noegd, dat Elise haar verwonderd aanzag. Toen Frans Biber denzelfden namiddag kwam, verwonderde hij zich niet weinig over Augnsta's veranderd voorkomen. Zij was buitengewoon vriendelijk eu z<g hein uit hare donkere oogen hslf weeneud, half treurig aan, zoudat hij haar verward aanzag. „Juffrouw Bertram ia niet wel, zij laat u begon het mooie meisje »wil u niet binnengaan, om een weinig uit te rusten P" De oude heer volgde haar in de kamer, nog een weinig in de war over die zonderlinge begroeting, doen spoedig nam zijn gewone driestheid weder de overhand. Hij greep de hand van Augusta en hield die vast. Beeds wilde deze hem de laig geven, maar zij bedwong zich en liet hem do hand houden. jyEigenlijk was ik zeer boos op n, mijn heer Biber,' begon ze op vrirndelijken toon. #Docb gij hebt dat toen niet zoo erg ge meend en ik wil nn niet langer boos op u zijn. Het is nu eenmaal mijne natuur, dat ik met menschen sympathiseeren moet, wanneer zij door anderen verdacht worden en wanneer men tracht, hun schade aan te doen. En dat is nu bij u het geval.' Mij, mijl" stotterde Biber. wMij ver denkt men Eu wie doet dat P" Verscheidene personen", antwoordde bet meisje met een zucht terug, die deelneming moest uitdrukken.»Eigenlijk mag ik daarover met a niet spreken hier sloeg ze als beschaamd de oogen neder, als een beeld van ware verlegenheid aau haar schort trekkende. »Maar ik kan niet anders, het doet mij zoo oprecht leed." Biber spitste nog scherper de ooren. »De menschen zijn zoo slecht," ging Augusta voort. »Stel u eens voor, men zegt, dat u mijn juffiouw slechts nit be rekening hebt gevraagd ter wille van haar geld van liefde zou bij u geen spoor aanwezig zijn gq zoudt de groot ste egoïst Bibers gelaat verfde zich donkerrood van Woede en zijne kleine, grauw-groene oogen flikkerden toornig. „Dat is laagbrulde hij. #De men schen moeten zich maar om iets anders bekommeren en mij en mijne aangelegenhe den met rust laten.' »Ja, dat is mijne meening ook," viel Augusta in. »Maar de menschen bekom meren zich nu eenmaal niet om n; en voornamelijk de broer van de jufirouw schijnt in 't geheel niet goed over zijn toekomstigen zwager te spreken te zijn." Ditmaal werd mijnheer Biber bleek bij wist; msar al te goed, dat mijnheer Ber tram hem niet lijden mocht. „Luister nu goed naar mijn geheim, mijnheer Biber. Men heeft tegen u s>.Om gespannen. Mijnheer Bertram heeft zijne zuster ronduit gezegd, dit het niet om haarzelf was, matr slechts t«r wille van haar gild. Juffrouw Elise gelooft dit niet. Vandaag kwam nu evenwol het bericht, dat het bankiershuis, waar juffiouw haar geld gedepoueerd heeft, bankrett is gegaan. Maar d*t geld is, God zij dank, eenigen tijd geledeD van dat kantoor weggenomen en ergens anders belegd geworden. Nu wil men u evenwel op de proef stellen. Mijn beer Bertram overreedde zijne zuster, dut zij tegenover u zou doen, als had zij haar geheels vermogen verloren en als w&s ze zoo arm als een kerkmuis. Dan zou zij afwnohten, hoe gij u zoudt gedragen. Mijnheer Bertram hoopt, dat ge u zult terugtrekken en spoedig daarop de verlo ving zult afbreken. Juffrouw Bertram wilde daar eerst niemendal van weten; zij wilde van een dergelijke komedie niet hooren, zij hield het voor schandelijk en ik weet al niet wat. Teil slotte liet ze zich over halen en willigde io, alleen maar om haar broeder te bewijzen, dat zij zich in uw trouwe liefde niet bedrogen had.' Augustii zweeg en sloeg met groote be langstelling de uitwerking harer woorden gade- Mijnheer Biber draaide ocrustrg opzijn stoel heen en weer, het scheen hem recht onbehaaglijk te moede te zijn, want op zijn voorhoofd parelden groote zweet- druppelen. »D»t is schandelijk, ongehoord,' kuchte hij, »en Elise mijne bruid liet zich werkelijk verleiden, mij deze B Ach, mijnheer Biber, u moet bedenken, dat het arme meisje biju* gedwongen is," viel Augusta hem in de rede. „Zij kan niet anders, en ten slotte dost zij hel nit het oogpunt om u glansrijk uit het strijdperk te doen treden. Zij heeft zich bijna de oogen uitgeweend, zoo diepbedroefd is ze." »Hm hm „Juffrouw Bertram schudde mij haar hart uit en zeide, dat ze bel niet over leven zou, wanneer gij gij ja, gij weet reeds w»t ik bedoel. Ik houd het voor groote zonde, dat men op zulk eeD licht vaardige wijze twee menschen, die elkan der liefhebben, scheiden wil. Daarom nam ik mij voor, u te waarschu wen, Maar, mijnheer Biber, dv strengste geheimhouding, hoorMijne meesteres zou ontroostbaar zijn, als zij het vernam.' „Ik ben zoo stom als het graf," ver zekerde Biber snel, „gij zijt een goed meisje, ik dank u hartelijk. Wanneer wij getrouwd zijn, blijft ge natuurlijk bij ons en ge zult het zeer, zeer goed hoogacht en bemind. Aan alle deze voor treffelijkheden van haar hart paarde zich nog een dengd zij was zeer rijk. Mijnheer Frans Biber, wiens voorhoofd zich al bedenkelijk vei naar achteren be gin uit te strekken, wiens oogen evenwel nog jeugdig konden schitteren, beminde haar alleen met het oog op de laatste deugd. Had Elise geen groot vermogen bezeten, 't zou hem heusch niet ingevallen zijn ofschoon hij zelf zeer rijk was zich met haar te veiloven. Dat wist ie dereen, die hem kende, alleen zijne bruid wist dat niet. Zij beminde haar oudach- tigen vriend van ganscher harte en zen hem geen slechte bedoelingen hebben dur ven toekennen. Dat hij haar alleen ter wille van het geld nam, dat zou zij, wanneer men het haar gezegd had, met verontwaardiging van zich hebben gewezen. Frans Biber of »de oude Biber,» zooals hij algemeen genoemd werd, want hij was reeds 54 jaar oud bekommer de zich over het oordeel van de wereld al heel weinig. Dat hij vele vijanden bezat, die zijn kras egoïsme hem had bezorgd, wist hij maar al te goed. In het huis van zijn verloofde bezat hij ook een niet zeer goede vriendin, en dat wel in de per soon van Augusta, juffrouw Bertram's ka mermeisje. D.'ze mocht den »oudenbruids giftjager*, zooals zij hem in haar binnenste noemde, in 't geheel niet lijden, omdat rij zijn werkelijk karakter geheel doorzag. Hoewel zij reeds ia den beginne tegen hem was ingenomen, werd dat gevoel later tot baat verscherpt, toen Biber op een zekeren dag de brutaliteit had, Au gusta te willen kussen. Hij, de verloofde van haar meesteres, wilde haar kussen Hij was in één woord verschrikkelijk 1 De ze beleediging vorderde wraak. Augusta zag er zeer aardig uit dat wist zij zelve maar al tegoed; zij was evenwel ook een zeer braaf meisje, dat hare mees teres hartelijk liefhad. Was dat niet 't geval geweest, dan zou za na dit voorval den dienst van juffrouw Bertram verlaten hebben, na haar alles te hebben verteld. Maar zy zweeg en behandelde den ver loofde van baar meesteres vanaf dat oo- genblik kort en onbeleefd. Ook jnam zij zich vast voor, na de bruiloft van betrek king te veranderen. Augusta had er al in het hreede over nagedacht, hoe zij zich over de geleden- krenking op Biber zou wreken; er was haar evenwel nog niets geschikts in de gedachten gekomen. Zij wilde niet hebben, dat ook haar meesteres er door getroffen zou worden; die zou zij voor alles ter wereld geen leed lubben willen aandoen. behalve beleefde antwoord. „Ik dank u voor uw bescheiddat is ge woonlijk het geval, wanneer men tevergeefs naar iemand vraagt. Ik mag wel een kort ant woord op mijn onbescheiden vraag verdieud hebben, maar het is mijne bedoeling niet geweest, om nit te visscben, waar ge geweest zp. Wees daarom maar niet boos. Ga maar eens zitten; ik heb u zeer veel te ver tellen, dat wellicht allemaal voor n niet heel aangenaam is, te meer als men de te genwoordige nitdrnkking van nw gelaat ga deslaat." Edaard wist, dat zijn vriend hem nitboo- ren wilde; hij merkte het aan bet gedwon gen laebje, dat hem om de lipppen speelde en den doordringenden blik, die in de anders zoo goedige oogen lag. Maar hij was be sloten, zich tot geen bieebt te lalen dwin- gan en met wanhopige inspanning zijn ge melijke stemming afschuddende, wierp hij zich op de sofa neder en zeide „Wees barmhartig en spreek vandaag niet over te erg zwaarwichtige dingen; ik ben zeer afgemat en ton mij gaarne nog oëd weinig mst geven vóór ik afreis." „Waarheen F" vroeg da bankier, bij wien de nieuwsgierigheid weder voor de beleefd heid moest wijken. „Naar Parijs 1* was het antwoord. „Waarom naar Parjja F" „Voor gewichtige zaken 1" zeide Eickhoff, terwp hij zelf over het antwoord moest lachen. „Onzin," zeide de bankier. „Gewichtige za ken zijn dingen, die ge nw leven lang niet gekend hebt. Ik hond het voor zeer on- waarscbpljjk, dat ge juist heden geat, te meer daar ik iets voor n te doen heb. Ge moet naar de Heibachs gaan." „En wanneer ik dat niet wil F* vroeg Edaard, sterk blozend. „Ik neem geen beding aan, ga moet naar de Herbachs, graag of niet graag, maar ge moet en zult er been." „Moeten is een heel krasse nitdrnkking ik tio er do nocdwendigheid niet van in." „Zeker wel, mijn vriend ge moet naar de Herbaohs en juffrouw Eva om een onder- boud vragen." Eindelijk kwam voor Augusta de ge- wenschte gelegenheid, op een wijze, zooals het goede meisje nooit zou hebben ver langd, want die gelegenheid voerde een zwaren slag voor haar juffrouw met zich. Op een zekcron morgen bezocht mijn heer Bertram zijn zuster op een zeer on gewoon uur. Hij zag opvallend bleek en verstoord. Nog geen kwartier bleef hij in huis, of daar werd reeds om Augusta gescheld. Toen deze de kamer van haar meesteres binnen kwam, vond zij deze luid weenend. Elise's broeder was de overbrenger van zeer kwade berichten ge weest. Het bankiershuis, waarin juffrouw Bertram's vermogen wïs belegd, had ban kroet geslagen; slechts een geringe som kon gered worden. //Ach, mijn God, mijn God," jammerde Elise, nadat hasr broedsr haar had ver laten. „Wat moet ik nu beginnen Ik moet Frans zijn woord teruggeven de verloving verbreken.' Zij snikte luide en verborg haar gelaat in haar handen. Augusta was haar ver trouwde in dit zwaarste uur haars levens; zij schudde voor de trouwe dienstbode haar hart nit, „Maar juffrouw, gelooft ge dan niet, dat mijnheer Biber veel van u houdt F» vroeg deze troostend. En op verachtelij- ken toon voegde zij er aan toe„Wanneer hij zich nu, nu het ongeluk u bezoekt, te rugtrekt, kan hij ook geen vonk eerge voel bezilten.» »Acb, Augosta, het is niet edel, wan neer ik hem nu aan zijn onder andere omstandigheden gegeven woord bind," zuchtte juffrouw Elise. „Ik moet hem zijn ring terugzenden Het arme, beklagenswaardige meisje brak opnieuw in tranen uit eu zag smar telijk naar den diamanten ring, dien Frans Biber als teeken vau eeuwige liefde en trouw haar aan den vinger had gestoken. Op dit oogenblik schoot er een gedach te dooi Augnsta's breindie gedachte kwam haar zoo komisch voor, dat ze moei te had om niet in een schaterlach uit te barsten. »Kom, jaffrouw, ga een poosje liggen en rust wat uit. Wanneer mijnheer Biber komt, Lat ge u niet zieD, Gij zijt aiet wel en ziet er met die roodgeweende oogen in 't geheel niet goed uit. Ik zal hem zeggen, dat hij morgen terng moet komen* „Ach, AuguBta, zoudt gij hem niet kunnen vertelleD, welk een ongeluk ons is overkomen F Ik zelve kan het onmogelijk doen, het is mij te verschrikkelijk.» „Js zeker, dat wil ik gaarne doen,» antwoordde Augusta, zoo snel en verge- Edaard begon bitter te lachen. „Ge sp in de war, wanneet ge aan de zaak geen gewicht hecht, Edaard; ik zal u alki zoo dadelijk nit elkaar zetten, wanneer ge msar geduldig naar mjj wilt luisteren." „Ik zal een zeer opmerk mam luisteraar zp," zeide Ednard spottend. Do bankier zag hem zeer geërgerd aan; Edoard's luim was volstrekt niet prettig,on om hem moed tot zijne verklaring te geven dengda ze in 't geheel niet; bij wilde deze gelegenheid evenwel niet laten passeeren, daar zich wellicht niet zoo spoedig we der een passende zon voordoen. „Wanneer ge ernstig zondt willen zp, Edaard F" „Ernstig F Ik wss dat nooit meer in mijn leven dan nn; doe mij het genoegen en begin eindelijk, Scherer, opdat die onzeker heid ophonde." „Het handelt daarover, dat ge onder ie der bediBg moet vragen om de hand van joffrouw Herbacb." „Wat moet ik doen F" riep Ednard nit, terwp tot vreugde van den bankier een vlammend rood zp wangen bedekte. „Om baar hand vragen," zeide Scherer. „Dat zal ik wel laten," antwoordde Eduard boos. „Ik ben n wel zeer verplicht, Scherer, voor nw zorgen omtrent mjj; maar ik ga Diet naar Eva Herbach." „Ik dacht, dat ge haar gaarne moeht," merkte de bankier terneergeslagen op. Edaard sprong op en ging aan 't venster slaan. „En wanneer dat werkelijk het geval was, dan is dat nog geen reden, om als een e- zel te handelen. Ik Ironw nooit. Ik zal als jonggezel leven, sterven en daarmede, basta 1* Zulk een heftigheid sprak er nit Eduard's wezen, dal de bankier de oorzaak meende te rsden. Om gauwer achter de waarheid te komen, seide hij„Meent ge, dat Eva uwer niet waardig is, Edaard F" „Mper waardig F Zij is vptigmaal te goed voor mjj. Geef mij mijn sigarenkist eens even i zij staat daar diebt bij n. Dank je. Mper waardigi Gjj gunt haar toeh zeker wel een boter man." „Gij zijt niet, wat ge eigenlijk »p kon- det," antwoordde de bankier op zp open hartige wjjee. „Maar nn veront schuldig mijn kruisvragen waarom wilt ge niet trouwen F Uit trots F" „Trots, neen, zeker niet 1 Maar waarvoor sulk een lang onderhond om niets F Gaan wjj over iets andors praten." „Laat ons liever dit onderwerp vasthou den. Omdat haar vader zich aan een wan daad heeft schuldig gemaakt F Omdat zjj tegen leed en zorgen heeft moeten strpen F Om dat zij arm is* omdat haar positie een wei nig minder hoog is dan vroeger, ofschoon zij hare talenten voor zeer nuttige doeleinden heef< aangewend F" „Neen," herbaalde Eduard, „die afgezaagde rsdenen zp niet de oorzaak. Ik herhaal htt u; ik trouw niet." Toen hield hij de zaak voor afgedaan, stond op, schoof een raam open en keek naar bniten, Langtaam trok de bankier zp stoel ook aan het venster, dicht naast den jongen man, die zeer rood werd en over een middel na dacht om te vlochten. Maar niets scheen hem te willen helpen, en de bankier liet htm niet los. „Eduard," vroeg deze weder op den man af, .hebt ge Eva lief F" „Ik mag haar zeer gaarne en acht baar zeer hoog, dat wil ik n wel zeggen," zeide Eduard aarzelend en tegenstribbelend. „Dan laat ik n verschoond blpven Tan mijn verdere indiscrete vragen," meende de bankier; „maar Eduard, ik denk, dat aan nw onuitstaanbaar humeur de jonge dame meer schold heeft dan ge wel bekennen wilt." „Wilt ge zoo vriendelp zp, het gesprek nn als geëindigd te beschouwen, want er zp dingen „Die zelfs een vriend niet aanroeren mag", viel de directenr in. „Ik geef dat toe en zal daarom ook niet verder gaan. Om u echter eene verklaring van mp optreden te geven, wil ik u een kleine geschiedenis ver tellen, die ge eigenlek eerst nn nw aan zoek had mogen te weten komen." Daar Edaard geen enkel woord sprak, en strak vóór zich bleef kjjken, begon de direotenr: „Gjj zult u nog wel dan dag herinneren, waarop wij beiden voor dien ongelukkigen wissel naar het hnis van overste Herbacb zijn geweest, dal wil zeggen, ik bedoel den tweeden dag, waarop we met do dochter spraken en baar valsche beweringen hoor den, waartoe man haar dat was niet moeiljjk te zien gedwongen had. Ik geloof niet, dat één ven ons ooit dat onder bond zal vergeten; op mij tenminste beeft het een onuitwischbaren indruk gemaakt en ik valte van dien dag af een hartelgke gene genheid voor Eva op. Hare schoonheid, baar ellendige positie, de toon harer slem, dat alles werkte voor mij eamen,om voor het jonge meisje, dat aan den rand van den afgrond slond, een innig medelijden op te vatten. Ik hield evenwel al van dat gelaat, omdat het mjj aan oogonblikken nit mp jongeling schap berinnerdo en daarom sprak ik met n, toen we de villa verlieten, op een voor mp doen buitengewone wpe, zooals ge u nu nog wel zult herinneren. Ik dacht en hoopte, dat ik mij vrjj op uwe grootmoedigheid verlaten kon, en ik heb mjj niet bedrogen de toekomst van het meisje lag in nwe handen, gij maaktet mp vertrouwen niet te scharde. Gjj bewaerdet haar voor ellende, n self voor beroow en wroeging. Vader en dochter vertrokken. Hoe gaarne had ik toenmaals geweien, waarheen ze gin gen, welk plan ze voor hon verder leven hadden gemaakt, want al was onze kennis making nog mear van heel korten dnnr, ik had zoo gaarne hen geholpen, maar dat ging nn niet en zoodoende geraakten zjj nit mp gezichtskring. Ik zag en hoorde niets meer van hen." „Waarde direotenr4, zeide Ednard ernstig, toen deze een oogenblik zweeg, „sta m0 toe, dat ik u de zaak eens ophelder gjj hebt n een seer verkeerde voorstelling van mij ge maakt en mjj daarbij een graad van groot moedigheid toegedacht, dien ik in geenen deole bezit. Was ik er in zekeren zin niet toe gedwongen, ik had nooit zoo ge handeld als ik gedaan heb. Eerljjk gezegd, ik verdien nw lof niet. Spreek mü niet meer san de betaling van den wisse), hebben," „Daarin vergist ge u, oude zonda». dacht Augusta bij zichzelve, maar z,?e' deed ze hit nitt. Mijnheer Biber had wederom de hand van August* gegrepen, om haar zijn dank mat een handdruk te bezegelen. Zij onttrok haar hem echter snel en hief waarschuwend den vinger omhooghaar scherp oor had het gedruis van schreden vernomen. Zij opende de deur en trad de kamer uit. Aan het einde van den gang stond haar ongelukkige meestere, en wenkte haar. „Hebt. ge hem de ongeluksboodschaj) verteld P" fluisterde zij bevond. „Ik hie]j[ die onzekerheid niet langer uil; hoe heeft hij het opgenomen Mpheer Biber was spoedig na AugU8. ta eveneens de kamer uitgestapt. foe hij zijn verloofde zag, opende hij wijd en met een theatraal gebaar zijne armen eu riep „Mijne Elise, mijn lief kiud&oin aan mijn hart; daar is nw plaats y0or eeuwig. Hoe kondet ge aan mj; twijfelen en van mij denken, dat mijne liefde voor jou zau weten van wankelen of wijken I" Augusts had nog gezien, hoe Biber zijne verloofde stormachtig omarmdt; daarna was zij heengegaaD, om eens naar hartelust te schateren zij had zich gewroken en de toekomst van haar meesteres verzekerd. Vier weken later vond de bruiloft plaats. Augusta verliet reeds den volgen, den dag haar betrekking, ofschoon Elise haar bad en smeakte, toch bij haar te blijven. Maar August» liet zich van haat besluit niet afbrengen, zij vond het nu hoog tijd worden, dat zij uit Biber's na bijheid kwam; wat haar daartoe bewoog daarvan behoefde de jonge echtgenoote niets te weten. Eenige weken later ontmoette Augusla mpheer Biber op straat. Zijn gelast werd bijna green, toen hij het vroegere kamermeisje zijner vrouw zag. In plaats van met een zoet glimlachje, waarmede hij Augnsla vroeger steeds begroette, schoot hij nu een giftigen pijl uit zp kleine oogen in de richting van Augusta, wat deze met een boosaardig, Liomfeerend lachje beantwoordde. Daarna ging hij zon der groet voorbij. Augusta verheugde zich uitermate erom, dat de list zoo voortrtfie- lijk was gelokt. De sluwe vos was in de v»l geloopen haai geliefde metsterts was de vrouw van eeo rijk man gewor den, wiens verlies zij zeker nauwelijks te boTen gekomen zou zijn. Frans Biber waagde het nooit, zijn vronw anders dan liefdevol te behandelen. het drijft mij het bloed naar de wangen en blijft steeds een teer pont voor mij. Kunt ge Diet over iets anders praten F" „Eerst moet ik met mpe vertelling ten einde sijn," antwoordde de bankier, „luister verder. Ik heb u aan al deze dingen horinnerd, om u te verklaren, waarom ik mi) zoozeer voor de dochter van den orante interesseer. Wanneer ik nog etn wensch in dit leven te uiten heb, is het dit, dat ik jonge menschen met al mijne kracht aal mogen bptaan, om het spoor, dat bet leed in hnn siel en bart heeft achtergelaten, te helpen nitwissohen- „Het is wellicht een dwaas idéé van een ond man als ik, maar bet laat sicb msar niet veranderen. Thomas Teiahmann was de eerste, die mij van Eva wedsr bericht bracht. Om alles door hem aan de weet te komen, heb ik hem een middag len eten gevraagd, verdroeg ep geselschap en kwam zoodoende werkelijk veel te weten over den overste en »pe dochtergenoeg, om op recht medelpden met het ongelukkige meisje te hebben, naast den vnrigen wenscb, haar te kannen helpen. Daar ik spoedig daarop voor zaken op reis moest, maakte ik ook een besoek op het slot Botbenbnrg, tnsschen twee haakjes gezegd een vsd de mooiste landgoederen, die ik ooit heb gezien om daar eens bij den ooden man een goe woordje voor spe kleindochter te doen. Ik had evengoed voor een rotsblok kannen knielen en om medelijden smeeken. Nooit heb ik met een mensch op aarde sn een ellendig onderhond gehad als met dien ouden zondaar. Eindelijk zeido ik bem goed Hollandacb, wat ik van hem en zp han delingen daoht en waarachtig, mp ®r^ern en mp brntaal optreden schenen hem g troffen te hebben- Hoe heiliger ik sp'4 des te bedaarder en oplettender luist®' de bij naar mij. „Ik had tot dusverre slechts van Ev» g sproken en den overste zoo ter loops m gesprek gemengd, «onder over zp P®'1. veel te zeggen. Ik smeekte voor zp *1® kind en daar dat tevergeefs scheen, "®P hem ten laatste alle booze en bittere dingen die ik maar eenigssioB bij elkander rapen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 6