Brieven uit ie Maasstad.
Vervoli ffiMMsÉ Kiens.
Rotterdam, 31 Augustus 1898.
No. 183.
Bet is nu heel laat ia den avond na
den grooten {eestdag, dien Rotterdam van
den achttienden geboortedag van Hare
Majesteit de Koningin gemaakt heeft.
Rotterdam vierde met veel luister, met
een enorm vertoon van vreugde lil heug
lijk feit. De optocht-historisch-allego-
risch was van een bijzonderen hoofschsn
zwier; het vuurwerk en de paradevaart van
verlichte vaartuigen op onze verrukkelijke
rivier waren van werkelijk éénige pracht;
den geheelen dag heeft in stra'.enversierin-
gen, in illumiuatie, in muziekuitvoeringen
op de pleinen, in feesten van velerlei aard
in kleinen kring een luister geheerscht,
die de feesten van vroeger zooal niet over
schaduwde, dan toch minstens evenaaide.
Rotterdam heeft vroeger, vóór 1874 voor
al, herhaaldelijk groote Oranjefeesten ge
vierd, die we, gedeeltelijk uit eigen her
innering, gedeeltelijk met een beroep op
brave vaders en grootvaders, roemen mogen
als zeer welgeslaagd. Na 1874 was 't wel
niet in eens uit, maar er kwam van 't
goede toch heel weinig. In 1888 hebben
we 't 75-jarig feest van Neêrlands onaf
hankelijkheid gevierd, in 1891 kwam
de Koningin Rotterdam bezoeken en nu,
in 1898, is er het feit van Hare meerder
jarigheid, dat ons opwond, met een eerlijk
gemeende, hartelijke opwinding, tot het
fsest, dat we zooeren achter den rug
hebben.
De veertien jaren rust, van 1874 tot
1888, jaren, die nuttig besteed zijn aan
den arbeid tot bevordering van den bloei
en den voorspoed van Rotterdam, hebben
de Maasstad misschien in sommige krin
gen de wat onpleizierige reputatie van
lauwheid in gevoelens teu opzichte van
het Oranjehuis gebracht.
Eu die reputatie is toch heusch onver
diend. We hebben nu het bewijs, hoe snel
en daarbij hoezeer van harte de Maasstad
zich tut een feest laat opwekken.
Waarom zou trouwens de tweede
hoofdstad des lands in dezen in een
enkel opzicht minder willen doen dan de
eerste of de derde handelsstad, of de
fabriekssteden, of de academiesteden, of de
dorpen
Rotterdammers voelen evengoed als Am
sterdammers, als Utrechtenaars, als Gon-
da'ers, als Haarlemmers, als Schagers, als,
neem de bewoners van welke groote of
kleine p'.vk in 't lieve Nederland ook, de
eerlijke suggestie van de Oranje-liefde.
Rotterdam is alle eeuweD door getrouwe
lijk prins-gezind en later koningsgezind ge
weest en de veertien jaren, waarin Rotter
dam geen feesten vierde, kansen niet an
ders dan uit toevalligheden verklaard
worden.
Ik herinner me als weinig jeugd-ge-
benrtenissen zóó klaar, dat ik eens in een
oud buurtje in Rotterdam vaar 't pre
cies was, doet niets ter zake den boo-
zen wrevel, dien een Amsterdammer dorst
opwekken door een luidkeels gezegde
beschuldiging, dat Rotterdam anti-
OraBje was. De bewoners van het buurtje
schoolden te zamen, woedend, dreigden den
man met de leelijkste scheldwoorden, ston
den gereed hem te lijf te gaan. En na
elke drie leelijke woorden van bedreiging
volgde een »Oranje boven', en een hip
hip-hoeral 't Was eeD gejoel van be
lang om den brutalen Amsterdammer en
een verstandige diender moest al de auto
riteit van zijn kalmte en blinkend pakje
te hulp roepen om de menschen wat tot
bedaren te brengen.
Dat was in 1877 en elf jaar later had
Rotterdam zijn eerste Oranjefeest I
Uit de samenscholing van dien dag her
inner ik me een schoolmeester, zoo'c ou-
wetje, die in deze onschuldige dagen nog
eenvoudig ondermeester heette, wiens han
den verstramd leken van den plak en
wiens mond verslapt leek van bu-a ba,
bu-i bi, bu-oe, boenu, dat ondermeester-
tje dan maakte zich ongeveer razend en
hij schold den Amsterdammer uit voor al
wat Diet-mooi was.
Meet jij, Amsterdammer, zei bij,
ons dat komen zeggen 1 In ons zit God
dank een gotde kern, maar jullie ziju
diep verdorven. Wie hebben het den prin
sen van Oranje lang zullen ze levenl
altijd zoo lastig gemaakt, dat ze 't soms in
Holland niet konden niihouden Wie koe-
j< neerden de prinsen, waar ze maar kon
den, wat de dubbeltjes en wat de waar
digheden betrof? De Amsterdammers,
"Van den beginre zijn jullie al Oranje-vij-
atden geweest en als je later met hangen
de pcotjes ben gaan miêdoer, deden jul
lie bet, omdat je mceilijk anders kon. Maar
van harte is hst nooit gegaan I
Ik breng deze ondermeesteri-beechuldi-
ging op dezen dag van algemeene feestvie
ring niet in herinnering cm me homogten
met 's mans uitval te verklaren. Vol
strekt niet. Vandaag, nu we de inhuldi-
gingsleeeten nog zoo vbk ióór ons hebben,
behoeven we geen heljjke dingen nit de
historie te gaan ophaler, om elkaar on
aangenaam te wezen.
Maar - en van htt lang verhaal is
dit de korte conclusie, meer of minder
onverschillig jegens het vorstenhuis van
Oranje is Rotttrdam «ooit geweest.
Op dezen dag heugt ons juist het best,
hoe geestdriftvol steeds de Orarje'sin de
Maasstad zijn entvaugen.
In het bijzonder mogen we dan rele-
veeren het eerste bezoek van Willem III
dadelijk na Zijn Iuhnldiging. Daarin was
ht» buitergewcon opmerkelijks, iet» wel
«and, om het nog even in herinnering
te brengen.
De Koning was ingehuldigd den 14
Mei 1849. Rotterdam had bekoorlijk
meegedaan aan de vreugde vau den laude.
Toen gebeurds het des avonds, dit er
plotseliug de brandklok geluid werd. Er
was brand uitgebroken in het pakhuispand
aan de Lsuvohaven, hoek Wijde Nieuw-
steog, een log, breed, volgeladen complox
handelsbr rgpliatscu. Wat er in was, weet
ik niet juist meer, 't was zeker buitenge
woon brandbaar; de vlammen sloegen in
korten tijd in laaiendeu gloed uit het
pand op, en verwoestten het pand tot een
puinhoop. De rookende en Dog smeulende
ruïne strekte zich over een groote oppervlak
te nit, vele meters in het vierkant.
Het was voor Rotterdam, dat nog in het
allereerste stadium van handel en bedrijf
verkeerde, een ontz»glijke ramp. Daarom
Vooral was het zeer gevoelig, dat dejong-
ingehuldigde koning nog denzelfdeu avond
zijn adjudant zond, om de stad oen bewijs
van deelneming over te brengen. Den
volgenden middag kwam de broeder des
Konings, prins Hendrik, en den morgen
daarna de Koning zelf. Hel was ziju
eerste officiëele bezoek, een condoleantiebe-
zoek aan een treurend deel vau zijn onder
danen. Zijne Majesteit liet zich dadelijk
naar het tooteel van den brand brengen,
waar bij ontvangen werd door het dagelijksch
bestuur. De eerste officiëele ontvangst.
Mei de voortvarendheid, die dsn overleden
Koning eigen was, die hij liter bij den
doorbraak ia de Bummelerwaard getoond
heeft en die terecht iminer een grooten
indruk op bet volk maakte, beklom hij de
nog smeulende puiahoopen on liet zich
door den opperbrandmeester een beschrijving
van het ongeval geven, die d«ze autoriteit
waarschijnlijk wel met de noodige nervosi
teit zal hebben voorgedragen.
Natuurlijs was het volk, wetend, dat de
Koning er was,op do Leuvehaven in massa te
hoop geloopen, en toen "Willem III, na de
rondwandeling over de woeste brokken
steen en puin, weer zichtbaar werd, was't
een gejuich, oen hoerageroep zonder einde.
De eerste officiëele volkshnldiging.
Nimmer misschien is een vorst zoo op
recht, zoo volkomen spontaan toegejuicht
als Willem III dóór, op da ruïne van eeD
vernielde welvaart.
Natuurlijk was de Vader van onze
Koningin van dien dag populair in Rot
terdam. Wie zich 't feit herinneren,
dwepen met den Oranjevorst en hun
dwepen is graag overgenomen door de
jongeren.
Rotterdam heeft vandaag weer eens
getoond, wat hst voor Oranje gevoelt.
Met dankbaarheid mag ik het volkomen
welslagen vaz dit feest releveeren,
JO.
MAANDAG.
Na lang wachten,voorbijgegaan onder voor
bereidende maatregelen van orde en het afzet
ten van straten van den kant der politie en
hnzaren, en het zingen vau verschillende
liederen, het gebruiken van versnaperin
gen en het bekijken van wat het oog zooal
vond te zien, van den kant van het publiek
w&s het half drie geworden, het oogen-
blik waarop de intocht begon.
In het spoorwegstation der "Weesper-
poort werd da Koningin door den burge
meester van Amsterdam en den Commissa
ris der Koningin van Noord-Holland
ontvangen en toegesproken, en ook een
menigte andere autoriteiten waren natuur
lijk aanwezig. Hare Majesteit bedankte
de beide heeren hartelijk en eenvoudig
en onderhield zich met vele personen.
Daar weerklinkt gejuich en gejubel in
de verte, het is neg maar nauwelijks te
hooren het komt nader en nader, als
een niet te keeren macht plant het zich
voort, deelt het zich mede aan de Ssóm-
gedrongen rijen der menigte. Het komt
opzetten in zijn giootsche macht, het is
als een naderbij komende stormwind, het
wordt luider cd luider, het wordt oorver-
doovend, want den stoet ziet men aankomen.
Men rospt hoer», men zwaait met zakdoe
ken, met hoed en pet, men werpt de
hoolddtkstls in de lucht en met inspan
ning wordt de geestdriftvolle menigte in
toom gehouden.
Daar komen de zestien maióchanssées,
daarna escadrons huzaren, dan de rijdende
artillerie, daarschter de koloniale reserve,
de mariniersna een paar hoofdofficieren
te paard verschijnt de kapel der Grena
diers en Jagers, die er lestig op los blaast
verder volgt een detrchement matrozen,
een compagnie der schutterij, wtderoro
etn paar officieren en dan het eerste ge
deelte van de eerewacht.
Dan volgt eindelijk het gedeelte van
den stoet, waarnaar do halzen het meest
worden gerekt, waarnaar het meeat ver
langend wordt uitgizier. Na eenige rij
tuigen, waarin de ceremoniemeester van
H. M. en anderen, gevolgd door eenige
c fficieren,verschijnen eindelijk deVorstinnen.
Daar zijn ze I is de juichkreet. Donde
rende hoera's uit duizenden kelen, het
Wilhelmus wordt luide uitgegalmd, de
menigte is opgetogen en vol geestdrift
voor hare Koningin.
De joDge Koningin wuift lieftallig naar
alle kanten. Zij ziet er bekoorlijk nit in
het wit zijden damast met ruim over
elkandor gealagen corsage met glad vestje,
voor en achter. De rok is met zjjden
bloemen in drie randen opgewerkt; parels
glanzen zocht op het milde borduursel.
Achter uit de taille een lange, witte strik
Om den hals drie snoeren groote parels,
van achter bevestigd wet een slot, be
staande nit een kolossalen ovalen parel,
omgeven met briljanten. Een klein ka-
pethoedje op het hoofd, wit, wet kleiu®
witte struisveerrn. Een aigrelie van bril
janten. Een zeer lichte voile omgeeft het
g.-.laat, en maakt een bekoorlijk geh' el van
hoofd en hoed.
Naast haar zie haar Moeder, Koningin-
Regentes Emma, in lilazijde. Het rijtu'g
is met acht paarden bespannen.
Nu volgt de rest van don stoet, w. o.
de hoihoadiog, de Indische vorsten, enz.
En verder gaat de stoet voort, door met
menschen volgepropt» straten, overal ge
juich, overal gejubel, nergens een wanklank;
't is, of wen onaerlieg wedijvert, om den
intocht der jonge vorstin zoo glorieus mo
gelijk te doen zijn.
Men is op den Dam. Daarover lezen
we in het tibld.
Terwijl de stoet het monument ontreed,
hadden de troepen zich voor het paleis
opgesteld, telkens front makende naar het
Koninklijke rijtuig. I)e eerewacht stond op
de kleine steentjes in het gelid, de vaati-
delwacht midden voor den ingang.
Kort daarop gingen de deuren op het
balkon open en op de plaats, waar de tra
ditie ouzo Vorstin reeds zoo dikwijls bij
Haat bezoeken aan Amsterdam de ovaties
van Haar volk in oatvangst deed nemen,
verscheen Koningin Wilhelwina.Daaracbter,
meer in het schemerlicht van het vertrek,
zag men de lilagestalte der Koningin-Moe
der.
Den zakdoek in de hand, getreden tot
aan het hek, dat het balkon afsluit, tee-
kande zich in den teeren gloed van god
delijke jeugd en gracie in frinche lijnen
de figuur der Koningin tegen de norsche,
strakke kleur van dea kouden gevel. En
wuivend met den zakdoek links en rechts
en langdurig omlaag naar de troepen aan
Haar voeteu, bleef Zij zoo staaD, een oogen-
blik de Koningin-Regentes aan Haar zij
getreden.
Alle muziekkorpsen hieven het Wilhel
mus aan en de hnzaren, die het eerste,
gelid vormden, konden zich niet meer in
houden en de sabel omhoog stekende,
brachten zij een geestdriftig saluut.
Deze hnldebttuighg van het leger was
zeer indrukwukkend I
Doch nu was de beurt aan het volk,
hel publiek, dat zich tot nu zoo voorbeel
dig gedragen had.
Weet men, wat hot zegt, de massa, de
enthusiast, de brandend opgewonden mas
sa vrijen tengel te laten eu haar in etvat
te stellen, haar heerlijk-lichtende balde te
ltlen betuigen Begrijpt men, wat het be-
teekent, een compacte menigte, die uren
lang opgetast in zenuwspanning heeft ge
slaan, wier hartstocht opgezweept is door
het eindelijk aanschouwen harer Vorstin,
uit te noodigerr, nader te komen tot aan
de voeten der Koningin
Wij stonden met een aantal binnen- en
bnitcnlandsche journalisten dicht bij de
wacht voor het Paleis. De troepen waren
reeds ingerukt. De Dam was weer een
oogenblik vtriaten on leeg als in dea och
tend, maar de heeren Franken en Versteeg,
de hoofdcommissaris en commissaris der
eerste sectie, hadden het teeken gegeven
en de levende lijn, die den ganschen dag
onbeweeglijk was geweest, kwam in bewe
ging. Het was ons, of een zwarte zee aas-
deiude,langzaam, heel langzaam, maar voort
durend verder. De politie zetle zich schrap
tegen de eerste rij van het publiek ach
ter haar hielden de schutters hun gewe
ren met beide handen horizontaal voor
zich omlaagstapvoets daarachter reden
de hnzaren. En zoo naderde het reuzen-
lichaam, voetje voor voetje, maar steeds
dichter bij Enkele oogenblikken dacht
men, dat het publiek door het cordon zon
heen breken het scheen soms, dat do on
berekenbare kiacht, welke deze van ach
teren vooitdurend sterker opeengeperste
massa moest uitoefenen, te machtig zou
blijken maar dan spande de politie weer
al hm krachten in en verder en verder
schoof het monster op de kleine steentjes
aan.
Hier stond een lang grlid agenten en
toen het volk tot op twintig schreden
genaderd was, toen, als een plotseling,
onverbiddelijk bevel, werden een aantal
bordjes omhoog gestoken, waarop kort en
krachtig het woord H a 1111
Nog enkele meters en juist aan
het trottoir stond het volk als één man stil.
Wij hadden deze reuzenmanoeuvre van
de politie onder onze oogen zien uitvoe
ren en zóó waren wij allen getroffen door
de beslistheid en zekerheid, waarmede zij
was uitgevoerd, dat wij ons niet in kon
den honden en een spontane uiting gaven
a»n ODze bewondering door een levendig
handgeklap. Het was een onvergetelijk
oogenblik 1
Wij hebben geen wanklank, geen kreet,
geen vloek gehoord. De verplaatsing dier
duizenden ging onder het zingen der
volksliederen.
Nu stonden zij vóór het paleis. Feller
dan daareven werd die zee nu bewogen.
Een scha], zoo machtig, dat hij breed
moet zijn opgestegen over heel onze stad,
jubelde omhoog.
En ten tweeden male verscheen onze
Koningin, weer groetend met een eenvou
dig wniveu van dan zakdoek.
Zóó was de hulde van het Ncderlandsche
v,ulk aan ziju Koningin.
DINSDAG.
Te kwart voor negen moesten do deu
ren der kerk geopend worden de menigte
menschen was te omvangrijk geworden,
om daar nog langer mee te vrachten.
Vootje voor vootje, do kaarton, die
toegang geven, in do hoogte houdoi.de,
schuift men voorwaarts.
De kerk was voor deze gelegenheid
op zulk een luisterrijke wijze versierd,en
met tribunes en zitplaatsen betimmerd, dat
het niet de oude plaats van woleer scheen,
't Geheel zag er indrukwekkend en prach
tig uit en moet gezien worden, om niot
to kort to doen aan den indruk.
Do troon is voor het hek geplaatst en
daar voor, op de zoog, Kredenztafel, liggen
Kroon, Rijksappel, Scheptor en Grond
wet; de drio eerste zijn van verguld
zilver gemaakt.
't Is eindelijk tien uur goworden; oen
menigte menschen van de eorste rangen
en standen bevinden zich in de kerk.
Daar treden eindelijk de leden van de
diplomatie bij het Nederlandsche hof
binnen. De Chineesehe gezautenmet hun
bont-zijden gewaden en de Turksche ge
zanten in hun eveneens rijke kleeder
dracht trekken vooral de aandacht. Een
keur van sohoone vrouwen, men zou ze
kunnen noemen do bloem var. Nederland,
vult het kerkgebouw. De moest uitgele
zen toiletten worden gedragen, er wordt
een indrukwekkende pracht en gratie
ten toon gespreid. Vervolgens verschij
nen de ministers in groot ornaat en ook
da Kamerleden zijn meest allen in gala-
kloeding. De heer Schaepman heeft zijn
geestelijk kleed aan, en monseigneur
Everts, afgevaardigde uit Limburg,
heeft eveneens zijn geestelijk kleed aan
met den purperen mantel.
Vijf minuten over half elf en de le
den der vorstelijke familie verschijnen,
voorafgegaan door Kamerleden. Men
morkt den groothertog van Saksen-Wei-
mar en den prins en prinses Von Wied op.
De Indische vorsten volgen nu weldra
in hun schitterende kleeding van goud
en blauwe zijde en met edelgesteenten
in waarheid bezaaid. Zij plaatsen zich
aan den voet van den troon.
Vijf minuten over elven. Aangrijpend
is het oogenblikeen ieder staat op en
de heraut verkondigt met luider stemme
„De Koningin-Moeder
Voorafgegaan dooreen schitterenden stoet
van Kamerheeren, treedt Hare Majesteit
vooruit. Langzaam, in het licht lilazijde
gekleed, schrijdt zij voorwaarts, rechts en
links vriendelijk groetend. Haar toilet is
afgezet met witte kant en Zij draagt een
naar achter afhangenden witten sluier op
het hoofd, een flonkerenden diadeem heeft
zij in het haar en het ordelint van het
Grootkruis van den Nederlandschen leeuw
om den sohouder. Zoo gaat zij Daar
den troon. Zeven Hofdames in de rijk
ste kleeding volgen haar. Hare Majes
teit blijft voor den troon staan, Haar ge
volg zet zich neder.
Buiten hoort men luide hoera's schal
len, de klokken beginnen te luiden, het
groote oogenblik is gekomen. De heraut
roept„De Koningin
Het Koor k Capella begint plechtig het
OudeWilhelmus.
De stoet wordt geopend door de He
rauten en Koningen van wapenen, dan
volgen de ceremoniemeesters, kamerjon
kers, jagermeesters, kamerheeren, hoof
den der departementen van de Hofhou
ding, de groot-officiers der Kroon. Daar
komt generaal Van der Heyden, dra
gende het Rijksgewaad, dan de gep.
vice-admiraal P. ten Bosch, dragende
den standaard van het Koninkrijk, ver
volgens de commandanten van het derde
regiment huzaren, van de schutterij
te Amsterdam, van het regiment grena
diers-jagers dan Hare MajesteitZij
draagt een staatsiekleed van prachtig,
met goudbrocaat afgezette zijde, den
Koninklijken Mantel om de lendenen,
den schitterenden diadeem op het hoofd
en om den schouder het ordelint als
Groot-Meesteresse der Militaire Willems
orde zij bestijgt de trappen tot den troon,
neemt op den troon plaats en het
geheele schitterende gevolg groepeert zich
om den Koninklijken zetel.
Hare Majesteit de Koningin-Regentes
heeft nu ook op den troonzetel plaats
genomen.
Hare Majesteit zegt nu dadelijk het
volgende
„Heeren leden der Staten-
Generaal.
Samengekomen zijn wij op het oo
genblik, waarop ik, door het afsterven
van mijn onvergetelijken Vader tot den
troon geroepen, na het zoo wijze en
zegenrijke regentschap Mijner innig ge
liefde Moeder, de Regeering heb aan
vaard.
Mijne proclamatie heeft dat aan mijn
geliefd volk bekend gemaakt. Nu is
het oogenblik gekomen, waarop Ik Mij
bevind te midden van mijne getrouwe
Staten-Generaal, waarop Ik, onder aan
roeping van Gods Heiligen naam, Mij
zal verbinden aan Mijn dierbaar volk
tot instandhouding van zijne rechten en
vrijheden.
Zoo bevestig Ik heden den hechten
band, die tusschen Mij en Mijn volk
bestaat en het aloud verbond tusschen
Nederland en Oranje opnieuw bezegelt.
Schoon is de taak, die God op Mijne
Behouders heeft gelegd. Ik gevoel Mij
gelukkig het volk van Nederland te
regoeren, dat klein is in aantal, maar
groot in deugd, groot in aard en ka
rakter.
Ik acht het een groot voorrecht, dat
het Mijn levenstaak en plicht is, al Mijne
krachten te wijden aan don bloei van
Mijn dierbaar vaderland.
De woorden van Mijnen onvergctelij-
kon Vader maak ik tot de Mijne-
„Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor
Nodorland doen."
Bij hot vervullen van die taak heb
Ik Uwe hulp noodig, heeren leden der
Staten-Generaal. Laat ons samen ar-
boiden aan het geluk en den voorspoed
van het Nederlandsche volk. Dat zij
ons aller levenstaak.
God zegone Ons en Onzen arbeid
dat hij strekko tot heil van 'tVaderland!"—
De Vorstin gaf aan elk woord ecno
duidelijkheid en kracht, dat men llaar
in de uiterste hoeken der kerk kon ver
staan.
Vervolgens stond de Koningin op en
legde den volgenden eed af
„Ik zweer aan het Nederlandsche volk
dan Ik de Grondwet steeds zal onder,
houden en handhaven.
Ik zweer, dat ik de onafhankelijkheid
eu het grondgebied des Rijks met al Mijn
vermogen zal verdedigen en bewaren
dat Ik do algemeene en bijzondere vrijheid
en de rechten van alle Mijne onderda.
nen zal beschermen, en tot instandhou-
ding on bevordering van do algemeens
on bijzondere welvaart alle middelen zal
aanwenden, welke do wetten te Mijner
beschikking stellen, zooals een goed Ko
ning schuldig is te doen.
Zoo waarlijk helpe mij God almachtig
Hare Majesteit neemt plaats op den
troonde voorzitter der Eerste Kamer,
mr. A. van Naamen van Eemnes, nadert
tot aan den voet van den troon. Hij houdt
een korte toespraak en legt dan den eed
af volgens art. 53 der Grondwet
„Wjj ontvangen en huldigen, in naam
van het Nederlandsche volk en krach
tens de Grondwet, U als Koningwij
zweren, dat wij Uwe onschendbaarheid
en de rechten Uwer Kroon zullen hand
haven wij zweren alles te zullen doen
wat goede en getrouwe Staten-Generaal
schuldig zijn te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God almach
tig!"
Dan treedt hij achteruit en de griffier
gaat éón voor één lezen de namen der
leden der Staten-Generaal. Eén voor één
staan zij op en spreken het Zoo waar
lijk helpe mij God almachtigot het
Dat beloof ik uit.
En als dat gedaan is zwaait de oudste
Koning van "Wapenen den staf en roept
met luider stemme tHare Majesteit de
Koningin is gehuldigdLeve de Koningin F'
Donderend zijn de toejuichingen van
allen in de kerk aanwezig. Een ieder
is onder den indruk geraakt van deze
grootsche, plechtige gebeurtenis.
De beide Koninginnen zijn opgestaan
en Hare Majesteit verlaat,voorafgegaan en
gevolgd door donzelfden stoet, de kerk.
Eenige minutan later vertrekt ook de
Koningin-Moeder. En daarmede was de
plechtigheid, die op de aanwezigen een
geweldigen indruk had gemaakt, afge-
loopen.
Te ongeveer half twaalf dan werden de
deuren der kerk weder opengeslagen en
naar voren kwamen twee Herauten met
hun trompetten, om het volk aan te
zeggen „Hare Majesteit Koningin "Wil-
helminais gehuldigd Dit werd geroe
pen door dea oudsten Heraut en daarna
hieven beiden aan den kreet„Leve de
KoninginDit werd door het publiek
schallend, daverend, donderend, drie-,
viermaal beantwoord.
Hare Majesteit verscheen na de plech
tigheid op het balkon. Toen scheen het
gejuich en gejubel nooit te zullen be
daren en zij, die getuigen zijn geweest
van de spontane hulde, Hare Majesteit
gebracht, we gelooven niet, dat zij het
ooit zullen vergeten.
Van de zee van licht, waar Amster
dam zioh 's avonds in baadde, van de
geestdriftvolle stemming, die het publiek
eigen scheen, van den aangenamen geest
van allen, zullen we er verder iets van
zeggen We gelooven, dat eens ieders
eigen verbeelding hem dien dienst beter
kan bewijzen.
Zondag den 4den dezer
vierde Nieuwe JNieclorp Kro
ningsfeest.
's Morgens reeds vroeg waaide van
elk huis de vlag en waren of werden
vele gebouwen met groen en
enz. versierd.
Ten 9 ure verzamelde de
zich op den driesprong te Terdiek, waar
de optocht werd opgesteld. Voorafge
gaan door het ianfareoorps „Excelsior
trok de stoet langs de Terdieker wege"
door hot dorp tot het „Hoefje" en terug
tot de kerk. Behalve „de muziek" en
ruiters, werd deze optocht gevormd door
twee versierde wagens, waarop de Hol'
landsche Maagd en de godinnen TaC
Landbouw, Handel en Nijverheid,
keurig-nette rijtuigen van den heer
Vader te Schagen, waarin een depj
tatie uit den Raad en van „Melo^i
de gymnastiekvereeniging «Heren!®81
de zangvereenigingen „Melodia"
„Niedorps Mannenkoor" en de schoolk
deren. u
Van 11 tot ruim 1 uur worde*
schoolkinderen onthaald in do kol
nen van de heeren Kooiman en
waar voor hen optraden de g
J a c o b i u s uit Weenen en Je y
penkast-vertooner Van Hs me'
Amsterdam. ugo,
Onderwjjl werd bij den meel»1
opgeluisterd door fanfare-ma®1®*'
wedloop gehouden, waaraan 23 JJ
beneden 16 jaren, die niet o1®6
school gaan, deelnamen.
PrijBwinners warenle D- y
een nikkelen horloge met ketting