Aar en Halm.
Zondag 4 September 1893.
42ste Jaargang No. 3342.
OM
Gebochelde Liesje.
FEUILLETON.
TWEEDE BLAD.
OVRANT.
(-0-0—
Het daglicht scheon vol in het atelier.
Ik had het er mij heel gemakkelijk ge
maakt eD de schetsboeken van mijn
vriend doorgebladerd en, na ze ingezien
te hebben rondom mij gelegd. Door
ieder nieuw ontwerp geraakte ik telkens
weer in verrukking, wat bij mijn vriend
den bekenden schilder Ferrar, een half
spottend, half gemoedelijk lachje te voor
schijn riep.
Hij zelf zat aan den anderen kant van
de tafel en ondanks de reeds grijs wor
dende haren was zijne gestalte nog ferm
en jeugdig.
Achteloos liet hij de verschillende
bladen door zjjne handen glijden, om ze
mij over te reiken.
Plotseling echter hield hij stil en toen
ik naar hem keek, bemerkte ik, dat een
weemoedige, bijna treurige trek over
zijn gelaat gleed.
In de hand hield hij eene teekening,
welke maar vluchtig op het papier was
geworpen. Een vrouwelijk gelaat, niet
mooi, niet leelijk, maar aantrekkelijk
door de merkwaardige oogen en den
treurigen trek om den mond. De haren
omgaven het gelaat op oud-modische
wijze. De korte hals stond op smalle
schouders en de geheele teere gestalte
scheen onder den last van een zwaren,
onuitsprekelijken kommer gebukt te gaan.
„Ja, dat is „zij"," zeide Ferrar met
licht bewogen stem. „Mooi is „zij"
niet, maar roerend, niet waar? „Zij"
is de eenige vrouw, die mij oprecht
heeft lief gehad."
Lag er in mijne oogen een stomme
vraag, of was het den schilder een be
hoefte, over haar te spreken ik weet
het niet.
In elk geval, hij plaatste de schets
tegen een bloempot, die voor ons stond
en vertelde mij de volgende episode uit
„Ik weet wel wat ge bedoelt,"zei Röhl, „en ik
heb er al menigmaal met Hübner over gespro
ken. Wij moesten met ons allen samen
doen, een vast verbond vormen, van de
grondbezitters af tot den kleinsten boer, een
voor allen, allen voor een 1 Evenals vele
kleine watertjes een grootun vloed kunnen
vormen, soo kannen deze zwakke krachten
vereenigd een sterke macht worden, die voor
mjjnheer Hammer niet raear behoeft te
vreezen. Wij zonden crediet vinden en zoo
doende ook betere afnemers kannen zoe
ken voor onze artikelen."
„Bat is bepaald gelakkig, hoe waar go
dat alles inziet I Zoek nn in dezen
geest nws gelijken om te werken. Is de
gedachte eenmaal algemeen en de noodwen
digheid dwingt, dan komt de nitvoering van
zeil.*
„Er denken er raeds velen zooals ik. Wij
lezen couranten en hooren voordrachten van
menschan, die er veel van weten. Maar
dtsrmede is het niet gedaan. Gij kent on
ze boeren, mijnheerhet is moeilijk, ze uit de
onde slenr te krijgen wantrouwend, taai, en
het voordeel onmiddeli jk voor oogen willende
zien,zijn ze bijna niet tot iets nieuws te krijgen.
Er ontbreekt een man, die hnnne bedenkin
gen wegredeneert en den twijfelaars moed
inspreekt. Een opgevoed man, die soowel
het landbouwbedrjf als de rechtsgeleerd
heid heeft bestudeerd, maar die toch met
ons eenvoudige mensehen weet om Ie gaan
en dat is moeilijk, maar tooh noodig.
Hij moet ons veriroawen bezitten en
een hart voor ons leed hebben kort
om, het moet een man zijn als
gjj, heer directeur nog beter, gjj zelf 1
Oneindigen zegen kant ge voor den gansohen
zijn loven.
Op den leeftijd vau 25 jaar stond ik
alleen in de wereld. Ik was een on
bekend, arm jongeling, maar trots dat
een tevreden, gelukkig mensch. Aca
demie on atelier zageu mij niot te veel.
Ik leefde op een zoogenaamden zolder,
die zoo groot was, dat hij met een beet
je goeden wil tot woonkamer, atelier en
salon ingericht kon worden. Een zeer
harde sofa was mijn leger en biefstuk
behoorde toen ter tijd voor mij tot een
onbetaalbare lekkernij.
Om het etende te houden, gaf ik op
de dames-kostscholen slecht betaalde pri
vaatlessen,
In mijn kwaliteit als teeken-ouderwj-
zer kwam ik ook tweemaal in de week
bj een zekere mevrouw Martin, waar
een heele schaar jonge dames door mj
in de „kunst" werden binnengeleid. Ik
was zeer angstvallig tegenover deze jon
ge schepseltjes, die, hetzj zwart, of
blond, of bruin, het allen zeer goed ver
stonden, dat baantje voor mj zoo moei-
ljk mogeljk te maken. Mjn groote angst
was, dat madame Martin merken kon,
hoe gering mjn gezag over hare meis
jes was en in mjn plaats een ander leer-
aar zou gaan kiezen.
Op een goeden dag, dat ik de school
kamer betrad, zag ik, dat naast de ka
theder een „dame d' honneur" zat, een
klein wezentje, dat dadeljk mjne sym
pathie en medeljden opwekte. Het was
een meisje van wellicht 22 jaar, met
bruin, weelderig haar, zachte oogen en
een weemoedigen trek om den mond.
Het zwarte, nauwsluitende kleed was
zonder eenig versiersel en alleen door
een smal, wit kraagje om den hals afge
sloten. Het gefluister der scholieren be
vestigde zeer spoedig mjn eerste ver
moeden do arme hulponder wjzeres was
mismaakt.
Als kunstenaar zjn mj alle lichame-
ljke gebreken ontzettead als mensch be
klaag ik de arme gebrekkigen en bewjs
hun al mjne belangstelling.
omtrek brengen, honderden voor nood en on
dergang bewaren
„Gij teekent mij daar een zeer mooi beeld
voor oogen, dat mij wel zou kuonen ver
lokken," antwoordde Arno mot een droef
lachje.„Wat ge van uw voorganger verlangt
is het ware doch zon ik deze man kan
nen zjn? Ik bot wij rel bet. Uw «eer sterk
vertrouwen «al slechts door heel w .inigun
worden gedeeld. En daarenboven ben ik ge
bonden. Ge hebt zooveel heeren bier iD
den omtrek, die door u allen worden ge
acht
„Die in den grond van de zaak zoo wei
nig raad weten ais wij zelf," riep Röhl nit.
„De goede wil alleen voirt niats nit."
„Wanneer heeft uw schoonvader de
hypotheek torng te betalen P* vroeg
Arno.
„Voor Nieuwjaar."
„Dat is een ?.eer korte tijd/*
„En een ongeluk komf maar zelden alleen.
Mjn zwager BermanoHiibner zon het vaderlijk
goed overnemen en was met de doobter van een
rijken boer zoo goed als verloofd. Haar ha-
weljksgift zon voldoende zijn geweest om
mjn Anna, mijn aanstaands vronw, nit te
koop3n en de geheele boerderij te verbete
ren. Na, daar de hypotheek-opzegging be
kend is geworden, noemt de boer zijn woord
terug. Daardoor is niet allen Hermaan Hüb-
nar's en zijn ouders hoop vervlogen, maar
ook de mjne. Anna is thnis onontbeerlijk,
zoolang de jonge vronw er niet is en wil
ook bepaald niet met leege handen mjn huis
intrekken."
„Speelt dan overal dat ellendige geld een
rol!" riep Arno wrevelig,
Röbl werd rood; hij voelde het ver
wijt.
„Ik vraag met naar gold, want ik heb
het meisje lief," seïde hj met nadrnk.
„Maar Hübner staat de bruiloft niet (oe.
Daarvan is hj na eonuual niet af te brea-
gin. Hj gelooft aan mjne onbaatzuchtig
heid, maar hj houdt ons huweljk thans nog
voor onverstandig en schadeljk en niet
minder verbiedt hem zyne trots, sjne
dochter zonder een eent nit te haweljken."
Met verbeten woede waren de laatste
Zeker, 't ia zoo, op een leeftjd van
25 jaar zjn deze gevoelens niet zoo ge
vestigd, niet zoo beslist, zooals ze nu
zjn en daartoe heeft een gebeurtenis in
iqju leven een goed doel bjgedragou.
Maar toch, toon ik hoorde, dat Julie
Leimann, de mooiste der blonde meisjes,
tot de overmoedigste der bruinen zeide
„Neem u in acht, gebochelde Liesje ziet
ons", toeu berispte ik het jonge meisje
op hoogst ernstigen toon. De blik der
heldere, heerljke oogen, die door lange
wimpers beschaduwd waren, die oogen
hadden mj diep in 'thart gewond. De
voormiddag ging voorbj; de onderwj-
zeres vermeed het, met mj te praten.
De meisjes hadden zich niet lang door
mj in toom laten houden. Het deed
mj pjn, van die jonge, frissche lippen
zulk een spotwoord als „bochel" te hoo
ren. Gebochelde Liesje; onwillekeurig
noemde ik het meisje eveneens zoo. Zj
scheen evenwel niets te hooren of te
willen hooren.
Toen ik haar bj het verlaten der
klasse met een diepe buiging groette,
werd ze bleek, alsof ze ook daarin spot
meende te zien.
Eenige maanden later ging ik op een
Zondag een wandeling doen om planten
te verzamelen. Het was in het begin
van Maartde kastanjeknoppen begon
nen reeds hunne bruine hulsels af te
schudden, de lucht was heerljk en
frisch en ik dacht, terwjl ik langzaam
voortslenterde, aan een jonge schoone
vrouw, die ik bj den beeldhouwer D.
had leeren kennen. Alles aan haar had
mj in verrukking gebracht en hoewel
ik niet kon hopen, bj haar warmere ge
voelens voor mjn persoon op te wek
ken, gaf ik haar in mjn geest toch
alles, wat mjn warm jong hart kon ge
ven en zj was voor mj de lente en
de verpersoon Ij king der liefde.
Uit deze droomerjen werd ik plotse
ling door kinderen-geschreeuw opge
wekt een gansche schaar had zich tot
een kring vereenigd en riep in tempo
woord»n gesproken. Zonder dat hy het
wist, greep sjn rechterhand naar een tegen
d*n maar staande spade en stiet die met
forsche kracht in de aarde.
Zwijgend gingen sij naar den voortnin
terug
la de deur van het huisje stond Röhl's
moeder, die weduwe was, een gebogen,
knokig vroav'jd raat norsoh gelaat, een van
die talrjke vrouwengestalten, die onder den
«waren arbeid alie vrouwelijkheid over boord
gegooid schijnen te hebben. Slechts in hare
oogen las men den trots, dien zj op haar
jongen droeg.
In het eigenaardige dialect van daar nit den
omtrok bedankte zrj Arno.in een vloed van
woorden.
Earst nn viel het Arno on, dat zij reeds
van Hammer's toegevendheid wisten. Zijn
vraag werd beantwoord met een verlegen
zwjgen.
„Het juffertje van het slot haeft mj de
boodschap gebracht, om mg van mijn angst
te verlossen," aatwoordde de onde vrouw.
„Geen ander mensch had het gedaan gekre
gen, seide zg; zooals gg alles ten goede
wist te koeren, noemde sj een wonder en
:g drukte ons wel op 't hart, dat we u niet
dankbaar genoeg konden sj'n
„O, laat dat maart Juffrouw Hammer
overdryft?" riep Arno ongeduldig. Het
soheen hom toe, alsof plotseling alie vteug-
de over 't gtaasrjke gevolg van zijn daad
verdwenen was.
Hjj bedankte kortweg om in bnis te ko
men, steeg te paard en draafde weg, de
lippen grimmig op elkander gedrukt.
Wat had Charlotte Hammer zjn doen na
ie gaan en zjn lof te zingen
HOOFDSTUK X.
Het bal, zooals het officiéél genoemd werd,
stelde in 't begin gewoonlijk het gedold dar
danslustige jengd op een harde projf. Eerst
mo-:st men een aantal voordrachten, rede
voeringen of prologen aanhooren en daar
hield nn iedereen niet evenveel van. Daar
om bleef de groote zaal gedurende dien tjd
nog tamelgk leeg. Het waren bjna slechts
ondere dames en heeren, die, meer de nood-
„Gebochelde Liesje 1 Daar heb je ge
bochelde Liesje!"
En in 't midden van die wreede kleine
menschen stond radeloos de kleine ge-
boehcldo, de onderwjzeres uit hot
pension.
Op de daders losstormen, de kin
deren uit elkander drijven, was het
werk van een oogenblik.
Ilot armo meisje Ik sprak haar
troostend toe on bood haar mjn arm aan,
om haar te beschermen en naar huis te
begeleiden. Maar zj bedankte. Ik
weet niet, of het uit bescheidenheid of
uit al te groote schuchterheid geschied
de. Zj bedankte mij vriendelijk en liet
zioh dan toch zoover bepraten, dat ze
op een bank in het park plaats nam.
Ik zette mj naast haar neder en wj
babbelden met elkaar over de kostschool
en over de kleine onaangenaamheden
van onzen standik kwam te we
ten, dat mjn vriendin een wees en
evenals ik arm was. Zj zag mj met
hare heldere, melancholieke oogen vor-
schend aan en zeide vervolgens
„U zal nog geluk ten deel vallen,
mjnheer Ferrar men zal u als kunste
naar bewonderen, wellicht wordt ge ook
rjk. Deze hoop moet u over het on
aangename, dat u nu ontmoet, heen hel
pen Gj kunt nog hopen, maar
ik
„Nu, ik zou toch meenen, dat ge
kunt hopen, dat
„Wat zou ik kunneu hopen
Ik kon mjn volzin niet eindigen. Bj
den diep treurigen blik, die deze vraag
begeleidde, was het mj, alsof me de
keel werd dichtgesnoerd.
Ja, wat kon dat arme schepsel ook
eigenljk hopen Een arm, maar mooi
meisje kan nog door een huweljk in een
zorgelooze, wellicht gelukkige positie ko
men Maar wat kon de toekomst ge
bochelde Liesje nog brengen Geluk
zeker niet
Deze gedachten gingen mj door het
hoofd nadat ik met eenige harteljke
sakclgkheid dan hun eigen liefhebberij volgend,
zich hier met zeer opmerkzame gezichten
zaten te vervelen.
Eon der aanwezigen wat echter in een
zeer goede lulmj 't was mjnheer
Ferdinand Hammer, die op een der
voorstejpiaatsen naast «en er-militair-nitiien-
d«n onden heer ast.
De gepensioneerde gonarsil von Uringen
had in Arno dadeljk zje voormalige ordon
nans-officier herkend, hem harteljk begroet
au zich ook aan Hammer laten voorstellen,
die zjn nicht aan de hoede van eene mevronw
Kteefeld overgegeven had, ea Arno niat meer
losliet, totdat deze hem de gelegenheid ver
sohaft had, zioh bj den generaal aan te
sluiten.
Zoo goad had de eergierige parvenu bet
in lang niet getroffen Eea generaal, eau
exoellentle waarachtig, droek en praatte
met hem alsof hj een van zjns galjkos
was, en de andere heeren, die den ouden
soldaat zoo beleefd groetten, kouden hem
niet met een stomme buiging als 't vrare
over 't hoo'd zien. Zg moestea notitie
van ham nemen. Ah, dat deed hem het
hart goed! Zjn aiel was vol tevreden
heid en welwillendheid, Hj nam zioh voor
de vaderlandscbe-vroawsn-vereenigiag mor
gen dadeljk duizend mark te tanden, en Ar
no, die alles had te weeg gebracht, nog een
wensch roe te staan, de geheele Terwj-
dering van den dam natonrljk uitgezonderd.
Fijne menschbnkünnur als bj was, wist
hj dadeljk een elk aan zjn zjde te binden,
zoodat hj een ieder dadeljk aangeuamer
voorkwam dan de roep, die er van hem rond
ging, wel aangaf.
Uringer, die eerst sedert een pzsr weken
in Grünbagen was, was ook velztrekt nog niet
op de boogie van den naam, dien zjn nienwe
vriend in de plaats zjner inwouing had. Zelf
een krasse figuur en meteen forsch karakter,
vond h j behagen in de plompe natuur van
Hammer, die op zjn oolijke manier somtyds
het geheele geselschap in 't zonnotje leek ie
zeiten.
Zjne excellentie kende eveneens de man-
sohen.
Inlnsschen weid Arno door baron Wen-
woorden afscheid van haar had genomen.
Zj had zeker evenals ik het gevoel, dat
onze woderzjdsche sympathie in vriend
schap zou veranderen; bj haar door dank
baarheid, bj nij opgeroepen door het
gevoel, iemand tot hulp en steun te kun
nen zijn. Ik had voorgesteld, dat wj el
kander nu en dan eens in het plantsoen
zouden aantreffen eerst scheen zj
ovor dozen voorslag verwonderd, ja belee-
digd daarna veranderde die stemming
spoedig en ten slotte willigde zj toch
in en zeide
„Ik kan u toch niet compromitteeren
en mezelf compromitteeren kan ook
niet
Wat zou ik daarop antwoorden Ik
deed, als had ik niets gehoord.
Van dezen dag at trad er in het le
ven mjner kleine vriendin een groote
verandering in. Hoe meer we elkander
leerden kennen, hoe meer kon ik mj
van het heerljke gemoed en den rjken
geest van Henrictte want zeide ik
u al, dat zj Henriette heette over
tuigen. Zj was zoo engelachtig goed.
Daar was geen bitterheid tegen hare
medemenschen - daar was geen spoor
van zwartgalligheid, welke anders mis-
maakten veelal zoo eigen is.
Over kunst en litteratuur, over alles,
wat mj belang inboezemde, kon ik met
haar spreken en vond steeds geljke
opinie, ja gewoonljk gingen onze enthu-
siaste gevoelens geheel samen. Zj was
mj, trots haar jeugd, als een oudere
zusterik dacht nooit aan haar, als
aan een vrouw, die men zou kunnen
liefhebben, maar een onuitsprekeljke
teederheid gevoelde ik voor haar en die
was zoo groot, dat mjn vurig verlan
gen naar die andere, die mooie Trouw,
geheel verdrongen werd.
Dat duurde zoo do lente, den zomer en
herfst. Met iederen dag, waarop w j el
kander zagen, werden we betore vrienden.
SLOT VOLGT.
kei van de eene kamer in da andere ge
sleept en aan soovale persoaen voorge
steld,dat het hem onmogeijk was,maar de helft
der naman ie onthouden. Zeoals Margaretha
had gezegd, vond hj overal een vrieudeljk
onthaal.
Dat deed hem onbeschrjfljk goed.
Nog altoos had hj met keimalyken angst
gevreesd, dat men hem sjne efbankeljko
positie bj Hammsr soa doen gevoelen.
Niets daarvsn I Hjj was onder sjns gelj-
den, onder kameraden. Vrj ea opgewekt
droeg hj het hoofd omboog.
Hoe Mtrgareiha en de goedhartige Wen-
kei voor bom het baantje hadden schoonge
veegd, daarvan had hjj niet 't minste denk
beeld.
Waar was zjne vrieadin. Tot das verre
soekt kj haar tevergeefs.
„De Raudau's keman bepaald/' verzeker
de de baron. „De majoor ontbreekt nooit.
Wij kannen de saai nog eens doorkjkeo,"
Zj giagea dtarom in de teel terug, wair
sooeven eene in wit atlas gekleeds jongeda
me iets vaderlandlievends declameerde.
De geiochtea waren evenwal nergens te
vinden.
Arno wilde naar da deur va* de «aal
teruggaan, maar Wankel versperd» hem den
weg. ,Ejh oogenblik, beste Erdmann. Ziet
ge die dame in dan hoek bj mevrouw Kloe-
feld P Een schoone vronw 1 Hoe komt die
zwaan iu dm eendonvjvcr hierP Laoh niet,
Erdmann, ik weet de meisjes hier heel goed
te schatten met haar roode geziobtjes en
bruine hnid. Maar die daar, dat is een
schoonheid van den eersten rang-"
Het anders reeds hoogroode gelaat! van
den baron was na purper gekleurd van
ploisier, zjne vriendaljke oogen waren wjd
geopend door pure bewondering.
»Nn, ga tooh met mj mede, anders go-
raakt ga nog ia staat tot dsn een of anderen
gjkken s;reek Ilachte Arno, die in den
zwaan al keel spoodig Lotte Hammer had
herkend.
Als beleedigd richtte de baron zjn wel
gevormd, kort liohaam omhoog,
„Gekke streek! Hoe kant ge dat zeg
gen I Alsof men kond kan bij ven als een