Brieven nit de Maasstad. Zondag 26 Juni 1898. 42sto Jaargang No. 3322. Een Offer. FEUILLETON. TWEEDE BLAD. Rotterdam, 21 Juni 1898. No. 159. ROMAN van H. SCHÜBEBT. r>. Ik hoor de menschen van thans nog al eens klagen, dat de poëzie de wereld uit is, dat we in een tijd leven van prozaïsch doen, van altijd practiache-plannenen reësle voornemens, zonder ooit eens iets te wil len offeren aan de dichterlijke gemoede- lijkheid, die aan het oud stijlsche kven kleur en warmte gaf. Het spijt me, niet over een voldoend aantal levensjaren te beschikken om, door vergelijking met vroeger, de gezondheid van dit klagen na te gaan, maar dat ook deze tijd wel poëzie toelaat en niet met volle kracht op droge practijk aandrijft, met een beetje welwillendheid kunnen we dat eiken dag om ons waarnemen. Wees eens van harte Rotterdammer b. v. en ontken dan dat er geen zoeken naar poëzie in de (.wallen' van deze goeie stad op te mer ken it 1 Daar heb je bijvoorbeeld de trekschuit Als ge uw grootmoeder gelooft en ■waarom zoudt ge haar niet gelooven dan .was er niets zoo gezellig in den ouden tijd, dan met den aanstaande in het roefje te zitten en te kijken naar de plassende golfjes en te genieten van het zacht-snui- vende windje over het zilverblanke kanaal. Hoe jammer, dat onze prozaïsche tijd de trekschuit naar een museum van oudheid verwees, beweert ge. Maar dan verwijs ik u naar een zter moderne onderneming, die de trekschuit in al—oude eere wil herstellen. „Een Fransche maatschappij heeft aan onze re geering verlof gevraagd om een electrischen trekvaartdieDst in onze vaarten en kanalen te ondernemen." Begrijp ik het goed, dan worden er langs alle wallen palen gezet, door draden verbon den en van de masten der schepen loopt een draad in contact met de wal- 17. „Wat is juffrouw Herbach mager gewor den," merkte Betty op, nadat Eva zich had afgewend om been te gaan, want zij ergerde, sieh over de manier, waarop haar echtgenoot Eva nastaarde en behandeld had. „Hm," meende hij, ,dat weet ik niet, zij is altoos nog een heel lief, aardig en mooi meisje." Betty trok een boos gelaat en bad er gedacht spijt van, dat zij zich over de er gernis, haar aangedaan, op Eva niet meer kon wreken, ofsohoon zij toeh haar doel had bereikt. HOOFDSTUK XV. Wat Eduard von Eickhoff aanbelangt, hij had den winter in Italië doorgebracht, was daarop naar Parijs gegaan en nn ein delijk weer naar Eichen teruggekeerd. Aan de Herbachs dacht hg niet meer, de vijfduizend thaler waren weg en onherroepe lijk verlorenhij had ze ten laatste opge ruimd betaald en zgne grootmoedig heid had hem nooit berouwd. Zoo rat Eduard na lange afwezigheid op een' goeden dag wear eens in zijn ka mer aan het ontbijt de zon scheen zoo vroolijk, als zou het nooit herfst worden en hg bevond zich trots zijne een- saamheid in een goede luim, toen de dienaar de denr opende en mededeelde, dat er be zoek was, en een heer hem wensohte te spreken. „Laat hem binnenkomen," zeide Eduard en eenige oogenblikken later trad een ma gere, ernstige man de kamer binnen, zette sieb tegenover Ednard neer en sprak: „Heb ik de eer met mjjnheer von Eick- draden. Evenals de electiische tram wordt daa de schuit door het water voortbewo gen. Dat zij alleen voor de trekvaart wer ken zal, is van een practische Franscbe maatschappij niet te veronderstellen. Zij zal ook wel voor passagieis gaan zorgen en ziedaar, met opoffering van het sjok kende paardje en den vroolijken jager, den al-ouden trekschuitdien9t in eere hersteld. We zullen weer, laoge-pijpeu-rookend en kaart-speleud in het roefje, naast den stuur man, des Zondags naar den Haag en Sche- veuingen, naar Leiden, Haarlem en Amster dam, naar Qouda en Utrecht eDZ. enz. kunnen varen. De guldeu tijd van tocht jes langs de vaarten i» weer aangebro ken. De eleotrische trekschuit is nu wel niet fCotnme il faut', maar we kunnen het er best mte doen cn grootmoeders hebben redenen tot tevredenheid. Neen, d» pcëzie is de wereld nog niet uit. Al hebben we Drlftsche stoombootjes, die zich niet haasten en oveial waar maar een passagier te bekennen is, met plezier een kwart uurtje Btopp.m, zij vervingen de trekschuit niet en we hebben dus re den blij te wezen met de Fiansche onder neming. Ongeveer tegelijk met dit bericht ver nemen we de tijding, dat een electrische spoorweg wordt aangelegd, dwars door de polder», die ons in twintig minuten van Rotterdam Daar den Haag zal brengen en dit zoo erg modern-snel kan een droppel tje alsem in bet zoet onzer voldoening worden geacht. Nu waren we blij met de trekschuit en er hangt ons een electrische spoorweg boven het hoofd Maar als te vreden menschen accepteeren we gaarne allebei; zijn we met oude voorkeur be- habt, dan gaan we met de trekschuit, hebben we moderne haast en practiscben zin, dan pakken we 't electrische trein tje Er zijn nog genoeg ouwerwetsche luid- jps om zoo'n voorvaderlijke onderneming tot bloei te brengen. Goê-lien, die uit principe nooit in een spoortrein gaan zit ten, die zelfs voor geen geld in een tram- hoff te spreken f „Dazellde, mijnheer'. „Aan wien overste Herbach vijfduizend thaler schuldig is „Inderdaad, ik weet niet begon Edu ard, maar de gast viel hem in do rade „Verontschuldig mij slechts eenige oogen blikken, mijnheer, ik zal o namelijk die som weer teruggeven. Wilt gij zoo goed zgn, mij een qaitantie to geven; ik betaal u in- tusschen kapitaal en rente, en breug u ver der dank, dat gij den wissel op zoo grootmoe dige wijze hebt afbetaald." Een plotselingen donderslag had Ednard niet meer beteuterd kunnen doen kijken dan deze woorden i hjj zag zijn bezoeker aan, twijfelend, verwonderd, eo hij had lust, alles voor gekheid en scherts te houden, maar de vreemdeling haalde een por tefeuille voor den dag en begon de som uit te tellen, nog eer Ednard tijd vond zijne verwondering te kenuen te geven en het geld af te wijzen. Eindelijk geide hij1 „Ik heb nooit aan een terngbetaiing van het geld gedacht en de geheele zaak was ik reeds vergeten. Vijfduizend thaler meer of minder heeft geene bateekenis voor mij, ik geloof ook niet, dat deoverstedo verplichting tegenover mij zoo drukkend en bezwarend zal hebben gevon den; ik moet de terugbetaling van dat geld weigeren." „Mijne instrnctiëu zijn beider en duide lijk en laten geen misverstand toe," ant woordde de ander. „Overigens ben ik slechts agent in deze aangelegenheid en niet ver der daarbij betrokken. Ik moest n vgfdui- zecd tweehondord vjjf-en-twintig thaler be talen, alzoo kapitaal en rente, en moet u om eene quitantie verzoeken. Zeker, overste Herbach daobt bij zijn vertrek uit Orpen er geenszins aan, dat bij ooit weder in staat zon zjjn, n de som terug te geven ik verbeog mij, dat ik de eer mocht hebben, u dat 'geld te kunnen overhan digen" „Maar"begon Eduard. „Ik mag geen uitvlnoht doen gelden, de zaak is eenvoudig genoeggij hebt het geld geleend en moogt er u geen gewetens wagen zijn te krijgen en die maar nocde van een stoomboot gebruik maken, men behoeft ze zelfs io een zóó moderne stad als Rotterdam niet met een lantaarn te zoeken. In bijna elk goed-oudje steekt zoo iets van antieke vooroordeelen en meer dan éóa jongere laat zich daarmeê enten. Dat in onzen tijd waarzegsters, kaartlegsters en koffiedikkijksters van hun baantje kun nen bestaan en hun klanten hebben onder jonge menschen bewijst, dunkt me, dat de ze bewering niet zoo twijfelachtig is als men op 't eerste gezicht zou gelooven. In een veelgelezen blad l»s ik dezer dagen een advertentie, die ik met een kleine veraudering, om het goede mensch niet nit haar klanten te helpen, hier over schrijf Mejuffrouw N. N., beroemde astrologiste, geeft raad in alle zaken, wooDt thans straat 85, Is te spreken van 's morgens 10 tot 's avonds 10 uur.' Zouden daar nu nog menschen invlie gen I dacht ik. En waarom ook niet. Als er geen lui waren, die zich met open oogen lieten bedotten, zouden er zooveel twijfelachtige ondernemingen niet kunnen bestaan. Maar het interesseerde mij zekerheid te hebben. En zoo heb ik Dinsdag mejuf- vronw N. N., beroemde planeetknndige en astrologiste, eens opgezocht. Nu, meegevallen is 't me niet. Zelfs de illusie, die dan toch van zoo'n groote dame behoort uit te gaan, ontbrak vol komen, Ze woonde in een dood-gewoon huis, tweede verdieping achter. Haar observatorium was een zeer leelijke, min of meer gore kamer, gemenbeld met stukkeude plompe meubelen, lappen tegen de vensters, een krenpele tafel in het midden. En het mensch zelf Wat is zoo'n beroemde astrologiste en planeet- kundige me tegengevallen Mjjn schoon maakster imponeert nog meer dan zij 1 Aller-gewoon8t in haar kleeren, een muts je op de haren en over de ooren, een verschrompeld gezicht, met ingevallen lip pen en een paarsen, ongenaam-glimmen- i wroeging van maken, het weder aan te ne men; het beboort u. Geef mij het bewijs en ik heb mijn werk gedaan, want mijn plicht is het, sloebts het geld in nwe handen al ie dragen, niet om mij er over te bekommeren, wat gij er mede wilt doen." Nog eer de inkt op het papier droog was, was de vreemdeling zoo snel verdwenen als hij gekomen was. Had Eduard bet hoopje bankpapier niet voor zich gezieo, hij zou alles voor een droom hebben ge houden en de magere, er nstige man voor eene geestverschijning. Hjj bracht er bijna den halven dag mee door met over de zaken van den overste na te denken en kwam eindeljjk tot bet be sluit, dat dere op da een of ander8 manier aau eau groot vermogen zon zijn gekomen, dat hij zoo maar zonder meer vijl duisend thaler weggaf: en t«n slotte meende bij, dat hij toeh ongelijk had met zijne veronderstelling omtrent den overste, waDt deze terugbetaling bewees, dat de eerlijkheid van dezen groo- ter was dm Eduard had gedacht. Na zou het de aardige Era ook wel beter gaan, en om harentwille verheugde hij zioh 't meost in hunne veranderde en verbeterde levensomstandigheden en sedert langen tijd hielden zijne gedaohten zich weder eens met haar beeld bezig. In den namiddag van denzelfden dag reed Eduard naar OrpeD, om den direotear een zaak mee te deeleo, en kwam daar te we ten, dat deze sedert een paar weken op reis was gegaan. Bij het naar buiten gaan trof bjj voor het gebouw van de bank mijnbeer Teicbmann aan, die juist wilde bin nengaan toen Eduard bet huis verliet, „Goeden avond, goeden avond, ik verbeog mij er zeer over te zien," riep Teiehmann, alsof zij hun leven lang de beste vrienden waren geweest. „Ik ben kortgeleden nog in Berlijn ge weest," vertelde heer Thomas, ,,en heb daar oude bekenden van n aangetroffenzij in formeerden ook naar u." „Zoo?" zeide Eduard koel. „Oob, gij kunt niet radeu wie ik bedoel, ik heb het oog op overste Herbach en zijne dochter. Een mooi meisje, nietwaar Ofsehoon den nena. Is u juffrouw N. N.P - Jawel, zei ze, een beetje beleedigd om mijn verslagen-verbazing. Als ze nog een langen lel-klenrigen man tel had omgehad en een spitse muts op eerwaardig grijze haren en een energiek gezicht daaronderof ze had het ver- kromd-nijdige, het geheimzinnig-venijnige van ean tooverheks gehad, ik hzd wel licht begrepen, dat ze een drukke klan- disie van dienstmeisjes en winkeljuffers en huismoeders heeft. Maar zóó'n astio- logiate Het spijt ine dat ik over de mate harer bekwaamheden en de wijze, waarop ze hare voorspellingen voordraagt, nie mendal kan vertellen, want blijkbaar vertrouwde ze ms niet nadat ze onmid dellijk gevraagd had, of ik soms vaa de politie was, erbij voegend, dat ze een rein hart en niet het minste schuldbe wustzijn in zich omdroeg, antwoordde ze me op mijn verzoek, mij eens de toekomst te willen voorspellen Nou, zeg, denk je, dat ik me door jou belatafelen laat. Nee, dan mot je vroeger opstaan. Ik ken dat. Jawel, me uit laten hoorm hè, en me dan uitlachen, ga jij gerust je groot moeder voor den mal houden. Ze liet mij niet eens ten volle hare ka mer binnentreden. Ik verklaarde, dat ik uit zuivere belangstelling kwam, dat ik gerecommandeerd wa9 door iemand, wien het precies naar hare voorspellingen ge gaan was, ze hield den deurknop vast en schudde beslist ontkennend met het hoofd. Nee, nee, ik doe daar niet an. Ik maak er geen grappen mee. Dan moet je naar de concurrenten gaan. En ik kon onvoldaan de beroemde as trologiste verlaten, maar dat ze 't druk heelt, dat heb ik terloops van haar ver nomen. Vooral, of liever uitsluitend 'savonds na achten. Die werktijd van tien tot tien is reclame 1 Na achten komen er dienstmeisjes genoeg, die uit de kaarten weten willen, of haar vrijer haar wel op- rechtelijk lief-heeft en of hij niet wel eens niet meer zoo mooi als ze is geweest. Ja, js, zij waren zeer blij, weer eens iets van u te hooren." „Dank ui* zeide Eduard droog en maak te eene beweging om Thomas voorbij te gasn. Daar kwam hem echter plotseling in de ge dachten, dat deze hem wellicht eenige inlich tingen zou kunnen geven over de omstan digheden, waarin de o verste verkeerde. Hij bleef daarom nog een oogenblik staan cn zeide „Kunt ge mij zeggen, of hei den overste nu beter gaat „Hoe kan ik dat weten?" zeide Thomas zeer verrast, „Hij heeft mij zijne geheimen niet toevertrouwd, maar ik heb reden te gelooveD, dat juffrouw Herbach „Wat is er met haar?' vroeg Eduard haastig, toeD de andere sweeg; het werd hem eensklaps zoo beklemd om 't harte. „O, niets bijzonders," grijnsde Thomai, „ik dacht slechts, maar gedachten zijn immers tolvrijen het spreekwoord schijnt waar te zijn oade liefde roest niet." Iets als „verdoemds onbeschaamdheid" ont snapte er aan de lippen van den jongen man, maar Tbomas' scherp lachen overstem de ieder antwoord en terwijl deze in het vroolijk bewusUijn van zijd medeminnaar eens een kak gezet te hebben, zwij gend verder ging, gaf Ednard zijn eerste plan, om hem voor zijne onbeschaamdheid te tuchtigen, maar op. Doch dit kleine voorval had Eduard duchtig opgewonden. Hij verachtte Thomas Teieh mann nit den grond van zijn hart en dat znlk een man het gewaagd had, zich tegenover hem ean hatelijke aardigheid te permilteeren, er gerde hem eigenlijk meer dan de zaak zelve. „Wanneer ik weer eens met dien buffel samenkom, zal ik hem eens leeren, hoe hjj zich tegenover mij behoort te gedragen maar eigenlijk ben ik zelf de sohnld ervan, wat doe ik hem ook iets te vragen," mom pelde Ednard voor zichzelf. „Ik wensohte, dat ik bem in 't geheel niet had gespro ken." Daar deze wensch een nuttelooze was, stelde hij er sieh eindelijk mede te vreden, de zaak te willen vergeten! maar een knip-orgje met ontrouwe bedoelingen aan andereD geeft. Winkeljuffrouwen, die weten willen, of de officier, dien zjj ver wachten een zwarten of een blonden kne vel beeft, dan wel volstrekt góén knevel. Huismoeders, die willen weten, op welk num mer de honderdduizend zal vallen, enz. Hoe ze al die menschen tevreden stelt, begrijp ik niet, Eu of zij wel eens ver ontwaardigden aan de deur krijgt, die haar komen vertellen, dat hel ffnet andersom* is uitgekomen, weet ik niet, maar deze beroemde astrologisten en kaartlegsters, óók al poëtische overblijfsels uit den ouden tijd, verhuizen telkens. Onder telkens an- tere namen duiken ze geregeld op ver schillende plaatsen op en ter afwisseling gaan za ook wel het bijgeloof in andere steden exploiteeren. Er zijn altijd domme menschen genoeg, om haar broodkast en geheimzinnige ftesch behoorlijk vol te hou den. Menschen, die gek gedroomd hebben, willen wel eens weten wat dat beteekend I Za zijn er altijd geweest eD ze zullen er ook wel altijd blijven. Op een tramwagen hoorde ik onlangs iemand vertellen, dat hij nu al 55 jaren in de loterij speelde en bij had nooit iets hooger dan eigen geld getrokken. Maar in zijn jeugd had een kaartlegster hem voorspeld, dat hij nog eris de honderddui zend zou trekken. En a's 't niet gauw kwam, moest hij maar volhouden. Komen zou het zeker Onze mangelvrouw, die rich beklaagde over htat man, een onnoozelan stumperd, die geregeld de bakken schoon goed op straat uit zijn handen iaat vallen, vertel de me Eu dan hebben ze me in me jeugd voorspeld, dat ik nog eeDS een advocaat zou trouwen. Een advocaat met een zwarte snor 1 wat een kies tooh van zul ke menschen dat ging niet aoo gemakkelijk. Altoos en altoos weder moest hij aan Eva denken, aan het vele geld, en wat Teiehmann tooh eigenlijk met zijn woorden had bedoeld. Het wond hem ongemeen op. Hij dacht aan het jongo meisje, dat hier in dezelfde kamer gezeten bad en zoo ern stig, zoo zonderling tot hem had gesproken, en deze gedachte riep het gevoel in hem wakker, dat hij voorheen niet genoeg achting voor haar had gehad. Waar was zij nn, die haar va- dar zoo opofferend liefhad en zoo vleiend en smeokend voor hem in de bres was ge sprongen Was zij gaarne in die groote stad, waar verderf en verleiding haar stap voor stap volgden Zijne liefde was ge storven, maar hij had, trots dat, nog warme gevoelens genoeg voor haar. W«s zij gelukkig? Had do wereld haar hart, hadden de menschen b*ar eenvondig.vertrouve d gemord niet veranderd Teiehmann had verteld dat zij niet meer zoo mooi was als vroeger' kon niet een enkel kort jaar, even,ls vaa; haar gelaat ook van de ziel het schoone doen wegsmelten? Ea wa« het dat, wat die bruiale Teiehmann had geweten en hem had willen verteilen Ednard dacht en daobt, totdat hij onge duldig opsprong en het park inging. Vóór het carnaval wilde bij een paar weken noar Berlijn wellicht voerde het toeval hem dan met Eva samen. Herfstachtig koud en zeer onaangenaam was het weer plotseling gawordendoor de straten van Berlijn toot de wind om de hoeken van hui/.en en sohoorsteenen en tante Franciska luisterde met een ernst en oplettendheid daarnaar, ala moast haar van den een of ander een antwoord op een gedane vraag worden toegewaaid. Wie weet, wat geschiedde, want op een avond deelde zij aan de beide meisje het vol gende mede „Ik ga morgen op reis, kinderen." „Werkelijk 1" riep Millj, „hoelang?" „Slechts voor ean paar dagen, en ik hoop, dat gy goed voor het huishonden zult zorg dragen gedurende mijne afwezigheid en gij, Evaatje, geef mij een kas en hgal je geea

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 5