelde
met haar jongen, zoodat hare wangen
gloeiden en hare oogen van levenslust
schitterden.
Eu wederom staken de buren de hoof
den bij elkander „God zij dank," zeiden
zij, #dat zij nog lachen kan
„Alleen P"
„Zij wees mjjn gezelschap af."
„Zool*
„Ik geloof," ging Marianne in lichte ver
legenheid voort, „dat Edith voor mijn jaar
dag iets koopt."
„Ja juist, dat vergat ik," riep de graaf
verlicht nit. j,Uw jaardag is aan
staande Edith sprak daarover maar
toe, speel nn door."
Marianne draaide zich om en de graaf be
gon de kamer op en noer te loopen. Zij hoor
de zjjne schreden op het zachte tapjjt niet,
maar z|j zag telkens zjjne torsohe gestalte
en tevens dan de diep-trenrige uitdrukking
op zjjn gelaat.
Marianne had medelijden met den graaf,
wiens ridderljjke behandeling en troawe, e-
dele inborst zij had leeren waardeeren. Zij
wist, dat de graaf zjjne echtgenoot» warm
en hartelijk liefhad en gevoelde met hem het
leed, dat Edith hem onwillekeurig aandeed.
Maar sedert eonigen tijd was de droeve
stemming van den graaf meer merkbaar ge
worden. Vergeefs peinsde Marianne, om de
oo<zeak daarvan te kannen opsporen. Er
moest iets tusschen de beide echtgonooten
<ijn, die dag aan dag moer van elkander
vervreemdden.
Nu bemerkte zjj, boa de graaf stil stond en
diep en zwaar ademhaalde, als wilde hjj
zich van een last bevrjjden.
Marianne hield op met spelen. De graaf
scheen hei niet te hooren, hij zette zijne
wandeling door de kamer tenminste voort j
plotseling bleef hjj staan en vroeg
,Was mijnheer von Platen vandaag nog
hierP»
Verrast sag Marianne op.
Op eenmaal werd haar de verandering in
het wezen van den graaf duidelijk dat was
begonnen op den dag, dat Knrt von Platen
zjjn eerste bszoek gebracht bad. Mijnheer
von Platen verkeerde sedert dien dag veel
ten huize van den graaf. Sportzaken had
den hen saamgevoerd, want Kurt, ver ervan
verwijderd, een degelijk loven te beginnen,
zooals zjjn vader zoo vurig wenschte, zette
zijn leventje van vrooljjkeu Frans voort en
leefde gansch en al voor zjjn genoegen.
#Meent ge, moeder," vroeg angstig de
oude, die met moeite de trap opsteeg,
„dat zij dat is
Het moedertje met het sneeuw-witte
haar luisterde enn oogenblik; dan dartelde
een vroolijk lachje over haar gelaat: „Ja,
mar, zij is het, zij is het evenals
vroeger evenals toen, toen zij
nog een kind was 1'
En dubbel snel gingen de beide oudjes
de trappen op en met tranen in de oogen
Hopten zij aan de deur en wachtten.
Eu weder als door een wervelwind ge
dreven vloog de deur open en met een
luid „hoera* stond daar iets voor hen
eD trok de beide oudjes met zich de ka
mer in, naar naar
Ja, Clara Harlang stond sprakeloos en
als genageld aan haar plaats en Btaarde
de biunentredendeD verwonderd aan. Daar
vatte haar jongen haar evenwel bij de
hand en riep jubelend: Moeder, zie toch
eens, grootvader en grootmoeder!"
En op eenmaal als losgerukt van
alle smart liepen de tranen haar over
de wangen, en daD dan
Ja, spoedig zalen zij sllen bij ^elkander
en tusschen hen in zat Max, grootvaders
besten vriend, en voorbij waren alle zor
gen, voorbij alle nood, het alleen-zijn en
de verbittering 1
„Had ik geen gelijk moeder het
eerste geluk in het nieuwe jaar!?"
ffEn ook het baste," voegde zij er zacht
aan toe.
De witte haren harer ouders brachten haar
heur plicht onder het oog; daarin wilde zij
voor haar zoon niet nalatig zijn 1
lngeenenkel land isde
duur van den rouw zoo lang als op het
Bchier-eiland Korea. Het overlijden van een
nsastbestnaud bloedverwant eischt niet
minder dan 8 jaar. Dit bewijst wel een
grooten eerbied voor den overledene,
maar veroorzaakt ook enkele malen on
aangename wederwaardigheden.
Ten bewijze hiervan het volgende ver
haal
„Nadat ik mijne studiën geëindigd had,"
zoo verhaalt iemand, „dwongen mijne ou
ders mij te (rouwen. Ik was daarover ten
zeerste voldaan, toen ik bemerkte, dat
hunne keuze ook de mijne was en ik
bovfndien het voorrecht mocht smaken,
mijne genegenheid te zien beantwoord
met wederliefde van het bekoorlijke
meisje, dat voor mij bestemd was. Korten
tijd vóór dat onze huwelijksplechtigheid
zou plaats hebben, kwam mijn toekom
stige schoonvader te overlijden. Dit o-
verlijden werd gevolgd door den dood
van mijn' eigen vader. Mijne toekomstige
schoonmoeder overleefde slechts korten
tijd haren echtgenoot en tenslotte ontvial
mijne moeder mij door de wreede hand
des doods. Zoo hadden wij dus over
4 personen den rouw te dragen geduren
de een tijdperk van 12 jaar. Toen die
tijd verstreken was, wareu mijne bruid
en ik niet jong meer. Toch zouden
wij het huwelijk gesloten hebben, als zij
niet ziek was geworden. Helaas I het
werd haar siet gegund, van haar ziekbed
op te staan en zoo draag ik thans den
rouw over haar.'
Een nieuwe luchtballon
spoorweg.
Den luchtballon als beweegkracht voor
bergspoorwegen te gebruiken is zoo'n ori
gineel idee, dat men het niemand kwalijk
kan nemen, als hij deze nieuwe uitvinding
vrij ongeloovig opneemt. En toch is reeds
met zulk een op kleine schaal aangelegde
lijn in Salzbnrg een proefrit gemaakt,
welke zeer ten genoegen van den uitvin
der moet afgeloopen zijn.
Maar deze belangstelling in al wat sport
was, hield hem niet aan het huis van den
graaf gebonden. Daar was voor hem een
andere magneetMarianne von Warnstedt
wier lieftalligheid en stille erist den los
bol dag aan dag meer aantrok. Ook vond
hjj het zeer pikant, onder de oogen der
trotsche gravin werk van een andere dame
te maken en Edith, die hem eens beleedi-
gend afgewezen had, te toonen, dat hij haar
niet meer lielhad, maar dat hjj zich de
macht wel bewust was, welke het geheim
van haar leven, dat hjj kende, voor hem
bad.
Edith verdroeg de vele bezoeken van Kurt
von Platen met koele onveischilligbeid. Na
korten tijd bemerkte men in haar wezen
nauwelijks nog een spoor van de koele af
wijzing, die zjj den eersten avond tegen
Kurt aan den dag bad gelegd. Veel meer
deed zjj, als ware Knrt niet aanwezig, of zjj
nam slechts op koele wjjze aan het algemee-
ne gesprek deel.
Marianne daarentegen praatte gaarne met
Kurt over vroegere tijden en gemeenschap
pelijke kennissen. Van da eigenaardige ver
houding die tusschen Edith en hem bestond,
wist zjj niets. Na den dood van haar vuder
had zjj Hoheneck spoedig verlaten en in dien
treurigen tijd geen gelegenheid meer gehad
nadere inlichtingen te verkrijgen over het
plotselinge vertrek van Mr. Griswold en zii-
ne dochter. Walter had het niet over zich
kunnen verkrijgen, haar op de hoogte
te brengen, en zoo wist zjj sleohts, dat het
verleden van Mr. Griswold een geheim ver-
IV u verbinding tusschen Walter
en Edith onmogelijk gemaakt had.
En nu moest Marianne plotseling bemer-
0D, at den graaf deze bezoeken onaangenaam
waren, dat hjj onder een kwellenden twijfel
omtrent de vroegere verhoudingen van Kurt
en Edith leed.—
Zjj moest onwillekeurig lacheD. De graaf
was Ijverzuchtig op Kurt von Platen, dien
men eigenlyk geheel niet als een ernstig
man kan behandelen dat zon al te zot zijn
geweest. Maar bet deed haar om den graaf
toch iecd en zoodoende onderdrukte zjj haar
lachje en antwoordde, dat mjjnheer von