Zondag 29 Januari 1899.
43sts Jaargang Ho. 3384.
ieswet.
Anii-liberaal.
r -M
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
[NGBZONDEN STUKKEN één dag vr„ë™r 8 P
flUiirettu: SCMAfe^W, i^aan, 15
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker J. W1N It E L.
Dit nummer beslaat uit
twee bladen.
EERSTE RL AD.
G e mee 111 e S c h a e n.
Bekesitlnaakiug en.
JACHT en VISSCHERIJ.
De BTJEGEM BESTEK der Gemeente SCHAGEN
Gelet op de artikelen 11. 12 en 13 der Kieswet
(Wet van den 7den September 1896, Staatsblad No
154);
Noodigt de mannelijks inwoners dezer Gemeente uit
om, zoo zij in eeue andere Gemeente over het volle
laatstverloopen dienstjaar in eene derRijks
directe belastingen ziju aangeslagen, wat
de grondbelasting betreft in eene andere
Gemeente oi in meer gemeenten te zamcn, tot een be
drag van ten minste één gulden, daarvan door
overlegging der, overeenkomstig hel bepaalde bij ar
tikel la der Kieswet, voor voldaan geteekende
aanslagbiljetten vóór den 15den Februari
a. s. te doen blijken. Deze aanslagbiljetten worden
na de vaststelling der kiezerslijsten aan belangheb
benden teruggegeven.
Nog worden de mannelijke inwoners, die op grond
van bet bepaalde bij het derde lid van artikel 2 der
voormelde wet, aanspraak meenen te kunnen maken om
geplaatst te worden op de kiezerslijst, uitgenoodigd
daarvan vóór den lóden Februari a. s.
aangifte te doen.
De bewijsstukken, bij zoodanige aangifte over te
leggen, waartoe moeten bebooren het aanslagbiljet,
of een door den Ontvanger gewaarmerkt duplicaat
daarvan, eene opgaaf ran het bedrag van het aan
deel in den aauslag en de noodige bescheiden ten
bewijze van het gemeenschappelijk bezit, worden na
de vaststelling der kiezerslijsten aan belanghebben
den teruggegeven.
Tevens worden de mannelijke inwoners dezer Ge
meente, die krachtens art. lb derzelfde wet aanspraak
meenen te kunnen maken om geplaatst te worden
op de kiezerslijst, aitgenoodigd daarvan voor
den 15 Febrnari a.s. aangifte te doen.
Wie tot deze aangifte bevoegd zijn, blijkt uit de
artikelen 1 en 2 der Kieswet, luidende
Artikel 1.
De leden van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raai worden gekozen door de mannelijke ingezetenen
des Kijks, tevens Nederlanders, die den leeftijd van
vijf en twintig jaren hebben bereikt, voor zoover
zij over het laatstverloopen dienstjaar in eene of
meer der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen,
het te dier zake verschuldigde voor oi' op den Isten
Maart voldaan hebben, en
a. over het volle laatstverloopen dienstjaar zijn
aangeslagen in de grondbelasting voor een bedrag
van ten minste een gulden, in de vermogensbelasting,
in de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten of
naar een of meer der vijf eerste grondslagen van de
personeele belasting, zooals die is geregeld bij de
Wet van 16 April 1896 (Staatsblad No. 72): of
b. indien zij niet overeenkomstig het bepaalde
sub a zijn aangeslagen, voldoen aan een der volgende
voorwaarden
lo. dat zij als hoofden van gezinnen of als al
leen wonende personen op den 31 Januari sedert dan
Isten Augustus van het vorige jaar hebben
bewoond,
krachtens huur, achtereenvolgens in dezelfde
gemeente niet meer dan twee huizen of gedeelten
van huizen, voor eik waarvan, met of zonder
bij behoorenden grond of localen en bijgebouwen, niet
ter bewoning bestemd, de werkelijke huurprijs, per
week berekend, ten minste heeft bedragen de som,
voor de gemeente of het gedeelte der gemeente waar-
het huis gelegen is, vermeld in de bij deze wet
gevoegde tabel
of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur,
eenzelfde vaartuig van tenminste 24 kubieke Meter.
2o. dat zij op den 31sten Januari sedert den
Isten Januari van het laatstverloopen jaar bij deuzelf-
den persoon, onderneming, openbare of bijzondere in
stelling in dienstbetrekking of als inwonende zoon
in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn en
als zoodanig over dat jaar een inkomen hebben ge
noten als voor de gemeente of het gedeelte der
gemeente, waar zij wonen, is vermeld in de bij deze
wet gevoegde tabel;
of dat zij op den Isten Febrnari in bet genot zijn
van een door eene openbare instelling verleend pensi
oen van gelijk bedrag;
met dien verstande dat voor hen, die in beide
gevallen verkeeren, zoo noodig, ter bereiking van hei
vereischte bedrag, het inkomen en het pensioen wor
den samengeteld
3o. dat zij op den lslen Februari sedert een jaar
den eigendom met recht van vrije beschikking hebben
van ten minste f 100.— (nominaal), ingeschreven in
de Grootboeken der Nationale Schuld of van ten minste
f 50.—, ingelegd in de Rijkspostspaarbank;
4o. dat zij hebben voldaan aan de eischen van
bekwaamheid, door of krachtens de wet gesteld voor
de benoembaarheid tot eenig ambt, voor de vervulling
van eenige betrekking of voor de uitoefening van
eenig bedrijf of beroep.
Artikel 2.
Onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig
jaren hebben bereikt, verstaat deze wet hen, die dien
leeftijd hebben bereikt vóór of op den löden Mei.
De aanslag der vrouw in de Rijks directe belastingen
geldt voor haren man die van minderjarige kinderen
wegens goederen, waarvan hun vader het vruchtgenot
heeft, voor hunnen vader.
Aanslagen in de grondbelasting wegens onroerende
goederen eener onverdeelde nalatenschap gelden ook
voor den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den
aanslag in het kohier is vernield, mits zijn aandeel
in dien aanslag ten minste één gulden bedraagt
Door den aanslag in de grondbelasting, u art 1
voruield, worden de hoofdsom en de Ryks-opcenten
76 Aamdag in de vermogens- of bedrijfsbelasting geeft
geen aanspraak op kiesrecht, indien hij het gevolD
fs van eene met de waarheid strijdige aangifte.
Bii de berekening van den werkelijkcn huurprijs woidt
„mandhuur tot weekhuur herleid door deeling met
4' luj'de "berekening1 van bet inkomen, bedoeld in art.
1 b, 2o., eerste lid, worden vrije woning
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.6G.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Tvvoote letter» worden naar plaatsruimte berekend.
vermeld in de bij deze wet gevoegde tabeler.kel
vrije kost op het bedrag, vernield in de laatste kolom,
verminderd met dat, vermeld in de voorlaatste kolom
dier tabel. Overigens koml alleen geld in aanmerking.
Indien het inkomen, bedoeld in art. 1 b, 2o., als
vast week-, veertiendaagsch, maand- ot jaarloon is
genoten en dit- loon wegens ziekte of verwonding
gedurende ten hoogste twee maanden niet of niet ten
volle is ontvangen, wordt bet geacht tot het normale
bedrag te zijn genoten.
indien gedeelten eener gemeente in de bij deze
wet gevoegde tabel afzonderlijk worden geaoemd,
wordt de greas tusschen de gedeelten door Ons,
Gedeputeerde Staten gehoord, bepaald en, wanneer
verandering van omstandigheden daartoe aanleiding
geelt-, gewijzigd.
Van deze besluiten wordt mededeeling gedaan in
de Staatscourant, met bijvoeging van de adviezen van
de Gedeputeerde Staten, voor zoover bij de besluiten
van die adviezen is afgeweken.
Volgens artikel 20 der Wet is voor ben, die
krachtens vroeger gedane aangifte op de loopende
kiezerslijst voorkomen, hernieuwde aangifte
onnoodig, indien de plaatsing op die lijst berustte op;
lo. bewoning van een huis of gedeelte van een
huis of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari
alsnog hetzelfde huis of een gedeelte van
hetzelfde huis of -hetzelfde vaartuig bewonen;
2o. genot van pensioen
3o. bezit van eene inschrijving in de Grootboeken
der Nationale Schuld of van een inleg in de Rijks
postspaarbank
4o. aflegging van een examen.
Daarentegen is hernieuwde aangifte wel noodig
voor hen, wier plaatsing op de lijst berustte op:
lo. bewoning van een huis of gedeelte van een
huis of van een vaartuig, indien zij niet meer op
31 Januari hetzelfde huis of een gedeelte van het
zelfde huis of hetzelfde vaartuig bewonenof
2°. op genot van inkomen in dienstbetrekking,
ot als inwonende zoon, in het bedrijf of beroep der ou
ders werkzaam, hetzij met of zonder genot van pensioen.
Aan hen, die verkeeren in het laatste onder No. 2
gemelde geval, wordt dooi' den Burgemeester een
aangifte-biljet ter invulling toegezonden.
Iu de tabel, bedoeld in de artikelen t en 2 der
Kieswet, is, voor zóóver de Gemeente Schagen be-
rreft, het volgende bepaald
Gemeente
of deel der
Gemeente.
Huurprijs
BE
14, 1°
Minimum
inltomen
DOELD 1
14, 2°
Vrije wo
ning ol'in
woning.
N ARTIK
2.
Vrije kost
en inwo
ning.
EL
2.
Schagen.
f 1.—.
f 300.—.
f 37.50.
f 200.—.
De formulieren tot het doen van aangifte zijn
kosteloos verkrijgbaar ter Secretarie der Gemeente.
De ingevulde formulieren kunnen kosteloos per
post aan den Burgemeester worden toegezonden, met
inachtneming van 't volgende voorschrift
dat de omslagen mei aangiften en stukken moeten
dragen boven aan de voorzijde het opschrift „Vrij
van briefport, ingevolge art. 50 der Kieswet" en in
den linkerbenedenhoek de vermelding van den naam
en de woonplaats vaa den afzender, gewaarmerkt door
zijne handteekening.
Schagen, den 24 Januari 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMA.N.
De Burgemeester van Schagen brengt het navol
gende ter kennis van belanghebbenden
De Commissaris der Koniugin in de Provincie
Noor d-H ol 1 a n d,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier
provincie van 18 Januari 1899 no. 11
Gelet op artikel 11 der „Jagtwet";
Brengt ter kennis van belanghebbenden
a. dat de jacht op houtsnippen in deze
provincie zal worden gesloten op den 29sten April
1899 met zonsondergang
b. dat de jacht op eenden zal worden geslo
ten den 28sten Februari 1899, met zonsondergang:
c. dat de jacht op ander waterwild zal
worden gesloten den Isten April 1899 met zons
ondergang;
d. dat het weispel van kwartelen met
steekgaren of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend
van 1 Mei tot en met 15 Juli 1899;
e. dat de visscherij met het staande
spieringnet zal zijn gesloten van 1 Maart tot
1 November 1899
f. dat d e visscherij met alle overige visch-
tuigen, uitgezonderd die met aalkorven, aaldobbers en
palingfuiken, die met het schepnet of de gebbe om
kleine viscbjes te vangen voor de aaldobbers en die
op snoek in de gemeente Texel, zal zijn gesloten
van 15 Maart tot 1 Juni 1899, en
g. dat gedurende den gesloten vischtijd, vermeld
sub f van dit besluit, ook het visschen met
den hengel in de hand is verboden.
En zal deze in het Provinciaal Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente van Noor d-
holland worden aangeplakt.
Haarlem, 23 Januari 1899-
De Commissaris der Koningin voornoemd,
(get.) VAN TIENHOVEN.
Schagen, den 27 Januari 1889.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
kost
inwoning
ning en vrije
wrekend op het bedrag, voor w -
het gedeelte der gemeente, waar zü genoten worden,
Toen dr. Kuyper, do groote leider der
anti-revolutionnairen, ot, zooals hij zich
gaarne noemt, der christelijke democra
ten, eenige dagen vóór de inhuldigings-
feesten het land verliet, om in Amerika
voorlezingen te gaan houden een be
zigheid, die volgens hem zelfs geen
maand kon worden uitgesteld had
hij een jaar van tellen strijd achter
zich. Hevig teleurgesteld door het re
sultaat van de stembus bij de herstem
mingen, was, siuds het nieuwe kabinet
optrad, zijn liefste bezigheid geweest
om den voike, en vooral zijn „christen
volk", te verkondigen, dat het huidige
kabinet een zwak kabinet was. Zeer
zeker een schrale troost na het verdwij
nen van zooveel illusies
Naar aanleiding van het ingediende
wetsontwerp op den leerplicht, trok dr.
Kuyper o.a. in een zijner bekende
driesterren, in De Standaard van 5 April
1898, de horoskoop van het kabinet en
voorspelde hij niet veel goeds.
„Want zeker", schreef hij, „het is
geen kunst, door anti-papistisch gehuil
en met hulp van de Doctoren
Bronsveld en Vos, districten als Sneek,
Hontenisse, Doetinchem .enz, aan de
tegenpartij af te snoepen, maar wie
met zulk een ontwerp komt, staat
zwak als hij geen ontbinding wagen
kan en daarvoor zouden met zulk een
ministerieel program de kansen toch al
te slecht staan".
In den afgeloopen zomer, toen de stem
bus aan het verbond der clericalen hier
en daar bij de verkiezingen voor de
Provinciale Staten een enkele overwin
ning bezorgde een overwinning, die
men meer aan de laksheid der vooruit
strevende kiezers, die niet kiezen op
bevel en zioh niet warm maken voor de
Provinciale Staten, moest toeschrijven
dan aan de numerieke meerderheid
der verbonden clericalen, toen riep
dr Kuyper in De Standaard van 4 Juli
jl. uit, „dat in deze provinciale stem
bus opnieuw bewijs voor de zwakheid
van het kabinet lag" en dat de „Juni-
stembus" met onbetwistbare cijfers had
aangetoond, „dat de tegenwoordige sa
menstelling van de Tweede Kamer niet
klopt op den toestand van het land,"
Dr. Kuyper ging in Augustus van
bet vorige jaar naar Amèfika, en wij
moesten tijdelijk het genot van zijn
„asterisken" missen. Omstreeks de kerst
dagen is hij in Europa teruggekeerd en,
na een weinig rustens, heeft hij zijn
taak wcêr opgevat, en komt hij ons in
De Standaard van Donderdag 19 Januari
j 1. opnieuw onthalen op een driester,
waarboven, cursief gedrukt, het woordje
Zwakstaat.
Natuurlijk hebben wij onmiddellijk
begrepen waarheen hij wilde. Na al de
werkzaamheid en kracht, die dit minis
terie op wetgevend gebied had ten toon
gespreid, na de zekerheid dat het kabi
net na de behandeling der begrooting
niet alleen nog in ieven was een
leven het door dr. Kuyper als „liuldi-
gingsministerie" tot na September go-
schonken maar veel vaster stond dan
bij zijn optreden in 1897, moest bij de
lezers van De Standaard de indruk ge
wekt worden, dat, niettegenstaande dit
alles, bun groote profeet rustig in A-
merika den loop der dingen heeft kun
nen aanschouwen, wetende, dat het be
schikt was, dat dit kabinet nu eenmaal
„zwak" zou zijn.
„De meerderheid van bet kiezerskorps",
lezen we, „was in 1897 beslist anti
liberaal."
Het spijt ons, dat dr. Kuyper dit
woord heeft gebezigd, want daardoor
wordt de quaestie zeer slecht gesteld.
Niemand anders dan bij beeft ons dit
geleerd.
In De Standaard van den 2den Juil
van het vorige jaar gaf dr. Kuyper zijn
„ingenomenheid" te kennen met het feit,
"dat de term anti-liberalen" bij den
jongsten stembusstrijd door de meenten
onzer (de anti-revolutionnairen) opzettelijk
gemeden is".
Daar die term echter hier en daar nog
doorklonk, kon daarom een woord van
vernieuwJ protest geen weelde worden
geacht.
„Anti-liberaal" doceerde hij, „is een
zeer negatieve naam een naam die niets j
positiefs uitdrukt, en een naam die
tot schromelijke verwarring aanleiding
geeft. i
Ook de sociaal-democraten zijn anti
liberaal en wierpen in twee Groninger
districten een liberaal uit de Gron nger
Staten Evenzoo zijn de radicalen „anti
liberaal", vraag het maar aan den hr.
Ge.rritsen.T6 Amsterdam werden twee
liberalen door radicalen uit de State i
van Noord Holland gezet.
Wat nut heeft het dan, het „anti
liberaal" te noemen, waar men niet
bedoelt met deze uiterste partijen tegen
de liberalen op te trekken
Dit is nu volkomen juist door dr.
Kuyper opgemerkt, maar wat zin heeft I
het dan, dat hij zich thans zelf weer
aan dit woord bezondigt
Anti-lïberaalzei'e hij toch, „is even
vaag, negatief en nietszeggende als „anti-
clericat". Het is liet in het gevlei ko
men van van Houten".
Bij de verkiezingen van 1897 had het
woon „liberaal" dan ook een zeer vagen
klank. Hoewel nog aa i den naam ge
bonden, had de vergadering der afgevaar
digden der Liberale Unie van den 14den
November 1896 terecht dan ook het
woord vermeden en overwogen „dat voor
haar de tijd gekomen was tot het vast
stellen van een staatkundig program,
geschikt om te strekken tot vereenigings-
punt vooralle vooruitstrevende vrijzinnigen.'"
Een amendement van den heer Ree
dijk om daarvoor te lezen „vrijzinnige
democraten" werd verworpen intusschen
gaf de naam „vooruitstrevende vrijzin
nigen" genoeg aan, in welke richting
men wilde koersen.
Opdat in de wetgeving elke bevoor
reeSting van bet kapitaal zou ophouden,
de belangen van den arbeid en den ar
beider tot hun recht zouden komen en
in het algemeen, voor zoover de wetge
ving invloed uitoefende op de verdeeling
der maatschappelijke goederen, meer
rechtvaardigheid zou worden betracht,
wilden do „vooruitstrevi nde vrijzinnigen"
breien met liet vroegere stelsel van
laisser fairelaisser allerhet laat-
maar-waaien-stelsel „ter bevordering
van de geestelijke en stoffelijke welvaart
van het geheele volk."(*)
Daar nu dr. Kuyper in bovengenoem
de drie-ster anti-liberalenmr. Van
Houten heeft genoemd en deze juist in
eene rede, dezar dagen in de llaagsche
kiesvereeniging De Grondwet gehouden,een
standpunt heeft uiteengezet, dat wij let
program der oud-liberalen zouden kunnen
noemen, kunnen wij dr. Kuyper volko
men gelijk geven, wanneer hij zegt dat
de meerderheid van het kiezerscorps in
1897 beslist anti-liberaal was, wanneer
hij onder het door hem bedoelde liberaal
zijn maar verstaat een liberalisme k la
Van Houten.
Dr. Kuyper, wiens woordenkeus wij,
zoowel in het gesproken als in het ge
schreven woord, altijd hebben bewon
derd, noemde dat liberalisme eenmaal
het passieve, in tegenstelling met het
actieve liberalisme, dat door de voor
uitstrevende vrijzinnigen werd beleden,
en daar nu ook dit laatste liberalisme
steun kon vinden bij hen, die zich vrij
zinnige democraten, radicalen en zelfs
parlementaiA socialisten noemden, in
dien hA- zich maar door daden uitsprak,
dienen wij protest aan te teekenen te
gen de bewering, dat het kiezerscorps
in 1897 beslist anti-liberaal was.
Dan toch zou de uitslag anders ge
weest zijn.
Het woord „Anti-liberaal", thans
door dr. Kuyper gebruikt, omdat bet
in zijn kader paste, is dus zeer onge
lukkig gekozen. Waarom houdt hij zich
op den 18den Januari 1899 niet meer
aan hetgeen hij op den Isten Juli 1898
schreef Wij zullen zijn memorie eens
opfrisschen.
Anti-liberaal moest men zich niet noemen:
„Wil men daarentegen een naam",
schreef hij, „die op de combinatie der
Christelijke partijen past, noem ze dan
ook „Christelijke partijen".
Daarmede spreekt gij uit, dat ge m6t
de roomschen optrekt, omdat ge bij hen,
zij het ook bij veel verschil en afwij
king, toch denzelfden christelijke» grond
slag voor de burgerlijke samenleving terug
vindt, waarop ge zelf bouwt, en die
juist als basis van publieke saamleving
door de andere partijen wordt miskend
of bestreden.
Dan is er reden van bestaan voor uw
saamwerking
Dan spreekt ge in die benaming van
christelijke partijen iets positiefs uit
Zijn „Anti-liberaal" is dus het behoo-
ren tot een der christelijke partijen, die
in 1897 een accoord bij de stem
bus hebben aangegaan en dat in
1898 bij- de verkiezingen voor de
Provinciale Staten hebben bevestigd, en
nu tarten wij dr. Kuyper om aan te
toonen, dat de meerderheid van het
kiezerscorps in 1898 in-dien geest be
slist anti-liberaal was.
„De schuld toch,zoo van de zwakte van bet
Zie de considerans van het Her
vormingsprogramma der Liberale Unie.
Kabinet als van de Kamer", zegt dr. Kuy
per aan het eind van zijn asterisk
„Zwak", „ligt bij de leiders der politieke
partijen, die, om de anti-revolutionnaire
en roomsche staatspartijen te weren,
een hybridische alliantie sloten, of ook
zonder alliantie elkaar in de hand werk
ten.
Deze Kamer zonder meerderheid is
het product van hun beginselloosheid,
en dit Kabinet zonder stuw- of stuur-
kracht is hun Tu 1'as voulu, Dandin
Het is een stout stuk, om, waar men
een half jaar geleden erkende, dat men
met de Roomschen optrok, thans den
liberalen, vooruitstrevenden vrijzinnigen
of vrijzinnigen democraten en radicalen
te verwijten, dat zij een „hybridische
alliantie" sloten, of elkaar in de hand
werkten. Of slaat dit op de christelijk-
historischen, met wie ncoit eenig ver
bond is gesloten, en die slechts hier en
daar den liberalen bijvielen, omdat zij
nu eenmaal van een verbond met Rome
niet wilden weten P
Natuurlijk hadden de verbonden cle
ricalen dit liever anders gezien, maar
begrijpt dr. Kuyper niet, dat het
schouwspel, hetwelk hij, de christelijke
democraat, door zijn verbond met den
„aartsvijand" dit woord is door dr.
schaepman op den katholiekendag te
Utrecht gebezigd vertoonde, er toe
moest voeren, dat andere politieke par
tijen van zelf heen stuurden naar sa
menwerking
„Ziet", schrijft hij, „bij veel verschil
en afwijking hebben wij toch denzelfden
Christelijken grondslag voor de burgerlij
ke samenleving als de Roomschen"
maar wio kennis heeft genomen van het
manifest der vijf en twintig katholieke
Kamerleden, dat aan het te Utrecht goed
gekeurde program derRoomsch katholieke
staatspartij voorafging, daarna las hoe
encyclieken en syllabus den grondslag
daarvan uitmaakten en hoe hot hoogste
politieke gezag bij de bisschoppen berust
te, hoe die encyclieken en die syllabus
ook geacht werden de door de Kerk
voorgeschreven grondslag voor de burger
lijke samenleving te zijn, zag onmiddellijk
iu, welk gevaar deze dreigde.
„Kerkelijk fanatisme" roept dr. Kuy
per uit, maar hier vergist hij lich het
enkele geval, dat de Christelijk-histori-
schen met de vrijzinnigen medegiugen
daargelaten hoewel wij het geen fa
natisme achten wanneer men niet van
de stellingen van den Syllabus gediend
wil zijn was er in ons kiezerskorps
een vrij algemeene geest van verzet te
gen het ongelooflijke feit, dat dr. Kuy
per en zijn christelijke demoeraten, ter
wille van de verovering van het gezag,
samen naar de stembus optrokken met
een partij, die op het door hem aange
wezen fundament de suprematie der
Kerk niet alleen in alle godsdienstige,maar
ook in alle wereldlijke zaken wil bouwen.
Zoowel geloovige protestanten als on-
geloovige radicalen, waarmee de anti-
revolutionnairen't kan verkeeren
niet tegen de liberalen mochten optrek
ken, begrepen waarom 't ging en van
daar voor dr. Kuyper de verrassing, wel
ke de herstemmingen hem schonken.
Wanneer morgen de door dr. Kuyper
tegen het voorjaar van 1898 voorspelde
Kamer-ontbinding mocht komen en wij
alsdan de Christelijke democraten weer
met de Roomsch katholieke staatspartij
in het gelid zullen zien treden, dan zal
men bespeuren, dat gelijke oorzaken go
lijke gevolgen hebben, omdat de groote
meerderheid van ons kiezerscorps geen
burgerlijke sameuleving verlangt, op
welks grondslag de suprematie der Kerk
hetzij dize komt van de zijde van Ro
me of van Dordt, is gebouwd.
Hiertegen hebben de liberalen altijd
gestreden; die strijd is gevoerd bij alle
beschaafde volken; zijn leuzen hebben
weerklonken n de vergaderzalen van al
le parlementen en wanneer wij thans
gehoor geven aan den hulpkreet van de
economisch zwakkeren, van wie dr. Kuy
per eenmaal voor zijn God getuigde, dat
zij niet konden wachten „geen dag
en geen nacht", dan willen wij in de
sociale wetgeving niet struikelen over
grondslagen, die nooit ergens anders toe
hebben kunnen dienen, dan als steun-
punt voor alle hinderpalen welke de zo
nen der duisternis aan de beschaving der
menschheid in den weg hebben willen
stellen.
Wij zullen er nog maar niet over