Aar en Halm. OM Zondag 23 OctoToer 1898. 42ste Jaargang ITo. 3358. TWEEDE BLAD. M-iaan nlps zün staal, FEUILLETON. door Emile Zola. Graaf Yertenil is vijt-en-vijftig jaar oud, behoort tot een der oudste en voornaamste families van Frankrijk en is in kat gelukkig bezit van een aanzienlijk vermogen. Met de tegenwoordige regeering staat hij op vijandelijken voet, waarom hij er riek mede bezig houdt, artikelen voor «fat- soenlijke bladen* te schrijven, wat hem een zetel in de academie der zedekundige en politieke wetenschappen heeft bezorgd. Hij was. debet aan een gehgale rij van onder nemingen en wijdde zich van tijd en wijle aan den landbonw en reeteelt en de schoono kunsten. Een tqd lang was hij ook afge vaardigde en behoorde bjj de scherpe op positie. Gravin Mathilde Verteuil noemt men, trots haar zes-an-veertig jaren, nog altoos •en dtr schoonste blondinnen van Parijs. De tijd heeft haar sneeuwwitte teint slechts nog lichter gekleurd en haar vormen een harmonische ronding gegeven, die men vroeger bij haar miste. Waarlijk, zij is nooit mooier geweest dan jnist nu; vrouwen van jengdigen leeftijd zijn ijverzuchtig op haar. Het huwelijk der Verteuil's is een van diegene, waarover weinig of niets te zeg gen valt. Zjj trouwden met elkander, zooals dat in die kringen gewoon is, omdat hunne familiën dat wenschten. Zes jaar lang leef den ze in meer intieme verhouding. In dien tjjd werden hun zoon Eoger, dia te genwoordig officier bij de knrassiers is en ban dochter Bltnche, die voor een jsar geleden mijnheer Bnssac trouwde, geboren. Door hunne kinderen werden ze niet dich ter tot elkander gebracht, nadat ze geduren de de lange jaren, daar ieder zijn eigen weg 23. Hans Rionebergei? gedroeg zich in het bijzijn van den kellner zoo stijf en terugge trokken legen Lucy, als had hg haar nooit gekend. Hij was daarbgtt evenwel zoo be leefd, dat de boosheid, die ze tegsn bem gevoeld had, geheel-verdween. De berinne ring aan de vrooljjke, avontuorljjke uren, die zij met hem had doorleefd, steeg onwille keurig in baar brein-top db zij vergeleek ze met den tgd, dien se ia gezelschap van haar oom en Arno had doorgebracht. Wat on genaakbare Filistijnen waren ze tooh in ver gelijking van desen vagtbondeerenden schil der- En wat had hjj een goed hart, als hij maar geld bezat. Op dat oogenblik scheen bij weer in 't geheel geen krimp te hebben trots zijn verzoek om geld aan Arno. Hij droeg waarlijk een pels- Lucy zag dal, toen ze in gezelschap der beide mannen op Hans' kamer waa gekomen. Zij was slechts bang geweest, dat de schilder haar zon compromitteeren. Was het niet veeleonvou- diger gewees', als zij hem in het bijzijn van den kellner als een ouden bekenden had be groet, waardoor het als van zelf sprekend zon sijn, een half uurtje in sgn gezelschap door te brengen P Zoo had ze sich het zaakje voorgesteld ook. Maar dadelijk daarna begreep ze, wat zij ne bedoeling was. Hij knoopte zgn pels dicht, zeide, dat hg in de stad nog een boodiohap had te doen, nam afacheid en stapte achter den kellner de trap weer af. Luey hoorde zijne sohreden in de verte wegsterven, alsof hij sioh verwjjderde. Nauwelijks was de kellner verdwenen, toen hg onhoorbaar de trap weer opstormde •u een oogenblik later voor Lucy stond. „Trouweloost hekalzeide hjj, nadat hij ging, goede vriendeu gebleven waren. II. Op een zekeren avond keerde gravin Mathilde laat naar huis terug. Haar kamenier is haar bij het uitkleeden be hulpzaam als sj; zich wil terugtrekken en reeds op den drempel der kamer staat, wendt ze zich nog even om en zegt tot haar meesteres: Mijnheer do graaf was onwel.' Mevrouw, reeds half ingesluimerd, draait het hoofd om en murmelt //ZooOdwbI Daarna zinkt ze in het kussen terng en zegt moe: «Wilt ge me om tien nar morgen wek ken, ik ben mijn naaister te wachten.' Als de graaf den volgenden dag niet aan bet dejeuner verschijnt, laat mevrouw zich door Baptist, den kamerdienaar, op de hoogte van den toestand stellendaarna besluit zij,den graaf persoonlijk op te zoeken. Zij vindt haar echtgenoot doodsbleek, maar toch rustig en voornaam op zijn ziek bed liggen. Drie doctoren waren reeds ter plaatse zij dselen elkaar op fluisterenden toon hnnne denkbeelden mede en geven orders. Tegen den avond zonden zo terugkomen. Twee dienaars bewegen zich ernstig en zwijgend door de kamer, de bevelen van dea zieke afwachtend, terwijl zij het ge- rnisch hunner schreden door op hun tee- nen op het dikke tapijt te loopen,nog meer trachten te dempen. In ds groote kamer is alles stil, er heerscht een ceremonieels strengheid, 4 is er zooals altoos, alle meubels staan als gewoonlijk, geen stoel is verschoven. „Ge zijt ziek, mijn vriend P' vraagt de gravin die juist zoosven is binnengetreden. Haar echtgenoot doet moeite te lachen, terwijl hij antwoordt „O neen, ik ben slechts wat overspan nen en hsb rust noodig Ik dank n, dat ge n de moeite hebt getroost mei hierheen te komen.' Twee dagen gaan voorbij. De zicke- de deur achter zich had diobtgemaakt. „Hoe kwauret ge er toe, er stil van door te gaan en mij daar niets van te malden Maar nu ben ik hier en ik zweer ja bij je valsche katteoogen, zoo spoedig laat ik ja niet meer los!' Hjj maakte aanstalten, baar te omarmen. Maar zij week lachend achteruit en wees op zgn kostbaren pels, dien hij droeg- „Zeg me eerst eens, wat ge hier uit haalt IHij sloeg zich met een theatrale be weging op de borst. „Zelf verdiend, ellen dige 1 Want," en nu zuchtte hij zwaar, ,ik heb gewerkt. Het is geen genoegen voor mij, geloof dat/ Dat heait me ook de ge legenheid verschaft, hierheen te komen. Ik geef hare hoogwelgeborene les, dat wil zeg gen, de barones von RandenI Een heerlijke vronw, maar vervloekt voornaam 1 Ik houd niet van dat genre/ Ik ben anders met dat postje nogal tevreden. De majoor betaalt vorstelgk, ongelooflijk dom. Maar anders ik dacht, dat, daar Borna tooh dioht bij Tannwald ligt, de families wel ver keer met elkander zonden hebben, dat zou heel aangenaam zijn geweest Eo in plaats van dat, wat is het eerste, dat ik boor P Doods vijandschap tussohen Randen en Hatnmer. 't Is een editie van de families van Romeo en Julia, en daarvoor zullen wij nu maar spelen, heks.* Weder stapte hg op haar toe, om haar een kas op bet voorhoofd te drakken. Zij ontweek hem evenwel handig. Haar gelaat was zeer ernstig geworden. Bljjf daar!* riep ze toornig uit. „Zeg me, waarom hebt ge mijn oom alles om trent Arno meegedeeld P* Hij maakte een ccmische beweging van vrees. „Hal Eet me maar niet dadeljjk op' Maar laat ons nu ernstig sgn; kind, wat bleef me anders overP Stel je voor, uw heer oom hoort me nit en vertelt mij wonderdingen van Erdmann en wat bij al lemaal met bem voor heeft. Kort en goed, de oude heer was niets meer of minder van plan, dan heer Arno met Lotje te laten trouwen en hem dan tot sgn eenigen erfge- ksmei behoudt nog steeds haar deftig voor komen. Da gladgeschoren gezichten der bedienden veroorloven zich niet eens, een uitdrukking van verveling aan te nemen. De graaf echter weet, dat hij in doods gevaar verkeert, want hij heeft de artsen en toe bewogen, hem de volle waarheid te zeggen en geeft zich aan den toestand over zonder een enkele klacht te uiten. Den langslen tijd rust bij met gesloten oo- gen of ziet strak voor cich nit, alsof hij zich eenzaam en verlaten gevoelt. De gravin heeft haar kennissen verteld, dat haar man ziek is; zij verandert haar gewone levenswijze evenwel in geen enkel opzicht; 's morgens en 's avonds zoekt zij den graaf op, om naar zijn gezondheid te informeeren. „Gaat het n beter, mijn vriend „Zeker, veel beter, lieve Mathilde, ik daak n." „Wanaeer ge het wenscht, zal ik bij n blijven.' „O neen, dat is bepaald onnoodig. Baptist en Jules zijn voldoende Waarom zoudt ge u vermoeien Zij verstaan elkaarzij hebben geschei den geleefd en willen gescheiden sterven. Op een avond San de graaf nog maar slechts met moeite ademhalen. Hij voelt, dat hij den nacht niet meer overleven zal. Als de gravio hem haar gewoon avond bezoek brengt, dwingt hij zich tot een zwak lachje en fluistert: „Ga vandaag niet weg ik gevoel me in 't geheel niet wal.* Hij wil haar het geklets van booze ton gen besparen, die over haar afwezig zijn wanneer hij stierf het hnnne zonden te zeggen hebben gehad;zij had die nitnoodiging van hem verwacht en ging zwijgend zitten. Hnnne kinderen Roger en Blanche zijn aan het sterfbed geroepen, de andere bloed verwanten bevinden zich in de naaste ka mer zij wachten De nacht gaat langzaam voorbij. Bij het morgengloren worden den graaf de sacra menten toegediend en biecht hij. Nu ie naam te tnaken- Hij wist alleen niet, hoe hij dat moest aanvangenLotje scbeen Arno niet te kannen nitstaan, en Arno Lotje niet. „Maar wie wset, ten slotte had de onde gek het tooh klaar gespeeld. En wat was het gevolg ervan geweest Mijn Lncy, de vroolijke heks, was mot een leege beurs naar buis gezonden, of bed op z'n hoogst een legaatje gekregen, ta weinig om van te le ren, te veel om van dood te gaan. Daar tegen moest gewaakt worden. Daarom heb ik de oogen van den oude eens geopend. Ja hadt z'n gezicht eens moeten zien, toen hij te weten kwam, dat ridder Arno's liefje niet Lotje, maar Luey heette. Natuur lijk veranderde hij sijn plan na in zoovorre, dat hij n meenam. Wat ik bereiken wilde, was bereikt, het verdere was natuurlijk uw zaak. Ge waart na tenminste in bet warme nest eu dat ge er blijven zoudt ook, daar stond uw lief, soherp snaveltje mij borg voor. Eerlijk bekend, heb ik een oo genblik medelijden met Arno gehad, bij iB de reehle niet, om zoo'n dwaallicht als jij bent in toom te boaden. Maar daarna ach, dat kan je wel begrijpen, men onder drukt zjjn eigen liefde ter wille van jon en hoe is het na met den edelen ridder Erdmann P Biecht eens op.* Haar gelaat was gedurende zgn vertelling geheel opgeklaard. Het was werkelijk geweest, zooals hjj het had geschilderd. Eu al was het ook zoo niet, dat was haar op dit oogenblik ook gladweg onverschillig. Nu plolseling, terwijl zij Rönneberger, den vroo- lijken Hans, weer tegenover zich had, voelde zij eerst duidelijk, hoe zeer zij zich gedu rende hnone scheiding verveeld had in dat eerbare, kalme leventje, dat zij bad moe ten leiden. Heer in den hemel, wat waren dat alle maal een correcte mensehen, waarmede ze te doen bad, het waren maebinos met ver stand, die, opgewonden als automaten, ook met dezelfde regelmatigheid afloopen. Ter wijl Hans Rönneberger, haar dolle Hans Zij zag hem in zgn vroolijk gelaat en plotseling, sjj wist niet waarom sg het deed, slles afgedaan en kan hij de werrld ver laten. De stervende kast zijn kinderen en zijn vrouw op het voorhoofd, zijn gisren- de adem wordt zwakker en zwakker, daar na maakt hij een afwijzende beweging, keert zich naar den wand en blaast den laatsten adem nit. E«n dokter hnigt zich over hem heen en drukt den doods de oogen toe. Hij zegt halfluid 'Zijn Jijden is geëindigd." De gravin en de kinderen zijn op hnn knieën gezonken en snikken lniddaarna geleidt men de weduwe buiten de kamer. Van dat oogenblik af aan behoort de doode aan het ceremonieel van de begrafenis III Met het hoofd gebogen en een bij de om standigheden passend gelaat hebben de doctoren zich verwijderd. Een priester wordt gehaald, om bij het lijk te bidden. De beide bedienden honden den geestelijke met strakke gezichten gezelschap,een van ben bemerkt een gouden lepel en laat hem han dig in zijn sak glijden om de orde in de kamer maar niet te storen. In het salon op de eerste verdieping, juist onder de sterfkamer, weerklinken ha merslagen het zijn de behangers, die de katafalk opstellen. Onderwijl wordt de doode gebalsemd en als men hem den volgenden morgen geheel gekleed heeft, schijnt hij bijna verjongd te zijn. Hij ziet er zeer deftig nit in zijn zwarten rok. Tegen negen uur beginnen stemmen in het huis hoorbaar te wordende zoon en schoonzoon van den doode ontvangen de bezoekers, die hnn leedwezen komen be tuigen zij buigen zich met stomme hof- lijkheid van lieden, wie een zware slag ge troffen heeft. Adel, leger, beambten, alles was verte genwoordigd, zelfs senatoren en leden van het IaBtilut de France ontbreken niet. Om tien nar zet de tienrstoet zich in beweging, natuurlijk een lijkwagen lsle klasse aan de spits, om «aar de kerk te gaan. De koppen der paarden zijn met groote veeren getooid, rond om den wagen hangen zwarte kleeden met zilveren fran je. Da slippen van het lijkkleed worden gt- dragen door een maarschalk van hst leger,een hertog, die een goed vriend van den o- verledene was, een vroegeren minister en een onsterflijke der academie. Roger Vertenil en mijnheer Bnssac gaan aan het hoofd der genoodigden, met afgemeten tred. Een menigte heeren met zwarte dassen en handschoenen, allen «mannen van aanzien*, volgen. Zij waden door het straatvnil, hnn gang gelijkt op het gekrioel van een bang geworden kudde. De gravin is thuis gebleven, smart en opgewondenheid hebben haar, zooals ze zegt, ziek gemaakt. Op ten chaiselongue tastend, speelt ze met de kwasten van haar gordel en ziet droomend, bijna Tei- licht, naar de zoldering op. De ronwplechtigheid in de kerk begint, „Zal Faure (een beroemd zanger) zin gen P" vraagt eer» afgevaardigde aan zijn bnnrman. «O, ik denk van wel," antwoordt deze, een voormalige politieprefect, een mooie man, dien alle dames toelachen. En als hij de stem van den zanger verneemt, merkt hjj halfluid op, van ver rukking de oogeu sluitende «Wat een volheid, wat een zekerheid 1" Alle aanwezigen genieten bovenmate. De dames denken lachend aan haar avond in de opera. Deze Faure ia werkelijk een eminent talent. Een vriend van den doode laat zich tot de uitdrukking ver leiden „Jammer, dat de arme Vertenil hem niet meer hooren kan, hij hoorde zijn voordracht zoo gaarne.' De priesters gaan in hnn zwarte plecht gewaden om de kataftlk en prevelen la- tijnsche gebeden. Daarna verlaat alles de kerk, handdrukken worden gewisseld Buiten dnnrt het lang, eer de orde in don stoet weer heisteld is. "Wie niet ver der volgen wil, gaat heimelijk weg. Men stjjgt ia de rijtuigen en vergeet bijna, dat maar zij begon te wsenen als een klein kind. En een oogenblik later sloeg ze haar armen om zgn hals en stamelde iets, dat Hans bleek deed worden. „Met Erdmann f Met dien hab ik niets te maken I Maar met den anderen gisteravond eer ik ja brief kreeg, hab ik me verloofd/* Hij sprong op. „Verloofd I Met wien Zjj verborg haar kopje in de zachte ha ren van zijn pels. „Met oom Ferdinand Ach hemel, het is zeker erg dom, niet waar P Hoe dom, hoe dom I* Hij zat als een blok neer van verwon dering. En zjj vertelde hem alles, haar gansebe plan onthnlde zij hem. „Ja, eu wanneer ik dan rijk ben," ein digde zjj, „en weer vrij, dan niet waar, Hans, ge znlt op me wachten P* Hij staarde baar zinloos aan. „Ik, ik zon gij wilt mij P* Zij had naar gewone bedaardheid terng gevonden. „Jat Anders gaat het toch niet. Wij kannen tooh niet altoos zoo leven, als te voren. Wij moeten geld hebben 1" Hjj liet haar los en stond op. Zijn an ders zoo bedaard gelaat was na bleek en op gewonden. „Foeil Drommels 1* riep hg nit. „Weet ge wel, wat dat eigenljjk is? Een directe schurkerjj. Wij zonden zoodoende specu'ee- ren op Zjj hield hem haar hand voor den mond. „Stil. Praat toch niet zooveel onzin. Weet ge soms iets beiers P Ik niet- En ik heb geen last, euuwig van den eonen dag in den anderen te leven, zonder genot of de minste versnapering. Ik Zij hield plotseling haar mond en luister de. Uit de naaste kamer weerklonk een vrouwenstem. „Mevrouw von Randen,* fluisterde Hans Rönneberger. En de stem die in die kamer ant woordde, was Arno's stem. e Margaretha von Randen was niet weinig big geweest, in den schilder een vriend van Arno von Erdmann te vinden. Sedert weken was Arno niet meer op Borna ge weest en zijn wegbljjven had Margaretha leed gedaan. Zjj had van Luey's komst ge hoord en sjj herinnerde zien de vroegere verhouding, die er tnssehen Arno en het meisje had bsstaan, waarover bij haar op het bai had ingelicht. IJverznoht sloop haar hart binnen. Was Arno opnienw door het meisje betooverd geworden P Vond hij daarom niet den weg naar Borna, omdat Lncy hem in Tannwald hield f Dagen vol smart, ongeduld en gloeiend verlangen waren deze laatste dagen voor haar geweest. Oaopboudeljjk dacht se er over na, hoe zij Arno tot zich zou kunnen krjjgen. 't Geringste oam ze te baat,om naar de stad te rijden, in de hoop door een geluk kig toeval hem aan te treffen of tenminste iets omtrent hem te hooren. Het was telkens tevergeefs geweest. Hij scheen Tannwald geen oogenblik te verlaten. En wat zij over de verandering hoorde, die op Tannwald had plaats gehad, verhoogde haar jaloezie nog meer, deed haar hart nog hartstoch telijker kloppen en deed haar gevoelens leeren kennen, waarover ze ziek onmogs- ljjk rekenschap kon geven. Alles scheen tegen haar saftm te Bpannen en het er op aan te leggen, haar warme gevoelens ten op- siehte van Arno zoo op te zweepen, dat ze tot een hartstochtelijke uitbarsting moesten komen. En ten slotte bood haar eigen man haar ou willekeurig de bebnlpiame hand, doordat hg Rönneberger bij baar in hnis bracht. Margaretha schrikte bijna, toen dia man aankwam, die Arno's vriend was, dia baar last, om van Arno te spreken, zon kannen bevredigen en door zgn lof over Arno nog steeds haar hartstochten zou knnnen op winden. Een overweldigend bijgeloof greep haar aan. Was haar noodlot dan zoodoende aangewezen P Moesten Arno en zij elkander dan toebehooren P Zij sag niet, boa de majoor onder haar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 17