Brieven lil de Maasstad. Aar en Halm Zondag 25 September 1898. 32sto Jaargang Ho. 3348. TWEEDE BLAD. GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. OM Rotterdam, 20 September 1898. No. 516. SCHA6ER I COURANT. Mèt de bnitenlandsche verslaggevers ia deze week de élite van den binnenlandsche reporterenatoet in Rotterdam op bezoek geweest. Wat de buitenlanders van ous zullen zeggen, moeten we nog iu bescheidenheid afwachten. Slecht zal bet zeker niet zijn- Onze handige gemeentelijke autoriteiten hebben den gasten een schitterende ont vangst bereid; zij hebben voor een mooien boottocht met een lekker dejeuner «n 's avonds voor een uitmuntend diner met concert gezorgd, tusschen eten en plezier- varen door hebben zij de dames en heeren van de vreemde pers de havens laten zien, die vol drukte en mooi leven waren, de stad in haar fraaiste gedeelten en zoo moetsn de gasten uit het buitenland van zelf van de eerste havenstad van Neder land een indruk van veel goeds en veel moois meenemen. Onze gemeenteraad»- en Kamer van Koophandel-leden hebben er voor gezorgd, dat de heeren in een prettige stemming waren en wij kunnen dus vele goede kri tieken op het Rotterdamsche scheepvaart we zen in de buitenlandsche bladen verwachten. Dat de hsvenB in Rotterdam werkelijk, vooral op dezen zonnigen dag, van schit terenden luister zijn, behoefde nog geen reden van gunstige beoordeeling te wezen bij de in Holland overal verwende buiten landsche heeren, als niet de ontvangst de beste van alle ontvangsten geweest was. Maar omdat dit laatste wel het geval was, heeft alles bij de gasten medegewerkt om een alleraangenaamsten indruk te vestigen. De met reclame-bedoelingen ondernomen ontvangst zal das wel vruchten dragen. Heel handig is dit door onze kooplui be grepen. De binnenlandsoha reporters zijn, zooals ik aanving te zeggen, meegeweest en ook zij moeten een prettigen dag doorleefd hebben. Dit heeft hen billijker voor Rotterdam gestemd, 't blijkt nit de ver slagen, die ik van het bezoek aan Rot terdam gelezen heb. En 't is alweer sterk gebleken de Maasstad mag wel eens in de algemee ns schatting van de zustersteden, Amster dam a la tlte, gerehabiliteerd worden.- Als Nederland het China van Europa wordt geschat, Rotterdam heeft in Neder land een reputatie van beschaviDgs-aoh» terlijkheid, die toch heusch zeer onver diend is, 't Bleek me in een gesprek met een paar binnenlaudsche collega's en 't bleek me ook uit het verslag van het goede Amsterdamsche Geeltje. „Ik houd niet van Rotterdam", vertel den me bedoelde collega's en bedoeld, ver slag. ^Misschien, dat mijn Amsterdammer zijn als zoodanig daaraan wel eenige schuld heeft, «aar toch, ook zonder dat zou Rotterdam nooit heelemaal ia mijn smaak vallen, 't Is er me te rommelig, te vuil op de straten, 't Is er me te on gezellig.' Heel vriendelijk is dat niet, 't is ook zeer onjuist, m»ar 't is wel de algemeen heerschende meenmg. Vuil 1 Sedert we het gezegende verbod van straatachrobben hebben, zijn onze stra ten zoo zindelijk als de stoepjes van de bierhuizen ia Bro;k ea Waterland. We verlangen er naar, weer eens modder te zien, zoo kraakhelder en stoffig is nu ons plaveisel. En ongezellig 1 't Ligt er heelemaal aan, hoe men 't aankijkt. Ik heb wel eens Van iemand, die uit een gezelschap aller- charmantste jongedames kwam, gehoord, dat hij zich zoo verveeld had, maar de goede man had geen mond opengedaan, hij was niet in de algemeene conversatie ge treden en hij had het dus natuurlijk on gezellig gevonden, maar 't was zijn eigen schuld. Als men met een beetje sym pathieke gezindheid in de Maasstad wan delt, dan ik hoop, dat mijn lezeis het weten is 't er waarachtig niet onge zellig. Al te gezellig zelfs enkele malen. En rommelig! Na j», weieven in Rot terdam dan ook niet van stil zitten en op pantoffels door de straten kuieren. Onze goede stad is een stad van werken en ons werken kan niet met fluweelen stilte ge beuren. Het hoort bij ons bedrijf en ver wijten mag men 't ons niet, evenmin als men bijvourbeeld eeD smid verwijten uag, dat hij zulke zwarte handen heeft. De collega's, met wie ik een praatje hield en de collega van het Geeltje moeten, eer zij deze plechtige verklaringen afleggen, voortaan eens doordenken. Als de verslagger van het Geeltje aan onze havens begint, zegt bij „Ik waag me niet aan eena beschrijving; ik zeg alleen maar, dat ze prachtig zijn en dat ze vol liggen met schepen, voller dan ik, naar ik vrees, de haven van Amsterdam ooit zal zien. Ik houd niet van Rotter dam, wat echter waar is, moet gezegd worden, zij het dan ook met spijt*. Deze eerlijke erkenning in dit verband maakt veel goed als de anderen, die Rot terdam belaagden, er aan mês willen doen, is ons naar behooren recht gedaan. Ik heb van niemand de opdracht ont vangen, mijn vaderstad te vsrdedigen bd, als 't noodig was, heb ik in deze brieven meestal heel graag leelijke dingen van haar verteld, maar onjuiste beoordeelingen omdat men in Rotterdam energiek welkt en slle zustersteden boven het hoofd wast, mag ik haar niet laten aanleanen. Iu d» drie weken, waarin ik, door een binnenlaudsch reisje beziggehouden, n geen briel uit Rotterdam zond, is het gewoon verloop der dingen iu deze stad door geen enkele sterk-schokkenda gebeurtenis ge stoord. We hebben ons in rust na ons 31-Augostua-feest de groote geschiedenis van de inhuldigingsplechtigheden laten vertellen en we hopen nu, jaloersch dat bij ons alles in één dag af moest loopen terwijl Amsterdam en Den Haag zoovele dsgen feestvierden, op een bezoek van de KoniDgin zelve.* Dat zal een bezoek voi glorie worden. Toen bij Haar tocht naar en Haar terugkomst van de vlootrevue de Koningin over het viaduct van Rotterdam spoorde, was wel een kwart van de be volking uitgeloopen, osa iu den voorbij rij denden trein maar even de Koningin te zien en hoera te kunnen roepen. Niemand zal er dus thuisblijven als de Koningin in de stad zei re is en door de straten gaat. Maar men gelooft algemeen, dat dit nog een kwestie van veel tijd is. Na de ver moeienissen der laatste weken zal Hare Majesteit zeker niet zoo gauw weer op reis gaan voor een officiéél bezoek met al de drukte, die daarbij behoort. Berustend in dat geloof hebben da on- vermogenden hun verlangen, om ook de Koningin eens te zien, bevredigd door langs de Spoorbaan te gaan staan, de beter-be- deelden hebben Den Haag en het Hol- landsch Diep opgezocht. Naar Den Haag zijn er duizenden ge gaan. Op den dag, dat de Koningin in de residentie Haar intocht houden zou, was 't een geregelde bestorming van de extra- treinen. De lui waren tevreden met een staanplaats in beestenwagens of een zitje in goederenkarren. In zoo'n goederoukar heb ik reis naar Den Haag gemaakt, maar ik mag niet zeggeD, dat dit erg aangenaam reizen was. De buitendeuren waren gegren deld en we stonden nagenosg in het don ker, verschrikkelijk benauwd lijt san lijf, schokkend en bonsend over den weg, een oneindigen tijd 1 Er waren vroolijke men- scheo onder, die van Pietje Puck zongen, maar de meesten vonden dat liedje heele maal niet aardig. Als gevangenen in een wei-gesloten dieveüwagen gevoelden we ons en alleraangenaamst was het moment, waar op de-deur werd weggeschoven en wy in het viarkante gat de drukte op het perron zagen en weer wat lucht konden happen. Neen, dan g* ik liever niet naar Den Haag. Amsterdam heeft de menschen uit de Maasstad niet aangetrokkes. Met haar mas sa extra-treinen heeft de spoorwegmaat schappij geen succes gehad. Er gingeD Daar Amsterdam soms extra-treinen weg met vier en een halven passagier; ds Rotter dammers wachtten Den Haag af, Amster dam was zoo ver en zoo duur voor de ge wone plezierreizen de menigte. Velsn zijn er van hier naar de vlootre vue geweest." Alle sleepbootjes waren in gebruik genomen en gewone passagiersboo ten, waarop tegen f 5 per persoon plaats was, gingen 's morgens vroeg volgeladen van hier. De massa pleziervaartuigen bij de vlootrevue kwam dan ook grootendeels van Rotterdam. Zij gingen voor dag en dauw, zij keerden in den nacht en zij had den de Koningin niat gezien. Door een kijker, heel vaag een witte meisjesfiguur, d«t wel de Koningin zou wezen. Maar an ders, vertelden mij pleziergangers, hebben wij urenlang stil gelegen en ons geweldig verveeld. En de kapiteins, die in opdracht hadden te zorgen, dat de ingeslagen vei- verschingsmiddelen uit de buffetten wer den opgemaakt verdubbelde prijzen - verkozen niet véér laat in den avond terug te gaan. Geen pleziertocht dus voor de meesten. Een spoorwagen van ai u- minium wordt thans in Frankrijk gemaakt. Met uitzonderiag van de assen, wielen, veeren, remmen en koppelingen zullen alle deelen, die tot dusver uit messing, koper en ijzer bestaande, uit aluminium ver vaardigd worden. Deze wagens zijn om trent 30 centenaars lichter dan de gewone. Daar in Frankrijk een trein meestal uil 20 wagens bestiat, wordt dit gewicht ver minderd met 30 tonnen, hetgeen nog al eene groote besparing geeft. Men moet echter uit de proef doen blijken, of alumi nium wagens even duurzaam zijn als de andere. dsrs dan eeu paar vroolijke dagen op zijne kosten verschaffen Wilde zg hem wel licht zoo lang mogelijk in Berlijn vasthou den, om hem zoodoende belang in haar ie doen stellen P Of gingsn hare plannen verder Was bijvoorbeeld haar afschuw voor Taunwald maar geveinsd? Zou zij daar been willen Zou dat het doel aijn P Maar wanneer ze naar Tsnnwald ging, soa zo er Arno aantreffen; mot dien maD, dien zij zoo wreed verstooten had, omdat hij baar goeo grootheid in ds toekomst bieden kon, kou ze toch niet onder één dak wonen. Aroo's positie scheen zien vorbeterd te hebben, maar zou de toekomst dan toch nog weelde voor hem bergen En had Cbarlotte Diet geschreven, met welk een hoogachting en onderscheiding Hammer zijn direeteoi bshandelde P En dezelfde Hammer had Lucy tot een bezoek op Taunwald gonoodigd, ofschoon hij nu wist, wat er tnsrehen haar en Arno voorgevallen was. Dat was dos het plan van den oude! Hg wilde Arno mot ééne zijner nichten doen trouwenen daar het bem oogensohijnlijk met Lotte mislukt was, zoo moest Lucy als lokmiddel dienen. Wanneer Arno, dat meisje nog altoos liefhad Haastig dronk Hans een paar glazen wijn leeg. En plotseling lachte hij luid en spot tend- Waaraobtig, hg, die over dergelijke domheden steeds lachte en zich daarvoor te verstandig geloofde, hg was üverzuch- *>g- Hammer ging met tgn nieht eerst nsar zijn hóiel, om, tooals Wij goed golnimd zeido, meer geld te halen. Daarna kreeg Lucy de leiding. Zij overreedde bem met haar naar een theater te gaan, waar een aller-dwaast blijspel gegeven werd. Lacy amuseerd* zich daar buitengewoon. Hammer kon in zulke din gen geen pleizier vinden, maar Lacy maakte zulke geestige opmerkingen, dat Hammer somwijlen zeer luid lachte, zoodat alom op ham ward gelet en gewezen. Na de voorstelling gingen beiden naar een voornaam restaurant, waar zij zich een ge reserveerde kamer lieten aanwgzen en aa- 15. Lnoy bood haar oom een glas wijn aan. „Op nw gezondheid, oom Ferdi,» zeide zij, een afkorting voor zijn naam nemend, om zjjn koele terughoudendheid op de vlucht te jagen. Daarna nipte zij even aan het glas en reikte hem bet daarna over. „Daar, oompje, op deze wjjse krijgt ge uw welkomst kus.» Ferdioand Hammer glimlachte en dronk zooals bevolen. Hij had het koboldachtige in het wezen van Lney onmogelijk kannen weerstaan iets als de ond-Fransche galante rie ontwaakte in bem en dat was hem te genover Cbarlotte nooit overkomen. Het was hem te moede als een grooten St. Barnhard- hond, die met een klein, wit mopje speelt. Lucy's blik had intnsBchea Hans' oogeu ontmoet, die.haar toeknipien, terwijl Hans op het zegel van bet gercoht wees. Zg begreep daaruit, dat oom het noodlot der familie reeds kende. „Na, hoe is de wijn, oompje P" zeide ie vroolijk, toen Ferdinand zijn glas op tafel gezet had, en voer den voort, zonder sijn antwoord af te wachten: „Apropos, voor ik het n vergeet te zeggen, dien wgn moet gg betalen. Johan,* en hierbij wees ze op den knecht, die nog b(j de denr stond, „heeft het mij voorgeschoten. En ik heb geeo pen ning. Overigens, geld is bij ons niet te vinden. Ik heb vier flessohen laten ha len, tg sprak onwaarheid, het waren er sleohts twee, maar tg soa zioh het over schot wel door Johan laten teruggeven. „De fkseh kost f 1.25, dat is dns f 5.—, en met het drinkgeld voor Johan f 6.—. Billijker kas ik het tooh al niet doen, wel, oompje?* Zg bleef laehend voor hem staan en hield de hand op. fin Ferdinand Hammer. dia anders elke onnatte uitgave schuwde, ver mocht haar niet te weerstaan. Hg haalde de portemonnaie nit den zak, waarin hjj zijn goudgeld en andere moet bewaarde, terwijl hg in sgn borstzak zijn papieren geld droeg. Terwijl hg zijn beurs opende, zag Lucy nieuwsgierig daarin. En plotseling, als een vroolgke ingeving vol gende, nam zij hem de portemonnaie nit da banden en sohaierde het nit van lachen. „God, wat hebt ge daar een massa geld in, oompje I» riep ze en schudde het in hans handen, om hei te tellen. „Laat eens zien. Tien, twintig, veertig, zestig, tachtig, honderdtwintig boDderdtaoh- tig, tweehonderdtwimig mark. Niets dan goud I Ea dan bovendien nog 't zilver geld.» Zij deed het zilvergeld weer in de beurs en drukte deze daarna in Hammer's baad. „Daarmede aalt ge wel in nw hótel toekomen, en om vandaar te komen, kost niet veel en bovendien kant ge n gemakkeljjk meer geld verschaffen. Ik dank n wel hoor] Na krijgt ge ook werkelijk een kns van mei* Hij wilde protesteeren. „Wat moa» dat P Maak geen Zij liet hem niet aan het woord komen. Zij hing reeds om »ijn bals en danste als een dolle met hem de kamer rond. „Geen onzin P Maar daarvoor ben ik al leen in de wereld. En onzin kan men al leen doen, als men geld heelt. Ga zult eens zien, hoe wjj ons daarmede znllen amnsee- ren. Ja, wij I Wij beiden, met ons tweeën 1 Hans Rönneberger mag niet mee, alleen oom en nicht gaan 1 Wij gaan naar een the&ter en na afloop soapeeren we ergens en dan gaat gij naar uw bötel en ik hierheen. En morgen komt ge weer hier, of ik haal u af en zoo gaat bet iederen dag, zoolang ge in Berljjn zijt, oompje. En daarna ja, dan Bitten wij beiden in zak en asoh over onzo zonden, ik hier •n gij in Tannwald, of ge moest er de voor- kenr aan geven, den geheelen winter hier te blijven?» Ferdinand Hammer had zich nit haar armen losgemaakt. Hoezeer in den beginne deze gekken derwijze uitgeroerd, maar ernstig ge maande overval hem ook verbluft had, bg paste tooh heel goed bij zijne plannen. En Lucy's laatste opmerking gaf hem de gele genheid aan de hand, den eersten stap in de goede richting te doen. „Den geheolen winter hier bljjven P* her haalde bij vragend. „Onmogelijk 1 Ik heb in Tannwald veel te veel te dosD, Maar hm I opdat ge zult begrijpen, dat ik geen spelbederver ben hot is ook, omdat Cbarlotte zich zoo eenzaam gevoelt wat soudt ge ervan denken, wanneer ge voor een paar weken met mij naar Tannwald gingt P" Lucy veranderde onwillekeurig van klenr bij deze vraag en haar oogen ontmoetten die van Hans. Daarna lachte ze gedwon gen. „Naar Tannwald In dat donkere klnizenaarghol P Brrr. Ik beef reeds bij de gedachte daaraan En vervelend moet het er zijn, o zoo vervelend I Brrl* „Na, nn,' liet Hammer geruststellend hoo- ren. „Er zijn kleine feestjes genoeg jon ge, knappe heeren tgn er in overvloed, wat ge doet, overleg maar eens. Ik ga nn beent Uw vader blijft noij te lang weg, Morgen kom ik weer een half oortje praten over de zaak. Adien, gansje 1* Hij stak haar de hand toe als tot af scheid. Maar Lucy sloeg daar geen acht op. Zij wendde zich tot den bediende. „Hier, Jo han, het geld van den wgn. En hier ge moest ook nog veertig mark loon hebben. Zijt ge nn tevreden? Ja! Haal dan vlug mijn mantel en boed.» En toen de jongen buiten de kamer was, draaide se zioh tot den sckilder „Arme H*ns, gij moet hier blijven en op papa waohten, opdat hg beriebt krijgt, dat oom Ferdi hier was en morgen terngkomt. Opdat ge n niet te veel zult vervelen, hier hebt ge bij owe overpeinzingen gezelsehsp.» Zij drukte bem een twintig markstuk in de hand en bemoeide zioh daarna eerst weer met haar oom. „Hans Rönneberger hoeft namelijk ook nooit geld. Het is zeer merkwaardig, waar dat steeds bij hem blijft. Let eens op, ik heb hem na geld gegeven, hij komt den geheelen avond de kamer niet uit en toch heeft hjj er morgen geen oeut meer van over. Hoe hg dat ge daan krijgt, dat weet de hemel Adien, ar ms Hans. Zog papa, dat ik op z'n laatst om twaalf uur, half één thuis kom.» Zij gaf Rönneberger de hand,terwijl zij de zijne heime lijk drakie, hem daarbjj beteekenisvol aan ziende. „Zool En nu vooruit, oom I Jo han zal boilen resds op ons wachten.» „Ge wilt dos werkelijk „U ontvoeren, oom Ferdi I* lachte zg. „Natuurlijk I En ge znlt zien, hoe ik u zal amnsoeran. 't Is hserlijk, een ond oompje Berlijn eens te laten zien.» Zij trok bem ac itor zioh aan den gang in en na een poos boorde Hans Rönneberger de voordeur in het slot werpen. Een onbe haaglijk gevoel maakte zich van hem mens ter, zoodat hij de kamer haastig begon op en neer te loopen. Wat was die heks van planP Hj kende haar te go»d; bij wist, dat zij niets sooder een bepaald doel deed, waDneer zij dat coquette, schijn baar opvnhartige persooatja voorateUe. Met baar blanke, kleine handjes weefde zij een oniichibaar net, waarin zij haar offer bepaald zoo vangen. Al hare daden en bewegingen waren nanwgeeet berekend. Zjj speelde beel natuurlijk tooneel. Sudert haar geheime verloving met Am? verbroken was en zg zich,overgevende aan een onbedwingbaar verlangen, in de armen van Hans gewor pen had, was de edele zijde van haar ka rakter geheel verdwenen en was haar leven gegroadvest op berekenende slimhaid. Gedurig was haar stemming anders, nn eens was ze mosr dan dol vroolijk en stort te zioh in allerlei vermaken dan weer was zij stroef en onttrok zioh van alles, om haar tijd door te brengen met scherpe zelfver achting en haat tegenover de geheele we reld. Ook deze schijnbare scherts om die portemonnaie af te nemen, was bepaald een van tevoren bsraamd plan. Wildo zij daardoor het karakter van den oude doorgronden wilds *y zien, of hij voor haar streken toegan kelijk was P En ze had oogenschijniijk haar zin gekregen. De nnobtere, koele rekenaar had dien vrootijken levenslust en dartelheid niev kunnen weerstaan, Zg had met hem ge daan, wat ze wilde. Maar wat wilde ze ei genlijk? Wilde sjj zioh werkeljjk niet an-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 5