Een getemde mier.
Het kunststuk, om een mier te tem
men, is onlangs aan den Duitschen
Jezuïtenpater Wasmann, die tegenwoor
dig na den Engelschman Lubbock wel
de meest bekende mieren-onderzoeker
is, gelukt. Wasmann hield in een door
hem kunstmatig aangelegd mierennest
verschillende soorten van de kleine
strijdlustige diertjes en had daarmee
verbonden een „voederingsbuis", die
in een met een kurk als stop voorzie
ne glazen bol eindigde. Deze scheen de
geliefkoosde plaats te zijn van een der
diertjes, dat door zijn kleinheid bijzon
der opviel en ook in ander opzicht goed
herkenbaar was, zoodat een verwisse
ling met andere mieren was buitenge
sloten. De mier „likte" aan den hem
aangeboden honing of suiker, verza
melde er van en bracht dat dan aan
de andere mieren in het nest.
Wasmann nam nu meermalen de
kurk van de glazen bol, waarop de
mier naar buiten kroop om voedsel te
zoeken. Als hij dan het beestje met
een in honing gedoopte naald naderde,
schrikte het eerst, doch kwam dan
weldra met de voelertjes het voorwerp
betastend, nader en likte den honing
af. Later likte het diertje hem den ho
ning zelfs van den vinger, dat des te
merkwaardiger is, omdat de reuk van
elk levend wezen bij de mieren wal
ging of vrees opwekt, wat hen prik
kelt tot den aanval of op de vlucht
drijft. Eindelijk bracht Wasmann het
zoover, dat het beestje zich regelmatig,
na den honiDg afgelikt te hebben, zonder
den minsten tegenstand te bieden, met
eeD tangetje bij een der achterpooten
op liet nemen en naar het nest dragen.
van onwrikbare overtuiging. *Wat mij
betreft mijn God niet één week
meer geen dag zelfs Gij zult leven,
Johnson wilt ge mij een laatsten liefde
dienst bewijzen
^Wanneer ik warkelijk zal blijven leven,
met vreugde."
,Dank je. Gij zult in mijn brieven-
tasch bet adres mijner arme ouders en
mijn bruid vinden. Wilt ge hun bericht
zenden over mijn lot
Woorden zijn hier niet op hun pluts.
De ruwe man voelt het en knikt droef
met het hoofd.
fGotd,* gaat de andere op zijn een
tonige manier voort. „Schrijf hun alles
Schrijf hun, hoe ik gestorven ben, en van
het goud, Johnson, van het gond vooral 1"
»Alles.*
De verhongerde lacht weemoedig. #Zeld-
zaam, zonderling 1' spreekt hij verder- „In
het vaderland heb ik dikwijls honger ge
leden, temidden van overvloed. Weinig
schreden van onze armelijke woning was
een winkel met brood, vleesch en wijn,
en verdere heerlijkheden. En toch leden
we er honger. Mijn vader meende, dat
we geen geld hadden om te betalen. Ed
zonder geld geven de bezitters hun ei
gendom niet af. Geld te verdienen was
van dat oogenblik af dan ook mijn eenig
streven. Maar werk draagt weinig vrucht
in het vaderland. Ik kon mijn ouders
slechts weinig gtven en toen ik mettertijd
een wezen vond, dat mij liefhad en
dat ik ook liefhad hadden wij niet
eens zooveel, dat wij elkander konden toe-
behooren."
„Arme joDg» man.*
v Daar kwamen de berichten uit Alas-
ka, dat er goud gevonden werd. Ik hoor
de daarvan en werd met nadere bijzonder
heden bekend. Eet trok mij machtig aan,
dat nieuwe Eldorado. Daar was het gond,
dat mij ontbrak. Ik kon het zoo goed vinden
als ieder ander. Ik maakte mij gereed
voor de reis en getroostte mij ontzaglijke
offers. Eindelijk bevond ik mij midden in
Alaska ik leerde er Adams en Wislynsky
kennen. Wij drongen telkens dieper en
dieper door, de Ynkon af. Het geluk
was ons dienstig wij ontdekten voor
een half jaar rijke goudlagen aan de
Yukon.
„Wij jubelden luid, want nu waren we
plotseling rijk. Hoe rijk, wie vermag dat
te zeggen Boven ligt onze rijkdom, aan
den stroom, een oude kist bergt het heer
lijke goudzand. O, wij hebben geen slot
en grendel noodig, om het te bewareB,
sedert wij hier zijn hebben we geen men-
schen gezien
„Nog geen enkele,* stemde Johnson
weemoedig toe.
ffNauwelijks hadden we een aanvang
met den arbeid gemaakt, of de winter brak
paden wierp.
„Eva," begon Helena na een lange poos
stilzwijgen en greep de hand harer dochter,
„weet ge, wat mij dikwijls zoo angstig
maakt F De gedaehte, dat ik op eenmaal
wel van u zal worden weggeroepen, evenals
mijne arme goede moeder,"
„Mamal" riep de dochter verwijtend.
„Gjj blijft dan alleen," ging Helena,
zonder op het verwijt acht te slaan, voort
„en Otto heeft niemand, die hem zoo lief
hebben zal, als ik gedaan heb. Slechts zijne
dochter hondt hij over, maar ik weet wel,
hoe dat met kinderen gaat. Op een mooien
dag komt er een ander en toch, Eva, op
de geheele wereld is geen mensch, die zich
met uw vader kan vergelijken. Hij is
de beste, edelste mensch onder de zon, die
men liet hebben moet, of men wil of niet.
O, ik heb hem «oo innig lief gehsdl Gjj
begrijpt dat nog niet zoozeer, Eval
's Morgens opstaan, 's avoDds naar bed gaan,
altijd met zijn beeld voor oogen en in 't hart,
en met verrukking te gevoelen, dat iedere
ademhaling voor hem, iedere droppel bloed
voor hem is!
„En hij gehinkt mjj daarvoor in plaats ook
een deel van zichzelf. Slechts een deel,
Eva, maar dat is reeds geluk genoeg. De
mannen hebben aan zooveel te denken, zoo
veel te bereddereneen deel van hun hart
behoort aan eergierigheid, een ander deel
aan de gezelligheid, aan bun oude vrienden
geheel kunnen zij zich niet aan ons wij
den, dat gaat niet en eene verstandige
vrouw ziet dat zelve wel in, en is tevreden
daarmede. Ik heb tenminste hem al dat
andere gegund, voor mjj bleef er altoos nog
genoeg over. Een gelukkige vrouw ten
minste ia uwe moeder geweest, Evaatje, eu
ik wenschte, dat ik Otto de handen kon
toesteken tot dank; heeft hjj zieh voor mij
opgeofferd, ook gij moet bem dankbaar
zijn, geheel uw leven, want hjj heeft n lief.
Aeh, mjjn vader beeft mjj nooit liefgehad 1
Eu nu haal ik mjj dikwjjls booze dingen
san, de winter, die 8 maanden lang
den vloed met ijs bedekte. Reeds in het
andere gedeelte vsd ons verblijf hier
leefden we ongelukkig genoeg. Maar we
hadden visch en meel en hier en daar
bemachtigden we een vogel. Wij hadden
geen denkbeeld van den langen en vol ver-
schiikkingen zijndeu winter, dien men ons
mild en zicht had genoemd. Spoedig
klopte de honger aan de deur en ook
door de koude leden we ontzettend. Het
weinige hout was spoedig verbrand, en
van da bevroren boomen gleed onze bijl
af, als waren ze van ijzer en staal. Schriji
hnn dat allemaal, Johnson Wiit ge
„Alles, Hetzer, alles maar ge windt
u zoozeer op
„Laat mij maar praten spoedig zal
het geheel voorbijzijn. Dagen laag hielden
woeste sneeuwstormen ons in onze hutteD.
Aan het verzamelen van eenigen levens
voorraad was niet te denken. Wjj konden
ons ellendig leven nauwelijks voor bevriezen
bewaren. Zeker, we hadden bijtijds de
plaats kunnen verlaten, maar we wilden
niet, de hebzucht hield ons terug.
Anderen zouden ons voor hebben kunnen
zijn, eer wij weder op de plaats terug waren.
Gij, Johnson, als de sterkste, trachttet in
den hoogsten nood de naaste nederzetting te
bereizen. God weet, hoever zij liggen
mag. Maar ge bleeft twee volle weken
weg gij keerdet halfdood weder tot ons
terug
„Zwijg daarover," mompelt de Ame
rikaan,
„Gij hadt het geluk," gaat de stervende
voort, terwijl zijn stem steeds onduidelijker
klinkt, „een gezelschap te ontmoeten, dat
zich op marsch naar het Circle City be
vond. Gij vroegt hun, ons te redden. Zij
konden niet. Hunne levensmiddelen waren
niet toereikend daarvoor. Ook hen dreigde
onderweg honger en ellende. Gij boodt
hun goud, alles wat wjj bezaten. Neen,
niet eens gond vermocht hen te lokken.
Wat helpt ons nu al dat goud, zeiden zij,
wanneer wij sterren moeten
„Zij hadden gelijk."
r/Ja, zij hadden gelijk. Zoo sleepten
wij ons voort gedurende lange maandeD.
Menigmaal vingen we een sneeuwhoen of
eekhorentje, ook viDgen we nog visschen,
toen de stroom niet geheel bevroren was.
Maar we werden telkens zwakker, telken»
minder in staat, de koude te trotseeren.
Ten laatste zonk ik op het ziekbed
o, mijn arme Albertina
De ongelukkige bedekte zijne oogen
met de handbn en weende.
„Weet ge, Johnson,* fluisterde hij een
oogenblik later nauwelijks hoorbaar, rwat
ik menigmaal gedacht, maar nooit heb
durven uitspreken
„Wat dan, arme vriend?
ff Wij hadden loten moeten
voorden geest, en ook dezen nacht had ik
weer een leelijken droom."
„Waarom denkt ge aan sterven, mama?
Bebt gjj geen blozender wangen dan ik
En die hartkloppingen sollen wel weder
overgaan, wanneer eerst papa er maar weer
is," zeide Eva en sloeg de armen om
hare moeder heen.
„Ik hoop het ook, maar liefje, die ang
sten 's nachts zijn vreeselijk, gij weet dat
zoo niet gij slaapt 1*
„Maar roep mij dan toch, moekekan ik
n niet helpen, dan ben ik toch bij n. Gij
windt n ter wille van papa te veel op."
„Ik had snik een boozen droom, kind,"
begon Helena weder en znebtte .„Gij stondt
met nw vader voor eenhoogen mnur, met
een groóte ijzeren poort, juist van plan, hem
te verlateD. Achter dien moor stond een
man en wenkte n, terwijl biddend en smee-
kend uw vader uw arm omklemd hield. Gij
deedt al nw best, om los te komen zoo
worsteldet gjj met elkander; daarna waart
ge plotseling verdwenen, bij deed een lui
den kreet hooren en ik werd wakker.
Maar de blik, waarmede uw vader u aan
zag, wil mij maar niet uit de herinnering,
en ik vrees ik weet niet wat. Eva,
sweer mij, dat, wanneer ik sterven zal, gij
nw vader als mijn heilige nalatenschap snit
beseboawen en gewillig aan sjjne wen-
schen snit onderwerpen, bem snit volgen,
waarheen hij het ook willen moge, dat ge
voor hem snit xorgen en. hem nooit éen
verdrietig oogenblik zult bereiden.*
„Ik wil het, mamal"
„Neen, dot is niet voldoende, kind, woor
den zijn zoo spoedig vergeten, een eed ver
maant beter bet geweten. Zweer mij,
dat ge uw vader een tronwe en gehoorza
me doohter zijn snit; en komt eenmaal het
nnr, waarin ge aan uwe gevoelens begint te
twijfelen, denk dan aan nw eed."
„Ik sweer het n, mama'*
WORDT VER70LGD.
ffLoten P"
»Wie van ons voor de overigen - ster
ven
De zieke spreekt het niet uit, maar
sluit de moede oogen. Johnson wendt zich
huiverend af en veiziokt in gepeins, tot
hij door den ongelukkige wordt opgeschtikt.
„Groet haar, groet haar fluistert deze
op een toon van oneindige lieide. „Alber
tina en mijne oudersIk heb tot het
laatst met vurige liefde aan hen gedacht
Ik dank n.'
Daarna zinkt hij neder in een onmacht-
aanduidenden slaap, een slaap, waaruit
hg niet weder ontwaakt, Zijne met
gezellen hebben de kracht niet meer, om
hem te begraven. Johnson draagt hem
de hut uit en bedekt hem met sneeuw.
Hij doet het vol medelijden, want al is
hij geen geleerd man, hij voelt toch in zijn
binnenste de bittere ironie van het lot
van dezeB jongen man.
Thuis was er in de nabijheid alles in
overvloed en toch leden de zijnen honger,
omdat zij geen geld bezaten om iets te
koopen
Hier had hij goud, goud bij massa
goud genoeg om heele winkels met eet-
en drinkwaren leeg te koopen. Maar nu
gaf hem niemand spijs en drank daarvoor.
O, het geld is een herschenschim
Ook zijne beide andere lotgenooten wor
den eindelijk door het harde noodlot neer
geworpen. Hoe lang zal hij hen nog
overleven Hg weet het niet - Nog
scheiden hem weken van de lente, die het
dikke sneeuwkleed zal doen wegsmelten
en het ijs van den stroom zal verbreken
en wegdrijven. In dof, stom Daden-
ken brengt hij zijne dagen door in schrik
kelijke vertwijfeling. Wellicht voert het
geluk nog rechttijdig menschen naar zijn
toevluchtsoord; dan redden zij hem,en hij
keert uit het goudland naar zijn vaderland
terug, beladen met duur verworven schat
ten
"Wellicht ook redt hem niemand en hij
blijft hier liggen, strak en kond als een
offer van honger en koude
En nauwelijks honderd schreden van
hem al ligt zijn schat, het goud, waarvoor
hij in de beschaafde maatschappij alle heer
lijkheden zou kunnen krijgen. O, het
is een hersenschim I
Een oud rekenboek.
De oudste schriftelijke wiskundige en
rekenkundige opgaven hei ft men in Egyp
te gevonden. Een ffboek" kan men het
eigenlijk niet noemen, want zooals men
weet, gebruiken de oude Egyptenaren pa
pyrusrollen. Een in het Britsch Museum
te Londen zich bevindende rol bewijst,
dat de elementaire wiskunde bij hen in
haren geheelen omvang bekend was.
De bedoelde papyrus dateert van het jasr
1700 vóór Christus. Het antieke rollen-
schrift heeft een langen titelffVoorsohrift
om te geraken tot de kennis van alle
duistere zaken enz." en bevat onder an
deren de volgende opgaren
De grondbewerkingen met geheele getal
len en breuken. Aftrekken en deelen wordt
niet gedaan als tegenwoordig, maar door
optellen en vermenigvuldigen. Een paar
rekenkunstige opgaven laten wij hier even
eens volgen
le. 10 maten gerst onder 10 personen
zéé te verdeelen, dat ieder volgende Yz
maat minder bekomt dan de vorige.
2e. Er zijn 7 menscheDieder heeft 7
katteniedere kat vangt 7 muizen, die
elk 7 geratkorrels opgegsteo hadden. Siel nu,
dat van iederen gerstekorrel 7 maten gerst wa
ren gegroeid, hoeveel gerst is daD op de
ze wijze verloren gegaan
Yerder vindt men in deze papyrus ook
nog vlakkenberekeningen, berekeningen
van den inhoud van pyramiden en zelfs
proeven om het vraagstuk van de quadra-
tuur van den cirkel op te lossen.
Het volgende werd er ook nog op ge
vonden, dat waarschijnlijk wel niet vau de
hand van een wiskundige afkomstig zal
ziju„De ooren van een schooljongen
zitten achter op zijn rug, want men moet
hem ranselen, anders hoort hij het niet 1"
Wiens schuld?
Wat heeft de kleermaker dien knoop
tocb slecht aan je vest gezet, manlief 1
Dat is nu al de v ij f d e maal, dat ik hem
heb moeten aannaaien
Snugger!
DokterIk zal nw vrouw staal voor
schrijven.
Man Staal Ach, dokter, dat zou moei
te voor Diets zijn, zij kan niet eens meer
brood bijten 1
Een arrestatie in het va-
ter. Te Parijs heeft een arrestatie van
een dief plaats gehad op een wijze, die
wel tot de zeldzaamheden behoort. Een
winkelbediende, Bequerie genaamd, werd
op heeterdaad betrapt op een kleinen dief
stal, welken hij in een bijouterie-winkel
pleegde. Hg werd door een inspeotaur
van politie gearresteerd en naar het po
litiebureau geleid. Zonder zich te verzet
ten, volgde de dief den inspecteur. Op den
pont d'Arcole gekomen, trapte Bequerie zijn
geleider plotseling gevoelig op den voet,
waardoor deze zijn arrestant even los liet,
die van dezs gelegenheid gebruik maakte
om over de brugleuning in de Seine te
springen.
De moedige inspecteur bedacht zich ech
ter niet lang en sprong den koenen win
kelbediende na. De dief b'eek een goed
zwemmer te zijn, maar de dienaar van de
heilige Hermandad was hem in dezen tak
van sport toch de baas. Weldra had de
politieman zijn arrestant ingehaald en nn
ontstond er in het natte element een wor
steling.
Spoedig waren de krachten der beide
strijders uitgeput en terwijl zij reeds op
het punt waren te verdrinken, kwamen
eenige visschers met hun bootjes te hulp
die den inspecteur en zija prooi op het
droge brachten.
Uit New-York komt b e-
rioht, dat er een komplot ontdekt is, het
welk voornemens was, het Witte Huis en
het ministerie van Oorlog in de lucht te
doen vliegen. Er werd 250 poDd dynamiet
en een groot vat nitroglycerine gevonden.
De Fransche stoomboot
Lafayeite, die aanvankelijk aangehouden,
maar daarna losgelaten en naar Havana
begeleid werd, heeft de Cubaansche hoofd
stad Dinsdag verlaten. Bij het vertrek
vielen ongeregeldheden voor, doordat het
volk verwoed was op de vele bewoners
van Havana, die van deze gelegenheid
gebruik maakten om het eiland te verlaten.
Er gingen niet minder dan 1200 passagiers
aan boord van het schip en onder hen
eeD leidei der reformistische partij op Cuba,
Anblard. Het volk riep hun lafaards I
toe, terwijl zij aan boord gingen en be
strooide hen met witte veeren. Er waren
papieren aangeplakt, met het opschrift
Hemden te koop voor de wegloopers:
Onder algemeen gejonw en misbaar ver
liet het schip de reede van Havana.
Wat is duurder, ijzer of
goud?
Het mag een zeer dwaze vraag schijnen,
maar men leze verder. Het pond stofgoud
met een gehalte van 900 wordt door de
Duitsche Rijksbank betaald met 1832 mark.
Honderd pond ijzererts kost ongeveer
33 pfennig, de centenaar smeedijzer 10
mark. Honderd pond goede schrijfpennen
worden met 300 mark en meer betaald,
een centenaar besie naainaaldeu hebben
een waarde van 3500 tot 4500 mark en
een centenaar van de fijnste spiraal veeren
voor zakuurwerken vertegenwoordigen een
waarde van 6000000 mark. Een gram goud
van 18 ksraaf, bewerkt tot de fijuate soort
kelting, brengt zelden een hoogere waarde
dan 5 Mark op. Een pond goud dus, tot
kettingen verwerkt, zal ongeveer 2500
mark kosten een pond van de fijnst be
werkte spiraalveeren heeft echter een handels
waarde van 60.000 mark.
De oorlog tusschen Span
je en de Vereenigde Staten heeft der han
delswereld te Kopenhagen belangrijke voor-
deelen bezorgd. Op de graanmarkt is de
omzet enorm gestegen en in het bijzonder
zijn de prijzen voor tarwe hooger dan ooit
te voren. Een ton tarwe, die voor vier we
ken 10 en 12 kronen kostte, moet thans
met 20 kronen worden betaald. Evenzoo
is het met maïs gesteld.
De toestand in Spanje.
Lagrono, 11 Mei. Hier heeft een op
roer van vrouwen plaats gehad. De r«st-
verstooisters plunderden de magazijnen en
w'erpen de koopwaren in de Ebro. De
staat van beleg is afgekondigd. De cava
lerie maakte een charge, maar de vrouwen
dreven met bijlen de ruiters terug.
Elf mijnwerkers werden
dezer dagen uit een kolenmijn te Awirs, in de
Belgisobe provincie Luik, na gedanen ar
beid in den ophaalbak omhooggeheschen.
Boven had men echter vergeten, de zwa
re planken, die over de mijnopening wa
ren gelegd, weg te mimen, zoodat de bak
met een schok er tegen aan kwam, en
vijf van de mijnwerkers op de plek dood
bleven, terwijl drie gevaarlijk gewond
werden, maar de beide anderen in 't ge
heel geen letsel kregen.
Een vergising.
Een grappige vergissing heeft onlaugs te
Praag plaats gehad. Dr. Alfred Meissner,
redacteur van een weekblad aldaar, werd op
het politiebnrsau ontboden, waar men bem
ondervroeg over een bundel revolutionnaire
gedichten, die onder zijn naam te Zürich was
verschenen. Hij verklaarde nog nooit een
vers gemaakt te hebben, maar vermoedde,
dat de beksnde Oostenrijksche dichter, die
eveuzoo heette, de schrijver was, wiens ge
dichten nit 1848 onlangs herdrukt zijn.
Da commissaris vroeg hem toen naar het
adres van dien naamgenoot, waarop het
antwoord luiddefDat is heel lastig die
man is al 13 jaar dood 1" De snuggere
commissaris was zeer teleurgesteld, dat hij
den schrijver der herdrukte, opruiende
verzen niet meer kon doen vervolgen 1
D e schandalen, die koning
Leopold van België van zijne dochter heeft
moeten ondervinden, hebben tengevolge
gehad, dat de prinses Louise in een ze-
nawlijdersgesticht is opgesloten, üe eeni
ge verontschuldiging, die de familie daar
voor aanvoert, is, dat de prinses zoo ver
kwistend was en schuldbekentenissen had
uitgegeven met den naam Stefanie eron
der. Maar dan kon men baar immers
onder curateele stellen
De minnaar van de prinses, luitesant
Mittachich-Keglevich, is in hechtenis ge
nomen, naar het heet omdat hij wordt
verdacht, de prinses tot het plegen van
valschheid in geschrifte te hebben overge
haald.
Men zegt, dat Leopold II de sehulden
van zija dochtsr, die esnige millioenen
beloopen, zal betalen.
DeDailychrcnicle schrijft:
Admiraal Dewey, den slag in de baai
van Manilla afbrekende om zijn manschap
pen gelegenheid te geven tot ontbgteu,
herinnert ons onze eigen „glorieusen len
Juni*, toen Earl Howe de Franschen voor
Ouessant zoo een pak slaag gaf. Voor hij
den aanval begon, draaide hij een nnr bij
om zijn mannen met een goed maal zich
op den slag te latan voorbereiden
een rust, die de verbaasde Franschen stof
tot allerlei gistingen gaf. Het is altijd de
Angel-Saksische manier van vechten ge
weest, om het zoo mogelijk op een volle
maag te doen. Wellington zei eens, dat,
als hij ooit een Iersch of een Schotsch
regiment op een bepaalden tijd op een
bepaalde plaats wilde hebben, al wat
bij had te doen was, den Ieren op hua
bestemming een 'brrrel te beloven, en den
Schotten hun soldij; maar het lokaas voor
een Engelsch bataljon was dan een goed
maal van gebraden vleesch.
Het honorarium van het
genie bestaat meestal in gedenlteekeneD.