Zondag 4 September 1898. 42ste Jaargang No. 3342. d PolM mrzicM Ier weel. iSureau: Laan, Jl 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker J. W1 KËL, KKKSTK BLAD. een verbiste Zomermantel. Proclamatie Buitenlandsch Nieuws. 1 i e 11 s- RAAIT. Aimmiif- k Luüiivi Dit blad verschijnt (weemaal per weekWoensdag- en Z a t e r c' gavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden A.DVERT 'NT1EN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 8.Franco per post f 3.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADYERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer beslaat uit twee bladen BKIKEKIIMAKIiG. POLITIE. Ter Secretari: onzer gemeente worden inlichtingen verzocht omtrent van H. M. Koningin Wilhelmina. Een buitenge* oon nummer der Neder- landsche Staats-Courant bevat de volgende Procluma tie van den 31sten Augustus 1898, betreffende de aanvaar ding der regeering door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nasbm. enz., enz., enz. Aan ijn volk Op dezen voor U en Mij gewichtigen dag gevoel Ik Mp gedrongen eenige woor den tot U te richten. Allereerst een woord van warme dank baarheid Sedert rijne vroegste jeugd hebt Gij Mij omgeven met Uwe liefde. Uit alle deelen van het Koninkrijk, uit alle kringen der maatschappij, van ouden en jongen, ontving Ik stee- de treffendste blijken van gehechtheid. Nadat Mijne beminde Yader Mij was ont'Hlen, werd al Uwe aanhankelijkheid aai "'lijn Stamhuis op Mij overgebracht. Than;., nu Ik gereed sta de schoone, doe. "ware taak, waartoe Ik geroepen ben, ie aanvaarden, govoel Ik Mij als gedragen door Uw trouw. Ontvangt Mijnen dank Hetgeen Ik tot dusver mocht ondervinden liet on- uitwischhare indrukken bij Mij na. Het is Mij een waarborg voor de toekomst. Mijne innig geliefde Moeder, aan Wie Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten, die nu op Mij rusten. Ik stel Mij tot levensdoel dat voor beeld na te volgen, te regeeren zooals van een Yorstin uit hot Huis van Oran je wordt verwacht. Aan de Grondwet getrouw wensch Ik den eerbied voor den Nederl. naam en de Nederl. vlag te bevestigen, Ik wensch bij het Opperbestuur over de Bezittingen en Koloniën in Oost en W-wt rechtvaardigheid te betrachten, en naar Mijn vermogen bij te dragen tot verhooging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn. Ik hoop en verwacht, dat Uw aller steun, in welken ambtelijken of maat- schappelijken werkkring binnen of buiten het Koninkrijk Gij zijt geplaatst, Mij daarbij -ooit ontbreken zal. Op God vertrouwend o en met de be de, dat Hij Mij. sterke, aanvaard Ik de regeering. Lasten en bevelen dat do proclamatie in de Staatscourant en -t Staatsblad opgenomen en ter plaatse, waar zulks ge bruikelijk is, aangeplakt zal worden. Gedaan te 's-Gravenhage, op beden den 31sten Augustus 1898. Wilhelmina. De Minister van Buitenlandsche Zaken, W. H. de Beaufort. De Minister van Justitie, Cort. v. d Linden. De Minister van Binnenlandsche Zaken, H. Goeman Borgesius. De Minister van Marine, Röell. De Minister van Financiën, Pierson. De Minister van Oorlog, Eland. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, C. Lely. De Minister van Koloniën, Cremer. of meerdere daartoe strekkende wetsvoor stellen met memorie van toelichting en raming der geldelijke gevolgen te ontwerpen en aan de Koningin-Regentes in te dienen. Tevens werden bij dit be sluit de personen benoemd, die in deze commissie zittiug zouden hebben. Haar rapport, waaromtrent zoo menig maal het: „Zuster Anna, ziet gij nog niets komen is uitgesprokon, is dezer dagen dus drie jaren na de aanstelling der commissie verschenen en daaruit bleek, dat, wat den feitelijken toestand betreft, een ingesteld onderzoek tot deze conclusie leidde, dat de commissie na genoeg eenparig van oordeel was ,dat de economische toestand, waarin werklieden en met hen gelijk te stellen personen zich bevonden, indien zij door ouderdom of invaliditeit blijvend ongeschikt waren om in hun onderhoud te voorzien, deze was, dat zij dan dikwijls op 65-jari- gen en hoogeren leeftijd zelfs in de meeste gevallen armlastig waren, of afhankelijk van hun kinderen of andere bloedverwanten, en dat zij de vruchten van vroegere besparingen dan slechts in geringe mate genoten. Als hoofdoorzaak van den min gun- stigen economischen toestand der oude en invalide werklieden moest naar het oordeel der commissie worden aangeno men, dat het loon al mocht het in sommige gevallen niet te laag zijn om den werkman gelegenheid te geven om te sparen en zich te verzekeren tegen ouderdom en invaliditeit toch in de moeste gevallen hem niet in staat stelde om bij de tegenwoordige levenseischen op verschillende tijdstippen zóóveel dan wel zóó onafgebroken te sparen, als voor de geheel uit eigen inkomsten te betalen premie ter verzekering van een voor zijn behoeften voldoend pensioen noodig was. Yan de nevenoorzaken meende de commissie, dat doorgaand drankmisbruik, luiheid enz. een meer ondergeschikte rol speelden, terwijl aan onvoldoende behar tiging door den werkman van zijn eigen belangen, onbekendheid met de bestaande vormen van verzekering, gemis van wilskracht, niet genoegzame samenwer king tusschen patroon en werkman, een meer beteekenende invloed werd toege schreven. I. Den 31 sten Juli 1895 werd bij Konink lijk Besluit een Staatscommissie ingesteld, ton einde te onderzoeken of, naast de in stelling van een rijkslijfrentebank en naast de verzekering tegen ongelukken, waatregelen bij de wet behoorden te wor den genomen om te bevorderen, dat Werkbeden en met dezen gelijk te stellen personen, die door ouderdom of invaliditeit blijvend ongeschikt waren om in hun onderhoud te voorzien, recht erlangden °P geldelijke uitkeeringenen bij be- vestigende beantwoording dier vraag een I Reeds lang vóór het instellen dezer Commissie is het bovenstaande door de mannen der democratie van de daken verkondigdwij hadden waarlijk geen commissie noodig, die ons „nagenoeg eenparig" zulke tastbare waarheden ver kondigde, en voor hen, die naar deze woorden nog niet hadden geluisterd, klonk den 14den November 1896 boven dien het woord der Liberale Unie, toen haar vergadering in haar hervormings program „invoering van een stelsel van verplichte verzekering tegen de nadee- len, waaraan de arbeid bloot staat, ten gevolge van ongevallen, ziekte, invalidi teit en ouderdom, en zulks, althans voor invaliditeit en ouderdom, zoo noodig, ten deele op kosten van den Staat" als een eisch van hervorming aanwees, en daar na deze in haar program van urgentie een dringenden eisch van den dag noemde. De Commissie heeft echter iets meer gedaan dan het afleggen van deze ver klaring men denke niet al te min van haar. De groote meerderheid achtte het voor den Staat niet raadzaam, de verze kering tegen ouderdom of invaliditeit aan te moedigen door zijnerzijds een ge deelte der premiën of een gedeelte van het pensioen te betalen, en eenstemmig oordeelde de commissie niet aanbevelings waardig het stelsel, waarbij de staat aan de werklieden en aan de met hen gelijk te stellen personen een pensioen toekent, ingeval van ouderdom of inva liditeit, zonder dat de pensioengerechtig de daarvoor eenige bijdrage heeft ge stort. Een breedvoerige gedachtenwisseling over den rechtsgrond, de gevolgen ten opzichte van het loon, van den invloed op de arbeidsverhoudingen enz., leidde tot de conclnsie, dat door de commissie met een niet onaanzienlijke meerderheid werd beslist, dat het in beginsel raad zaam is te achten, de werklieden en met hen gelijk te stellen personen, tot verzekering te verplichten. Na al deze verklaringen diende de commissie aan het eigenlijke werk te beginnen en nadat zij nog besloten had, dat de verplichte verzekering en tegen ouderdom èn tegen invaliditeit te zamen dienden geregeld te worden, dat de kosten behoorden te worden gedragen door werkgever en werkman, dat het echter aanbeveling verdiende, dat aan hen, die bij de invoering der verplichte verzekering tegen ouderdom en invalidi teit wegens hun leeftijd alleen op be zwarende wijze kunnen worden verzekerd, door den Staat, hetzij in eens, hetzij jaarlijks gedurende eenigen tijd, een bijdrage worde verleend, en dat de Staat de geheele verzekeringspremie heeft te voldoen gedurende den tijd, waarin de verzekerden zich in verplich ten krijgsdienst berinden, werd met een parigheid van stemmen besloten, een algemeene maximum-loongrens, gelden de voor geheel Nederland, aan te nemen en met geringe meerderheid werd die bepaald op duizend gulden. Vrouwen zullen ook tot de verplichte verzekering worden toegelaten. Als aanvangsleeftijd in het betalen der premie, werd een leeftijd van zestien jaren vastgesteld en als aanvangsleeftijd in het ontvangen van pensioen werd de leeftijd van vijf en zestig jaren aange wezen. Tot pensioen wegens invaliditeit werd als gerechtigde aangewezen hij, die a. ten gevolge van zijn lichamelijken en geestelijken toestand blijvend buiten staat is, om door arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheid is berekend, en die met het oog op zijn ontwikkeling en vroegere bezigheid hem in billijkheid kan worden opgedragen, een bedrag te verdienen, gelijk aan de som van een zesde van het gemiddeld jaarlijksch loon in de loonklassen, in welke voor hem gedurende de laatstverloopen jaren is bijgedragen, en van een zesde der som, door Gedeputeerde Staten voor iedere gemeente vast te stellen, als jaarlijksch inkomen door gewonen handenarbeid te verdienen b. tij delijk, langer dan een jaar, daartoe buiten staat is, zoolang die toe stand voortduurt. Hoe wilde nu de Commissie de pen sioenberekening doen geschieden Zij verdeelde het loon in vijf loonklassen, als volgt le loonklasse met een jaarloon van 0250 gnlden 2e 250— 400 3e 400- 600 4e u ti v n 600800 5e H uw uw 8001000 De commissie verklaarde zich toen eenstemmig voor het aannememvan een voor elke loonklasse verschillenden pen sioensgrondslag, alsmede van een voor elke loonklasse verschillende pensioens toeneming, op de wijze als volgt Pensioens- Pensioensloe- Loonklasse. grondslag nem. v. elke per jaar. weekpremie, I 0250 gulden. 50 galden. 0.02'/jgulden. II. 250— 400 60' 0.08 III. 400— 600 80 0.04 IV. 600— 800 100 0.05 V. 800—1000 120 0.06 Bij meerderheid van stemmen sprak men zich uit voor het aannemen van het beginsel, om het betrekkelijk hoog minimum invaliditeitspensioen te doen verschillen naar de loonklassen. Na deze beslissing heeft de commissie zich eenstemmig verklaard voor het be ginsel om, uitgaande van de aangenomen pensioensgrondslagen, deze degressief per centsgewijze te verhoogen ter verkrijging van het minimum pensioensbedrag voor elke loonklasse, gelijk is aangeduid in de volgende tabel Loonklasse. Pensioens- Min. pen- grondslag. «ioensbedrag. I. 0250 gulden. 50 gulden. 75 gulden. II 250— 400 60 84 III. 400- 600 80 104 IV. 600— 800 100 120 V. 800—1000 120 132 De commissie ging vervolgens na, welke de financieele gevolgen voor den Staat zouden zijn en daaromtrent lezen wij de volgende gewichtige verklaring „Aangezien bij de invoering dezer re geling alle meer bejaarde personen in de verzekering worden opgenomen tegen betaling van de weekpremie, verschul digd voor 16-jarigen verleent, de Staat een bijdrage voor die meer bejaarden. Hier voor wordt van den Staat vereischt een bijdrage ter contante waarde van 196 millioon gulden. Moet de Staatsbijdrage een afloopende zijn en bijvoorbeeld in een tijdperk van 50 jaren geheel zijn voldaan, dan zal gedurende dit tijdperk j 7 h 8 millioen gulden 's jaars beschik baar moeten worden gesteld. Toorts betaalt de Staat de administra tiekosten, alsmede de premie, verschul digd voor de verzekerden, die zich in verplichten krijgsdienst bevinden, welke bijdragen voorloopig geschat worden op een kapitaalswaarde van 22 en van 5 millioen gulden. Alzoo wordt van den Staat in het geheel vereischt een bijdra ge ter contante waarde van 223 millioen gulden, of van 8 k 9 millioen gulden 's jaars gedurende de vijftig jaren". Het hoog bedrag, dat van den Staat zou worden gevorderd, waarbij nog komt de groote onzekerheid, of niet de uit komsten der invaliditeitsverzekering de raming verre zullen overtreffenhet be trekkelijk geringe pensioen, dat ten koste van zoo groote offers wordt verkregen verzekerden, welke van hun 16e tot hun 65e-jaar regelmatig jaarlijks 50 premiën hebben gestort, kunnen bij het bereiken van den laatstgenoemden leeftijd aanspraak maken op een ouderdomspensioen van het onderstaand bedrag Loonkl&sse I Weekpremie 16.5 cent f 111.25 II 20 133.50 III 26 5 17H.00 IV 83 222 50 V 40 267.00 dit alles hoeft de commissie geleid tot de ontkennende beantwoording der vraag, of het wenscbelijk is, de verplichte ver zekering tegen ouderdom en tegen inva liditeit in te voeren op de aangenomen grondslagen, in verband met de volgens het premiestelsel opgestelde berekenin gen. Deze beslissing werd genomen met 12 tegen 6 stemmen. Later is nog bepaaldelijk gestemd over de vraag „of de invoering van de verzeke ring tegen invaliditeit en ouderdom, op de door de commissie aangenomen grondsla gen, behoorde te worden ontraden op andere gronden dan uit hoofde van de daaruit naar hun meening voortvloeiende booge Staatsbijdrage", welke vraag ech ter door een kleine meerderheid (8 tegen 6) bevestigend werd beantwoord. Aan het slot van haar rapport her haalde de commissie nog eens, dat zij een verplichtte verzekering raadzaam achtte, maar dat het groote verschil van meening, hetwelk in haar midden zich had geopenbaard, haar dwong zich te onthouden van het aanbieden van een wetsontwerp. (Slot volgt.) Te Moskou heeft Maandag j. 1. eene groote,indrukwekkende plechtigheid plaats gehad. Ter eero van Alexander II werd in de oude hoofdstad van het Moscovi- tische rijk met grooten luister en pracht een gedenkteeken ingewijd, dat eene herinnering was aan de grootsche re- geeringsdaad, welke die vorst in 1862 heeft verricht. Tot a*n genoemd jaar verkeerde Rusland maatschappelijk nog in een middeleeuwschen toestand. De lijfeigenschap, waardoor het volk in vrijen en onvrijen, in heeren en slaven ver deeld werd, was, trots den golfslag van de Fransche revolutie, die alom in Eu ropa krachtig gevoeld werd, in Rusland blijven bestaan. Het was voor Alexander II weggelegd, om aan 23 millioenen Russeii, die onder drukkende bepalingen gebonden waren aan de plek waar zij woonden, volko men vrijheid te verschaffen. Hij hief de lijfeigenschap op en ves tigde overal landgemeenten met vrij grondbezit. Ook de ontwikkeling van den geest ging dezen machtigen monarch ter harte. Hij verleende aan de chris tengemeenten, die buiten de heerschen- de kerk stonden, een gepast zelfbestuur, hief de dwangwetten tegen de Joden op, schoeide het onderwijs op Duitschen voet, hervormde de rechtspleging en poogde door nog vele andere besluiten de Russen in de voordeelen van de West-Europeesche beschaving te doen deelen. Een vorst, die de zegenrijko daden zijner voorvaderen plechtig herdenkt, toont daardoor, dat hij in den geest ge heel aan hunne zijde staat, dat ook hij iedere gelegenheid zal aangrijpen, om aan zijn volk de weldaden, die wetenschap, beschaving en humaniteit in hare ge lederen tellen, te verzekeren. Tsaar Ni- colaas II heeft door een indrukwekkende Ukase zich geheel aan de zijde van zijn grooten voorganger geschaard. Hij komt tot de volken en vorsten van Europa met het verzoek 'tot instelling eener internationale conferentie tot beraadsla ging over de algemeene ontwapening. „In de overtuiging, dat het hooge doel in overeenstemming is met de waarachtige belangen en de rechtmatige wenschen van alle groote mogendheden, acht de keizerlijke regeering het oogen- blik gunstig, om langs den weg van internationale beraadslaging, de middelen te zoeken om alle volken de weldaden van den vrede te verzekeren en een einde te maken aan de tegenwoordige uitrustingen." Ziet, zulk een boodschap klinkt allen waarachtigen voorstanders van volkswel vaart en volksbeschaving, die het mili tarisme als den kanker van deze eeuw besohouwen, als gewijde muziek in de ooren. Waar de machtigste monarch van zijn tijd, die over het wel en wee der bewoners van twee werelddeelen kan beslissen, als vredebode optreedt, daar is voor het schoone ideaal der verbroede ring van de volken reeds veel gewonnen. In bijna alle landen van Europa heeft de verheven boodschap van den Tsaar een diepen indruk gemaakt. De pers van het drievoudig verbond is algemeen ingenomen met het schoone denkbeeld van den vorst. De Fransche organen zijn in de beoordeeling van hunnen bondgenoot zeer voorzichtig. Bij enke len blinkt de spijt over het figuur van den keizer met den olijftak van den vrede in de hand, reeds tusschen eiken regel. Door deze Ukase zien ze hunne hoop op het bezit van de verloren provinciën in rook verdwijnen. Als het waar is, dat het besluit van den tsaar buiten voor kennis van de Fransche regeering de we reld werd ingezonden, dan is het tevens een ernstige diplomatieke nederlaag voor de bestuurders der republiek. De groote vriend en bondgenoot van Frankrijk gaat rond met het denkbeeld eener conferentie tot geheele of gedeel telijke ontwapening van Europa. Hij onder handelt over dit onderwerp met Duitsch- land, verzekert zich van de toestemming van Oostenrijk, wint het oordeel van Engeland in en zou Frankrijk geheel in onwetendheid gelaten hebben?'t Is bijna niet te gelooven. En toch zijn er Fran sche bladen, die met groote ergernis ver melden, dat de heer Delcassó, de minis ter van buitenlandsche zaken, in den ministerraad heeft verklaard, omtrent de plannen van den Tsaar geen kennis te hebben gekregen. Daar zou in deze handeling eene minachting en gering schatting liggen, die ieder Franschman diep moet gevoelen, Arm Frankrijk! Hier wordt ge in uw hoop en vertrouwen geschokt, in uw eigen land bedrogen door de mannen, die gij met blinde voor liefde op het voetstuk der onfeilbaar heid hadt geplaatst. Uw generale staf was uw halfgod, in wiens woorden ge als in een evangelie ge- loofdet. Toen de generaals Pellieux en De BoisdefFre verklaarden, de bewijzen van Dreyius' schuld te hebben gezien, hebt ge hen toegejuicht als de eeredragers van hun leger en toch was dat stuk, waarop een onschuldige veroordeeld bleef tot do straf van een levend graf, valsch Hoe onzacht wordt gij door de beken tenissen van kolonel Ilenry uit uw goedgeloovigen slaap wakker geschud. Èn toch, hoewel we medelijden met de Franschen hebben, die in een spinsel van leugen en bedrog verstrikt zijn geraakt, toch hebben wij met milli oenen buiten dat Frankrijk gejuicht on het bericht In het kabinet van den minister van oorlog is gebleken, dat kolonel Henry de schrijver is van den brief, gedagtee- kend October 1896, waarin Drevfus wordt genoemd. Kolonel Henry heeft bekend. De minister beeft onmiddellijk gevangenneming van den kolonel gelast „en deze is naar de vesting Mout Valérien overgebracht." Een later bericht vermeldde, dat de kolonel zich in zijne gevangenis reeds van het leven heeft beroofd. Het grootste bewijs van Dreyfus' schuld, eigenlijk het eenige bewijs is dus als valsch erkend, en de falsaris is een officier van don generalen staf, die kolonel Picquart als chef van den in-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1