Donderdag 3 November 1898. 42ste Jaargang No. 3359. B IJ VOEGSEL. Bureau: SCHAOKN, Laan, D 4. Uilgever: P. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL. tl fllttH RAAIT AimiBillE-1 LMflliiillat Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst, INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 6 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. (Vervolg.) Te twaalf ure dan zette de uit twee wagons bestaande trein zich in beweging. Te Lutjewinkel werd gelegen heid gegeven om de ijzeren ophaalbrug, die daar over de ringsloot van de Schager- en N ieder per Kogge ligt, te bezichtigen. In Lutjewinkel en ook in andere aan de lijn gelegen plaatsen, waren de mees te huizen met vlaggen getooid. Ook van vele dorpstorens wapperde onze drie kleur. "Winkel had aan de reizigers een aan gename verrassing bereid. Het fanfare corps, onder de verdienstelijke leiding van den heer E g m o n d, liet bij de aankomst zijne opgewekte liederen schal len. De voorz. der Mpij., de heer J. Breebaarthield daarop een korte toe spraak, waarin hij dank betuigde voor de bewezen belangstelling en de hoop uitsprak, dat de tram ook Winkel's bloei en welvaart zou verhoogen. Zoo'n tocht door West-Friesland wekt zeker bij een ieder een schakel van ge schiedkundige herinneringen op. Er is wellicht geen streek in heel ons land, die zoo rijk is aan gedenkwaardige voorvallen, zoo rijk aan historische le genden, zoo rijk aan wetenswaardige bijzonderheden, 't Was in den omtrek van Winkel, dat in 993 graaf Arnoud tegen de West-Friezen sneuvelde, 't Was Winkel, waar Hendrik Engelinus Weijers werd geboren, beroemd wegens zijne kennis, van de Oostersche talen, over leden in 1844 als hoogleeraar te Leiden. Nieuwe Niedorp wijst op zijn schrande- ren schoenmaker Dirk Rembrandtsz. van Nierop, die zich door astronomischen ar beid grooten roem heeft verworven. En wat plaatst Hoogwoud ons eeuwen in het grijs verleden terug De daar aanwezige doopvont, zegt men, is die, waarin de Friesche Koning Radbont reeds den voet had gezet, om zich door den Doop in 't Christendom te doen opnemen, toen de onvoorzich tige woorden van bisschop Wulfram hem op zijn voornemen deden terug komen. Nabij Hoogwoud was het, dat graaf Willem de Tweede, de Roomsch- Koning, op zijn tocht tegen de West- Friezen, door het ijs zakte en afge maakt werd. De Koningsweg herinnert ons nog aan die bloedige gebeurtenis in 1256. Terwijl dit geschiedkundig pano rama zich voor ons oog ontwikkelde, sneed de tram door de welige landou wen van West-Friesland. In schilder achtige mengeling wisselden weiden met bont gevlekte runderen en kroesharige schapen af, met blauw-groene akkers vol kool, of gele stoppelvelden, waarboven de leeuwerik zijn heerlijke liederen zong. Zoo naderde, met een zacht gangetje, de tram langzamerhand Wognum, waar de locomotief van de stoomtrammaatschappij door eene machine van de H. IJ. 8. Maatschappij werd vervangen. In sneller vaart vloog het stoomros nu voorbij de stations Zwaagdijk,Zwaag en Westerblokker, om weldra te Hoorn stil te houden. Daar aangekomen, begaf men zich naar het Parkhotel Yan den heer Wonder, waar in een keurig met groen en bloemen versierde zaal de feestdisch stond aangericht. Nadat ieder den voor hem bestemden zetel ingenomen had,nam de voorzitter van de tafel, de heer J. Breebaart Kz., het woord en sprak als volgt Mijne Heeren Indien wij ons herinneren, dat onge veer 50 jaar geleden hier in N.-Holland benoorden het IJ met uitzondering van de Rijkswegen, de weg van de zes Noord Hollandeche steden en de grintwe gen langs de West-Friesche en Water- landsche zeedijken, nog overal klei-, zand- en modderwegen waren en het ongerief, door de toenmalige bewoners dezer stieken daarvan ondervonden, dan was het geen wonder, dat er op behar- ding dier wegen werd aangedrongen. Toen de voorloopers van de gemeen te- en polderbesturen waren begonnen, om tot beharding hunner wegen over te gaan, volgden successievelijk ook de an deren, zoodat binnen eenige jaren bijna geheel Noord-Holland van harde wegen was voorzien. Was daardoor reeds een groote ver betering ontstaan, de tijd, die echter nog noodig was om zich te verplaatsen, al thans over groote afstanden, was aan leiding, dat er ook hier over sneller vervoermiddelen werd gedacht en ge sproken, te meer, daar ook toen reeds in ons land enkele spoorwegen in ex ploitatie waren. De hiervorengenoemde toestand was echter niet enkel in onze provincie aanwezig, maar was in alle provinciën dezelfde, in vele nog in meerdere mate. Het was dus niet vreemd, dat er van alle kanten bij de Regeering en Staten- Generaal werd aangedrongen, om in dien toestand verbetering te brengen. Het gevolg daarvan is geweest, dat in 1860 door de Staten-Generaal eene Wet werd aangenomen, waarbij werd bepaald, dat jaarlijks 10 millioen op de Staatsbegrooting zou worden uitgetrok ken met het doel, om door geheel het land de hoofdspoorwegen aan te leggen. Ongeveer tegelijkertijd werd met den aanleg van den Nederlandschen Centraal- spoorweg aangevangen. De eerste gedeelten van de Staats spoorwegen en den Centraalspoorweg wer den in 1863 in exploitatie gebracht. Toen de Staat in hoofdzaak de Wet van 1860 had uitgevoerd en de noodza kelijke spoorwegen over het geheele land waren aangelegd, begonnen er zeer spoedig stemmen op te gaan voor het aanleggen van Locaalspoorwegen en Tramwegen, daar zulke wegen in het buitenland reeds in exploitatie waren, met het doel het verkeer in meer afge legen Btreken te bevorderen. Het gevolg daarvan was, dat enkele Maatschappijen voor den aanleg van tramwegen werden opgericht. Op 3 Juni 1875 is de eerste paar dentram in ons land te Amsterdam in exploitatie gebracht en op 28 September 1880 de eerste stoomtram en wel die van Breda naar Oosterhout, aangelegd door de Zuider-Stoomtram-Maatschappij. Toen het jjs gebroken was, begon men op vele plaatsen behoefte te gevoelen om zoo mogelijk van dit gemakkelijk vervoermiddel te kunnen gebruik ma ken. Zoo hier en daar werden plannen beraamd en pogingen aangewend, om ook in de streek hunner inwoning tramlijnen tot stand te brengen. Het gevolg daarvan is geweest, dat op 31 December 1896 reeds 1205 Kilo meter tramlijn in exploitatie was. Ook reeds in 1881 werd door den Civiel Ingenieur A. J. Krieger een plan ontworpen tot den aanleg van een tram weg vanaf Hoorn tot Schagen. Dit plan 'i stuitte eehter af op de bezwaren van enke le gemeente-besturen, die meenden, dat hunne wegen daarvoor te smal waren en daardoor het gewone verkeer met rij tuigen te veel zoude worden belemmerd, zoodat de heer Kneger niet tot de uit voering van het plan kon geraken. Het gevolg echter van dit plan is zeer zeker toch geweest de daarstelliDg van den Locaalspoorweg HoornMedemblik, hoewel deze lijn eerst op 3 November 1887, dus eerst 6 jaren later werd geo pend. Wijlen de heer C. Donkerdestijds lid van de Eerste Kamer der Staten-Ge neraal, Dijkgraaf van de Vier Noorder Koggen, Notaris te Benningbroek enz., nam daartoe het initiatief en had het genoegen den Locaalspoorweg Hoorn Medemblik, door den grooten invloed, dien hij in zijne omgeving had, tot stand te brengen, hoofdzakelijk ook door den steun der provincie, het bestuur der Yier Noorder Koggen, gemeente-besturen en eenige particulieren, hem daarbij verleend. Het bestuur der Yier Noorder Kog gen nam voor een belangrijk bedrag deel in het maatschappelijk kapitaal en ver bond er de voorwaarde aan, dat het, indien te eeniger tijd tot den aanleg van een stoomtram of locaalspoor van Hoorn naar Schagen zou worden besloten, met het oog op do profijten, die het weste lijk deel van de Yier Noorder Koggen daarvan kon genieten, ook voor ffO.OOO gulden in het daarvoor noodige aandeelen-kapita'al zou deelnemen. Dat besluit, mijneheeren, heeft zeer zeker niet weinig bijgedragen tot verwezenlij king van den aanleg van de thani in exploitatie komende stoomtram Scha genWognum. Toen in 1888 door den heer Arkus als Directeur van de paardentram HoornEnkhuizen een plan werd ont worpen tot verbinding van Hoorn en Schagen door een stoomtram over eigen baan, vond dat plan bij de gemeente en polderbesturen, waarlangs en waardoor de weg zoude loopen, krachtige onder steuning, en werd hem door die gemeente en polderbesturen eene som van 147000 gulden als deelname in eene eventueel op te richten maatschappij toegezegd; als mede verkreeg hij de toezegging van de provincie van een renteloos voorschot van 150.000 gulden. Tijdens de onderhandelingen en toen men gereed was de Maatschappij op te richten, waartoe de heer Ark-ut de afge vaardigden der besturen had uitgenoo- digd op 13 November 1891 in het Park te Hoorn om de acte te passeeren, werden er omtrent de soliditeit van den heer ongunstige berichten verspreid, waardoor enkele besturen, die reeds deelname had den toegezegd, zich teruggetrokken hadden en wel in de eerste plaats de Yier Noorder Koggen. Enkele atge vaardigden, die tegen woordig waren, trokken zich toen ook terug en werd van het passeeren der acte afgezien. Yanaf dat oogenblik was er voor den heer Arkus geen kans van slagen meer, daar de ongunstige berichten omtrent zijne soliditeit bewaarheid werden en hij daardoor het vertrouwen verloren had. De heeren Donker en Van Dedem die evenwel de kans van slagen, om de tramlijn tot stand te brengen, nog niet verloren achtten, hadden mij verzocht, om met hen die zaak verder voor te bereiden, en zoo mogelijk tot een goed einde te brengen. Het eerste werk, door ons verricht, was, om te trachten de plannen, teeke- ningen enz. van een heer Arkus over te nemen, waarover de heeren Don ker en Fan Dedem met hem onderhan delden. De heer Arkus was daartoe be reid, doch eischte daarvoor eene som van f 8000.welk cijfer ons veel te hoog voorkwam. Staande deze onder handelingen hadden de heeren Donker en Van Dedem mij gemachtigd, de zaak met den heer O. Vas Visser te bespre ken. Yoor die bespreking een onderhoud aan den heer Vas Visser verzocht en ver kregen hebbende, raadde die ons aan, als volgt te bandelen le. Ons zoo spoedig mogelijk van Arkus los te maken. 2e. Direct bij den Minister voorloo- pige concessie aan te vragen. 3e. Het bestuur van de Holland- sche IJzeren Spoorweg Maatschappij te vragen of die de lijn zoude willen ex- ploiteeren; zoo niet, dan was de heer Vas Visser bereid, om met den heer Schotel de zaak op te nemen en te on derzoeken, een plan met bereke ning van kosten te maken en zijne zienswijze daaromtrent aan ons mede te deelen. Tijdens deze onderhandelingen was de heer Van Dedem in het Ministerie Van Tienhoven als Minister van Koloniën opgetreden, zoodat die de stad Hoorn had verlaten en weinig tijd had om zich ver der met de zaak in te laten. Hij verklaarde zich echter bereid de zaak te willen blijven steunen. Aan de wenken van den heer Vas Visser werd gevolg gegeven. Wij maakten ons van den heer Arkus los, wat weinig moeite kostte,omdat hij zelf,'oen wij hem mededeelden, dat zijn gevraagde prijs veel te hoog was,de onderhandeling afbrak. De voorloopige concessie werd ge vraagd en door den heer Donker werden de onderhandelingen met de Holl. Spoorweg maatschappij opgevat, doch welke door het onverwacht overlijden van den heer Donker tot geen resultaat leidden. Op dat oogenblik, mijneheeren, bleef ik alleen over en kwam tot het besluit, in overleg met den heer Van Dedemniets te doen vooraleer de functiën van Burgemeester van Hoorn en Dijkgraaf van deYier Noorder Koggen wederom wa ren vervuld, om reden de Yier Noorder Koggen en de stad Hoorn de grootste bedragen voor de daarstelling der tram hadden toegezegd en zonder hunne me dewerking de zaak zeker zoude schip breuk lijden. In afwachting daarvan was ik echter in de gelegenheid, door mijne benoeming in plaats van den heer Donker tot lid van de Eerste Kamer der Slaten-Gene- raal, met den heer Lelydie als Mi nister van Waterstaat, Handel en Nij verheid was opgetreden, de tramzaak te bespreken. Aan diens medewerking hebben wij zeer zeker te danken dat onze pogingen met een gunstigen uit slag zijn bekroond. Vroegere Ministers en Regeeringen wa ren nooit bereid geweest, den aanleg van tramwegen op afgelegen plaatsen financiëel te steunen. De heer Lely echter had bij zijn op treden zich tot taak gesteld, krachtig gesteund door zijn mede-regeerders en de Tweede Kamer der Staten-Generaal, om, al waar belanghebbende besturen, zoowel provinciale als gemeente- en polderbesturen, een derde van het benoodigde kapitaal bijeenbrachten, aan de .vertegenwoordiging voor te stellen, ook een derde als renteloos voor schot te verleenen. Met die wetenschap werd de voor bereiding zeer vergemakkelijkt. Zoodra de nieuwe Burgemeester van Hoorn en de nieuwe Dijkgraaf van de Yier Noorder Koggen in functie waren, verzocht ik hun om een onderhoud ter bespreking van den tramaanleg Schagen-W ognum. De aansluiting te Wognum werd door den Minister aanbevolen als ver kieslijker dan te Hoorn, welk idéé reeds vroeger door de heeren Donker, Van Dedem en mij was overgenomen. De eerste samenkomst had op 25 Juni 1892 op het Stadhuis te Hoorn plaats met de heeren Mr. C. P. Donker als Dijkgraaf van de Yier Noorder Kog gen, A. E. Zimmerman, als Burgemeester van Hoorn en mijn persoonallen ver klaarden zich bereid mede te willen werken om te trachten den stoomtram weg SchagenWognum tot stand te brengen. Na eenige voorbereidende maatrege len richtten wij een circulaire aan alle, bij de lijn belanghebbende besturen van Waterschappen en Gemeenten, waarbij zij werden uitgenoodigd tot het zenden van eenen gemachtigde op eene vergadering, te houden in het Park te Hoorn, op 26 October 1892, ter bespreking van het plan. Ook waren uitgenoodigd de heeren G. Vas VisserJ. M. Vas Visser en J, Schotelwelke zoo noodig en gewenscht inlichtingen omtrent den aanleg en de exploitatie konden verstrekken. Op die vergadering waren tegenwoor dig gemachtigden van 6 gemeente- en 6 polder- of bannebesturen, welke ge machtigd waren deel te nemen in eene eventueel op te richten Maatschappij te zamen voorf 121000; later nam nog de Banne Wognum en Wadway voor f 2000 deel, zoodat te zamen werd deel genomen voor f 123000. De vergadering benoemde de heeren J, Breebaart KzMr. C. P. Donker en A. E. Zimmerman tot een voorloopig comité en droeg hun onder meer op om stappan te doen tot verkrijging van eene Rijks- en Provinciale subsidie, elk van minstens f150.000.alsmede om de uitgewerkte plannen enz. door den heer Schotel gereed te laten maken. Het Comité deed nog een poging bij den heer Van Hasseltals Gedelegeerde van de Holl. IJzeren Spoorweg Maat schappij, omtrent de exploitatie der lijn, waartoe ZEd. echter niet genegen was, en besprak tegelijkertijd de aansluiting en het medegebruik der stations te Schagen en Wognum, waartoe ZEd. op door de maatschappij te stellen voor waarden zich bereid verklaarde te willen medewerken. Op 22 Februari 1893 deed het voor loopig comité aanvrage om concessie aan den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, met eene Rijkssubsidie daaraan verbonden. Tegelijkertijd werd de aanvrage gedaan aan de Staten van Noordholland voor eene subsidie van f 150.000.welke som vroeger reeds aan den heer Arkus was toegezegd. Op 29 April 1893 werden de uitge werkte plannen aan Gedeputeerde Staten en den Minister toegezonden. En op 18 Mei 1893 werd de be grooting van kosten en installatie van den tramweg aan den raad van toezicht op de spoorwegdiensten ingezonden, welke raad op 24 Mei daaraanvolgende een onderzoek in loco instelde in tegenwoor digheid van het voorloopig comité en den heer Schotel. Dat onderzoek gaf geen aanleiding tot aan- of opmerkingen, zoodat de plannen door hen werden goedgekeurd. Op 22 December 1893 werd door de Tweede Kamer de subsidie tot een maxi mum van f 216.667 toegestaan en in Januari daaraanvolgende door de Eerste Kamer bevestigd. Toen de subsidie door het Rijk was toegestaan, hebben wij getracht, zoo spoedig mogelijk ook met de Gedepu teerde Staten omtrent de voorwaarden voor het te verleenen renteloos voor schot, tot overeenstemming te gera ken; na eenige oonferentiën en gedach- tenwisselingen en nadat de bepalingen in de overeenkomst tusschen het Rijk en het comité waren vastgesteld, kwa men ook die tusschen Gedeputeerde Sta ten en het comité, op 27 Juli 1894 op dezelfde voorwaarden tot stand. Het was toen de tijd om tot het oprioh- ten eener Maatschappij over te gaan, op dat wij op zekere grondslagen met de daarstelling van de tramlijn konden aanvangen. Op 16 Augustus 1894 werd een al- gemeene vergadering gehouden van de deelnemers in het kapitaal en werden de door het voorloopige comité ontwor pen Statuten goedgekeurd en eene Naam- looze Yennootschap onder den naam van Stoomtramweg-Maatschappij Westfries land opgericht. Tot bestuursleden werden gekozen de heeren J. Breebaart Kz., Mr. C. P. Donker, A. E. ZimmermanD, van der Stok en H. J. K. van dm Steen. Het bestuur benoemde uit zijn mid den den heer J. Breebaart Kz. tot Yoor- zitter, den heer A. E. Zimmerman tot Secretaris, den heer Mr. C. P. Donker tot Penningmeester en den heer D. van der Stok tot Onder-Voorzitter. Van de oprichting der Yennootschap gaf het bestuur kennis aan den Minis ter en aan Gedeputeerde Staten. Op 3 September 1894 wordt de acte van Vennootschap door het bestuur ge- teekend en daarop de Koninklijke goed keuring aangevraagd, welke op den 31 December 1894 werd verleend. Den 14 November 1894 is de pro vinciale subsidie van f 150.000 op de bepaalde voorwaarden definitief door de Staten verleend. Op 19 Januari 1895 is de aote va» de Vennootschap voor den Notaris Terp- stra te Benningbroek gepasseerd en de overeenkomst met het Rijk aanvaard. Nadat wij reeds vroeger den heer Schotel hadden opgedragen, als Ingenieur voor de uitvoering der werken te zor gen, openden wij de onderhandelingen over de exploitatie met den heer J. M. Vas Visser. De stukken voor de onteigening wer- dan gereedgemaakt en bij den Minister ingediend en de Wet op de onteigening aangevraagd. Bereids werd met de eigenaren van den grond, waarover de lijn zou worden aangelegd, onderhandeld over de onteige ningen getracht de benoodigde gronden bij minnelijke schikking te verkrijgen, en de overeenkomst met de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatsohappij voor de aansluiting te Schagen en Wognum over het medegebruik der stations aldaar gesloten, waarvoor het contract op 31 October 1895 werd geteekend en door den Minister goedgekeurd. Op 11 November 1895 is de Wet op de onteigening aangenomen. Bij de onderhandelingen over de min nelijke onteigening werden in de ge meente Barsiogerhorn zulke overwegen de bezwaren ingebracht, dat wij genood zaakt waren, eene wijziging aidaar in de richting te brengen, waarmede de Minister en Gedeputeerde Staten zich konden vereenigen. Bij Kon. Besluit van 21 September 1896 is de aanwijzing der te onteigenen perceelen vastgesteld en in de Staats courant en locale bladen opgenomen. Zeer vele perceelen werden in der minne onteigend en daarvan voorloopige koopcontraoten opgemaakt. Met den heer J. M. Vas Visser wer den de voorwaarden van de exploitatie vastgesteld, waarbij door dien heer werd aangenomen, voor het sluiten eener geldleeniug ran i 250.000 te zullen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 5