Leerplicht.
Zondag 3 April 1398.
42ste Jaargang Uo. 3293.
Polei overzien ier weet.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
Het milde karakter.
Buitenlandsch Nieuws.
SCHAGER
AIickci Niim-
COURANT.
Mnrieitit- k LuUnvIlil.
1
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCHAGKS, liaan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WINKEL.
Prijs per jaar f 3.Franco per post t 8.60.
Alzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
HL
In October van het vorige jaar ver
schenen in Be Standaard een tweetal
artikelen, waarin omtrent de invoering
van leerplicht de volgende verklaring
werd afgelegd
Eerst als er physiek geen hindernis
in den weg treedt en moreel geen con
flict ontstaat en nochtans het kind het
slachtoffer zou worden van de hebzucht,
de slordigheid of den onwil der ouders,
kan en mag de overheid het verwaar
loosde kind beschermen".
Wij zullen niet beweren, dat Dr.
Kuyper naast den minister in diens
Kabinet zat, toen deze de uitzonderingen
vaststelde, die in sommige gevallen aan
de ouders vrijstelling van hun verplich
ting om de kinderen ter schole te zen
den, zouden geven, maar oppervlakkig
zou men dit kunnen denken. Het is
toch den minister gelukt, met denkbare
physieke hindernissen en mogelijke moree-
le conflicten op zulk een wijze rekening
te houden, dat alleen een oppositie
quand-mêmeeen oppositie, die geen ver
betering wil en vooral niet van dit ka
binet wil doen ;uitgaan, zich aan het
wetsontwerp dwars in den weg kan stel
len.
In de eerste plaats wenschen wij het
oog te vestigen op de physieke hindernis
sen, die de ouders of verzorgers kunnen
nopen, het bepaalde in art. f niet na te
komen.
Artikel 4 geeft deze aan wij vinden
daarin in de eerste plaats sub 4°,
dat kinderen, die den leeftijd van zeven
jaren nog niet hebben bereikt en een
bewaarschool bezoeken, zijn vrijgesteld.
De minister heeft hier het oog op
kinderen, wier physieke ontwikkeling bij
die van anderen ten achter staat, en
daarom door de ouders geoordeeld wor
den voorloopig nog een jaar op een be
waarschool beter op hun plaats te zijn.
De Memorie van Toelichting meent dan
ook, dat van ouders, die hun kinderen
liever een jaar langer op de bewaar
school laten, niet kan gezegd worden,
dat zij hun plicht tegenover hun kroost
verwaarloozen.
Sub 6° van art. 4 wordt rekening ge
houden met den afstand van de woning
van het kind naar het schoolgebouw.
Vrijstelling wordt gegeven voor de kin
deren, die op eenige, binnen den afstand
van 45 minuten gaans van de woning
gelegen lagere school geen plaatsing kun
nen erlangen en derhalve genoodzaakt
zouden zijn een verder afgelegen school
te bezoeken.
Er moest hier een norm worden aan
genomen. Hoewel het in ons land geen
uitzondering is, dat kinderen vaak een
uur gaans moeten afleggen, aleer zij
de school bereiken, toch is deze
afstand voor kinderen van middelbare
physieke krachten, vooral voor
kinderen, die nauwelijks den leeftijd van
zes jaren hebben overschreden, te groot.
„Als regel", zegt de Memorie van Toe
lichting, „kan men aannemen, dat het
onredelijk zou zijn, kinderen, die ver
der dan drie kwartier vau de school
wonen, tot schoolbezoek te verplichten.
En is onder bijzondere omstandigheden,
ook bij een korter en afstand, geregeld
schoolbezoek zoo al niet onmogelijk, dan
toch hoogst bezwarend, dan is de school
opziener bevoegd, tijdelijk verzuim toe
te laten of te verschoonen".
Dit laatste kan noodig zijn wegens
aanhoudend slecht weder, in den winter
onbegaanbare wegen, onveiligheid, enz.
Ten slotte wordt het bestaan der phy
sieke hindernis ten volle sub 9° erkend,
waarin algeheele vrijstelling verleend
wordt, wanneer een geneeskundige een
schriftelijke verklaring aflegt, dat het
kind ongeschikt is voor het bezoeken ee-
ner lagere school.
Het komt ons voor, dat de minister
in de bovenstaande vrijstellingen vrij
wel rekening heeft gehouden met alle
physieke hindernissen, die het schoolbe
zoek in den weg zouden staan. Het kan
zich echter voordoen, dat de vernuftige
geest van het een of ander anti-revo-
lutionnair kamerlid nog een onvermelde
physieke hindernis zou weten op te dui
ken. Iu dat geval gelooven wij, dat de
minister zich een daaiop betrekking heb
bend amendement wel zou neerleggen.
Thans komen wij aan het moreele
conflict. Wij kunnen ons het ontstaan
daarvan niet anders voorstellen, dan dat
ouders of verzorgers gedwongen zouden
worden, om hun kind naar een
school te zenden, waar, volgens hun mee
ning, onderwijs wordt gegeven, dat het
kerkgeloof der ouders zou kwetsen of
wat eerder te veronderstellen is
waarop niet die geloofszaken worden
onderwezen, waarmeê de onderwijzer of
onderwijzeres op de scholen met den bij
bel en op de frater- en zusterscholen de
jonge hersenen gewoonlijk bezighoudt.
Zal een ouder gedwongen worden, zijn
kind naar zulk een school te zendeD,
dan ontstaat, indien hij weigert, moreel
conflict."
Hoe heeft de minister nu dit mortel
conflict trachten te voorkomen
Sub 2° van artikel 4 lezen wij, dat
ouders, enz. van de verplichting zijn
vrijgesteld, wanneer zij de kinderen vol
doend lager dagonderwijs doen genieten
in de vakken, genoemd onder a-g en
van artikel 2 der wet tot regeling van
het lager onderwijs.
Nu moeten wij erkennen, dat de ou
ders er niet af zijn met een verklaring,
dat hun kinderen dat onderwijs genieten.
Ddt zou al te gemakkelijk zijn. Artikel
7 regelt dat onderwijs nader en de arron-
dissements-schoolopziener heeft, volgens
art. 23., de bevoegdheid om zich te over
tuigen van de hoedanigheid van het ge
geven onderwijsmaar indien er ge
moedsbezwaren bestaan, indien de vader,
in een gemeente geen frater- of zuster
school bestaat, daar is de opeiibate school
per se een katholiekeniemand minder
dan het Kamerlid Haffmans heeft dit
indertijd in groote naïveteit verteld.
Art. 4, sub 5, komt dus ook den
ouder ten goede, die van zulk een o-
penbara school niet veel goeds voor zijn
kind verwacht.
Onder de gemoedsbezwaren van vele
ouders behoort ook nog altijd het ver
zet tegen de vaccine. Op 1 Januari
1897 moesten nog 1164 kinderen bij
de lagere scholen worden geweigerd,
omdat zij niet gevaccineerd waren.
Kennelijk in verband hiermede erlan
gen ouders, voogden en verzorgers sub
8 van art. 4 vrijstelling, wanneer een
wettelijk voorschrift het bezoeken van
de lagere scholen verbiedt.
Hier viel niet te kiezen. Yoorloopig
ten minste moet de minister ook daar
voor vrijstelling geven. Hoewel het kind
vaak uit zorgeloosheid niet is gevacci
neerd, onthoudt de ouder het toch in
den regel dat voorbehoedsmiddel uit ge
moedsbezwaren. Werd hiermede geen
rekening gehouden, dan ontstond alwe
der een moreel conflict.
Na dit overzicht zal niemand kunnen
beweren, dat de minister geen rekening
heeft gehouden met de bedenkbare phy
sieke hindernissen en elk mogelijk moreel
conflict. Natuurlijk is hij zoo vrij ge
weest, om het vaststellen der physieke
hindernissen aan enkele voorwaarden te
onderwerpen ook kunnen de ouders en
verzorgers het moreel conflict niet maar
zoo onmiddellijk doen gelden, waar het
blijkt dat „hebzucht, slordigheid en on
wil" de eigenlijke drijfveeren zijn, die
hen in deze tot het verwaarloozen van
hun plicht hebben gedreven. Anders wa
re de wet geen wet meer. In het alge
meen kan echter gezegd worden, dat de
minister er in geslaagd is, dat milde
ven elk ander onderwijs verkiest, dan kan
hij dit laten geven, mits dit onderwijs aan
de wet voldoet.
Sub 5° vaD art. 4 gaat de minister
echter verder. Hier wordt volkomen
vrijstelling gegeven voor die kinderen,
wier ouders tegen het onderwijs op alle
binnen den afstand van 45 minuten
gaans van de woning gelegen lagere
scholen, waar voor de kinderen plaats
te verkrijgen is, overwegend bezwaar heb
ben.
In zijn toelichting wijst de minister
er op, dat het niet opgaat, het voor te
stellen, alsof men alleen gemoedsbezwa
ren kan hebben tegen de openbare
school.
„Voorstanders van openbaar onderwijs", schrijft
hij, „kunnen ook gemoedsbezwaren hebben tegen
bijzondere scholen. Weliswaar schrijft de wet
voor, dat er overal voldoend openbaar onderwijs
moet worden gegeven, maar dit neemt niet weg,
dat ook som» voorstanders van de openbare school
voor de keuze staan, om öf hun kinderen van alle
onderwijs verstoken te laten, of hen te zenden naar
een school van kerkelijke kleur, hetzij omdat zij
te ver afwonen van de openbare school, hetzij om
dat er op de school hunner keuze geen plaats
meer is en het gemeentebestuur alsnog in gebreke
is gebleven, voor voldoende localiteit te zorgen.
„Ook aan hen behoort te worden gedacht en de
vraag is dus nietzullen de onders c a s u q u o
gedwongen worden hun kinderen te zenden naar
een openbare school, maar wel zullen de onders
gedwongen worden hun kinderen te zenden naar
een school, waar onderwijs wordt gegeven in de
richting, die zij verkeerd achten, indien zij voor
hun kind op een school in hunnen geest geen
plaats kannen bekomen."
Er is hier dus breedheid van opvat
ting en die is te meer noodig, omdat
zich ook het geval kan voordoen, dat
een voorstander van het openbaar on
derwijs toch zijn kind niet naar een o-
penbare school wil zenden, waar deze
onder zekere invloeden geheel en al is
geültramontaniseerd of feitelijk een
school met den Bijbel is geworden.
Wij hebben hier vooral het oog op
Noord-Brabant en Limburg, in welke
provinciën de openbare school onder den
invloed van de geestelijkheid niet veel
meer is dan een Roomsche school.
Toen mr.F. De Savornin Lohman
nog raadsheer was te 's-Hertogen-
bosch, wees hij reeds daarop in zijn
bekende brochure: „De school waaraan
de natie gehecht isu, en het is van al-
gemeene bekendheid, dat nu nog vooral
ten plattelande de pastoor een alles over
wegenden invloed heeft op het benoe
men der onderwijzers en vooral op het
geen volgens hem niet op de school mag
geleerd worden.
Waar in Noord-Brabant of Limburg
om welke reden ook, huisonderwijs bo-karakter aan zijn wet te geven, dat
noodig is om aan de bezwaren van en
kelen tegemoet te komen.
Want met het oog op de duizenden
en tienduizenden ouders in Nederland,
die het juiste besef hebben van hun
taak, die er derhalve niets tegen kun
nen hebben, dat de verplichting, hun
door de natuur en de welbegrepen toe
komst van hun land opgelegd, in de wet
wordt gesanctioneerd, is dit wetsontwerp
niet ingediend. Yoor hen zal deze wet
niet bestaan, evenmin als de strafwet be
staat voor allen, die eerlijk door het le
ven wandelen en zich niet aan 's naas
ten goed vergrijpen.
Maar zoolang de door Dr. Kuyper in
Be Standaard van October geconstateer
de „hebzucht, slordigheid en onwil"
nog bestaan, die de ouders er toe voeren
zich te vergrijpen aan hun kind en aan de
gemeenschap, waarvan het een onderdeel
uitmaakt, is de invoering van deze wet
een rechtvaardige en allesbeheerschende
zaak.
In ons vorig artikel lieten wij de koe
le cijfers spreken en toonden wij aan,
dat zoowel het volstrekt als het betrek
kelijk schoolverzuim grooter is, dan men
denktmaar al ware dit niet zoo groot,
dan nog zou de wetgever genoodzaakt zijn
handelend op te treden. Wanneer het
oogenblik daar zou wezen, dat er een
jaar verloopen zou zijn, waarin de wet
in het geheel niet zou zijn toegepast, dan
zou er nog geen reden zijn om haar
buiten werking te stellen, omdat bij
het eonstateeren van dat feit „hebzucht,
slordigheid en onwil" nog niet uit de
wereld zouden zijn verdwenen.
Zooals wij in ons eerste artikel voorspel
den, is het wetsontwerp reeds op heftige wij
ze aangevallen. Nagenoeg de geheele cle-
ricale linie heeft het vuur geopend.
In een volgend, het laatste artikel,
dat wij voorloopig aan dit wetsontwerp
zullen wijden, zullen wij trachten het
standpunt van den vijand in een paar
hoofdlijnen meer van nabij te bezien.
Minister Hanotaux is in de fransche
Kamer geïnterpelleerd over den stand
van Frankrijk's buitenlandsche politiek.
Dat gebeurt niet vaak, daar de meeste
afgevaardigden geen eigen voordeel in
de buitenlandsche quaesties bezitten.
De onbekendheid met vreemde talen en
toestanden is zoo groot, de pers is over
't geheel zoo Biecht over het
buitenland ingelicht, de nationale zelf
ingenomenheid is zoo algemeen, dat wei-
overdachte denkbeelden omtrent de bui
tenlandsche politiek bij de heeren dépu-
té's tot de zeldzaamheden behooren.
Bij 't scheiden van de markt, het land
staat aan den vooravond der verkiezin
gen, hebben een paar afgevaardigden
nog de aandaoht op zich doen vestigen,
door naar alles en nog wat te informee-
ren. Zoo werd er gevraagd naar
de mobilisatie der vloot in de havens van
Cherbourg en Brest, naar de Niger-, chi-
neesche- en cubaansche quaesties, naar
Turkije, Kreta en Egypte, in één woord
naar den sfand der wereldpolitiek.
Over Egypte wist ZEx. niet veel bij
zonders te vertellen. Frankrijk volgt met
belangstelling den gang der zaken en
hoopt, dat de tijd niet verre meer ver
wijderd zal zijn, dat Eegeland zich uit
de Nijl—delta zal terugtrekken.
Die hoop kan voorloopig wel bij de
vrome wenschen gevoegd worden.
Rusland, Engeland en Frankrijk zijn
druk bezig, koning George een handje te
helpen, om in de grieksche zaken
wat orde te brengen. Véór alles hebben
de rijken er aan gedacht, Griekenland
de noodige gelden te versohaffen, om
de turksche oorlogsschatting te kunnen
betalen. Daarvoor is onder borgstel
ling dier landen eene leening gesloten.
Zoodra de Turken Thessalië hebben
ontruimd, zal men opnieuw beproeven,
het zelfbestuur op Kreta in te voeren.
Dat is en blijft echter een ernstig ge
val. De Porte is wel genegen, om een
candidaat voor het gouverneurschap van
„de zes" te aanvaarden, maar houdt
zich vast aan het beginsel, dat deze
candidatuur de goedkeuring van allen
moet wegdragen. En daar zit nu juist
de knoop. Duitschland heeft zich ge
heel uit Kreta teruggetrokken, terwijl
Oostenrijk kennis heeft gegeven, dit
voorbeeld te zullen volgen. Die drie
slapen onder één dek. Ter wille van hun'
wederzijdschen vriend, trekken Duitsch
land en Oostenrijk zich terug, waardoor
de mogendheden tegenover den sultan
onmachtig staan.
Zoolang de autonomie op het eiland
niet in werking is getreden, blijven Rus
land, Engeland, Frankrijk en Italië het
eiland bezetten, 't Gekste van 't geval
is, dat de Porte de ontruiming van Thes
salië afhankelijk tracht te maken van
de regeling der aangelegenheden op Kre
ta. Wij kunnen er ons dus van verze
kerd houden, dat de diplomatie voorloo
pig in Zuid-Oost-Europa nog werk op
den winkel heeft.
Meer nog dan met Turkije, houdt
Europa zich thans bezig met den zieken
man in Azië.
Frankrijk is verplicht, een waakzaam
oog op Zuid-China te houden. De reus
achtige bezittingen, door Frankrijk in de
laatste vijf jaar in Achter-Indië verkre
gen Tonkin, Kambodja, Anam en een
deel van Siam, grenzen aan, of staan
door verkeerswegen met Zuid-China in
verbinding.
Dit uitgestrekt koloniaal gebied ver
keert nog in het begin zijner ontwikke
ling en eischt genoeg van Frankrijk's
krachten om niet naar vermeerdering van
grondgebied om te zien.
Nu evenwel andere landen voordeelen
in China hebben weten te verkrijgen is
Frankrijk wel verplicht zich voor de
toekomst zekere rechten te verzekeren.
Frankrijk heeft daarom een haven in
Zuid-China gevraagd op dezelfde voor
waarden, als Rusland en Duitschland
die hebben verkregen dan het reeht
om spoorwegen aan te leggen van uit
Tonkin naar de provincie Jun-Nan, ver
volgens de benoeming van een Fransch-
man tot directeur der chineesche pos
terijen en ten slotte zekere rechten op
het land ten zuiden van het dal van den
Jang-tse-kiang. China heeft zich moeten
verplichten, dit achterland van Tonkin
in geen geval aan derden af te staan.
Deze overeenkomst kan tot conflicten
aanleiding geven. Wanneer China zijne
belofte tot afstand van gebied niet ge
stand kan doen, zal Frankrijk genood
zaakt kunnen worden, zijn verkregen
rechten te beschermen.
In de quaestie tusschen Spanje en
de Vereenigde Staten zou Frankrijk j
gaarne de rol van bemiddelaar op zich i
nemen, doch zoolang zijne tusschen-
komst niet wordt gevraagd, kan het
moeilijk in het geschil optreden. Re-
geeringsvorm en jarenlange vriend
schappelijke betrekkingen verbonden het
met de Unie, godsdienst en stamverwant
schap trekken het naar den nabuur o-
ver de Pyreneeën.
Toch gelooven wij, dat de weegschaal
thans ten gunste van Spanje overslaat.
De Amerikanen hebben- door hunne
hooge tarieven ook in Frankrijk vele
warme aanhangers van zich vervreemd.
Bovendien kan men sedert eenigen tijd
in Frankrijk eeae latijnsch-clericale
strooming waarnemen, die geheel ten
goede van Spanje komt. En nu moge
het waar zijn, dat Spanje sedert eeuwen
voor Frankrijk slechts heeft bestaan om het
te overheerschen, toch brengt het belang
van de republiek thans mee, het land
diplomatiek te steunen.
Wanneer Spanje, door den nood ge
dwongen, zich in de armen van het Drie
voudig Verbond werpt, zou Frankrijk bij
een mogelijken oorlog een observatie-
leger naar het Zuiden moeten zenden,
waardoor zijn actief in het Oosten aan
merkelijk zou verzwakken. Welke wen
ding de quaestie tusschen Spanje en de Ver
eenigde Staten zal nemen is sedert de laatste
dagen met geen mogelijkheid te zeggen.
Het is eene doorloopende dobbering tus
schen hoop en vrees, een schommeling
tusschen oorlog en vrede. Dan
weer schijnt de schaal ten gunste
van den vrede te zullen overslaan en
komen de meest geruststellende
berichten uit Madrid en Washington,
dan weer is het, alsof men den donder
van het kanon reeds hoort rommelen.
Bij al die spannende toestanden hebben
de verkiezingen in Spanje haar gewoon
verloop gehad, dat wil zeggen, de offï*
cicele candidaten van het „liberaal"
ministerie komen met groote meerder
heid in de kamer. Canovas had ge
zorgd voor 320 conservatieven en liet
zijne tegenstanders 140 zetels, Sagasta
keerde het blaadje om en nam er 300
voor zich, waardoor de conservatieven
zich met 160 moesten tevreden stellen.
Wij hebben er reeds meer op gewezen
't is niet zoozeer een strijd van beginse
len, doch de vraag, wie in de eerstko
mende drie jaren de meest winstge
vende ambten en betrekkingen zullen
bekleeden. Een werkelijk politieke strijd
staat ons in Denemarken te wachten.
Sinds jaren stuurden daar de conserva
tieven het schip van staat in hun vaar
water. Langzamerhand hebben even
wel de behoudsmannen, vooral in
de groote steden, aanmerkelijk terrein
verloren, zoodat de kans bestaat, dat ook
de Denen weldra de vruchten van een
meer vrijzinnige wetgeving zullen genieten.
Hun, die nog nieuwsgierig mochten zijn
naar den afloop der duitsche vlootwet,
deelen wij ten slotte mede, dat deze met
behulp van het CeDtrum vlot van stapel
is geloopen. De Keizer krijgt zijn schepen,
de minister van marine met zijn officieren
de noodige decoraties en de trouwe behar
tigers van de volksbelangen, nu, die
zullen te gelegener tijd ook wel wat krij
gen. En het volk P Och, elke natie is
de regeering waard, die het heeft.
De korte inhoud van het antwoord der
spaansche regeering aan Amerika is
vrijdagmiddag bekend gemaakt.
Spanje neemt de medewerking der
Yereenigde Staten aan, om de behoefti-
gen op Cuba ter hulp te komenhet
wil aan het parlement van het eiland
voorstellen doen, om een eervollen vrede
te verzekeren en verklaart zich bereid
de vijandelijkheden te staken, indien de
opstandelingen dit verzoeken.
President Mc. Kinley zal een Bood
schap over dit antwoord toezenden aan
het Congres.
De leden van het Kabinet houden
den toestand op dit oogenblik voor zoo
ernstig mogelijk.
Uit Weenen wordt gemeld, dat Rus
land en Duitschland hebben geweigerd,
om in het geschil tusschen Spanje en de
Yereenigde Staten tusschenbeide te ko
men. De koningin-regentes moet den
paus tot scheidsrechter hebben willen
aanroepen, doch aan het Yaticaan vreest
men, dat deze tusschenkomst te Was
hington niet zeer gunstig zal worden
opgenomen.