Aangifte wërMzii. Opeobare Raadsvergadering. Zondag 24 April 1898. 42ste Jaargang No. 3304. Dinsdag 26 April, Politiet OTEBiclt ier weet. en Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCHAGEN, liaan, O <4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere r Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. meer 6 ct, Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE HL AL). Bekendmakingen. Gemeente Schagen. Belasting op bedrijfs- en andere inkomsten. Buitenlandsch Nieuws. A6ER Alggioei Nisms- COURANT. AiuïMit- k Laiil ai. Burgemeester en Wethouders van Scha gen brengen, voor zooveel noodig, met bet oog op verzuim, betrekkelijk bet doen van aangifte ter Secretarie bij verhuizing bin nen de gemeente, aan de ingezetenen in herinnering het bepaalde bij art. 5 van de Politieverordening dezer gemeente, lui dende als volgt „Ingeval van verhuizing binnen de ge meente zal daarvan kinnen acht dagen be- hooren te worden kennis gegeveD ter Se cretarie der gemeente, te weten „Voor een geheel gezin, inwonende „dienst- en werkboden daaronder begte- „peD, door het hoofd van dat gezin. „Voor afzonderlijk levende personen jdoor hen zelf. Voor de geheele bevol king van gestichten of andere inrichtin gen, waar personen onder eenig bestuur fte zamen wonen, door de bestuurders. ^Overtreding wordt gestraft met een „geldboete van ten hoogste een gulden." Schsgen, 15 April 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BEEMAN. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders der gemeen te Schagen, daartoe van regeeringswege uit- genoodigd, brengen ter algemeene kennis, dat met de uitreiking der beschijvingsbiljet- ten voor de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten over het dienstjaar 1898—1899 in deze gemeente een aanvang zal worden gemaakt den 4den Mei a. s. Verder vestigen zij de aandacht van het publiek op enkele der voornaamste verplichtingen, welke het ingevolge de bovengenoemde wet van 2 Oct. 1893 (Staatsbl. No. 149), met 1 Mei 1894 in werking getreden, heeft te vervullen. Die verplichtingen zijn vervat in de hierna volgende artikelen: Artikel 15, 2. Ieder die optreedt als bestuurder of be- heerend vennoot van eene hier te lande ge vestigde vennootschap, onderlinge verzeke ringmaatschappij, coöperatieve vereeniging, of van eene vereeniging of stichting, die een bedrijf of beroep uitoefent, of als boekhouder eener hier te lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan schriftelijk binnen ééne maand kennis te geven bij het bestuur der gemeente waar hij woont. Artikel 16. Hier te lande wonende beheerende ven- nooten van Nederlandsche vennootschappen en maatschappijen, als bedoeld in art. 6, 2, en van de in art. lb bedoelde comman ditaire vennootschappen op aandeelen, be stuurders van hier te lande gevestigde naamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappijen, alsook boekhou ders van hier te lande gevestigde reederijen, mogen niet tot het doen van uitdeelingen of uitkeeringen, waarover volgens art. 5, 1 en 2 en art. 6, 2 belasting verschuldigd is, overgaan, alvorens daarvan aangifte ge daan en de over vroegere uitdeelingen of uitkeeringen verschuldigde belasting betaald te hebben. Bij liquidatie mogen de bedoelde uitdee- liDgen of uitkeeringen niet geschieden alvorens de daarover verschuldigde belasting is voldaan. Artikel 45. Bestuurders van de bij art. lb en c bedoelde, naamlooze vennootschappen, coöperatieve vereenigingen, andere vereenigingen en stichtingen, die een bedrijf of beroep uitoefe nen, onderlinge verzekeringmaatschappijen en sociëteiten, alsook beheerende vennooten van hier te lande gevestigde commanditaire vennootschappen op aandeelen en boekhou ders van hier te lande gevestigde reederijen, zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling van balans of rekening een zoo danig uittreksel als noodig is tot toelichting der winst, uitkeeringen of uitdeelingen, te doen toekomen aan dea voorzitter der com missie van aanslag, bedoeld bjj art. 19, lb of 2, die deD aanslag moet regelen. Artikel 47, 5. Hij, die, daartoe gehouden, nalaat de ver plichtingen na te komen, bedoeld, bij art. 15, l eerste lid, en art. 15, 2 eerste lid, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste I 25.-. Gelijke straf wordt opgelegd in geval van overtreding van art. 45. Artikel 47, 6. Overtreding van art. 16 wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 400.-. Artikel 34, le lid. Handelsreizigers, kramers en alle verdere personen, die hun bedrijf of beroep rond trekkende uitoefenen, voor zoover zij behoo- ren tot de bedoelden bij art. la, h enk, zijn gehouden, onverminderd hunne verplichtin gen omschreven bij artt. 12 en 14, zich ter plaatse binnen het Rijk, waar z\j zich na het begin van het belastingjaar het eerst bevinden, bij het gemeentebestuur schriftelijk aan te melden, met opgaaf van hun naam, hunne woonplaats en hun bedrijf of beroep. Ten blijke dat zij hieraan voldaan hebben, ontvan gen zij kosteloos een door of vanwege het hoofd van dat bestuur onderteekend Bewijs, dat zjj gehouden zijn mede te onderteekenen en op aanvraag aan ambtenaren der directe belastingen te vertoonen. Artikel 47, 7. Personen, die van een bewjjs voorzien moeten zijn ais bedoeld in art. 34 en die in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtenaren te vertoonen, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 25.-. Geven zjj ter bekoming van dat bewijs aan het bevoegd gezag een valschen naam, woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken zij gebruik van het aan een ander afgege ven bewijs, dan worden zij gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 150.—. Voorts wordt nog bijzonder gewezen op de in art. 12, 2, 2e lid, lo. d, aan de inge zetenen van het Rijk verleende bevoegdheid, om zich, bij ae aanstaande beschrijving, de uitreiking van een beschrijvingsbiljet B te verzekeren, door vóór of op 15 Mei a. s. het verzoek daartoe schriftelijk te richten tot den Ontvanger der directe belastingen over hunne woonplaats. Afgekondigd en aangeplakt te Schagen, den 22 April 1898. De Burgemeester, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Burgemeester en "Wethouders van Schagen, brengen ter algemeene kennis, dat vergunning voor de uitoefening van den kleinhandel in sterken drank is verzocht door TRIJNTJE VADER, wed. Cornelis Stöve, voor perceel No. 44 van Wijk B, aan de Marktplaats, en door JAN CORNELIS de VEIES, voor perceel No. 64 van Wijk B, aan de Laagzijde alhier. Schsgen, 22 April 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. De Burgemeester van Schagen maakt bekend, dat eene openbare vergadering van den Raad zal worden gehouden op namiddags half zeven ure. Punten van behandeling Ingekomen stukken Adres bestrating Nieuwe Laagzijde Adres kiesvereeniging Harenkarpel, locaaldienst Alkmaar-Helder Benoeming lid schoolcommissie stembureau Provinciale Staten Bepaling kermis. Schagen, 22 April 1898. De Burgemeester voornoemd, S. BERMAN. Niemand zal willen erkennen, dat de invoering van Van Houten's kieswet aanleiding heeft gegeven tot een zuivere groepeering der partijen, waardoor het mogelijk werd een ministerie te erlan gen, dat in zijn samenstelling een juiste uiting kon heeten der democratische strooming, welke in de laatste jaren door Nederland is gegaan. Dit zal dan alleen kunnen geschieden, wanneer een ministerie geboren wordt uit de resul taten van een kieswet, vrij van alle census- en welstandbanden. Maar toch, hoewel het ministerie, door een coalitie van allerlei groepen, het hoofd kan stooten bij de behandeling van do on langs ingediende wetsontwerpen, achter eenvolgens in dit blad besproken, is het, indien deze twee klippen zijn omgezeild terwijl de democratische partijen zich blijven voorbereiden op een herziening der kieswet door de samenwerking van allen toch zeer zeker mogelijk, in deze vierjarige parlementaire periode in vrijzinnig-vooruitstrevenden geest iets goeds te verrichten. In een vorig artikel hebben wij aan getoond, dat, nu de partijen zich hebben uitgesproken, de invoering van den per soonlijken dienstplicht op een vrij groote meerderheid in de Tweede Kamer zal kunnen rekenen. En ook wat de invoe ring van den leerplicht betrett, hebben ■wij goede hoop. Het komt ons toch voor, dat de pacificatie, in 1888 in zake het onderwijs gesloten in Juni jl. helaas, bij de stembus vooral van katho lieke zijde opgezegd van anti-revo- lutionnaire zijde eenigszins een waarborg is, dat de strijd tegen leerplicht niet zoo fel zal zijn, dat ook hier geen overwin ning zou zijn te behalen. Wanneer het beginsel, waarop die pacificatie rustte subsidiëering der bij zondere scholen en organisatie van het kerkelijk onderwijs, mits voldoende aan de wet, volgens eigen inzichten maar volkomen wordt gehandhaafd, dan zal de tegenkanting uit het kamp der anti- revolutionnairen zoo groot niet zijn en wellicht, dat wij ook hier de verrassen de verklaring zullen erlangen, dat bij dit vraagstuk de noodwendigheid ten behoeve van het volksonderwijs den doorslag moet geven en dat, „nu deze Regeering het aandurft en zij hiervoor de verantwoordelijkheid op zich neemt", geen bezwaren, hoe groot ook, de ver werping der voordracht zouden recht vaardigen". Het is waar, er zullen in de Kamer tal van bezwaren opgesomd, er zullen eischen gesteld worden, hoofdzakelijk vermeld in par. II van het anti-revo- lutionnaire program van actie, vastge steld in de deputaten-vergadering van 29 April van het vorige jaar, maar dit alles zal toch zijn een quaestie van ge ven en nemen, welke de anti-revo- lutionnairen de erkentenis, dat de ou ders verplicht zijn hun kinderen onder wijs te laten genieten, niet uit het oog zal doen verliezen. Zijn nu deze op wetgevend gebied ge wichtige onderwerpen van de baan, dan treedt het werk der vooruitstrevende vrij zinnigen eerst op den voorgrond, zooals dit omschreven is in al. 4, par. I van het Hervormingsprogram der Liberale Unie „Dat bovenal op het gebied der sociale vraagstukken krachtig de hand aan het werk moet worden geslagen, opdat in de wetgevingelke bevoorrechting van het kapitaal ophoude, de belangen van den arbeid en van den arbeider tot hun recht komen en in het algemeen, voor zoover de wetgeving invloed uitoefent op de verdeeling der maatschappelijke goederen, meer rechtvaardigheid worde betracht." In de Amhemsche Courant van 2 Au gustus van het vorige jaar kwam een hoofdartikel voor, waarin werd aange toond, dat de wereld-revolutie op het einde der vorige eeuw voor een groot deel, vooral voor de arbeidende klasse, tot teleurstelling had geleid. De klacht, dat de arbeidende stand tot nog toe niet genoten heeft de vruch ten, die hij het recht had van de revo lutie te verwachten, achtte de Arnhem- sche Courant niet ongegrondzij erlang de grootere beteekenis door het feit, dat andere klassen en rangen der maatschap pij meer stoffelijke en zedelijke voordee- len van haar genoten haddenvooral de zoogenaamde derde stand had aan haar zijn opkomst te danken. Voor dezen was het woord van Siéyès inderdaad volle waarheid geworden „in de acht tiende eeuw was hij nietsin de negen tiende is hij alles geworden." .Rijkdom, invloed, macht," schreef de Ar ah. Ct., „alles heeft de burgerstand voor zich zelf vero verd, naarmate die aan de voormalige twee standen ontvielen, maar de derde stand heeft wel gezorgd, dat hij de verworvenheden van den revolutietijd nagenoeg een eeuw ongerept en steeds aanwassend in eigen handen hield en ze niet langer liet afda len. En terwijl het einde van de negentiende eeuw met dat harer voorgangsters deze overeen komst oplevert, dat de politieke macht en invloed verder doordringen en de langzamerhand tot voor rechten ontaardende rechten, die tot nu toe de derde stand, met de beide andere langzamerhand samenge smolten, alleen bezat, ook achter zijn gelederen worden verder gedragen, mag het niet worden ont kend, dat de materiëele toestand van den vierden stand nog veel te wenschen overlaat en dat het industrieel stelsel, dat sedert de helft dezer eeuw een geduchte ontwikkeling in de beschaafde wereld heeft ondergaan, aan den werkman nog slechts een onzeker bestaan overlaat. De arbeid is vrij, voor den werkgever even goed als voor den werknemer, maar de scherpe concurrentie is voor beiden een bedreiging, die voor den fabrikant verliezen, hoogstens staking van het bedrjjf betee kent, voor den arbeider daarentegen werkloosheid, armoede, volslagen ondergang." Niemand zal de waarheid van het bo venstaande loochenen en nu komt het ons voor, dat het de taak van dit mi nisterie kan zijn, om, zoo mogelijk ge holpen door alle partijen, die het goede willen, de teleurstelling op te hefien, die de wereldrevolutie van de vorige eeuw in de arbeidswereld heeft veroorzaakt en deze ook de voorrechten daarvan te doen genieten. Toen de abt De Siéyès tot den der den stand zijn gevleugeld woord sprak „"Wat zijt gij P NietsWat kunt gij worden Alleswaren de belangen van werkgever en werknemer zeer nauw aan elkaar verbonden. De machine bestond niet of nagenoeg niet de handenarbeid verrichtte alles. De Fransche revolutie kwam, de beperking der gilden werd opgeheven, de arbeid werd vrij en de arbeider kon zich vrij bewegen. De abt De Siéyès rangschikte ook den werkman onder de derde klasse en in het begin van deze eeuw, zelfs gedeeltelijk in haar eerste helft, genoot de arbeider dan ook mede de stoffelijke en zedelijke voordeelen, en kwam hij bovendien materieel ook in een betere conditie. Toen kwamen stoom en electriciteit, waarmede gepaard ging een reusachtige ontwikkeling der groot industrie en van ons wereldverkeer, waardoor geheel nieuwe toestanden wer den geboren, die aan de eene zijde spoorwegkoningen en labrieksbarons, aan de andere zijde een reusachtig pro letariaat schiep, waartusschen zelfs de arbeidende middenstand in den strijd om het bestaan dreigde verpletterd te worden. Het materieele leven heeft bo vendien eischen gesteld, welke men hon derd jaren geleden zelfs in de hoogere standen niet kende, en met de zich in alle rangen der maatschappij baanbre kende beschaving worden die eischen met den dag grooter. Nu door de onverbiddelijke logica der niet te loochenen feiten eeu nieuwe or de van zaken zich in de maatschappij een baan breektnu reeds veel ons thans natuurlijk voorkomt, dat nog vijf en twintig jaren geleden als tegenna tuurlijk zou zijn uitgekretennu de geesten wakker worden, nu kan dit mi nisterie, dat toch eenigszins is geboren onder den drang van een vrijzinnig vooruitstrevende geloofsbelijdenis en der halve zijn afkomst niet kan loochenen, krachtig de hand aan het werk slaan, opdat zal worden verwezenlijkt, wat de Liberale Unie in de considerans van haar Hervormingsprogram bovenal aanwees. "We hebben indertijd de troonrede met sympathie begroet, en wij zijn overtuigd, dat het 't ministerie ernst is, om uit te voeren, wat het daarin heeft toegezegd maar waar het nu noodig is om alle krachten in te spannen, ten einde den arbeidenden stand de vruchten te doen genieten, die hij het recht had van de wereld-revolutie der vorige eeuw te ver wachten, waren die toezeggingen nog al vaag, toen wij vernamen „Wetsvoordrachten tot verbetering van maatschappelijke toestanden, met name betreffende de volkshuisvesting, den ar beid en het armwezen, zijn in bewerking". Het is waar, het bovenstaande is een niet sterk omlijnde afspiegeling van de vier eerste punten van het urgentie-pro gram der Liberale Lniemaar het zou zoo aangenaam geweest zijn, indien we iets meer hadden geweten van hetgeen de regeering onder een wetsvoordracht of wetsvoordrachten betreffende den ar beid bedoelde. Het was een heerlijk denkbeeld, dat de Regentes, toen zij voor de laatste maal de Tweede Kamer toesprak, aan kondigde, dat, wanneer haar koninklijke dochter in het volgende jaar de troon rede zal uitspreken, „de gewichtige ar beid", welke den leden vermoedelijk in het daaropvolgende zittingjaar wacht, zal worden aangewezen door de zorg voor de economisch-zwakkeren, waaro ver men het bij de verkiezingen zoo druk heeft gehad. Moer kleur bekennen ware dus wen- schelijker geweest, opdat die economisch- zwakkeren de aanstaande regeering van de jonge koningin met jubel zouden heb ben begroet als een hope voor de toe komst, als de vervulling van jaren lang gekoesterde wenschen. Vooral met het oog op het laatste achten wij het noodig, dat, nu er om trent wetsvoorstellen betreffende dienst plicht en leerplicht zekerheid bestaat iu de kiesvereenigingen, de actie omtrent de vier eerste punten van het program van urgentie der Liberale Unie zoo leven dig mogelijk worde gehouden. "We vree zen toch maar al te zeer, dat het ob- structionisme der partij-politiek in de Tweede Kamer remmend zal werken op de sociale wetgeving der naaste jaren. Bovendien, een ministerie dat door heftige aanvallen der rechterzijde maar altijd op lijfsbehoud bedacht moet zijn, kan zich niet zoo krachtig geven als het wel zou willen en daarom is het een eisch van het oogenblik, dat de vooruitstrevende vrijzinnigen zooveel doenlijk elk politiek conflict, zoowel naar links als naar rechts, zoeken te vermijden en door eendrachtige samen werking er naar streven, om tegenover eiken politieken aanval tegen het mi nisterie Dr. Kuyper heeft niet zon der arrogantie verklaard, dat hij het wil laten leven tot na de Septemberda gen pal te staan. Wie daarvan niet doordrongen is, wie door partij-vooroor deel of particuliere veete verblind is, be grijpt niet het belang van het lieve va derland; Wie een vriend des lichts is, „Kentzijn plaats iu het strijdgewoel Zoo ook hier. Laten wij er toch vooral op wijzen, dat we, zelfs met de kieswet Van Houten, veel verder zjjn gekomen, dan we een zestal jaren geleden konden hopen en verwachten. Bij de verkiezingen heb ben wij de meerderheid behaald, niet door de leuze „anti-clericaal," maar om dat declericalen elke sociale hervorming wilden ophangen aan den kapstok der protectie. Wij waren anti-clericaal, om dat de democratie der clericalen ons van verdacht allooi toe scheen en dit ook feitelijk toonde tezijn. Toen is het nieuwe ministerie gekomen en dit heeftin de troon rede reeds dadelijk wetsontwerpen op den persoonlijken diensplicht en den leer plicht aangekondigd, waaraan zich vroe gere ministeries slechts gedeeltelijk waag den maar wat meer is, waar een lid der katholieke staatspartij, dr. Nolens, haar een „ministerie der sociale recht vaardigheid" noemde, heeft de regee ring voor het eerst een sociaal program gegeven, dat, al moge 't dan nog eenigs zins vaag zijn afgebakend, ten minste de richting aangeeft, waarin gewerkt moet worden ten einde naar middelen te zoeken om den strijd om het bestaan, die in de moderne maatschappij aan iedereen is opgelegd, in zooverre gelijk te maken, dat de economisch-zwakkere niet langer is overgeleverd aan de macht en de willekeur van den economisch- sterkere. Dit is het, wat steeds door de voor uitstrevende vrijzinnigen is gewild, en daarom is het meer dan noodig, dat men, de lampen brandende houdende, door woord en daad het ministerie steune in zijn moeilijk, maar lofwaardig streven. Als men de verwikkelingen tusschen Amerika en Spanje nagaat, zou men soms denken, dat in plaats van bekwa me, eerlijke en ernstige politieke man nen de bekende Sheherazade uit de „Duizend en één Nacht" over het wel en wee van twee volken beschikt. Uit stellen, tijdzoeken, sprookjes opdisschen, fantastische wonderverhalen, vormen se dert dag en maand schering en inslag van alles wat men omtrent Spanje, Cuba en Amerika hoort en leest. Dan weer komt het bericht, dat de rebellen zich in grooten getale onderwerpen, een dag later leest men, dat de aanvoerders der rebellen een operatie-plan met Ame rika hebben vastgesteld, terwijl een vol gend ochtendblad de telegrammen bevat, dat Spanje aan al de hoofden der op standelingen niet alleen gratie heeft toegezegd, doch hun zelfs in hunne te- genwoordigen rang, bij eventuëele on derwerping, in het Cubaansche leger zal opnemen. Mexico, Chili, Argentina, Brazilië maken zich klaar, Spanje krachtig te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1