Brieyen uil Ag Maasstad. Rotterdam, 24 MEI 1898. No. 157. Binnenlandsch Nieuws. Tweede Kamer. Dat we binnenkort op den verjaardag van den eersten grooten veldslag nog wel weer aan bet kiezen moeten gaan, laat het meerendeel onzer nieuwe, zoowel als onzer oude kiezers, volkomen koud. Want het is maar* een verkiezing voor de Pro vinciale Staten en in alle vijf de districten zijn de aftredende liberale leden door de liberale kiesvereenigingen weer candidaat gesteld. Behalve in district I is hun her stemming verzekerd. Wat zullen we ons druk maken, zei me dezer dagen een invloedrijk lid van een werklieden-kiesTereeniging. We krijgen toch geen arbeider in de Provinciale Staten en al kregen we 'm er in, wat schieten we er mee op Ja, als we daardoor kans hadden, een sociaal-democraat of een werk man in de Eerste Kamer te krijgen, dan zonden we wel een kansje wagen, maar dat is in ons Hoogerhuis volromen onmoge lijk. Stel u voor, een socialist in de Eerste KamerWat zou de man er in zijn eentje tnsschen zooveel hooge heeren doen Niets immers Neen, we zullen ons maar geen moeite geven. Ik wees hem op provinciale belangen, waarin een werkman 't behoeft dan toch niet altijd een socialist te wezen em arbeidersbelangen met kennis van zaken te behartigen wel degelijk met goede resultaten mee kan spreken, maar de man was niat te overtuigen. Voor Tweede Kamer en Gemeenteraad heel ijverig, maar voor de Provinciale Staten is alle moeite vergeefsch en met een verkiezing schoten we toch niet op. 'b Mans maening wordt blijkbaar ge deeld door zijne medeleden, want van werkmanszijde wordt niets voor deze aan staande verkiezing gedaan. Zonder ver plicht te wezen, dit met een uitvoerige toelichting te bewijzen, kan deze onver schilligheid, welke, naar ik meen, alom in den lande jegens Provinciale Staten heerscht, wel betreurd worden. Al kan de verkiezing tot Eerste Kamerlid moeilijk verwacht worden, heeftin een Statenver gadering een candidaat van werklieden- of winkelieis-vereenigingen wel degelijk kans een belangrijke rol te spelen. Toch wordt dit niet ingezien en blijft een vreemde onverschilligheid bestaan. Wat Rotterdam betreft zal daarin nu geen verandering worden gebracht. Daarentegen zallen de oppositiemannen zich danig weren. In district I, dat met zijn overheerschend anti-liberaal element zoowel naar den ge meenteraad als naar de Kamer anti-libe ralen zond (naar de laatste Dr. De Visser) zal zeker beproefd worden den heeren, die bij een vorige Staten-verkieziDg vielen, thans een plaatsje te bezorgen. En mogelijk, dat hnn pogen nog wat leven zal gaan brengen in onze politieke brouwerij, die momenteel uitgestorven lij kt. We zitten dan ook reeds gezellig in deu zomer en er is geen warmte van po litiek meer noodig. We denken nu asn andere dingen, aan uitgaan reeds, en nu het wintervermaak zoowal geëindigd is, zoeken we zomervermaken op. De ondernemers van wintervermakelijk heden hebben geen reden tot klagen ge had. Onze beide schouwburgen maakten goede zaken, óók al moesten zij door druk reizen naar provinciesteden hun groot budget in evenwicht houden en onze cafó-coccartdirecteurs hebben, als zij geen meer procenten-gevende belegging zochten, een aardig sommetje nsar de Rijkspost spaarbank kunnen breegeD. De afwisse lende ondernemingen voor enkele dagen slenterde. „Gij hebt nw terugkeer zeker ter wille van den wissel verhaast, Eickhoffgelooft gij, dat de overste hem zal inlossen vroeg Seherer in den loop van het gesprek. „Welken wissel F" .,Na, nw of zjjn wissel, tooals ge de zaak aanvatten wilt. Hg is binnen aeht dagen inbear en ik vrees slechts, wanneer alles waar ie wat men hoort vertellen, dat hg geen tien eent kan betalen; gg snit er dns wel aan blgven hangen." „Zeg mg nn eerst, eens waarover ge praat." „Mijn hemel, van den wissel, dien gg, goed moedige, ik ton haast zeggen domme ezel, voor Herbach geteekend hebt," zeide de bankier vriendsehappelgk. „Ik son mijn naam onder een wissel ge sel hebben F Nooit in mgn leven I Zeg mg eerst eens reoht dnidelgk, wat ge bedoelt, direotenrlje I" „Wat gg bedoelt, mag ik wel eerder vragen, waarde Eickhoff 1 Ik heb den wissel met nw handteekeniDg zelf in handen ge had en op verlangen den overate het geld hierop gegeven." „Droom ik, of ben ik wakker F" riep E- dnard nit. „Ik heb nooit zoo'n papier on derteekend. Herbach vroeg mg voor mgn vertrek de vijfduizend tbaier, ik weigerde daarna om mgn handteekening, wat ik e- veneens van de haDd sloegbet mag onge veer vier maanden geleden zijnsedert dal oogenblik hoorde ik niets meer van bem, het is mg al heel onaangenaam, dat gg mg daaraan herinnert." „Mgn waarde Eickhoff, zgt ge er wel ze ker van, dat ge n niet vergist F Er zijn omstandigheden, die onzen gedaobten Bomwg- len ontgaan, wanneer men zwaren wgn, zeoals de overste steeds schenkt, in mime mate heeft genoten." Ednard schudde energiek het hoofd. „Gg weet, ik drink nooit voel, boven dien „Hebt gg niet in dien tjjd uw naam wel licht op het een of under papier gezel F" vroeg de directeur dringend, in de hoop, ergens iets te vinden, wat den overste van de gehande redden kon. telkens, hebben, geloof ik, evenmin aan leiding om te tronron Rotterdam is dezen winter behoorlijk nit-geweeBt Een stukje winterpret hebben we nog overgehouden, maar dat is zeker niet van de beste kwaliteit. Op dit oogenblik trekt alhier het anatomisch museum van zekeren heer Spitsner, (een kermisverma- kelijkheid!) veel belangstelling minder Dog om de beelden, dan om bet wondermensch, dat nis gast optreedt. Een heerschap, dat zich #Ali ben Soliman* heet. Walgelijker onderneming heb ik nocit gezien. Dit slachtoffer van de sensatie- zacht van een publiek, steekt zich, naar Arabieren-priestermode, overal in de huid spelden en messen, snijdt zich en brandt zich, en is zoo o, eerbare tijd 1 een vermaak en een uitspanning voor ons publiek. Men vertelt, dat bij de eerste vertooning een toeschonwer misselijk is geworden, en dat herhaaldelijk onder de voorstellingen dames flauw vallen. Ik ge loof dat onvoorwaardelijk en wat mjj be treft, ik zou dames niet gaarne wagen aan het afzichtelijk tafreel van den man, die de zaal binnenkomt van het tooneel af, den hals en de borst en de wangen door boord met spelden, die strak uit ht t witte vleesch opsteken, de armen doorsneden met messen, die rustig in de vleeschgleuf lig- geD, één oog uit de kas gehaald en han gend een centimeter op de wang, ten slotte den buik doorpriemd met een spij ker, dien bij daar met een hamei heeft ingeklopt. Het is de meest-onmen- schelijke onderneming, die ooit vertoond ii, en dat onze dagen nog dergelijke fakir- kunstjes met eenige voorkeur lolereeren, kan wel eenigszins als een zondo dien da gen toegerekend worden. Als men de gretigheid waarneemt, waarmeê bet pu bliek deze viezigheid zien gaat, is er wel eenig bezwaar in te brengen tegen de vriendelijke stelling, die onze tegenwoordige beschaving voor wederinvoering van dood straf te zeer ontwikkeld acht. Men zon integendeel vermoeden, dat er nog met evenveel pleizier naar hangen, branden en worgen zou gekeken worden als eenige eeuwen terug. Neen, dit is geen prettig legaat, dat de winter ons uit zijn overvloed genoegens heeft gelaten. De drukte van vergaderen die, zon- als mijn lezers weteD, in Rotterdam zoo buitensporig was, begint nu gelnkkig sterk te verminderen. Huisvaders wijden zich wat meer aan hun gezin en welspre kendheid viert geen overweldigende triom fen meer. Als er vergaderd wordt, zullen het feestcommissiën voor de kroningsfeesten, of, tijdelijk, kiesvereeoigmgen zijn, maar anders, behoudens de reglements-bijeen- komsten, zal men met nemen. Ter behandeling van een actueel geval is er deze week nog twee malen verga derd één protestmeting en één huishou delijke bijeenkomst. Het betrof de zaak van de nagelaten betrekkingen der drie in de gasfabriek gestikte werklieden, aan wie de gemeenteraad in zijn laatste zittiugen geen enkele vergoeding, veel minder een pensioen, heeft willen toezeggen. Deze be trekkingen zijn hulpeloos en de openbare meecing, die zich sterk voor de zaak in teresseert, acht het raadsbesluit onbillijk, omdat volstrekt niet is uitgemaakt, dat de werklieden niet in dienst zijn omgekomen, terwijl daarentegen heel dnidelijk bleek, dat de contiöle in onze gasfabriek veel te wenschen overliet. De protestmeting behandelde de zaak begrijpelijker wijze niet al te malsch en bshalve een afkeuring aan den raad, nam zij een motie aan, bij de rijksregeering te protesteeren tegen het besluit en ver nietiging daarvan te vragen. Een voorstel om het eerst eens bij Gedeputeerde 8t&- „Nooit 1" antwoordde Ednard beslist. „Ove rigens is het wel het wijste, dat wij naar de zekerste bron gaan en den overste zeiven vragen, wat dit alles beteekenen moet.'' Nauwelijks een kwartier later stonden de beide heeren voor de kleine villa, beiden opgewonden en pjjnlijk getroffen, voornamelijk de directeur, die steeds zeer gaarne met den overste verkeerde. Herbach ontstelde, toen hij beiden zag. Daar waren zij nn tastbaar voor hem, de kwellende geesten van die schrikke lijke uren van de laatste dagen en naohten, die spoken, die hem onophoudelijk achtervolgd hadden, die hem geen oogenbiik met ruat hadden gelaten. NoehtaDS was de overste uiterlijk kalm en verzocht den heeren, te gaan zitten en wachtte met een angstig hart op hetgeen komen zon. „Wij komen, om een vraag omtrent den wissel tot u te richten, overste/ begon Ednard met van toorn fonkelende oogen. „Ach,11 zeide Herbaoh met een gerust stellende handbeweging en een houding, die bepaald bewonderenswaardig was, „ik heb nog acht dagen den tgd en hoop den wissel bepaald in te lossen." „Daarover komen we niet," riep Eduard uit, „mijo naam ataat daaronder." „Natuurlijk," antwoordde de overste vet- worderd. „En ge weet beel goed, dat ik dien niet geschreven heb," riep Eduard met toenemonde woede. „Mijn waarde heer, ge steekt den draak met mij F" vroeg de overste, opstaande en en zich fier oprichtend. „Den draak steken F Bij God, ik wensch- te, dat 't zoo ware. Weet ge dan wel, mijnheer de overste Herbach, dat 'tgeen gij op znlk een lenke manier behandelt, voor de wet een gemeene valschheid in ge schrifte is F" „En weet gij, mijnheer von Eickhoff, dat gij mij met nwe woorden beschimpt en ont- eert f* zeide Herbaoh met zulk een meester lijke uitdrukking van ergernis, dat de di recteur er door in de war werd gebracht. „Hobt go workelgk de onbeschoftheid, vol ten te pTobeeren, werd afgewezen dat gaf toch niets, meende men. Evenals bij de verkiezings-voorbereiding blijkt ook bier geen groot vertrouwea in het Provinciaal bestuurDat echter de hooge regeeriug het raadsbesluit vernieiigen zal, is moei lijk te gelooven. De raad kon in dit ge- vsl, bij een onbewezen zaak, gevoeglijk niet anders doen dan hij deed en het ver- zook om pensioen afwijzen. Verschillende raadsleden, instemmend met het algemeen gevoelen, hoopten echter, als particulier, dat de weldadigheid iets doen zon voor de arme onverzorgde menschen. De waldadigheidsm*»tregel werd bespro ken in de „Vereeniging voor geuieentebe- belangen," een tweeden Rotterdamschen ge meenteraad, doch ook déér zonder resulta ten. Een verermiging als deze kan, meende men, aan dit geval niets doen, daar moes ten particulieren zich maar voorspannen. Inmiddels zijn eenige mtandeu verloo- pen. Als de weduwen een berekening op de toekomst hadden gemaakt, zijn zij bedrogen uitgekomen. We hopen, dat inmiddels onderhands iets voor hen gedaan is't mocht er anders mee gaan, als met de weldadigheid in Zola's laatsten roman „Pi- ris", die, na over allerlei raderen te hebben geloopen, ten slotte de armoede van een alleenwonenden man bereikte, toen die man reeds dood was. Blijft na al deze dingen, als het feit van den dag, de voorbereiding tot de op 81 Augustus a.s. vastgestelde feesten. Nu het officiëel gebeuren zal, moet alles ook royaal gebeuren, de stad draagt een be hoorlijk deel in de te maken kostan bij. Voor den optocht zjjn reeds liefhebbers genoeg, het vnniwerk en de kinderspelen zijn in voorbereiding en van de bunrtver- sieringscommissiëe, hoevelen er inmiddels ook geduikeld zijn, bleven er genoeg over om de stad op 81 Augustus in feest kleed te steken. Denkelijk was de opgewektheid voor de feesten grooter geweest, als zij aangelegd waren op den bezoekdag van de Koningin. Men vraagt zioh, practisch als Rotterdam mers altijd zijn, sf, wat eigenlijk het plei zier is van zoo'n feest onder elkaar. „Dat is, hoorde ik onlangs niet onaardig zeggen, precies, of je een tooneelstukje onder familie ingestudeerd hebt en dat voor de familie, die je repeteeren zag, moet opvoeren. Er is geen verrassing meer in 1* De Koningin beschouwt men als het auditorium, voor wie voorbereiding en uitvoering niet hetzelfde is, omdat zij de voorbereiding niet zag. „Nu weten we allemaal al precies wat er komt*. Maar de Koningin zal Rotterdam niet bezoeken, het is na een onjuist bericht in een der bladen deze week opnieuw officiëel gebleken. Wat de kinderfeesten betreft, men gelooft in de mogelijkheid, dat do onpleizierige aankondiging van den Bond van Nedei- landscbe Onderwijzers te Rotterdam in ver vulling zal komen. Door verschillende onderwijzers moet bezwaar zijn gemaakt te assisteeren bij een feest, waarvoor zij geen sympathie gevoelen en waarvan de bedoeling bij hen principiëel tegenstand vindt. Dit in antwoord op een verzoek om medewerking vanwege het gemeentebe stuur. Nu zal het gemeentebestuur wel liberaal genoeg wezen, om geeu pressie uit te oefenen, maar men zal in een even- tueele weigering toch wel een wanklank hooren. JD. Zitting van Woensdag 25 Mei, geopend te 11 uur. PERSOONLIJKE DIENSTPLICHT. Art. 127 vrijstellingenmet de amendementen 1°. Pyttersen tot regeling der vrijstellingen bij bestuursmaatregel2'. Troelstra om alleen kostwinners te houden, dat ik den wissel ocderteekend heb F" vroeg Eickhoff, met groot geweld kalm willende blijven. „Wanneer ik den wissel zal hebben ingelost, zult ge mij deze vraag op tien pas afstand moeten beantwoorden," antwoordde de overste voornaam. „Zgt ge beiden n niet bewast van eene vergissing"—viel de bankier in, die intusseben als op kolen zat, daar de beide heeren tot zijne kennissen behoorden, van wie iets sleebts te gelooven bem tegen de borst stuitte. „Hoe kan er nu van eene dwaling sprake zijn I" riep Ednard ongeduldig. Hij beweert, dat ik een papier heb onderteekeod, dat ik nooit gezien heb, en ik hond juist het tegen deel vol. „Gjj bereidt mij door nw bewering wel eene boogst onaangename verrassing, mijnbeer von Eickhoff," antwoordde de overste verachtelijk, „daar ge weet, dat deze onder- teekening bewezen worden kan." „Bewezen F Hoe kan dat worden bewezen F" „Mijne dochter Eva was, sooals ge n zult herinneren, in de kamer naast de onze, toen wjj aan de schrijftafel zaten, en heeft gezien „Ik zon juffrouw Eva dat gaarne hooren bevestigen," riep Eduard uit. „Het doet mjj leed, dat sjj op dit oogen blik niet thuis is, anders zou ik uw wensch dadelijk kunnen vervallen," antwoordde Herbach met een kalmte, die den bankier geheel in verwarring bracht. „Gij zgt het mjj schuldig, het volle licht over deze zaak te doen schijnen," ging Her bach voort, „ik verseek n derhalve dringend, kom morgen terug en laat u door mijne dochter alle vragen beantwoorden, die ge stellen wilt. Mag ik u verwachten F" „Wis en zeker riep Eduard op een toon, van de bitterste verachting, „dus juffrouw Eva was getuige 1 Ik had dat niet voor mogeljjk geboudeo, maar nu ben ik bigde, dat mij bijtijds de oogen zijn opengegaan." Daarna ging hij zonder groet de deor uit en kwam ia een toestand te Orpen aan, die onbeschrijflijk was. Oito Herbaoh behoorde tot die meneohen, die eene schuld op zich laden niet omdat zjj slecht, maar omdat zij zwak zijn. Hij en geen geestelijken vrij te stellen; 3°. Van Bylandt- Visaer om ook Protestantsche broeder-diakenen vrij te stellen. De beer Schaapman bestrijdt heftig de voor gestelde amendementen van de heeren Pyttersen en Troelstra, stelt ia het licht het moeilijke, ja onmogelijke van de scheiding van Kerk en Staat, daar dezellde menschen leden zij n van beide lichamen. Spr. treedt in een verdediging van het standpunt der Regeering ten opzichte der vrijstelling, geheel in de ljjn van haar streven om een nationale wet te maken, voldoende aan de eischen van het leven. Dit heeft de Regeering in de stukken juist uiteengezet, en nu betoogt spreker, dat de kerk groote zorg aan de opvoediug van haar geestelijken, priesters en zendelingen, moet wijden, en dat, waar zij van haar priesters meer dan christelijke werkzaamheid en plichtsbetrachting vordert, zij moet zorgen voor een opvoeding die tot het doel leidt. Do Katholieke gecitcljjkbeid is het meeat vlekkelooze legercorps, onder Gods zon bestaande, zegt spreker verder, en zonder deze opvoeding wordt het leven der priesters onmogelijk. Had de heer Pyttersen onze voorvaderen met raad en daad kunnen bijstaan, dan ware het wat andersnn komt hij te laat en hebben wij aan onzen oudeD Petrus genoeg en kunnen wjj het zonder den heer Pyttersen doen. hilariteit Spr. releveert verder de uiting van den minister van binncnlandsche zaken, dat hjj niet alle vrijstel lingen zal verdedigen, en hoopt, dat onder de nog bj) een nadero herziening der militiewet te hehandeleu vrijstellingen die van de geestelijken niet zal behooren. De heer Hesselink van Snchtelen meent, dat de Reg. haar sterk standpunt noodeloos heeft prijs gegeven door het thans bestaande stelsel van ontheffingen te verlaten en daaraan uitbreiding te geven dat de vrees voor uitbreiding niet ongegrond is, bewijst het amendement om de Protestantsche diakenen ook vrjj te stellen. De heer Tan Kempen waardeert het stelsel der Regeering, om zooveel mogelijk aan gemoedsbezwaren te gemoet te komen, en juicht de voorgestelde milde uitbreiding toe. De heer V e e g e n zegt het oordeel der Commissie van Rapporteurs. Tegenwoordig hebben de geestelijken aanspraak op ontheffing telken» voor een jaar, op grond, dat de geestelijken, bedienaren van den gods dienst, niet wel wapenen knnnen dragen. Nu stelt de Regeering voor, de ontheffingen uit te breiden tot zendelingen en katholieke ordebroeders en zij waakt tegen misbruiken door aanwijzing wie als geestelijke enz. zal worden behandeld. Zijn deze ontheffingen in strijd met het beginsel der scheiding van Kerk en Staat De commissie kan het niet inzien en meent, dat rekening moet worden gehouden met be zwaren van godsdienstigen aard. De heer DeVisser bestrijdt bet stelsel van inlijving zonder onderscheid van ambt of beroep, en gelooft alleen, dat het vrijstellen van geestelijken en bediena ren van den godsdienst niet zou passen in het beginsel van algemeenen dienst- of oefeuplicht. Deze vrijstellingen vloeken niet met beginsel persoonljjken dienstplicht. Dan zouden nog andere vrijstellingen zich daartegen verzetten, o. a. die van eenige zoons. De heer Van G i 1 s e vereenigt zich geheel met de meening der comm. van rapporteurs, zooals de heer Veegens die vertolkt heeft tegenover de gelijksoortige amendeinenten-Pyttersen en Troelstia, waarin veel goeds gelegen is, doch waarmede spr. zich niet vereenigen kan, omdat hg volkomen beaamt de wijze, waarop de Regeering het beginsel van persoonlijken dienstplicht in toepassing wil brengen. De heer Willinge vreest, dat het door de Regeering voor vrijstelling van kostwinners gestelde criterium, tot zeer ongelijkmatige toepassing en daardoor tot willekeur aanleiding zal geven. De heer Tan Alphen verzoekt ook in naam zijner politieke vrienden, der Regeering ernstig om de bepaling omtrent de ontheffing van kostwinners nog in ernstige overweging te nemen, ter voorkoming van willekeurige toepassing door de gemeentebestu ren, omdat ten plattenlande do beslissingen dikwijls beheerscht worden door daaraan vreemde consideratiën. De minister van binnenl. zaken kan niet denken, dat iemand zou hebben verlangd, dat afschaffing der plaatsvervanging zou moeten leiden tot het doen vervallen der vrijstelling van geestelij ken. Ware dit gebeurd, men zou de Regeering verweten hebben, te zijn gegaan buiten het doel der wetinvoering van dienstplicht. Neen, de plaats vervanging houdt geenverbaDd met de vrijstellingen. Daarom acht de Regeering ook een amendement tot opheffing der vrijstellingin eigenlijk niet passend in het kader van het ontwerp. Dat de sociale recht vaardigheid dat eischt, wat de Minister ontkent, maakt de aanleiding tot dit amendement niet goed. Met evenveel recht zou men de vrijstelling van eenige zoons knnnen doen vervallen. Het amendement past dus niet in het kader van het ontwerp en is dus niet ontvankelijk. Na te hebben in het licht gesteld het verschil tusschen vrijstellingen (in welk geval een ander wordt opgeroepen) en ontheffingen (wanneer niemand in de plaats komt) antwoordt de Minister aan dr. Schaepman, dat deze Regeering niet voornemens is bij een toekomstige algemeene herzie ning der militiewet verandering te brengen in de dienstonthefflng der geestelijken. Hierna bestrijdt de minister het voorgestelde amendement van den heer Troelstra en stelt het billijke van de voorgestelde ontheffingen in het licht. Na repliek van den heer Pyttersen, die voor zijn amendement zich vooral beroept op het bestaan van persoonlijken dienstplicht voor de geestelijken in Frankrijk, beantwoordt de heer Troelitra de bedenkingen tegen zijn amendement. Den heer Schaepman, noemt hg een bad de eerste schrede naar hei onrecht blindelings, niet met open oogen, gedaan. Hij leed ontsettend onder de gedachte, eerloos te hebben gehandeld, en wilde 't eene kwaad door 't andere weder goedmakenen soo volgde bij, half willoos, half tegenstribbe lend, den krommen weg, dien hij eenmaal had ingeslagen. Hij had een slechte daad begaan. Maar hij had daarbij beslist gehoopt, den wissel in te knnnen lossen toodra die vervalbaar was, en vooruit bepaald, dat Eickhoff er niets van soa te weten komen. Na iag hij met ontzetting, dat hij zijne verplich tingen niet na zon kannen komen. Het geluk, waarvan hij alles goeds voor zjjn toekomst en eer gehoopt had, het lachte hem niet meer toe en bekroonde zijne be moeiingen Diet met goeden uitslag. Het ongelnk zocht hem opde eene slag volgde op den anderen en de rnlneering stond nn aanstonds voor de deur. Wit was zijn haar geworden en angstig en onvast den blik zijner oogen, en bet woord armoede had de rnwe hand van het oDgelak reeds op zjjn voor hoofd gesohrevon, zoo leesbaar zelfs, dat allen zich reeds van hem begonneD af te wenden. Slechts één wezen op de wereld was er nog, dat hem evenzeer liefhad en aohtto als weleer, een wezen, dat hem verwijtend aanzag, omdat hij haar niet toestond, zijn leed te deelen, dat bare liefde en zorgen verdobbelde als het hem bleek en afgemat zag, dat geen denkbeeld had van al hel ongeluk, dat zoo nabij was. Zjjn kind zjjne Eva 1 En haar naam had hij aan een leogen vastgekoppeld, haar geloovig, vertrouwend hart wilde hg nu vergiftigen, zjj zoo loeren te zondigen en de bitterheid van het sehaldbewnstzijD te dragen, om zjjnentwille, ter wille van haar vader, die haar een richtsnoer zijn moest voor haar leven. De lichtzinnige man leed folterende pjj- nen. Hij had Eva's naam balf onbewust ge noemd, om deD bankier te ovortuigen en Edn ard te verschalken, maar na moest bij bjj zjjn waanzinnig plan blgven volharden, dat ajjne dochter een onwaarheid zeggen moest om kerkdijken jacobijn en hij beweert, dat dr. Schaepiuan's godsdienst een axioma is. De Kerk staat boven den Staat. De Staat heeft niet rekening te houden met de Kerk en daarom komt hij op tegen het standpunt, dat moet gerekend worden met het geen de Kerk heeft tot stand gebracht. Met een kerkelgk concordaat hebben wij niet te maken wij vragen alleen wat eischt gelijkheid en rechtvaar digheid tusschon verschillende burgers. Spr. erkent wel de eigen rechten der kerkgenoot- schappen, mits zij zich niet verzetten tegen de rechten en verplichtingen, ann de staatsburger» opge legd. Ook meent spr. zich niet te hebben schuldig gemaakt aan overschatting zijner eigen partij of per soon. Dit verwijt bij integendeel aan den heer Schaepman, die, toen hij het vlekkeloos leven der katholieke geest e) ij khoid in het licht stelde, door den heer Tisser werd te recht gewezen. Spr. heelt de zorg der kerk voor de armen niet besproken, maar nn de heer Schaepman het deed, ontkent hij, dat de gelden der kerk aan de armen besteed worden. Daar voor bezit de katholieke Kerk te prachtige kerken, die behoorden te worden afgeschaft tot leniging van de groote ellenden der armen. Zegt men du», dat de Kerk haar goederen altijd besteedde aan de armen, dan antwoordt spr. dat is niet zoo. De heer Schaepman: dat is onbeschaamd en niet een argument, De heer Troelstra: Wanneer dr. Schaepman kan aantoonen, dat de Kerk eerst denkt aan de armen en wegdenkt al die weelderig ingerichte katholieke kerken, dan geef ik toe, dat ik onbeschaamd ben geweestmaar zoolang ik mjj kan beroepen en nog zal kunnen beroepen op schrijvers, die het tegendeel zeggen, acht ik mijn bewering niet onbeschaamd. Ten slotte wijzigt spr. zijn amendement aldus, dat imperatiel in de wet wordt geschreven, dat een kost winner ontheffing verkrijgt, wanneer zonder zijn aanwezigheid het gezin niet in zijn onderhoud kan voorzien Na repliek van den heer By landt (Apeldoorn), beantwoordt dr. Schaepman nog den heer Troelitra. Hij ontkent niet somtjjds kitteloorig te zijn op de eer der Kerk, maar kan toch den heer Pyttersen ala kerkelijk raadgever niet erkennen. De heer Troelstra heeft veel dingen gezegd, die spr. zoo dikwijl» gehoord heeft, dat er nog wel eens gelegenheid zal zijn die te behandelea. De katholieke kerken zijn geen luxuriëuse gebouwen, maar dienen voor armen en rijken tot het eeren van onzen Heer en God, Onze bedoeling is niet bezit naar ons toe te halen. Wanneer men ons het geven wil, dan ont vangen wij het (gelach). Spreker herinnert, dat de katholieken steeds in praktijk brengenwie geeft aan de armen, geelt aan God. Het verzet, door spr. bedoeld, was een zedelijk verzet, een ljjdeljjke be rusting. Overigens houdt spr. vol, dat met socialisten geen ordelijke vergaderingen met debat te houden zijn. De heer Troelstra protesteert De heer Schaepman aanvaardt het protest, maar laat 't liggen. De heer Troelstra komt op tegen de insinuatie van dr. Schaepman, tegen de woordvoerder» van zijne partij. Hij herinnert, dat bij de verkiezingen tal van leden der Kamer gedebatteerd hebben met socialisten, waarbij het wellevend is toegegaan. Dr. Schaepman's positie was al zeer zwak als hg zulke argumenten moet bezigen. De heer Staalman is tegen vrijstelling der bedienaren van den godsdienst. Na eenige discussie wordt de beraadslaging gesloten en gestemd. Het amendement-Pyttenen (niet ontheffing geeste lijken hij de wet) wordt verworpen met 79 tegen 15 stemmen. Tóór de heeren Nolting, Ketelaar, Staalman, Bonman, Smeenge, Smidt- Schepel, Tan der Zwaag, Troelstra, Tan Kol, Pyttersen, Houwin, Kool, Kerdjjk en Lieftinck. Het amendement-Tan BylandtTisser vrijstelling van protestantsche broeder-diakenen) wordt aangenomen met 71 tegen 23 stemmen. Over het amendement Troelstra vrijstelling van onmisbare kostwinners) staken de stemmen47 tegen 47. Zitting van Donderdag 26 Mei, geopend te 11 uur. Herstemming over het amendement-Troelitra (waar over Woensdag de stemmen staakten) om in de wet imperatief te stellen de ontheffing van een kostwinner in een behoeftig gezin. In stemming gebracht verklaren zieh thans 43 stemmen voor en 48 tegen, zoodat het amendemant ia verworpen. Art. 127 vrijstellingenwordt zonder stemming goedgekeurd De heer T e r h e ij en 4 aidere leden stellen thans «en art. 127a voor, met de bedotling om zonder tekortdoening aan den militieplicht,de gelegenheid open te laten uitstel van eerste oefening te verleanen en daardoor te gemoet te kunnen komen aan ernstige bezwaren, die bij de inlijving tegen het dadelijk opkomen onder de wapens zouden bestaan. De heer Terhey licht zgnamendement toe. Het beoogt het stelsel van uitstel van opkomst in de wet op te nemen. De heer T e e g e n s deelt mede, dat de commissie geen bezwaren heeft tegen de strekking van het amendement. De heer Tan Kempen vraagt of het amendement bedoelt ook uitstel te verleenen aan arbeiders, die voor hun arbeid noodig zijn en hun werk niet kunnen verlaten zondor hnn betrekking te verliezen. De minister van oorlog verklaart namens de Regeering, dat zij geen overwegend bezwaar tegen het amendement heeft De heer T e r h e ij zegt, dat de voorstellers de haar ellecdigen vader te redden. Hg trachtte tevergeefs sijn geweten in slaap te redeneeren deze lengen wa» tonder eenige beteekenis, hg zoa hem alleen den tgd geven, om alles te betalen, om zieh aan het lot van een misdadiger te onttrekken, maar het klonk hem tooh onophoudelijk in de oorenoffer n op, dood nzeif, heb medelijden met baar! En looh hoe lief hij zijno dochter had,— hij had geen medelijden. Eer de avond kwam, had de strijdende man een besluit genomen en begon Ie handelen. Zonder overleg was de earsie schrede gedaan, met volle bewastzjjn werd na evenwel die weg vervolgd. „Eva," zeide hg daarom, nauwelijks een nar later, terwijl zij na den warmen achter middag even op de bank zaten in den tuin, „herinnert gij n nog den dag, dat mijnheer Eickhoff hier de laatste maal wasF" „Ja, papa," antwoordde zij, terwijl een hooge blos baar wangen kleurde en haar hart smarteljjk ineenkromp. „Bedenk n nog eens goed, of hij, on middellijk nadat gij beiden geiODgen hebt, aan mijn sohrijftafel niet een papier ondertee kend hoeft. Het was een wissel van vjjfdai- zend tbaier." „Neen," zeide Eva, na een oogenblik te hebben nagedacht. „Neen, toen was ik niat meer in de kamer, papa. Ik herinner mjj, dat gg met den rag tegen de schrijftafel leon- det en mgnheer Eickhoff voor n stond, toen ik heenging." „Weet ge bepaald zeker, dat ge niet meer in de kamer waart, toen hij zjjn naam toe kende F" vroeg overste Herbach onrustig. „Ik daoht loch, dat ge er bg geweest waart.' „Neen, papa, ik was er niet bjj 1" ant woordde zij beslist. Een oogenblik zweeg de ovorste. hij sloot de oogen en zag er bleek en afgemat nit. „Eva!" riep hg nit, „ik ben een verloren, onteerd man, wanneer gij mij niet redt." De oogen van zijn kind openden zich wijd en ook hare wangen verbleekten, terwijl hg snel voortging „Ik had toeomaals zeer veel geld noodig en mgnheer von Eickhoff, die niet in staat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 6