illtiitl Uitlij-, Alitrisiiii- Landlonvilad Politie! nenicM der weet. Zondag 12 Februari 1899. 43ste Jaargang ITo. 3388. De heer Van Houten aan het woord* s Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. ffèureau: 8€MA©1SS, Laao, I) 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker J. W I k E L. Prijs per jaar f 3.—. Eranco per post 1 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct. G*oote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Gemeente Schagen. Bekenii ma king-^n. Grondbelasting. Buitenlandsch Nieuws. HAGER DRAAIT POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente worden inlichtingen verzocht oantrent een ver loren portefeuille waarin Scha- ger loten. De Burgemeester van Schagsn brengt, naar aanleiding van art. 15, 2e lid der Wet van 26 Mei 1870 (Staatsblad co. 82) ter kennis van belanghebbenden, dit heden ter Secretarie dezer gemeente gedurende 30 dagen ter inzage is ncdergelegd een opgave vau uitkomsten van meting en schatting, bedoeld in artt. 15, 23 en 43 der gemelde Wet. Schagen, 7 Februari .1899. De Burgemeester voornoemd, S. BERMAN. OPENBARE VERGADERING van den Raad der gemeente SCHAGEN, op Dinsdag den 14 Februari 1899, des vooraaiddags ten 10 ure. Punten van behandeling 1. Ingekomen stukken. 2. Adres subsidie straat Nieuwe L&ag- zijde. 3. Aires Noorder Stoomtram—vereni ging om fioanciëelen steun der gemeente. 4. Benoeming dames-leden Schoolcom missie. 5. Verordening belasting op de honden. 6. Afstand grond aan den Staat bij de Wachterswoningen langs de spoorlijn. 7. Reclames Hoofdelijken Omslag. Schagen, 10 Februari 1899. De Burgemeester, S. BERMAN. i. In Den Haag bestaat een Kiesveree- niging, die zich De Grondwet tot naam heeft gegeven. Dat is nu niets bijzonders; er zijn in meer gemeenten van ons land, o. a. in de hoofdstad, dergelijke vereenigingen, die de eer hebben zich naar de grond wet te noemenmaar de Haagsche kiesvereeniging heeft nog een andere kenmerkende eigenschap. Zij heeft op het einde van het vorige jaar artikel 1 van haar reglement veranderd, waarin zij thans verklaart „in liberalen geest" invloed te willen uitoefenen op de samenstelling van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en den Gemeen teraad, alleen als candidaten te zullen stellen „personen wier verleden of wier verklaringen waarborgen, dat, voor zoo ver het van hen afhangt, de wetgeving en administratie zullen strekken ter handhaving en vermeerdering der alge- meene vrijheid en welvaart, zonder aan zien van persoon, stand, kerkgenootschap, beroeps- of volksklasse" achtende de vereeniging door huldiging van dit beginsel o. m. uitgesloten „dat eenige inrichting voor ouder- domsverzekering door den Staat worde in het leven geroepen of begunstigd, welke slechts voor loontrekkenden open staat of waarvan de tarieven niet berekend zijn naar het beginsel, dat de uitkee- ringen door de inleggelden gedekt wor den en dat, in welken vorm ook, recht op arbeid en onderstand wordt erkend Zeker is dit op zich zelf nog geen Wereldschokkend feit, maar de zaak krijgt grootere beteekenis, wanneer men weet, dat dé minister, die ons de kies wet schonk, Mr. S. van Houten, voor zitter is van die kiesvereeniging, en die beteekenis wordt nog grooter, nadat deze staatsman in een vergadering der kiesvereeniging deo 18den Januari jl. gehouden, zijn denkbeelden omtrent deze beide „anti's" nader heefc uiteengezet. De dagbladen gaven van dit gespro kene meer of minder juiste en uitvoe rige verslagende heer Van Houten echter heeft het noodig gevonden, om, vooral toen het door hem gesproken woord de aandacht trok van de geheele Nederlandsche pers, het door hem be handelde onderwerp in een brochure te rosumeeren. Wel wetende, dat het bij den oud-minister gebruikelijk is, om zijn ideeën aldus in brochure-vorm vast te leggen, hebben wij de verschijning van het boekske afgewacht, dat dan ook eenige dagen geleden onder den titel „Liberaal of vrijzinnig (sociaal) demo craat" bij Gebrs Belinfante te 's Gra- venhage is verschenen. Een boekdeel zou er noodig zijn om alle theorieën, door den heer Van Hou ten omtrent staatspensioneering en het recht op arbeid verkondigd, te be strijden. Het is natuurlijk zeer gemakke lijk om deze theorieën onder geestver wanten en gelijkgezinden te verkondigen, vooral wanneer geen debat wordt gehou den maar op weerlegging komt het op het oogenblik zoozeer niet aan, omdat het optreden van den heer Van Houten is een stuk van de historie van den dag en volgens zijn eigen verklaring het al gemeen politiek belang gold, dat verband houdt met het algemeen regeeringsbeleid. Hierop dienen wij alleen te letten. De heer Van Houten wil, en dat blijkt duidelijk uit zijn betoog, vierkant positie nemen tegenover de Liberale Unie en uit den aard der zaak ook tegen het huidige kabinet. Om nu tot een goede afbakening der groepen te kuuien, vindiceert üy voor de richting, waartoe de Grondwet te 's-Hage behoort, alleen den naam van liberaal. De Liberale Unie heefc volgens zijn meening daarop geen recht meer, nu zij haar staatkundig programma ge schikt acht om te strekken tot „vereeni- gingspunt voor alle vooruitstrevende vrijzinnigon." Wij kunnen vrijwel den heer Van Houten het pleizier gunnen zich en zijn fractie alleen liberaal te noemen „Name ist Schall und Rauch" maar wanneer hij later de linkerzijde der liberale partij splitst in liberalen en democraten", dan willen wij voor ons gaarne den naam van „vrijzinnig democratisch" aannemen, wanneer maar niet onmiddellijk de con clusie vau den heer Van Houten wordt aanvaard, dat sociaal-democraten eu rechtzinnig-democraten dr. Kuyper noemde ze „christelijke democraten" verwante groepen zouden zijn die te zamen met de vrijzinnig-democraten een bond vormden. Wie de programma's van de Liberale Unie en die der sociaal-democraten en der christelijke democraten vergeljjkt, zal dadelijk het groote verschil opmer ken. Wanneer nu daarop volgt, dat mr. Kerdijk, „wiens socialistische neigingen" de heer Van Houten „ruimschoots ge legenheid had te leeren kennen", hoofd en leider is van een vrijzinnig-democra tische Kamerclub, en dat de ministers Borgesius en Lely tot die club zijn toegetreden, dan kan men begrijpen, waarheen de oud-minister wil. Een ril ling moet door de leden zijner hoor ders zijn gegaan, toen zij uit zijn mond vernamen, dat Van der Zwaag Kerdijk port en dat dit por-systeem doorgaat van Kerdijk naar Borgesius, van Bor gesius naar Pierson, en zoo verder. „Do toenmalige hoofdleider der vrij zinnig-democratische groep, de heer Borgesius, de meestbelovende der veel belovende vooruitstrevera", lezen wij, „zit in het torentje enin het nauw. Allerlei soorten van democraten beginnen zich over hem uit te laten op eene wijze, die herinnert aan het koor uit La fille de Madame Angot„Qa ne valait pas la peine assurement" etc. De constellatie is alzoo van dien aard, dat de eene of andere noodsprong zijnerzijds niet ondenkbaar is en evenmin, dat hij, gesteund als hij is door eene roerige groep in de Kamer, op den heer Pier son overwicht uitoefent." Nu zou er met mr. Pierson vermoede lijk nog wel land te bozeilen zijn maar diens houding inzake de pensiosn-quaes- tie acht de heer Van Houten te zwak. Niet zonder eenigen grond verwijt hij den premier, dat deze zich „van den domme" hield en hij laat met zooveel woorden doorschemeren, dat dit kabinet, of liever zijn premier, de quaestie niet laat varen, èn omdat bij de jongste ver kiezingen „met de uiterste lichtzinnigheid met pensioensbelofcen stemmen zij a ge kocht", èu tevens ter wille van „een soort van keten", die „van de sociaal-demo craten naar de ministertafel loopt." Het arme vaderland is dus onder dat ministerie en onder het régime der Li berale Unie, die geen recht meer heeft op dien naam, aan de heidenen overge leverd; en nu heeft de maker van onze kieswet het noodig geacht, dat het alge meen belang zich in zijn persoon eens weder deed hooren en dat het klassen- belang der loontrekkenden en het ver- kiezingsbelang der vooruitstrevera „bin nen de grenzen" teruggebracht werden. Als een tweede Luther heeft hij zijn stellingen aangeplakt aan de ruiten van zijn kiesvereeniging, en nu staat hij daar met zijn: „Hier sta ik, ik kan niet an ders, het bedreigde kapitaal helpe mij!" En nu moesten de Haagsche heeren de voorzitter van de Tweede Kamer, de heer Gleichman, eenige volksvertegen woordigers en de oud-minister Geertse- ma waren volgens het Handelsblad ook onder het gehoor niet denken, dat er geen kans bestond om dat „binnen de grenzen" tot werkelijkheid te doen wor den. Daarvoor had de minister in 1896 met zijn kieswet niet de plutocratie van het voormalig censusstelsel vernietigd, doch tevens de pauperocratie weten te mijden. De regeering was door de na eenige weifeling in de Eerste kamer ge geven verklariog gebonden, niet anders aan tecnniseue verDeteringen voor re srei- len, maar, daar de minister Borgesius „is in eene psychologisch onberekenba re positie", kon het zijn, „dat hij in 't gareel der zuiver technische verbeterin gen blijft loopen, maar ook dat hij in eens uit den band springt". Het is zeker", laat de heer Van Hou ten aan hel slot van zijn rede hierop volgen, „én hierom, én om andere redenen, alleszins mogelijk, dat het Ministerie Pierson geen vier jaren leeft, en even zeer dat de Kamer geen vier jaar leeft. Het inhuldigingsjaar is een soort trère de Dieu geweest 2). Herneemt de poli tieke strijd zijn rechten, dan zijn bij den toestand van Regeering en Kamer aller lei botsingen mogelijk. „Terwijl de toestand zoodanig is, dat ongetwijfeld de liberale richting zich bij de verkiezingen meer zal willen doen Wij schrijven „niet zonder eenigen grond." Naar aanleiding van het feit, dat de heer Rutgers van rozenrurg in de EersteKamer pensioneering van oude en in valide werklieden een „utopie"noemde,be weerde dat de regeering dit wist en haar vroeg waarom zij niet ronduit verklaar de, dat van deze geheele zaak niets kon komen, antwoordde minister Pierson „Mijnheer de Voorzitter! De zaak staat eenvoudig zoo, dat tietgeen wat door den geachten afgevaardigde wordt ge noemd een utopie en een illusie let welik spreek niet van de verzekering tegen werkloosheid, maar alleen van de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en invaliditeit door de Regeering wordt beschouwd als een hoog ideaal. Of het der Regeering gegeven zal zijn, om van dat moeilijke, maar schoone probleem de oplossing te vinden, weet ik niet. Wij hopen het van harte en werken er aan met al onze krachten, maar wij komen er tegen op, dat hetgeen wij beschouwen als een ideaal, nu reeds wordt uitgemaakt als een illusie. „Overtuigd, dat de zaak niet te rege len is, zijn wij in de verste verte nog niet, maar mocht dit onverhoopt het ge val worden, dan zouden wij dit zeer diep betreuren. Tot deze slotsom kom ik echter niet, komt geen enkel lid dezer Regeering, dan noode, zeer noodehet zou zijn met groot leedgevoel." gelden dan in 1897, en zeker aan de vrijzinnig (sociaal) democraten het terrein niet vrij zal laten, dient dus ook in het oog te worden gehouden, dat er niet met zeker heid op kan worden gerekend, dat voor de voorbereiding nog twee jaren tijd is". Thans weet men het in den Haag, thans weet men het in Nederland. Ko men die dagen - de heer Van Houten kan wel eens „om audere redenen" ge lijk hebben dat ze niet ver meer afzijn - dan hebben de echte liberalen een ver- eenigingspunt in het program dor Haag sche Grondwet envinden zij hun leider in den oud-minister, die er zeker niets tegen zou hebben, om de plaats van den heer BoRGESius„in het torentje" in te nemen. Kennelijk is dus het streven van den oud-minister, om, indien er een kamer ontbinding plaats mocht hebben, bij de daarop volgende verkiezingen verzame len te blazen op de oud- of lie ver passief-liberalen en daarbij twee „anti's op den voorgrond te stellen: 1° tegen staatspensioneering, 2°. tegen her ziening van de kieswet. In een volgend artikel zullen wij eens nagaan, in hoever hem dit, anders dan in zijn Haagsche kringen, zou kunnen gelukken. Volgens de statistiek der kiezers voor 1898 behoort 90 percent tot de censuskiezers.Dit noemt de heer Van Hou ten het vernietigen der plutocratie 2) Dit heeft Dr. Kuyper in het voor jaar van 1898 ook beweerd. De uiter sten raken elkander. Eerst was het Kopenhagen, toen Brus sel, en tenslotte zal Den Haag de hooge eer genieten, om de vertegenwoordigers van het Vredescongres binnen hare mu ren te herbergen. Dit zal dan trouwens ook wel de eenige onderscheiding zijn, UIv ^GfQnnl hprlor> f 1 zal vallen, want we gelooven, dat het Engelsche parlementslid Sir Henry Ho- worth de zaken zeer helder inziet, wan neer hij zegt „De kleine mogendheden en de fei telijk bankroete Staten zijn van nul en geener waarde bij zulke debatten en het is onverschillig welke houding zij aan nemen. De ware factoren in het vraag stuk ziju de krachtige en solvente vol ken." De vraag is nu maar, in hoeverre deze krachtige volken genegen zijn, om aan de beleefd aangenomen invitatie van den Tsaar eenige practische waarde te geven. Hoewel Rusland zeker overwegende re denen heeft om aan de oorlogstoerus tingen voorloopig paal en perk te stellen, gaat het toch nog geregeld voort om zijne militaire positie te versterken. Het Russische leger is voor eenigen tijd met twee geheele legerafdeelingen vermeerderd, een nieuw snelvuur-geweer ib; bij de korpsen ingevoerd, kostbaar geschut is in aanmaak, torpedobooten, kruisers en slagschepen loopen maande lijks van stapel. En Duitschland, dat hoogelijk inge nomen was met de vredeboodschap, volgt bet goede voorbeeld van „vadertje" zoo spoedig mogelijk na. Ten einde aan beide kanten slagvaar dig te zijn, hebben de keizer en zijne krijgsoversten gemeend, het Duitsche leger met 25.000 man te moeten ver meerderen Eigenaardig merkte de mi nister van oorlog, generaal Yon Gossler, in zijne verdediging in den Rijksdag op: „Indien een volk zijn onafhankelijkheid wil handhaven, moet het voldoende kracht bezitten, om onmiddellijk, ten allen tijde, zijn belangen te kunnen verdedigen. Als ik om mij zie, vind ik nergens in de wereld een staking van de voorbereiding tot den vrede". Wat bevatten deze woorden een bittere iro nie op den vooravond der vredesconferentie. In Frankrijk denkt geen ernstig staats man er aan, om ter wille van den vriend aan de Newa het militaire renpaard te breidelen.Beleefd heeftFrankrijk de uitnoo- diging van den Tsaar aangenomen, be leefd zal het aan de debatten deelnemen en beleefd zal het verder zijn eigen gang gaan. Bij alle lachjes en lonkjes tussehen de buren aan deze en gene zijde van de Vogezen, heeft het, noch zal het Elzas- Lotharingen vergeten. Ook bestaan er tussehen Frankrijk en Engeland te ernstige geschillen om de uitbreiding en verbetering van de vloot, zij het ook tijdelijk, te staken. Integen deel! Terwijl de Tsaar de onderzeesehe torpedobooten in den oorlog wil verbie den, is men iu Frankrijk druk bezig de ze geduchte vernielers bij ds marine in te voeren. Oostenrijk wordt mede door den militairen stroom medegevoerd. Of het is wegens verplichtingen jegens het drie-voudig verbond, of wel omdat het zooveel mogelijk met Duitschland gelij ken voet wil houden, is natuurlijk voor den oningewijde onbokend. Dit weten we echter, dat er in den Donaustaat maatrege len worden beraamd, om een 19de armée- corps op te richten. Oostenrijk kan zich deze weelde thans betrekkelijk veroor loven. Sedert een tiental jaren zijn de Oos- tenrijksche financiën zeer verbeterd. In plaats van tekorten, sluit de rekening thans jaarlijks met een saldo. Jammer, dat bij dezen financieelen voorspoed de kloof tussehen de volkeren al grooter en grooter wordt. De Duitschers zijn vast besloten, hunne positie tot het ui terste te verdedigen. Na de ontbinding van den Rijksdag zijn de vertegenwoordi gers der Duitsche vrijzinnige partij, der constitutioneele groot grondbezitters, der christelijk-socialistische partij en der vrije Duitsche vereeniging te zamen ge- komm, om hunne houding voor de toekomst vast te stellen. Een krachtig manifest, waarin hun goed recht voor hunne houding wordt betoogd, is het gevolg dezer vergadering geweest. Juist de bittere vijandschap, die tus sehen Bohemers,Duitschers, Polen, Ruthe nen, Zuid-Slaven en Italianen bestaat zal zelfs eene gedeeltelijke ontwapening in Oostenrijk en Hongarije gevaarlijk ma ken. Wie weet, hoe spoedig de regeering penen°n§en nZei?!jfèn£00V«lgÉ Yij elkander te houden. Zal Engeland misschien de beginselen van zijn machtigen,uatuurlijken tegenstan der in praktijk brengen Het zou tame lijk wel gelijk staan als zich met gebonden handen en voeten aan de genade van zijn vijand over te leveren De strategische spoorweg door Siberië naar de Stille Zuidzee kan alleen door een krachtige versterking van de En gelsche eskaders in de Oost-Aziatische wa teren geneutraliseerd worden. Zijne kolo niën, zijn handel, zijn bestaan als eerste zeemogendheid, steunen uitsluitend op zijne vloot. Stilstand in aanbouw en verbetering in bewapening is de eerste schrede tot vernietiging van eigen groot heid. Is dan het geheele vredescongres niet anders dan eene comedie-vertooning Helaas! wij vreezen, dat het een pendant zal worden van het anarchisten-congres te Rome. Wanneer de uitnoodiging tot het bijwonen eener bijeenkomst uit gaat van een monarch als den Tsaar van Rusland, dan wordt ze na tuurlijk onder de meest hoffelijke vor men aangenomen. Willens en wetens zijn evenwel allen overtuigd, dat de resultaten zeer sober zullen zijn. „Be perking van uitgaven voor oorlogsdoel einden", dus luidt een der punten van het programma. Doch waar is hier de grens? Als Rhodes straks heen trekt naar Kaïro en Karthoem, om een onder zoek in te stellen naar de mogelijkheid van een spoorweg van Alexandrië naar Kaap stad, waarvan feitelijk reeds meer dan da helft in exploitatie is, zijn dan deze millioenen voor handelsdoeleinden, of met een militair oogpunt uitgegeven Hoe gemakkelijk zou men de Boe renrepubliek in het Zuiden kunnen verpletteren, als het Engelsch-Egyp- tische leger binnen eenige dagen aan de grens van Transvaal of den Vrijstaat kon staan. Wanneer de koloniale rijken voor hunne handelsvloten steenkolen stations aanleggen, in de overzeesche gewesten dokken en havens bouwen, zijn dat dan werkelijk ook geene uit gaven, die de oorlogsvloot ten goede komen? De verbinding tussehen de Oost en Noordzee, tussehen Oost- en Zwarte zee, het ontworpen Nicaragua-kanaal, verhoogen zij niet in hooge mate de waarde der vloten Het staande leger zal niet uitgebreid mogen worden, dus wenscht de Tsaar. Maar als men dan den oefeningstijd met een derde, vierde of vijfde verkort, dan I kan het aantal weerbare mannen naar evenredigheid vergroot worden, zonder dat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 1