iïelBÉriL
Brieven uit ie Maasstad.
om
Aar en Halm.
Zondag 16 Octofrer 1898.
42ste Jaargang 2To. 3354.
Binnenlandsch Nieuws.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
SCHAEE
haalde, die op zijn jas stak en mst na
druk tot zijn vrouw zeiEn nou ben
ik afschaffer geworden en nou is 't uit,
hèHier heb je mijn ordetecken en
nou waarschuw ik je, dat ja 't woord zuip
lap niet meer in je hand neemt, laat
staan in ja mond
Maa? de twist was dan nog volstrekt
niot nit.
Met leedwezen miste ik voorts den koop
man in oude boeken, die geregeld het
vunzigste en meest incomplete rommeltje,
dat ooit uit een bibliotheek gesmeten werd,
tegen de hoogste prijzen van de hand
zocht te doen, die als er bladeren ont
braken, geregeld in antwoord op een klacht
opmerkte ffGeeft niks, des te gauwer heb
je 't immers uitl" of „Die bladen zijn er
expres uitgescheurd, omdat er een gemee-
ne psssage in voorkwam en nou kun je
'tja kindereu iu handen geven 1'
Tenslotte o, ik raak niet uitgepraat,
ah ik mijn oude Nienwemarktherinnerm-
gen begin de handelaar in lucifers.
Ik kan en wil niet beoordeelen, of zijn
verhalen waarschijnlijk waren, maar hij
moet de eigenlijke uitvinder van de luci
fers zijn geweest. En hij had een milli-
oen met zijn uitvinding kunnen verdienen,
er wss een groote fabrikant heelegaar uit
New-York gekomen en die had een porte
feuille met bankbiljetten bij zich. Maar in
den loop der onderhandelingen had de
koopman te veel van zijn uitvinding ver
teld, de fabrikant uit New-York had hem
uitgehoord, had gezegd toen, dat hij er
nog eens op slapen zou en hij verraaide
het knnsie, zoodat ik nou op de markt
sta, zoo arm as de miereu/ maar zijn lu
cifers waTen goed, héél goed, lucifers van
eigen fabricage.
Waar zijn al deza goede typen geble
ven.
Boosaardige raenschen, die 'k er wel
eens over sprak, beweerden, dat da drank
wet van veel invloed is geweest, maar dat
geloof ik niet, eenvoudig omdat dan en
kele kooplieden, die nu rustig Zaterdag
avond op de Nieuwe Markt hun bedrijf
uitoefenen, dék door de drankwet
maar ik mag niet lasteren en een civiele
actie risqneeren.
Toen ik nu Zaterdagavond weer eens op
de markt kwam, dacht me alles veranderd.
Niet hst uiterlijk aanzicht, 't Was nog
hetzelfde gowalin van dikke vlammen, die
tegen vuile katoeDpitten op vette htnpen
schudden; nog dezelfde volte van kramen
met een lawaai van menschen in de paden
daartusschen; nog hetzelfde geschreeuw van
meestal schorre stemmen die mat ontzag
lijke gillen de woorden *Nooit gezien,"
„onovertroffen,® „spotgoedkoop/ „vuilig
heid van concurrenten," jnesmt een proef"
iD de ruimte wierpen.
Maar het echt-karakleristioke geloofde
ik verloren. Ik liep wel een kwartier rand
tnsschen de tenten, hooide de kramers hun
waren aanprijzen en ik kon maar niet ge
boeid wordenik hoorde wel lachen, maar
't was niet zoo van harte als vroeger.
"Was de oorzaak bi; mij P Ben ik al te
oud geworden, om zelfs dezen natuur—
humor treffend te vindon En zijn de
marktklanten óók van een aDdsr geeste
lijk samenstel geworden P
Ik was al doende deze vragen bevesti
gend te beantwoorden, toen ik plotseling
voor een kraampje, waar ik nog niet ge
weest was, in ééns gepakt werd door den
bekenden marktloon van vroeger en de
menschen hoorde lachen met zoo'n lang-
dnreoden vollen schaterlach, waarvan ik
't geheim verloren geloofde.
Het was een jonge koopman in sigaren,
naar de fairilie-gelijhenis te oordeelen een
zoon van don koopman in oude incom
plete boeken. Hij had het echte koop-
manstalect dat ik in zijn voorgangers al
tijd zoo bewonderde, adrem, actueel, en
vermakelijk. Ik slikte nog juist een brok
Daar hei je nou Dreyfns. Ze
magge zegge wat ze wille, maar onschul
dig is ie. En als ie binnenkort terug
komt, wat doen ze dan om 'm schadeloos
te stellen. Dan maken ze 'm Bidder van
de militaire Willemsorde en ze geven 'm
zoo'n kissie sigaren cadeau. En astis 'r
één van gerookt heeft, zal ie zeggen da's
de beste sigaar, die 'k in de laatste jaren
gerookt heb 1 En dan rooken Esterhazy en
de generaals een vuile pijp.
En de Amerikanen. Ze houen de Hava-
nasigaren en de Manillasigaren op, maar
ze motten 't zelf maar weteD. Want as
deze sigaar, die 'k je hier sta te presen
teeren, in de handen van de aristocratie
is, willen zo van geen Havana of Manilla
meer weten. Er is geen betere sigaar op
de hetle wereld. En uit zuivers liefde voor
den werkman kom ik je die hier verkoopen
verkoopen, neen. Weggeven! Gratis, kos
teloos, voor niemendal. Ik geef er acht weg in
een zakkie en dan doe 'k er twee bij, twee
sigaren van vijf cent en die betaal ja me.
As de werkman hier jaren van genoten
hoeft, krijgt de rijke man 'm eerst, net an
dersom as bij 't kiesrecht. Dat kreeg de
rijke man eerst en toen de werkman. Mijn
sig«ren niet
't Was maar een brokje, maar er was
iets van de onde speechen in dit frag
ment. Met genoegen wist ik toen het ou
de ras nog niet uitgestorven. En 't was
me nu weer recht aangenaam op de Nieu
we Markt. Ik voed de anderen nu óók
weer aardig en 't geheel opnieuw karakte
ristiek. Och, dit onnooEel-typiga gaat niet
gemakkelijk heen.
De tijden veranderen, de menschen
veranderen niet zoo veelJD»
De heeren Jhr. Mr. P. van Poreest,
Heilo, voorzitter; G. "Vas Visser, Amster
dam J. L. T, Groneman, Wieringerwaard
prof. dr. H. P. Wijsman, LeidenD.
Brander, HoogkarspelP. B. J. Ferf,
Haarlemdr. K. H. M. v./d. Zande,
Hoorn dr. J. W. Chr. Goedhart, Hoorn
W. Keestra, Hoorn W. J. Boekhout,
Hoorn J. Mesdag, Leeuwarden G, Won
der, Hoorn, penningmeester en mr. J.
Botterdam, 12 October 1898.
No. 167.
Jk was in vele jaren niet meer op een
Zaterdagavond op de Nieuwe Markt ge
weest. En het blijkt me, dat ik daaraan
onverstandig heb gedaan. Da Nieuwe Markt
op Zaterdtgavond is het meest karakteris
tieke, dat we in onze practische stad nog
bewaard hebben,nadat langzamerhand achter
eenvolgens de goeie ouds straattypen van
ons weggenomen zijn.
Het was door een toeval, dat ik er wesr
eens belandde, op 't terrein, waar ik in
jeugdjaren zoovele vroolijke uurtjes heb
geleefd. En zeiden heb ik een toeval meer
geprezen dan dit.
Niet dat dit Zaterdagavondmarktgenot
onvermengd was.
Want ik miste er zoovelen, die ik eer
biedig in mijne herinnering had bewaard,
zoovele welbespTaakfcen, kooplieden in siga
ren en maagbitter, in lampeglazen en goed-
koope scheermessen, in pepermuntolie en
gerookten bokkiDg, in onde boeken en ge
dragen laarzen, in uien en petten, in was
lucifers en pomadv, o, in een eindelooze
variatie. Waar zijn dis allen gebleven f
Hebben zij zich rijk gemarskraamd en
lerea zij nu van hun geld, of bleek de
winst tenslotte de budgetten Diet te kun
nen dekken en zitten zij in 't armhuis
Leven zij, mijn oude vrienden, of zijn ze
tot de geslachten marskramers verza
meld
Waar blijven ze toch, de gosde men
schen, die met hnn kramersgeestigheid ons
zoo vaak deden lachen f Het interesseert
mij, dit te weten. Hoe graag zen ik den
koopman in goedkoope schecrmbssrn nog
eens de hand drukken en hem zegenen,
omdat hij mij zoovele malen in buien van
mistroostigheid die hield ik er als mo-
21.
HOOFDSTUK 16.
Da volgende dagen verliepen in Tannwald
oogensohijnlijk op dezelfde kalme wijze sis
aliijd. In werkelijkheid was er na Luoy's
komst veel veranderd, ofschoon het niet o-
panlijk merkbaar was.
Reeds na korten tijd had Lacy de reden
begrepen, waarom haar oom zoo luimig
was. Zijn eeozasm jonggezellen-lev9n begon
hem te verdrieten. In plaats van zijn vroege-
ren rnsteloozen ijver, was hem door zgn toene-
menden ouderdom een zeker verlangen naar rust
en gemak eigen geworden. En te midden
van zijn vorstelijken rijkdom, dien hij gedu
rende een menschenleeftjjd zioli had ver
worven, vond hij voor dat verlangen geene
bevrediging. Arno was veel te veel met zijn
beroepsbezigheden in de weer, dan dat hij tijd
gevonden zon hebben, ziob met zjjn ohef
intiemer bezig te honden en Charlotte had
zalk eone terughoudende natuur, dat zjj haar
oom niet zeer opvroolijkte. Eu bet voorna
me gezelschap nit de omgeving had zich
geheel van den rgken parvenu afgekeerd.
Hem afwisseling verschaffen, dat zon nu
Lney's taak worden. Zij was dat heel goed
met ziohaelf eens geworden. Twee wegen
stonden er voor haar open, om zich de
gonst van den ouden man ta verzekeren.
In de eerste plaats zou zg hsar geheele omge
ving knnnen isoleeren, toodat zg hem de licht
straal soa toeschgnen,öf zij zon hem omgeven
met een vroeger nooit gekende vroolgkheid
en opgewektheid. Yoor de uitvoering van
haar eerste plan was zjj evenwel terugge
deinsd zg wist niet, of zg een dergelijk
eentonig leven, zoo geheel alleen
melden ouden man, zoa kannen uithouden;
de op haar schouders genomen rol zou haar
dei'u jonginansch al vroeg op na weer
heeft opgemonterd met de onweerstaan-
btar komische aanpiijzingen van zijn mes-
seu, aan welgedane burgerjuffrouwen bij
voorbeeld, wien hij een scheermes aanbood
voor eigen gebruik of voor baars mans
mosder, of om boterhammen te snijden
aan baardelooze jongelieden, wien hij vertel
de, dat scheeren zoo „gezond was voor een
snor.'
En dan Janus die in pepsrmuDt-
olie deed. Wat was dal een mimicus
van groote gaven 1 Hij tiok een af
schuwelijk leelijk gezicht, vouwde zich
ongeveer dubbel, zijn armen wringend op
zijn buik en vertelde de aandachtig toe-
kijksnde menschheid, dat zóó de lieden de
den die een aanval van kramp hadden.
(Ik heb van lni, die veel aan kramp leden,
gehoord, dat hij „natuurgetrouw' naboot
ste) vervolgens richtte bij zich hoog op,
lachte recht vergenoegd, zong van „Nico-
la, Nicola" en vertelde, dat zoo de lui de
den, die kramp hadden gehad en zijn clie
hadden gedronken. (Dezelfde bevoegden
verklaarden, dat de olie heelemaal niet
hielp).
En non heb je de keuze 1 riep de
pepermuntoliekoopman. Wilt ge zóó doeu
of zóó (kleine herhaling van de ge
schetste oefeningen.) Kiest, burgers en boe
ren van Botterdam, kiest. (Hij ware een
heerlijke verkiezingsagitator voor deze
dagen geweest!) Kiest, buikpijn of genot
Dan hadt ge verder den koopman in
bokking, die zoo smadelijk kon vertellen
dat zijn bokking de meest versche bok
king was, die ooit, van Adam af, in men-
schelijke handen was geweest. „Gisteren,
menschen, zwommen ze nog ais haringen
rond, van nacht zijn ze gerookt eu nou
zgn zijn hier, drie om een stuiver, ze
leven bijkans nog 1"
Ook zal ik nooit vergeten de brave
handelaar in nien. Die was zelf één groo
te ui l Wreedaardig hebben we gegierd
als hij immer stomdronken dialogen
mot zijn bitse vrouw hield en midden ia
een twist een blauwen knoop uit zijn zak
dan wel eens te zwaar kunnen worden. Een
verkeerde step kon het wantrouwen van haar
oom opwekken en baar gebeele toekomst
plan in duigen werpen. Zg was daarom
maar tot het tweede besloten en zon Ferdi-
nacd Hammor een leven vol vroolgkheid
bezorgen, maar toch zoo, dat zij het middel
punt bleef.
Hoe prettiger de onde man zich te mid
den daarvan gevoelde, des te liever zon
haar dat nijn, haar, aan wie hij dat alLs
dan zon te danken hebben.
Wanneer zij hem dan later zoo ver had,
als zij wilde, wanneer zij hem geheel be-
heersehie, wanneer zij hem onontbeerlijk
was geworden, dan zoa zij er wel voorzor
gen, dat hem Luoy's verlies als een nooit te
overkomen leed zou toeschijnen. Met alle
macht zon hij zich dan san baar vastklem
men, dan zou hij haar niet loslaten, dan zon
hij, om haar maar te behouden alies doen
wat sg van hem verlangde. En wat
zij verlangde, dat bad se hem reeds duide
lijk g9maaktzij alieen moest zjjne erfge
name worden, zelfs dan, wanneer zij dit
slechts door een huwelijk zou kunnen be
reiken I
Dat was Lucy's plan. En zij twijfelde
er niet aan, of het zou in werkelgkheid zoo
worden ook. Zij had al reeds in het leven
opgemerkt, dat men een doel, als het niet
al te hoog gesteld was, we! zou bereiken
wanneer men er maar bedaard, doch krach
tig op afstuurde en daarbij de groote en klei
ne zwakheden der mensehun te baat nam.
Om maar niet voor verkwistend ta worden
gebonden, wat bij do grooie spaarzaamheid
van haar oom gemakkelijk kon gebeuren,
ging zij zeer voorziohtig te werk. Zg liet
zich door mevrouw Kleefeld aan eenige fa
milies in Gr&nhagen voorstellen, die in hst
betit van jonge, maar niet mooie dochters wa
ren, en noodigde die meisjes ook bij zich op
Tannwald. Daarna gaf ze eens een klein
partgtje, daarna een feestje, waar een bal
op volgde, waarop ook do zoons ven beken
de families werden genoodigd vervolgens
verrees er een Hefhebberjj-comedie, een lees-
avond werd geformeetd, speelavonden volg
den en ze bracht het in weinige weken aoo-
vor, dat do donkere kamers van het Blot
omgetooverd schonen.
Een vtoolijk, opgewekt lachen klonk er
bijna op elk nar van den dag en de vroe
ger zoo doodsebe en kille kamers
straalden nn in lioht en vroolijk-
heid.
In den aanvang had Hammer sich over al die
nieuwigheden wel verdrietig getoond en was
ai dat gewoel bgna angstig nit den weg ge-
gsan. Later echter raakte bij er aan ge
woon en ten slotte vond bij er zalk een ge
noegen in, dat hij Luey zelfs tot zekere on
dernemingen aanspoorde, als deze vreesde te
ver te gaan. Het was hem bepaald een genot,
zich door zooveel jeugd en vroolijkheid omringd
te zien, en zich door zooveel jonge lippen
„oom Hammer" genoemd te booren, en met
zijn linksohe manieren nn en dan den jongen
dames eens het hof te maken. Dat gaf tot
ttllerlei geestigheden aanleiding men behan
delde hem, alsof hij zelf jong en opgewekt
was en in allen ernst als gevaarlijk con
current der jonge mannen kon worden aan
gemerkt.
Op een zekeren dag echter geloofde hij
aan Luey een bijzondere ontdekking te
hebben gedaan. Was ejj ijverzuchtig F
Zg had het zoover gebracht, dat ook Arno
□u en dan eens aan de feestjes deelnam. Zg
was tegenover den jongen man, in aanmer
king genomen haar anders zoo uitgelaten
vroolijkheid, bedeesd en onderworpen. Dat
zag Ferdinand Hammer met groote mis
noegdheid. Zon Luey bem bedrogen heb
ben, toen zij hem van het laatste onderhoud
mei Arno had meegedeeld, dat er van eene
nauwere verhouding niets meer kon komen
en dat alleen een gevoel van harteiyke vriend
schap hnn hart kon doen kloppen F
Had ze workelyk alle gedachten aan een
nauwere vereeniging mot haar vroegeren ver
loofde opgegeven P Scheen niet veel meer
haar opvallende zachtmoedigheid tegenover
Arno er op te wijzen, dat zg er naar streef
de, hem te vleien en te behagen F Deze
vragen, die Hammer zich telkens weer voor
legde, plaagden hem dikwijls zoo zeer, dat
er zelf over verwonderd was.
En op een dag had de ergernis daarover
hem zoo nit z'n humeur gebracht, dat hg
voornemens begon te koesteren, die andore
mannen op zgn leeftijd onpassend en be
lachelijk zouden gevonden hebben Als
de jonge gekken om hem heen, was hij
met een der jonge meisjes beginnen fe
ooqnetteeren. Hij bad haar vleierijen ge
zegd en zich tot woorden laten verleiden,
waarover hij zich een oogenblik later had
vroolgk gemaakt. En heimelijk had hg
daarbij op Lncy gelet. Wat hij daar zag, had
hem nog in hoogere mate opgewonden. Want
als om hem te antwoorden, was Lacy nn ook
met Arno beginnen te coqoetieeren. Een
healen tijd laDg hadden zg met elkander
gewedijverd, nienwBgierig wie hier de
overwinning zou wegdragen. Maar de groo-
tere sterkte was natuurlijk aan de zijde van
den man geweest. Toen Ferdinand Hammer
tot slot zijn vroolijke, niets vermoedende
dame als „oom Hammer' een kns gaf, was
Lacy plotseling stil en bleek geworden.
Een tijd lang had ze geen woord gesproken
eu was daarna onder een niets-zeggend voor
wendsel naar haar kamer gegaan.
Een zonderlinge tevredenheid, bijna een
vreugde in eeDS andermans verdriet, had
zich bij Ferdinand doen gelden.
Ne een poos was hij baar zoo per abnis
gevolgd. Hg had haar in haar kamer ge
vonden, op een sofa zittend, hot gelaat in
da handen verborgen. Aan bet sehokken
harer schouders had hij gemerkt, dat ze
weende.
Radeloos bad bij een tijd naast haar ge
staan en hot eindelijk gewaagd, met de
hand over henr haar te stryken.
„Maar zeg mg toch, Loey, wat er aas
scheelt F Waarom weent ge zoo F"
Met een rak was zij opgesprongen en
toorn bliksemde in hare oogen, waarin
nog tranen waren.
„Ik ween niet i Waarom zon ik weenen F
Het is me glad onverschillig, wat ge doetl
Mynenlwege moogt ge dadelyk met haar
trouwen 1*
„Trouwen F Ik F Wie?"
Zg had bitter gelachen.
„Hoe dnrft ge bet nog vragen Hebt ge
haar dan aooeven niet gekast F"
Hij hsd haar hand gegrepan.
„Ach, ge weent daaromF
Maar ik ben een ood man en zg noemt mg
„oom', ge weet toch, een kus is een -
„Ach wat! Zoo kust geen ooml»
Hij had iets willen antwoorden, maar bij
was er voor toroggedeinsd. Hg was zoo
onbeholpen, hij was bijna bang voor dit
meisje. Ea zoo was er een pynlg'k zwijgen
gevolgd, totdat Lncy zich naar de denrhad
gewend.
„Laat ons gaan De anderen zoeken
ons wellicht weldra."
Toen bad hij een stap voorwaarts ge
daan.
„En wanneer ze naar ons zoeken F Wat
zon dat,F*
Zy had zich van hem afgekeerd, als
wilde zg haar blozen verbergen.
„Zy konden wellicht daar iets nit opma
ken waa zg begonnen, om dan ver
legen te zwggcn.
„Wat F*
Zy had aich van hem willen losmaken,
maar hg had haar hand niat losgelaten. Een
gevoel dreef hem ertoe, die roode lippen
daar voor hem te kasseD. En plotseling
hij wist later niet, boe hg zoo dapper ge
worden vra&, had hg haar sierlyke gestal
te in zyne armen genomen, haar hoofdje
met de vroolijke lokjes tegen zich ean ge
vlijd en zijne lippen «p de hare gedrukt.
„Wat zouden ze kunnen denken F" had
hij dringend herhaald.
Zg had gelachen, een zonderling, verle
gen laohje.
„Wellicht, dat nu, dat ge mg lie
ver hebt, dan anders een oom zgn nicht
pleegt lief Ie hebben 1"
„En wanneer dat nu eens werkeiyk het
geval ware F*
Plotseling was ze weer beginnen te
weenen.
„Aoh, mijn hemel, wat zal er van worden,
wat zal er van worden F"
Hare zachte, bgna kinderlijke onbeholpen
heid roerde en beangstigde hem tegelyk»
tgdig-
„Jb, dat gy hebt natuorlgk mgn-
heer von Erdmann altoos nog zeer lief."