Aangifte yanwlinizing.
de
De zevenjarige
Zondag 8 Mei 1898.
42ste Jaargang Uo. 3308.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCHAGÜI, Laan, 1) 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WINKEL,
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct.
Groote letters worden naar plsatsruimte berekend. v
Dit nummer
twee bladen.
bestaat uit
EERSTE RL AD.
Bekendmakingen.
GemeenteSchagen.
li.
KENNISGEVING.
Binnenlandsch Nieuws.
het huisgezin een welkome bijdrage is, i Voorzitter deelt mede, dat hem dit
Alpiesi lïiim-,
AiTsrteitlo- LaiIliiiiM
Burgemeester en Wethouders van Scha-
gen brengen, voor zooveel noodig, met het
oog op verzuim, betrekkelijk het doen van
aangifte ter Secretarie bij verhuizing bin
nen de gemeente, aan de ingezetenen in
herinnering h«t bepaalde bij art. 5 van
de Politieverordening dezer gemeente, lui
dende als volgt
Ingeval van verhuizing binnen de ge
meente zal daarvan binnen acht dagen be-
hooren te worden kennis gegeveü ter Se
cretarie der gemeente, te weten
„Voor een geheel
„dienst- en werkboden
gezin, inwonende
daaronder begre-
,pen, door het hoofd van dat gezin.
„Voor afzonderlijk levende personen
jdoor hen zelf. Voor de geheele bevol
king van gestichten of andere inrichtin
gen, waar personen oDder eeDig bestuur
jte zamen wonen, door de bestuurders.
fOvertreding wordt gestraft met een
„geldboete van ten hoogste een gulden.'
Schsgen, 15 April 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
8. BEKMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
BUKGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente SCHAGEN noodigen bij deze nit
1*. alle mannelijke ingezetenen, geboren in het
jaar 1873;
S'. alle mannelijke ingezetenen, geboren in de
jaren 1864 tot en met 1872, die, ofschoon in andere
gemeenten reeds ingeschreven, sedert de inschrijving
van het vorig jaar in deze Gemeente zijn komen wo
nen
3'. alle vreemdelingen, die sedert de laatste inschrij
ving in de termen zijn gevallen, om als ingezetenen
te worden beschouwd
om, met overlegging van een extract
geboorte-akte, zoo zij elders geboren zijn,
zich ter inschrijving voor de schutterij aan te mel
den ter Gemeente-Secretarie, tusschen den löden en
den 31sten Mei e. k.terwijl voorts wordt medege
deeld, dat voor die inschrijving meer bepaaldelijk
zitting zal worden gehouden op alle werkdagen, des
voormiddags van 9 tot 12 ure.
Wordende hierbij, ter voldoening aan art. 8 van
het Koninklijk besluit van den Ülsten Maart 1838,
Staatsblad N'. 6, nog medegedeeld eenige bepalingen,
vastgesteld bij bet Ilde hoofdstuk der Schutterij wet,
betrekkelijk de inschrijving voor de Schutterij, lui
dende
Artikel 6. Elk jaar, vóór den eersten Juni, zul
len de ingezetenen, die op den lsten Januari van
het jaar hun 25ste jaar van onderdom zullen zijn
ingetreden, zonder onderscheid of zij vermeenen moch
ten al of niet tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te
behooren, verplicht zijn, zich bij het bestuur der
femeente, in welke zij wonen, Yoor de schutterij te
oen inschrijven.
Artikel 7. Zij, die in meer dan eene Gemeente
hnn gewoon verblijf houden, of den zetel van hun
vermogen hebben gevestigd, zullen tot de inschrij
ving verplicht zijn binnen die Gemeente, alwaar een
dienstdoende schutterij aanwezig is.
Bjjaldien in die verschillende Gemeenten alleen
dienstdoende of alleen rustende scbntterijen bestaan,
znllen zij zich doen inschrijven in de Gemeente,
alwaar zij voor de personeele belasting zijn aangeslagen,
en de ambtenaren in die Gemeente, alwaar zij ambts
halve verplicht zijn hun verblijf te houden.
Artikel 8. Die van hunnen onderdom geen vol
doend bewijs geven, zullen door het plaatselijk
bestuur worden ingeschreven, naar deszelfs oordeel,
onverminderd de bevoegdheid van den ingeschrevene,
om van zijn juisten ouderdom nader te doen blijken.
Artikel 9. Die bevonden zullen worden zich niet
vóór 1 Juni te hebben doen inschrijven, zullen door
bet plaatselijk bestuur ambtshalve ingeschreven
worden, en door den schuttersraad worden verwezen
tot eene geldboete, terwijl zij daarenboven, zonder
loting, bij de schutterij zullen worden ingelijfd, in
dien bet zal blijken, dat er, tijdens de verzuimde
inschrijving, geen redenen tot de uitsluiting of
vrijstelling te hunnen aanzien bestonden.
Afgekondigd en aangeplakt te Schagen, den
April 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
de s.uberman!
De Secretaris,
DENIJS.
26
Burgemeester en Wethouders van Schagen
brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat, wegens het invallen van den Hemel
vaartsdag op 19 Mei a. s., de gewone Don-
derdagsche markt aldaar in die week zal
worden gehouden op Woensdag.
Schagen, 3 Mei 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris.
DENIJS.
Nu iu het kamp der rechterzijde zich
stemmen hebben doen hooren, die prin
cipieel zich niet tegen leerplicht ver
zetten wij wijzen o. a. op Dr. Nolens
in de Venlootche Courantop den heer
J. C. Fabitjs in Be Nederlanderop de
heer G. v. Br. in Het Centrum en op
Mr. A. H. M. Van Berckel in Bet
Buitgezin en het dus lang niet zeker
is, dat geheel de rechterzijde, met Dr.
Kutpe.r aan het hoofd, zich tegen het
wetsvoorstel zal verklaren, hebben de
principieele tegenstanders zich met alle
kracht geworpen op de bepaling van art.
1, dat het kind zijn dertiende levens
jaar zal moeten hebben bereikt, aleer
het de school zal mogen verlaten.
Het hoofdargument in deze ligt in
„de reusachtige kosten", zooals de
daard in haar nummer van 28 Maart
j.1. beweert, „die de invoering van het
zevende schooljaar met zich staat te
brengen. Het anti-revolutionnaire blad
noemt zelfs het cijfer van drie mittioen
maar meent, dat dit nog hooger zal loo-
pen, wanneer men in een volgende
periode van 13 naar 14 zal dringen en
het herhalingsonderwijs en het technisch
onderwijs naar eisch georganiseerd wordt."
Een nieuwe uitgave van 7 en 8 millioen
zou dan voor de deur staan.
De lijd is in deze wat bescheidener;
het R. K. blad bevatte een serie
van zes artikelen over het wetsontwerp
en in zijn laatste artikel gaf het als den
klap op den vuurpijl, een cijfer aan van
f 750.000, dat jaarlijks door de in
voering van dit wetsontwerp voor lager
onderwijs meer zal noodig zijn.
Ook van liberale zijde is het dertien
de jaar niet met volkomen instemming
ontvangen. Het Vaderland wees ook op
de hooge, niet berekende kosten, de
Arnkemsche Courant had het beter ge
vonden, ook voor voortgezet of herha
lingsonderwijs en verbetering der onder-
wijzerstractementen te zorgen, dat her
halingsonderwijs verplichtend te stellen,
ook al, omdat het dadelijk kon aanslui
ten aan den zesjarigen cursus en
dezer dagen werd de heer Wouters,
wethouder van onderwijs te Groningen,
door De Standaard tot een verkondiger
van „practische wijsheid" gedecreteerd,
omdat hij in de Prov. Groninger Courant
op eenige bezwaren wees, die een betrek
kelijk groote gemeente, zooals Groningen,
opleverde, om de scholen te verbouwen,
zoodat deze geschikt kunnen gemaakt
worden voor een cursus van zeven ja
ren.
Wij moeten er op wijzen, dat, hoewel
er een overgangstijdperk van drie jaren
is toegestaan, dit bezwaar niet onder
schat mag worden, maar de uitgaaf, die
alsdan te doen is, is dan toch altijd een
uitgaaf in eens, waarbij de Staat zeker
niet zal nalaten bij te springen.
Het hoofdbezwaar is de uitbreiding
der jaarljksche uitgaven. Wanneer wij
nu echter de cijfers van De Tijd en De
Standaard naast elkander stellen drie
millioen en f 750.000 dan zien wij
dadelijk, dat men aan de overzijde het
juiste bedrag evenmin weet als Bet Va
derland en dat men zijn oordeel moet
opschorten, totdat in deze de minister
de bezwaren door de voordeelen verre
worden overtroffen maar het argu
ment is toch van een te groote betee-
kenis, dan dat het onopgemerkt voorbij
gegaan mag worden, te meer omdat het
tevens den vijanden van de wet een
niet te versmaden wapen in de handen
geeft.
Is het nu waar, dat in een werkmans
gezin een jongen van twaalf jaren zóó
veel verdient, dat zijn loon niet g.emist
kan worden, dat dit mede een factor is
van het dagelijksche onderhoud van ge
heel het gezin Het kan zijn, dat som
mige zoowel physiek als intellectueel
flink ontwikkelde knapen op den leeftijd
van twaalf jaren reeds iets verdienen,
d. w. z. zooveel, dat het inkomen van
een arbeidersgezin daardoor beteekenis-
vol verhoogd wordt, maar het is toch
bekend, dat vele kinderen de school op
hun twaalfde jaar moeten verlaten om
voor anderen ruimte te maken en dat
dan de ouders wel gedwongen zijn, ten
eiude ze van de straat te houden, hen
ergens te plaatsen. Verdient dan zoo'n
jongen eenig loon, dan wordt dit wel
dra als een bron van inkomsten beschouwd,
onmisbaar voor het gezin, omdat elke
vermeerdering, bij de altijd te geringe
verdiensten, onmisbaar kan worden ge
noemd. In ieder geval zal, wanneer
leerplicht wordt ingevoerd en ook bij
de bestaande arbeidswet, zulk een huis
gezin het loon missen van het elfde tot
het twaalfde jaar; het moet dan ook
de tering naar de nering zetten en de
vraag is dus alleen maar, dit een jaar
langer te doen. Bovendien vallen kin
deren, die bij de invoering van de wet
reeds den leeftijd van twaalf jaren be
reikt, en de school verlaten hebben, niet
onder haar bepalingen, zoodat zij geen
terugwerkende kracht heeft en dus on
mogelijk kan gezegd worden, dat het
huisgezin het loon zal missen. Alleen
kan men zeggen, dat over drie jaren de
ouders niet meer op het loon zullen
kunnen rekenen der kinderen, die alsdan
den twaalfjarigen leeftijd bereiken.
Toch zou het argument nog altijd
zwaar bij ons hebben gewogen, indien
niet van de zijde der arbeiders een stem
ware vernomen, die ons eenige zeker
heid omtrent hun wenschen in deze gaf.
toen de quaestie geopperd werd der op
portuniteit, artwoordde de voorzitter, de
heer Kouw uit Leiden, dat de minister
met zijn leerplicht tot het dertiende
jaar „nog sterker zou staan
wanneer hij konwijzen op een
grooteschare van arbeiders
die nog meer vroege n".
De lijd had zjch geroepen gevoeld
om tegenover de artikelen van den me
dewerker van Bet CentrumG. v Br.,
waarschuwend den vinger op te heffen
en te spreken van „bedenkelijken ijver",
welke veelzeggende uitdrukking het
zelfs aan het hoofd van zijn artikel
plaatste. Het blad waarschuwde dezen
renegaat „in het belang van eigen repu
tatie, die men te wagen heeft. Eigen
reputatie en die van anderen
De redactie van Bet Centrumdie ken
nelijk met dat „anderen" bedoeld werd,
besloot toen haar reputatie er geheel
aan te wagen en leverde een viertal ar
tikelen over leerplicht, die tot conclusie
hadden, dat zij met vertrouwen rekende
op een Diet geheel onvruchtbare samen
werking tusschen Regeering en volks
vertegenwoordiging, en vooral ook „op
het beleid onzer katholieke a:
digden".
Het meest interessante van de polemiek
tusschen de beide katholieke bladen was
echter het feit, dat Bet Centrum is gaan
snuffelen in het Verslag der Enquêtege
houden door de Staatscommissie van
1890, en dat het daaruit verklaringen
voor den dag heeft gehaald van pastoors,
katholieke onderwijzers, presidenten van
afdeelingen van den R. K. Volksbond
enz., die allen, door de ondervinding ge
leerd, leerplicht hoogst noodzakelijk von
den. Waar dit gevraagd werd, verklaar
den de getuigen, dat, indien leerplicht
werd voorgeschreven, men noodzakelijk
tot het dertiende jaar moest gaan en
zuster Dorothea, liefdezuster te Leiden,
voegde er bij, dat tot het dertiende jaar
het -financieel bezwaar voor de huisgezinnen
niet zou mogen opwegen tegen het belang
van hel opgroeiend geslacht. De.ondervoor
zitter van den R. K. Volksbond te Haar
lem, smid van beroep, achtte het ook
voor de meisjes noodzakelijk, dat zij lan
ger schoolgingen 'en zou een wet toejui-
Het kwam ons toch voor, dat dezen, chen, waarbij het verplicht volgen van
beter dan wij, in staat waren om te
oordeelen, of werkelijk de eischen des
dagelijkschen levens zoo hoog zijn, dat
men, zonder van kinderen-exploitatie te
spreken, ter wille van het huisgezin het
zevende leerjaar zou opofferen, dat on
tegenzeggelijk voor het kind van zoo
veel nut kan zijn.
Gedurende de beide Paaschdagen is
te Amsterdam de jaarvergadering ge
houden van het Ned. Werkliedenverbond
welks leden, zelve werklieden, toch wel
geacht kunnen worden te zijn op de
hoogte van arbeiderstoestanden. Reeds
twintig jaren geleden had het verbond
bij de Tweede Kamer aangedrongea op
leerplicht tot het veertiende jaarin
meerdere adressen had het in den loop
der jaren dien drang herhaald en thans
nam de vergadering met algemeene
stemmen een motie aan, waarin zij haar
leedwezen te kennen gaf, dat de duur van
den leerplicht tot den dertienjarigen leeftijd
wordt beperkt en alsnog bij Regeering en
Staten-Generaal er op aandrong, den
Dadere ophelderingen zal hebben gege-verplichten leertijd op de dagschool uit
ven. In de afdeelingen zal men toch niet
nalaten, om zooals een volk van koop
lieden betaamt, vóór alles te vragen
„hoeveel moet het kosten
Er is nog een ander bezwaar, dat
echter niet is gekomen van de overzijde,
maar geopperd werd door het vrijzin
nig-democratisch weekblad Vooruitgang.
Dit herinnerde aan de belangrijke rol,
die kinderen in een werkmansgezin spe
len door het verleenen van huiselijke
diensten of door de inkomsten, verkre
gen uit betaalden loonarbeid, ook vaak
verricht ten spijt van de arbeidswet. Dit
acht het blad nu wel zeer droevig, maar
de feiten zijn niet te loochenen en daar
toe haalt het eenige gevallen aan, waar
in de verdienste van een twaalf- of
dertienjarigen jongen onmisbaar was in
het huishouden. Nu verklaart Vooruil-
gang wel, dat wanneer men niet beide
kan redden en een keuze moet doen,
het beter is de kinderen der armen te
helpen dan de ouders, en is het blad
vóór de invoering van leerplicht omdat
te breiden tot den leeftijd van 14 jaren
en het herhalings- en voortgezet onder
wijs mede verplichtend te stellen tot den
achttienjarigen leeftijd. Nn zal wel nie
mand willen ontkennen, dat deze werk
lieden, die toch practische menschen
zijn, nooit eens zullen hebben nagedacht
over de gevolgen, die leerplicht tot het
14de jaar vooral ook, toen de ar
beidswet nog niet bestond op de
inkomsten van een huisgezin zouden
kunnen hebben en toch hebben zij twin
tig jaren lang, denkendewat het
zwaarste is, moet het zwaarste wegen,
om leerplicht tot het veertiende jaar ge
vraagd. Wanneer dus de wetgever het
door Vooruitgang opgeworpen bezwaar
als ernstig erkent, behoeft hij niet te zijn
plus royalisle que le Roi en zich met
het oog op de huisgezinnen bekommerd
te maken over de gevolgen van de
wet in deze.
Laat men ook vooral niet denken,
dat deze motie is aangenomen om het
wetsontwerp te benadeelen. De motie is
van het centraalbestuur uitgegaan en
het onderwijs tot het 13de jaar inge
voerd werd.
Het komt ons thans voor, dat indien
er nog aarzeling bestond, deze volko
men moet verdwijnen voor zulke getui
genissen. Wij zouden er nog op kunnen
wijzen, dat ook de Sociaal-democratische
arbeiderspartijdie toch ook wel reke
ning zal gehouden hebben met de be
langen van het gezin en die men waar
lijk niet moet vereenzelvigen met de
twee „heeren", dieals haar afgevaar
digden in de Kamer zitting hebben, leer
plicht tot het veertiende jaar vraagt en
dus zeer zeker kan meegaan met leer
plicht tot het dertiende jaar.
De voorspelling van dr. Küiyper, dat
het dertiende jaar slechts een overgang
zal vormen tot het veertiende, wil erbij
ons niet in. Dit is een bangmaker, even
zeer als zijn drie millioen, die in het
voor hem kwaadste geval tot 8 millioen
zal stijgen.
Laten wij dit op den voorgrond stel
len, dat elke wet, die sociale hervormin
gen beoogt en leerplicht achten wij
een hervorming van groote sociale be-
teekenis te zijn onvermijdelijke gel
delijke opoffering aan de natie zal vra
gen. Nu heeft De lijd aan het Ned.
Werkliedenverbond wel toegeroepen „dat
Mr. Pierson, de formeerder van het
huidige „sociale" kabinet reeds in het
vorige jaar heeft verklaard, dat er voor
sociale hervormingen geen geld was
te vinden", maar het kabinet zou in de
troonrede zeker geen wetsontwerpen aan-
toch dien willen opofferen in het belang
van het kind en van zijn toekomst.
Zulk een voorbeeld strekke tot na
volging
Verslag der vergadering
van den Raad der gemeente Barsin-
gerhorn, gehouden op Dinsdag den 3
Mei 1898.
Voorz. de heer D. Spaansburgem.
Tegenwoordig alle leden.
Na opening der vergadering worden
de notulen der vorige vergadering gele
zen en goedgekeurd.
Gelezen worden de navolgende inge
komen stukken
a. een Provinciaal blad, behelzende
hei besluit van Ged. St., dat de jaar
wedden van den burgem. en secr. dezer
gemeente respectievelijk zijn vastgesteld op
f 500 en f 700.
b. het procesverbaal der laatst ge
houden opneming der boeken en kas van
den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt,
dat op het tijdstip der opname in kas
was f 3471.10*.
c. eene missive van Ged. St., hou
dende toezending der goedgekeurde ko
hieren van hoofdelijken omslag en hon
denbelasting.
d. idem, begeleidende het goedge
keurde besluit tot het aangaan eener
geldleoning tot tijdelijke voorziening in
de behoefte aan kasgeld en de daarbij
behoorende suppletoire begrooting.
e. idem, begeleidende het goedgekeur
de besluit tot het doen van af- en
overschrijving op de begrooting van
1897.
Aangenomen voor kennisgeving.
f. een adres van het Bestuur der
afd. Schagen van de Hol!. Mij. van
Landbouw, om een jaarlijksche subsidie
ten behoeve der keuringen van wolvee,
die vanwege deze afdeeling worden ge
houden.
Hierop wordt afwijzend beschikt.
g. een besluit van het Algemeen
Burgerlijk Armbestuur dezer gemeente
tot het doen van af- en overschrijving
op de begrooting zijner administratie,dienst
1897.
Goedgekeurd.
De voorz. deelt mede, dat B. en W.
ingevolge een in een vorige vergadering
genomen besluit, de sloot achter de
Nieuwe Streek te Kolhorn hebben opgeno
men en een staat van kosten van het dem
pen hebben opgemaakt. Deze staat wijst
een totaal bedrag van f 605 aaD.
Algemeen is men van gevoelen, dat
de kosten, in verband met de gemeente
geldmiddelen, te hoog zijn om het
werk te kunnen uitvoeren en wordt aan
B. en W. opgedragen, te trachten door
spuiïng of andere middelen de sloot
rein te houden.
Hierop wordt in behandeling genomen
een voorstel van B. en W., om toe te
treden tot het lidmaatschap van de
Westfriesche Kanaalvereeniging.
Daar deze vereeniging werkzaam is
voor het tot stand brengen van een ka
naal StolpenKolhorn, en dit kanaal
van veel belang zal zijn voor deze ge
meente, achten zij het wenschelijk, dat
vanwege deze gemeente gemelde ver
eeniging wordt gesteund.
Zonder discussie wordt het voorstel
aangenomen en wordt het bedrag der
bijdrage bepaald op f 10.per
jaar.
Tot leden voor het stembureau voor
de verkiezing van leden voor de Pro
vinciale Staten worden benoemd de hee-
ren Kluijoer en Hoekstra en tot plaats
vervangers de heeren Beers en Smit.
Aangeboden wordt het verslag van
den toestand der gemeente over 1897.
Wordt besloten, dit verslag bij de le-
gekondigd hebben, eD zoo ook niet een den te laten circuleeren.
wet op den leerplicht, wanneer het niet De voorzitter stelt oor, om het feest,
zeker was, de financieele gevolgen te
kunnen dekken.
De voorstanders van leerplicht, die
dat der schooljeugd bij gelegenheid der
kroning van H.M. de Koningin vanwege
de gemeente zal worden aangeboden,
daarover dus hun hoofd bedenkelijk te houden op 31 Augustus a. s. in het
schudden, en vanzelf daardoor een wapen lokaal van mej. de wed. P. Slolemaker
aan de tegenpartij in de hand geven en daarvoor een maximum bedrag van
men denke aan de drie millioen van Dr. f 125.beschikbaar te stellen.
Kuyper deden verstandiger eerst de Wordt goedgevonden,
cijfers af te wachten en een voorbeeld Bij de rondvraag zegt de heer Beers,
te nemen aan de werklieden, die, hoewel j dat langs de haven te Kolhorn te wei-
begrijpende, dat een gulden, door een nig palen staan, voor het vastmaken der
jongen van twaalf jaren verdiend, voor schepen.