Brieyen uil Ag Maasstad.
Rotterdam, 24 MEI 1898.
No. 157.
Binnenlandsch Nieuws.
Tweede Kamer.
Dat we binnenkort op den verjaardag
van den eersten grooten veldslag nog wel
weer aan bet kiezen moeten gaan, laat
het meerendeel onzer nieuwe, zoowel als
onzer oude kiezers, volkomen koud. Want
het is maar* een verkiezing voor de Pro
vinciale Staten en in alle vijf de districten
zijn de aftredende liberale leden door de
liberale kiesvereenigingen weer candidaat
gesteld. Behalve in district I is hun her
stemming verzekerd.
Wat zullen we ons druk maken, zei
me dezer dagen een invloedrijk lid van een
werklieden-kiesTereeniging. We krijgen
toch geen arbeider in de Provinciale Staten
en al kregen we 'm er in, wat schieten we
er mee op Ja, als we daardoor kans
hadden, een sociaal-democraat of een werk
man in de Eerste Kamer te krijgen, dan
zonden we wel een kansje wagen, maar
dat is in ons Hoogerhuis volromen onmoge
lijk. Stel u voor, een socialist in de
Eerste KamerWat zou de man er in
zijn eentje tnsschen zooveel hooge heeren
doen Niets immers Neen, we zullen
ons maar geen moeite geven.
Ik wees hem op provinciale belangen,
waarin een werkman 't behoeft dan
toch niet altijd een socialist te wezen em
arbeidersbelangen met kennis van zaken
te behartigen wel degelijk met goede
resultaten mee kan spreken, maar de man
was niat te overtuigen. Voor Tweede
Kamer en Gemeenteraad heel ijverig, maar
voor de Provinciale Staten is alle moeite
vergeefsch en met een verkiezing schoten
we toch niet op.
'b Mans maening wordt blijkbaar ge
deeld door zijne medeleden, want van
werkmanszijde wordt niets voor deze aan
staande verkiezing gedaan. Zonder ver
plicht te wezen, dit met een uitvoerige
toelichting te bewijzen, kan deze onver
schilligheid, welke, naar ik meen, alom
in den lande jegens Provinciale Staten
heerscht, wel betreurd worden. Al kan
de verkiezing tot Eerste Kamerlid moeilijk
verwacht worden, heeftin een Statenver
gadering een candidaat van werklieden- of
winkelieis-vereenigingen wel degelijk kans
een belangrijke rol te spelen. Toch wordt
dit niet ingezien en blijft een vreemde
onverschilligheid bestaan. Wat Rotterdam
betreft zal daarin nu geen verandering
worden gebracht. Daarentegen zallen de
oppositiemannen zich danig weren. In
district I, dat met zijn overheerschend
anti-liberaal element zoowel naar den ge
meenteraad als naar de Kamer anti-libe
ralen zond (naar de laatste Dr. De Visser)
zal zeker beproefd worden den heeren, die
bij een vorige Staten-verkieziDg vielen,
thans een plaatsje te bezorgen.
En mogelijk, dat hnn pogen nog wat
leven zal gaan brengen in onze politieke
brouwerij, die momenteel uitgestorven lij kt.
We zitten dan ook reeds gezellig in
deu zomer en er is geen warmte van po
litiek meer noodig. We denken nu asn
andere dingen, aan uitgaan reeds, en nu
het wintervermaak zoowal geëindigd is,
zoeken we zomervermaken op.
De ondernemers van wintervermakelijk
heden hebben geen reden tot klagen ge
had. Onze beide schouwburgen maakten
goede zaken, óók al moesten zij door druk
reizen naar provinciesteden hun groot
budget in evenwicht houden en onze
cafó-coccartdirecteurs hebben, als zij geen
meer procenten-gevende belegging zochten,
een aardig sommetje nsar de Rijkspost
spaarbank kunnen breegeD. De afwisse
lende ondernemingen voor enkele dagen
slenterde.
„Gij hebt nw terugkeer zeker ter wille
van den wissel verhaast, Eickhoffgelooft
gij, dat de overste hem zal inlossen vroeg
Seherer in den loop van het gesprek.
„Welken wissel F"
.,Na, nw of zjjn wissel, tooals ge de zaak
aanvatten wilt. Hg is binnen aeht dagen
inbear en ik vrees slechts, wanneer alles
waar ie wat men hoort vertellen, dat hg geen
tien eent kan betalen; gg snit er dns wel
aan blgven hangen."
„Zeg mg nn eerst, eens waarover ge praat."
„Mijn hemel, van den wissel, dien gg, goed
moedige, ik ton haast zeggen domme
ezel, voor Herbach geteekend hebt," zeide
de bankier vriendsehappelgk.
„Ik son mijn naam onder een wissel ge
sel hebben F Nooit in mgn leven I Zeg mg
eerst eens reoht dnidelgk, wat ge bedoelt,
direotenrlje I"
„Wat gg bedoelt, mag ik wel eerder
vragen, waarde Eickhoff 1 Ik heb den wissel
met nw handteekeniDg zelf in handen ge
had en op verlangen den overate het geld
hierop gegeven."
„Droom ik, of ben ik wakker F" riep E-
dnard nit. „Ik heb nooit zoo'n papier on
derteekend. Herbach vroeg mg voor mgn
vertrek de vijfduizend tbaier, ik weigerde
daarna om mgn handteekening, wat ik e-
veneens van de haDd sloegbet mag onge
veer vier maanden geleden zijnsedert dal
oogenblik hoorde ik niets meer van bem,
het is mg al heel onaangenaam, dat gg
mg daaraan herinnert."
„Mgn waarde Eickhoff, zgt ge er wel ze
ker van, dat ge n niet vergist F Er zijn
omstandigheden, die onzen gedaobten Bomwg-
len ontgaan, wanneer men zwaren wgn,
zeoals de overste steeds schenkt, in mime
mate heeft genoten."
Ednard schudde energiek het hoofd.
„Gg weet, ik drink nooit voel, boven
dien
„Hebt gg niet in dien tjjd uw naam wel
licht op het een of under papier gezel F"
vroeg de directeur dringend, in de hoop,
ergens iets te vinden, wat den overste van de
gehande redden kon.
telkens, hebben, geloof ik, evenmin aan
leiding om te tronron Rotterdam is dezen
winter behoorlijk nit-geweeBt
Een stukje winterpret hebben we nog
overgehouden, maar dat is zeker niet van
de beste kwaliteit. Op dit oogenblik
trekt alhier het anatomisch museum van
zekeren heer Spitsner, (een kermisverma-
kelijkheid!) veel belangstelling minder Dog
om de beelden, dan om bet wondermensch,
dat nis gast optreedt. Een heerschap, dat
zich #Ali ben Soliman* heet.
Walgelijker onderneming heb ik nocit
gezien. Dit slachtoffer van de sensatie-
zacht van een publiek, steekt zich, naar
Arabieren-priestermode, overal in de huid
spelden en messen, snijdt zich en brandt
zich, en is zoo o, eerbare tijd 1
een vermaak en een uitspanning voor ons
publiek. Men vertelt, dat bij de eerste
vertooning een toeschonwer misselijk is
geworden, en dat herhaaldelijk onder de
voorstellingen dames flauw vallen. Ik ge
loof dat onvoorwaardelijk en wat mjj be
treft, ik zou dames niet gaarne wagen aan
het afzichtelijk tafreel van den man, die
de zaal binnenkomt van het tooneel af,
den hals en de borst en de wangen door
boord met spelden, die strak uit ht t witte
vleesch opsteken, de armen doorsneden met
messen, die rustig in de vleeschgleuf lig-
geD, één oog uit de kas gehaald en han
gend een centimeter op de wang, ten
slotte den buik doorpriemd met een spij
ker, dien bij daar met een hamei heeft
ingeklopt. Het is de meest-onmen-
schelijke onderneming, die ooit vertoond
ii, en dat onze dagen nog dergelijke fakir-
kunstjes met eenige voorkeur lolereeren,
kan wel eenigszins als een zondo dien da
gen toegerekend worden. Als men de
gretigheid waarneemt, waarmeê bet pu
bliek deze viezigheid zien gaat, is er wel
eenig bezwaar in te brengen tegen de
vriendelijke stelling, die onze tegenwoordige
beschaving voor wederinvoering van dood
straf te zeer ontwikkeld acht. Men zon
integendeel vermoeden, dat er nog met
evenveel pleizier naar hangen, branden en
worgen zou gekeken worden als eenige
eeuwen terug.
Neen, dit is geen prettig legaat, dat
de winter ons uit zijn overvloed genoegens
heeft gelaten.
De drukte van vergaderen die, zon-
als mijn lezers weteD, in Rotterdam zoo
buitensporig was, begint nu gelnkkig
sterk te verminderen. Huisvaders wijden
zich wat meer aan hun gezin en welspre
kendheid viert geen overweldigende triom
fen meer. Als er vergaderd wordt, zullen
het feestcommissiën voor de kroningsfeesten,
of, tijdelijk, kiesvereeoigmgen zijn, maar
anders, behoudens de reglements-bijeen-
komsten, zal men met nemen.
Ter behandeling van een actueel geval
is er deze week nog twee malen verga
derd één protestmeting en één huishou
delijke bijeenkomst. Het betrof de zaak
van de nagelaten betrekkingen der drie in
de gasfabriek gestikte werklieden, aan wie
de gemeenteraad in zijn laatste zittiugen
geen enkele vergoeding, veel minder een
pensioen, heeft willen toezeggen. Deze be
trekkingen zijn hulpeloos en de openbare
meecing, die zich sterk voor de zaak in
teresseert, acht het raadsbesluit onbillijk,
omdat volstrekt niet is uitgemaakt, dat de
werklieden niet in dienst zijn omgekomen,
terwijl daarentegen heel dnidelijk bleek,
dat de contiöle in onze gasfabriek veel te
wenschen overliet.
De protestmeting behandelde de zaak
begrijpelijker wijze niet al te malsch en
bshalve een afkeuring aan den raad,
nam zij een motie aan, bij de rijksregeering
te protesteeren tegen het besluit en ver
nietiging daarvan te vragen. Een voorstel
om het eerst eens bij Gedeputeerde 8t&-
„Nooit 1" antwoordde Ednard beslist. „Ove
rigens is het wel het wijste, dat wij naar
de zekerste bron gaan en den overste zeiven
vragen, wat dit alles beteekenen moet.''
Nauwelijks een kwartier later stonden de
beide heeren voor de kleine villa, beiden
opgewonden en pjjnlijk getroffen, voornamelijk
de directeur, die steeds zeer gaarne met den
overste verkeerde. Herbach ontstelde, toen
hij beiden zag.
Daar waren zij nn tastbaar voor hem, de
kwellende geesten van die schrikke
lijke uren van de laatste dagen en
naohten, die spoken, die hem onophoudelijk
achtervolgd hadden, die hem geen oogenbiik
met ruat hadden gelaten.
NoehtaDS was de overste uiterlijk kalm
en verzocht den heeren, te gaan zitten en
wachtte met een angstig hart op hetgeen
komen zon.
„Wij komen, om een vraag omtrent den
wissel tot u te richten, overste/ begon
Ednard met van toorn fonkelende oogen.
„Ach,11 zeide Herbaoh met een gerust
stellende handbeweging en een houding, die
bepaald bewonderenswaardig was, „ik heb
nog acht dagen den tgd en hoop den wissel
bepaald in te lossen."
„Daarover komen we niet," riep Eduard
uit, „mijo naam ataat daaronder."
„Natuurlijk," antwoordde de overste vet-
worderd.
„En ge weet beel goed, dat ik dien niet
geschreven heb," riep Eduard met toenemonde
woede.
„Mijn waarde heer, ge steekt den draak
met mij F" vroeg de overste, opstaande en
en zich fier oprichtend.
„Den draak steken F Bij God, ik wensch-
te, dat 't zoo ware. Weet ge dan wel,
mijnheer de overste Herbach, dat 'tgeen
gij op znlk een lenke manier behandelt, voor
de wet een gemeene valschheid in ge
schrifte is F"
„En weet gij, mijnheer von Eickhoff, dat
gij mij met nwe woorden beschimpt en ont-
eert f* zeide Herbaoh met zulk een meester
lijke uitdrukking van ergernis, dat de di
recteur er door in de war werd gebracht.
„Hobt go workelgk de onbeschoftheid, vol
ten te pTobeeren, werd afgewezen dat gaf
toch niets, meende men. Evenals bij de
verkiezings-voorbereiding blijkt ook bier
geen groot vertrouwea in het Provinciaal
bestuurDat echter de hooge regeeriug
het raadsbesluit vernieiigen zal, is moei
lijk te gelooven. De raad kon in dit ge-
vsl, bij een onbewezen zaak, gevoeglijk
niet anders doen dan hij deed en het ver-
zook om pensioen afwijzen. Verschillende
raadsleden, instemmend met het algemeen
gevoelen, hoopten echter, als particulier,
dat de weldadigheid iets doen zon voor de
arme onverzorgde menschen.
De waldadigheidsm*»tregel werd bespro
ken in de „Vereeniging voor geuieentebe-
belangen," een tweeden Rotterdamschen ge
meenteraad, doch ook déér zonder resulta
ten. Een verermiging als deze kan, meende
men, aan dit geval niets doen, daar moes
ten particulieren zich maar voorspannen.
Inmiddels zijn eenige mtandeu verloo-
pen. Als de weduwen een berekening op de
toekomst hadden gemaakt, zijn zij bedrogen
uitgekomen. We hopen, dat inmiddels
onderhands iets voor hen gedaan is't
mocht er anders mee gaan, als met de
weldadigheid in Zola's laatsten roman „Pi-
ris", die, na over allerlei raderen te hebben
geloopen, ten slotte de armoede van een
alleenwonenden man bereikte, toen die man
reeds dood was.
Blijft na al deze dingen, als het feit
van den dag, de voorbereiding tot de op
81 Augustus a.s. vastgestelde feesten. Nu
het officiëel gebeuren zal, moet alles ook
royaal gebeuren, de stad draagt een be
hoorlijk deel in de te maken kostan bij.
Voor den optocht zjjn reeds liefhebbers
genoeg, het vnniwerk en de kinderspelen
zijn in voorbereiding en van de bunrtver-
sieringscommissiëe, hoevelen er inmiddels
ook geduikeld zijn, bleven er genoeg over
om de stad op 81 Augustus in feest
kleed te steken.
Denkelijk was de opgewektheid voor de
feesten grooter geweest, als zij aangelegd
waren op den bezoekdag van de Koningin.
Men vraagt zioh, practisch als Rotterdam
mers altijd zijn, sf, wat eigenlijk het plei
zier is van zoo'n feest onder elkaar.
„Dat is, hoorde ik onlangs niet onaardig
zeggen, precies, of je een tooneelstukje
onder familie ingestudeerd hebt en dat
voor de familie, die je repeteeren zag,
moet opvoeren. Er is geen verrassing
meer in 1* De Koningin beschouwt men
als het auditorium, voor wie voorbereiding
en uitvoering niet hetzelfde is, omdat zij
de voorbereiding niet zag. „Nu weten we
allemaal al precies wat er komt*. Maar
de Koningin zal Rotterdam niet bezoeken,
het is na een onjuist bericht in een der
bladen deze week opnieuw officiëel gebleken.
Wat de kinderfeesten betreft, men gelooft
in de mogelijkheid, dat do onpleizierige
aankondiging van den Bond van Nedei-
landscbe Onderwijzers te Rotterdam in ver
vulling zal komen. Door verschillende
onderwijzers moet bezwaar zijn gemaakt
te assisteeren bij een feest, waarvoor zij
geen sympathie gevoelen en waarvan de
bedoeling bij hen principiëel tegenstand
vindt. Dit in antwoord op een verzoek
om medewerking vanwege het gemeentebe
stuur. Nu zal het gemeentebestuur wel
liberaal genoeg wezen, om geeu pressie
uit te oefenen, maar men zal in een even-
tueele weigering toch wel een wanklank
hooren. JD.
Zitting van Woensdag 25 Mei, geopend te 11 uur.
PERSOONLIJKE DIENSTPLICHT.
Art. 127 vrijstellingenmet de amendementen
1°. Pyttersen tot regeling der vrijstellingen bij
bestuursmaatregel2'. Troelstra om alleen kostwinners
te houden, dat ik den wissel ocderteekend
heb F" vroeg Eickhoff, met groot geweld kalm
willende blijven.
„Wanneer ik den wissel zal hebben ingelost,
zult ge mij deze vraag op tien pas afstand
moeten beantwoorden," antwoordde de overste
voornaam.
„Zgt ge beiden n niet bewast van eene
vergissing"—viel de bankier in, die intusseben
als op kolen zat, daar de beide heeren tot
zijne kennissen behoorden, van wie iets
sleebts te gelooven bem tegen de borst stuitte.
„Hoe kan er nu van eene dwaling sprake
zijn I" riep Ednard ongeduldig. Hij beweert,
dat ik een papier heb onderteekeod, dat ik
nooit gezien heb, en ik hond juist het tegen
deel vol.
„Gjj bereidt mij door nw bewering wel
eene boogst onaangename verrassing, mijnbeer
von Eickhoff," antwoordde de overste
verachtelijk, „daar ge weet, dat deze onder-
teekening bewezen worden kan."
„Bewezen F Hoe kan dat worden bewezen F"
„Mijne dochter Eva was, sooals ge n zult
herinneren, in de kamer naast de onze, toen
wjj aan de schrijftafel zaten, en heeft gezien
„Ik zon juffrouw Eva dat gaarne hooren
bevestigen," riep Eduard uit.
„Het doet mjj leed, dat sjj op dit oogen
blik niet thuis is, anders zou ik uw wensch
dadelijk kunnen vervallen," antwoordde
Herbach met een kalmte, die den bankier
geheel in verwarring bracht.
„Gij zgt het mjj schuldig, het volle licht
over deze zaak te doen schijnen," ging Her
bach voort, „ik verseek n derhalve dringend,
kom morgen terug en laat u door mijne
dochter alle vragen beantwoorden, die ge
stellen wilt. Mag ik u verwachten F"
„Wis en zeker riep Eduard op een toon,
van de bitterste verachting, „dus juffrouw
Eva was getuige 1 Ik had dat niet voor
mogeljjk geboudeo, maar nu ben ik bigde,
dat mij bijtijds de oogen zijn opengegaan."
Daarna ging hij zonder groet de deor uit
en kwam ia een toestand te Orpen aan, die
onbeschrijflijk was.
Oito Herbaoh behoorde tot die meneohen,
die eene schuld op zich laden niet omdat
zjj slecht, maar omdat zij zwak zijn. Hij
en geen geestelijken vrij te stellen; 3°. Van Bylandt-
Visaer om ook Protestantsche broeder-diakenen vrij
te stellen.
De beer Schaapman bestrijdt heftig de voor
gestelde amendementen van de heeren Pyttersen en
Troelstra, stelt ia het licht het moeilijke, ja onmogelijke
van de scheiding van Kerk en Staat, daar dezellde
menschen leden zij n van beide lichamen.
Spr. treedt in een verdediging van het standpunt
der Regeering ten opzichte der vrijstelling, geheel in
de ljjn van haar streven om een nationale wet te
maken, voldoende aan de eischen van het leven. Dit
heeft de Regeering in de stukken juist uiteengezet,
en nu betoogt spreker, dat de kerk groote zorg aan
de opvoediug van haar geestelijken, priesters en
zendelingen, moet wijden, en dat, waar zij van haar
priesters meer dan christelijke werkzaamheid en
plichtsbetrachting vordert, zij moet zorgen voor een
opvoeding die tot het doel leidt. Do Katholieke
gecitcljjkbeid is het meeat vlekkelooze legercorps, onder
Gods zon bestaande, zegt spreker verder, en zonder
deze opvoeding wordt het leven der priesters
onmogelijk. Had de heer Pyttersen onze voorvaderen
met raad en daad kunnen bijstaan, dan ware het wat
andersnn komt hij te laat en hebben wij aan onzen
oudeD Petrus genoeg en kunnen wjj het zonder den
heer Pyttersen doen. hilariteit
Spr. releveert verder de uiting van den minister
van binncnlandsche zaken, dat hjj niet alle vrijstel
lingen zal verdedigen, en hoopt, dat onder de nog bj)
een nadero herziening der militiewet te hehandeleu
vrijstellingen die van de geestelijken niet zal
behooren.
De heer Hesselink van Snchtelen meent,
dat de Reg. haar sterk standpunt noodeloos heeft
prijs gegeven door het thans bestaande stelsel van
ontheffingen te verlaten en daaraan uitbreiding te
geven dat de vrees voor uitbreiding niet ongegrond
is, bewijst het amendement om de Protestantsche
diakenen ook vrjj te stellen.
De heer Tan Kempen waardeert het stelsel der
Regeering, om zooveel mogelijk aan gemoedsbezwaren
te gemoet te komen, en juicht de voorgestelde milde
uitbreiding toe.
De heer V e e g e n zegt het oordeel der Commissie
van Rapporteurs. Tegenwoordig hebben de geestelijken
aanspraak op ontheffing telken» voor een jaar, op
grond, dat de geestelijken, bedienaren van den gods
dienst, niet wel wapenen knnnen dragen. Nu stelt
de Regeering voor, de ontheffingen uit te breiden tot
zendelingen en katholieke ordebroeders en zij waakt
tegen misbruiken door aanwijzing wie als geestelijke
enz. zal worden behandeld. Zijn deze ontheffingen
in strijd met het beginsel der scheiding van Kerk
en Staat De commissie kan het niet inzien en
meent, dat rekening moet worden gehouden met be
zwaren van godsdienstigen aard.
De heer DeVisser bestrijdt bet stelsel van inlijving
zonder onderscheid van ambt of beroep, en gelooft
alleen, dat het vrijstellen van geestelijken en bediena
ren van den godsdienst niet zou passen in het
beginsel van algemeenen dienst- of oefeuplicht. Deze
vrijstellingen vloeken niet met beginsel persoonljjken
dienstplicht. Dan zouden nog andere vrijstellingen
zich daartegen verzetten, o. a. die van eenige zoons.
De heer Van G i 1 s e vereenigt zich geheel met de
meening der comm. van rapporteurs, zooals de heer
Veegens die vertolkt heeft tegenover de gelijksoortige
amendeinenten-Pyttersen en Troelstia, waarin veel
goeds gelegen is, doch waarmede spr. zich niet
vereenigen kan, omdat hg volkomen beaamt de wijze,
waarop de Regeering het beginsel van persoonlijken
dienstplicht in toepassing wil brengen.
De heer Willinge vreest, dat het door de
Regeering voor vrijstelling van kostwinners gestelde
criterium, tot zeer ongelijkmatige toepassing en
daardoor tot willekeur aanleiding zal geven.
De heer Tan Alphen verzoekt ook in naam
zijner politieke vrienden, der Regeering ernstig om
de bepaling omtrent de ontheffing van kostwinners
nog in ernstige overweging te nemen, ter voorkoming
van willekeurige toepassing door de gemeentebestu
ren, omdat ten plattenlande do beslissingen dikwijls
beheerscht worden door daaraan vreemde consideratiën.
De minister van binnenl. zaken kan
niet denken, dat iemand zou hebben verlangd, dat
afschaffing der plaatsvervanging zou moeten leiden
tot het doen vervallen der vrijstelling van geestelij
ken. Ware dit gebeurd, men zou de Regeering
verweten hebben, te zijn gegaan buiten het doel der
wetinvoering van dienstplicht. Neen, de plaats
vervanging houdt geenverbaDd met de vrijstellingen.
Daarom acht de Regeering ook een amendement tot
opheffing der vrijstellingin eigenlijk niet passend in
het kader van het ontwerp. Dat de sociale recht
vaardigheid dat eischt, wat de Minister ontkent,
maakt de aanleiding tot dit amendement niet goed.
Met evenveel recht zou men de vrijstelling van
eenige zoons knnnen doen vervallen. Het amendement
past dus niet in het kader van het ontwerp en is
dus niet ontvankelijk. Na te hebben in het licht
gesteld het verschil tusschen vrijstellingen (in welk
geval een ander wordt opgeroepen) en ontheffingen
(wanneer niemand in de plaats komt) antwoordt de
Minister aan dr. Schaepman, dat deze Regeering niet
voornemens is bij een toekomstige algemeene herzie
ning der militiewet verandering te brengen in de
dienstonthefflng der geestelijken.
Hierna bestrijdt de minister het voorgestelde
amendement van den heer Troelstra en stelt het
billijke van de voorgestelde ontheffingen in het
licht.
Na repliek van den heer Pyttersen, die voor
zijn amendement zich vooral beroept op het bestaan
van persoonlijken dienstplicht voor de geestelijken in
Frankrijk, beantwoordt de heer Troelitra de
bedenkingen tegen zijn amendement.
Den heer Schaepman, noemt hg een
bad de eerste schrede naar hei onrecht
blindelings, niet met open oogen, gedaan.
Hij leed ontsettend onder de gedachte, eerloos
te hebben gehandeld, en wilde 't eene kwaad
door 't andere weder goedmakenen soo
volgde bij, half willoos, half tegenstribbe
lend, den krommen weg, dien hij eenmaal
had ingeslagen.
Hij had een slechte daad begaan. Maar
hij had daarbij beslist gehoopt, den wissel
in te knnnen lossen toodra die vervalbaar
was, en vooruit bepaald, dat Eickhoff er
niets van soa te weten komen. Na iag
hij met ontzetting, dat hij zijne verplich
tingen niet na zon kannen komen. Het
geluk, waarvan hij alles goeds voor zjjn
toekomst en eer gehoopt had, het lachte
hem niet meer toe en bekroonde zijne be
moeiingen Diet met goeden uitslag.
Het ongelnk zocht hem opde eene slag
volgde op den anderen en de rnlneering stond
nn aanstonds voor de deur. Wit was zijn haar
geworden en angstig en onvast den blik zijner
oogen, en bet woord armoede had de rnwe
hand van het oDgelak reeds op zjjn voor
hoofd gesohrevon, zoo leesbaar zelfs, dat
allen zich reeds van hem begonneD af te
wenden.
Slechts één wezen op de wereld was er
nog, dat hem evenzeer liefhad en aohtto
als weleer, een wezen, dat hem verwijtend
aanzag, omdat hij haar niet toestond, zijn
leed te deelen, dat bare liefde en zorgen
verdobbelde als het hem bleek en
afgemat zag, dat geen denkbeeld had
van al hel ongeluk, dat zoo nabij
was. Zjjn kind zjjne Eva 1 En haar
naam had hij aan een leogen vastgekoppeld,
haar geloovig, vertrouwend hart wilde hg
nu vergiftigen, zjj zoo loeren te zondigen
en de bitterheid van het sehaldbewnstzijD
te dragen, om zjjnentwille, ter wille van
haar vader, die haar een richtsnoer zijn
moest voor haar leven.
De lichtzinnige man leed folterende pjj-
nen. Hij had Eva's naam balf onbewust ge
noemd, om deD bankier te ovortuigen en Edn
ard te verschalken, maar na moest bij bjj
zjjn waanzinnig plan blgven volharden, dat
ajjne dochter een onwaarheid zeggen moest om
kerkdijken jacobijn en hij beweert, dat dr.
Schaepiuan's godsdienst een axioma is. De Kerk
staat boven den Staat. De Staat heeft niet rekening
te houden met de Kerk en daarom komt hij op tegen
het standpunt, dat moet gerekend worden met het
geen de Kerk heeft tot stand gebracht. Met een
kerkelgk concordaat hebben wij niet te maken wij
vragen alleen wat eischt gelijkheid en rechtvaar
digheid tusschon verschillende burgers.
Spr. erkent wel de eigen rechten der kerkgenoot-
schappen, mits zij zich niet verzetten tegen de
rechten en verplichtingen, ann de staatsburger» opge
legd. Ook meent spr. zich niet te hebben schuldig
gemaakt aan overschatting zijner eigen partij of per
soon. Dit verwijt bij integendeel aan den heer
Schaepman, die, toen hij het vlekkeloos leven der
katholieke geest e) ij khoid in het licht stelde, door den
heer Tisser werd te recht gewezen. Spr. heelt de
zorg der kerk voor de armen niet besproken, maar
nn de heer Schaepman het deed, ontkent hij, dat de
gelden der kerk aan de armen besteed worden. Daar
voor bezit de katholieke Kerk te prachtige kerken,
die behoorden te worden afgeschaft tot leniging van
de groote ellenden der armen. Zegt men du», dat
de Kerk haar goederen altijd besteedde aan de armen,
dan antwoordt spr. dat is niet zoo.
De heer Schaepman: dat is onbeschaamd en
niet een argument,
De heer Troelstra: Wanneer dr. Schaepman
kan aantoonen, dat de Kerk eerst denkt aan de armen
en wegdenkt al die weelderig ingerichte katholieke
kerken, dan geef ik toe, dat ik onbeschaamd ben
geweestmaar zoolang ik mjj kan beroepen en nog
zal kunnen beroepen op schrijvers, die het tegendeel
zeggen, acht ik mijn bewering niet onbeschaamd.
Ten slotte wijzigt spr. zijn amendement aldus, dat
imperatiel in de wet wordt geschreven, dat een kost
winner ontheffing verkrijgt, wanneer zonder zijn
aanwezigheid het gezin niet in zijn onderhoud kan
voorzien
Na repliek van den heer By landt (Apeldoorn),
beantwoordt dr. Schaepman nog den heer Troelitra.
Hij ontkent niet somtjjds kitteloorig te zijn op de
eer der Kerk, maar kan toch den heer Pyttersen ala
kerkelijk raadgever niet erkennen.
De heer Troelstra heeft veel dingen gezegd, die
spr. zoo dikwijl» gehoord heeft, dat er nog wel eens
gelegenheid zal zijn die te behandelea. De katholieke
kerken zijn geen luxuriëuse gebouwen, maar dienen
voor armen en rijken tot het eeren van onzen Heer
en God, Onze bedoeling is niet bezit naar ons toe
te halen. Wanneer men ons het geven wil, dan ont
vangen wij het (gelach). Spreker herinnert, dat de
katholieken steeds in praktijk brengenwie geeft aan
de armen, geelt aan God. Het verzet, door spr.
bedoeld, was een zedelijk verzet, een ljjdeljjke be
rusting.
Overigens houdt spr. vol, dat met socialisten geen
ordelijke vergaderingen met debat te houden zijn.
De heer Troelstra protesteert
De heer Schaepman aanvaardt het protest,
maar laat 't liggen.
De heer Troelstra komt op tegen de insinuatie
van dr. Schaepman, tegen de woordvoerder» van zijne
partij. Hij herinnert, dat bij de verkiezingen tal van
leden der Kamer gedebatteerd hebben met socialisten,
waarbij het wellevend is toegegaan. Dr. Schaepman's
positie was al zeer zwak als hg zulke argumenten
moet bezigen.
De heer Staalman is tegen vrijstelling der
bedienaren van den godsdienst.
Na eenige discussie wordt de beraadslaging gesloten
en gestemd.
Het amendement-Pyttenen (niet ontheffing geeste
lijken hij de wet) wordt verworpen met 79 tegen 15
stemmen.
Tóór de heeren Nolting, Ketelaar, Staalman, Bonman,
Smeenge, Smidt- Schepel, Tan der Zwaag, Troelstra,
Tan Kol, Pyttersen, Houwin, Kool, Kerdjjk en
Lieftinck.
Het amendement-Tan BylandtTisser vrijstelling
van protestantsche broeder-diakenen) wordt aangenomen
met 71 tegen 23 stemmen.
Over het amendement Troelstra vrijstelling van
onmisbare kostwinners) staken de stemmen47
tegen 47.
Zitting van Donderdag 26 Mei, geopend te 11 uur.
Herstemming over het amendement-Troelitra (waar
over Woensdag de stemmen staakten) om in de wet
imperatief te stellen de ontheffing van een kostwinner
in een behoeftig gezin.
In stemming gebracht verklaren zieh thans 43
stemmen voor en 48 tegen, zoodat het amendemant ia
verworpen.
Art. 127 vrijstellingenwordt zonder stemming
goedgekeurd
De heer T e r h e ij en 4 aidere leden stellen
thans «en art. 127a voor, met de bedotling om
zonder tekortdoening aan den militieplicht,de gelegenheid
open te laten uitstel van eerste oefening te verleanen
en daardoor te gemoet te kunnen komen aan ernstige
bezwaren, die bij de inlijving tegen het dadelijk
opkomen onder de wapens zouden bestaan.
De heer Terhey licht zgnamendement toe. Het
beoogt het stelsel van uitstel van opkomst in de wet
op te nemen.
De heer T e e g e n s deelt mede, dat de commissie
geen bezwaren heeft tegen de strekking van het
amendement.
De heer Tan Kempen vraagt of het amendement
bedoelt ook uitstel te verleenen aan arbeiders, die
voor hun arbeid noodig zijn en hun werk niet kunnen
verlaten zondor hnn betrekking te verliezen.
De minister van oorlog verklaart namens de
Regeering, dat zij geen overwegend bezwaar tegen het
amendement heeft
De heer T e r h e ij zegt, dat de voorstellers de
haar ellecdigen vader te redden.
Hg trachtte tevergeefs sijn geweten in
slaap te redeneeren deze lengen wa» tonder
eenige beteekenis, hg zoa hem alleen den
tgd geven, om alles te betalen, om zieh aan
het lot van een misdadiger te onttrekken,
maar het klonk hem tooh onophoudelijk in
de oorenoffer n op, dood nzeif, heb
medelijden met baar!
En looh hoe lief hij zijno dochter had,—
hij had geen medelijden. Eer de avond
kwam, had de strijdende man een besluit
genomen en begon Ie handelen. Zonder
overleg was de earsie schrede gedaan, met
volle bewastzjjn werd na evenwel die weg
vervolgd.
„Eva," zeide hg daarom, nauwelijks een
nar later, terwijl zij na den warmen achter
middag even op de bank zaten in den tuin,
„herinnert gij n nog den dag, dat mijnheer
Eickhoff hier de laatste maal wasF"
„Ja, papa," antwoordde zij, terwijl een
hooge blos baar wangen kleurde en haar
hart smarteljjk ineenkromp.
„Bedenk n nog eens goed, of hij, on
middellijk nadat gij beiden geiODgen hebt,
aan mijn sohrijftafel niet een papier ondertee
kend hoeft. Het was een wissel van vjjfdai-
zend tbaier."
„Neen," zeide Eva, na een oogenblik te
hebben nagedacht. „Neen, toen was ik niat
meer in de kamer, papa. Ik herinner mjj,
dat gg met den rag tegen de schrijftafel leon-
det en mgnheer Eickhoff voor n stond, toen
ik heenging."
„Weet ge bepaald zeker, dat ge niet meer
in de kamer waart, toen hij zjjn naam toe
kende F" vroeg overste Herbach onrustig.
„Ik daoht loch, dat ge er bg geweest waart.'
„Neen, papa, ik was er niet bjj 1" ant
woordde zij beslist.
Een oogenblik zweeg de ovorste. hij sloot
de oogen en zag er bleek en afgemat nit.
„Eva!" riep hg nit, „ik ben een verloren,
onteerd man, wanneer gij mij niet redt."
De oogen van zijn kind openden zich wijd
en ook hare wangen verbleekten, terwijl hg
snel voortging
„Ik had toeomaals zeer veel geld noodig
en mgnheer von Eickhoff, die niet in staat