iiilal.
Arbeifiscontract.
Zondag 12 Maart 1899.
43ste Jaargang No. 3396.
Aan het
f^ederiandschB Volk.
Politiet overziÉt ier weef.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
G e ui e e n t e 8 c h a g e n.
Bekenilnaakinsren.
in.
AIieiici Iiêiïs-,
ODRAAIT.
SSiireau: SCHAtJSSRU liaan, 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerWINKEL.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
G*oote letter» worden naar plaatsruimte berekend.
ELRSTL BLAD.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis
van de ingezetenen, het volgende manifest
De Keizer van Rusland, de Opperbevelhebber van
een der grootste strijdmacbteu, beeft onder inroeping
van Gods hulp, Zijn stem voor den vrede onder de
volkeren doen weerklinken en alle mogendheden
opgeroepen om samen te beraadslagen over een moge
lijke vermindering van den krijgslastwaaronder alle
natiën, en niet het minst de kleinere Staten, zooals
Nederland, gebukt gaan.
Aan afschaffing van legers en vloten valt in de
naaste toekomst zeker niet te denken, en het blijft
een schoone e* dure plicht zijn leven voor de ver
dediging van vaderlaRd en haardsteden veil te hebben.
Niettemin zouden vele oorlogen vermeden kuunen
worden, indien de Staten de beslechting hunner
onderlinge geschillen onderwierpen aan de uitspraak
van een scheidsgerecht in plaats van tot het moordend
staal hun toevlucht te nemen.
En nu William Stead, Engelands bekende journalist,
ons uit Livadia de tijding bracht, dat. inuerlijke
overtuiging Rusland» Keizer tot spreken drong en
Hij, niettegenstaande alle bezwaren, welke aan Zijne
plannen in dea weg zouden staan, toch den hoogen
moed gehad heeft om Zijn keizerlijk woord tot alle
Regeeringen te doen uitgaan, en ons dus het vooruit
zicht geopend wordt dat vele millioenen op de
oorlogsbudgetten uitgespaard en der vermeerdering
der volkswelvaart ten goede kunnen komen, is in ons
de overtuiging gewekt, dat wij thans niet mogen
zwijgen, maar dat er van uit den boezem der natie
een woord, in weerklank op de roepstem van den
edelen monarch, behoort uit te gaan
Ook in het buitenland is dit gevoeld en onder
Stead'» leiding heeft men niet stilgezeten, maar
aanstonds een weldoordacht plai gevormd om die
manifestatie der volkeren zoo indrukwekkend mogelijk
te doen zijn.
Afgevaardigden uit Engeland en Amerika zullen
zich te Londen vereenigen en vandaar zich naar alle
groote hoofdsteden van Europa begeven. Mannen en
vrouwen uit verschillende landen zullen zich bij heu
aansluiten en zoo zal deze schare van strijders voor
den vrede naar St. Petersburg gaan en voor den
Czaar verschijnen als de tolk der overtuiging van
alle natiën, dat vrede en recht heerschen moeten.
Zelve ging onze geliefde Vorstin voor in Hare
eerste Troonrede door een woord van ingenomenheid met
het denkbeeld van den Keizer van Rusland te doen hooren.
Thans is het aai ons om te bewijzen dat, evenals
altijd, Nederland één is met Oranje en dat het ook
ons ernst is met den wensch naar vrede.
Welnu, daartoe is het dat wij u de gelegenheid
verschaffen.
Adreslijsten zullen door ons in alle steden en
dorpen ter teekening worden neergelegd. Eeu Comité
van vrouwen en mannen van verschillende richting
vormde zich en zal voor Nederland een woordvoerder
aanwijzen, die de bewijzen uwer instemming met
zich neemt om met de Delegatie uit alle landen Neder
land bij deze vredes-manifestatie te vertegenwoordigen.
Laat. ons dus niet alleen staan, maar teekent, het
geheele land door, ons adres in grooteu getale of zendt
ons het bewijs uwer adhaesie per briefkaart of naam
kaartje toe. Al werd als gevolg der conferentie niets
anders verkregen, dan dat bet denkbeeld der interna
tionale arbitrage meer en meer in toepassing werd
gebracht, dan ware toch reeds onnoemlijk veel verkregen.
Doch we durven meerder hopen. Het zwaard moge
een macht zijn, aan ons om te toonen de macht van
het woordEen lede om vrede en recht uit den
boezem aller volkeren tot de leiders en staatslieden
der beschaafde staten, kan haar uitwerking niet missen.
En wat hiervan ook zijn moge,het voegt den natiën
in elk geval een woord van dank tot den Keizer van
Rusland to richten, die toonde haar druk te verstaan
en met dien druk deernis te hebben.
Het Bestuur van den Nederlandschen
Vrouwenbond ter Internationale Ontwapening:
Het Hoofdcomité, Dames-leden eD Heeren-leden*
Een adreslijst, als in dit manifest bedoeld, ligt voor
ieder op de Gemeente-secretarie ter teekening.
Sehagen, 6 Maart 1899.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
De aldeeling: „Van de verplichting tot
voldoening van het loon" in mr. Drucker's
ontwerp ontleent haar hooge belangrijk
heid vooral aan het feit, dat daarin vele
misstanden worden weggenomen, die bij
de arbeids-enquête zijn gebleken. De
voldoening van het loon, anders dan
door een wettig betaalmiddel, al zou de
arbeider het anders goedgekeurd hebben,
wordt verbodengewettigd wordt de
bestaande toestand van uitbetaling per
week, maand of kwartaal, maar tevens
wordt daarbij bedongen, dat loon benoden
rie gulden (art. 26) telkens na een
week moet worden voldaan, terwijl in
bot algemeen bij niet voldoening van
°on de arbeider aanspraak heeftop een
verhooging wegens de vertraging, welke
voor den vierden tot en met den acht
sten dag bedraagt vijf ten honderd per
en voor eiken volgenden dag één
honderd, mot dien verstande, dat de
Vorhooging wegens vertraging in geen
geval de helft van het verschuldigde
loon zal bedragen. (Art. 27).
Art. 28 waakt er op zijn beurt voor,
dat er geen schuldvergelijking tegen de
vordering van uitbetaling van het loon
wegens schulden van den arbeider wordt
toegelaten, die niet billijk zijn, of waar
door de arbeider teveel onder de macht
van den werkgever zou komen, eu bo
vendien mag, waar het de schuld van
gewone of dagelijksche benoodigdheden
der huishouding of do teruggave van
voorschotten op het loon betreft, niet
meer in vergelijking worden gebracht
dan een vijfde gedeelte van het in geld
vastgestelde loon, hetwelk alsdan zou
moeten worden uitbetaald. Ter zake van
alle andere erkende vorderingen de
bijdragen tot een fonds of de inlage in
een Rijkspostspaarbank door den werk
gever voor den arbeider gestort, en de
huurprijs van eene woning, een lokaal
of een stuk grond uitgezonderd mag
de schuldvergelijking niet verder gaan
dan tot twee-vijfde gedeelte van het
zelfde bedrag. Alle bedingen, waardoor
den w.rkgever eene ruimere bevoegd-
beid tot schuldvergelijking zou worden
toegekend, zijn nietig.
Beslag onder den werkgever is, in
dien het loon niet meer dan drie gulden
bedraagt, voor niet verder geldig dan
een vijfde gedeelte van het in geld vast
gestelde loon. Bij hooger loon is van
het meerdere een derde gedeelte vatbaar
voor beslag. Hetzelfde heeft plaats bij
overdracht, in-pand-geving of elke andere
handeling, waardoor de arbeider eenig
recht op zijn loon aan een derde toekent,
(art. 30).
Opmerkelijk is het, dat, waar prof.
Drucker in art. 28 schuld bij den werk
gever voor het leveren van sterken
drank van alle vergelijking uitsluit, hij
aan deze schuld niet schijnt gedacht te
hebben, waar het de bepalingen van art.
30 betreft.
„Geheele uitsluiting van het beslag",
schrijft hij in zijn Memorie van Toelich-
tiug op pag. 65, „is, zelfs bij kleine loo-
nen, niet wenschelijk te achten daar
door zou het crediet der arbeiders te
zeer kunnen worden belemmerd". Vol
komen juistmaar welk kwaad zou er
uit ontstaan, niet wanneer hem het cre
diet in den drankwinkel wordt ontnomen
dit is de zaak van den houder van
zulk een inrichting maar wanneer
aan dezen het recht werd betwist om
daarvoor beslag te leggen op, of houder
te zijn van een volmacht tot invordering
van het loon Wij weten wel, dat de
mogelijkheid van ontduiking ook dan nog
niet zou zijn uitgesloten, maar de weten
schap, dat hij zeer moeilijk aan zijn geld
zou kunnen komen, zou de houder van
den drankwinkel voorzichtig maken in
het geven van crediet, wat zeker niet
in het nadeel van den werkgever zou
zijn.
Zooals men weet, behoort krachtens
art. 1195 van het B. W. het loon van
dienst- en werkboden onder de bevoor
rechte inschulden. Wordt het wetsont
werp eenmaal wet, dan zal krachtens
art. 31 de vordering tot voldoening van
het loon voor arbeid, krachtens arbeids
overeenkomst verricht, dus ook van het
stukloon, gedurende de laatste zes maan
den tevens worden beschouwd als een
bevoorrechte inschuld.
Het spreekt vau zelf, dat we ons
hebben moeten beperken tot de voor
naamste bepalingon van deze belangwek
kende afdeeling. De zoo vaak besproken
quaestie van do verplichting tot voldoe
ning van het loon is met groote duide
lijkheid en onpartijdigheid geregeld, en
deze regeling getuigt weer op haai
beurt van een enorme zaakkennis en
het volkomen beheerschen van het on
derwerp.
Trouwens deze volkomenheid treft
ona reeds dadelijk weer opnieuw, als
wij komen tot de derde afdeeling „Van
do overige verplichtingen der partijen.
De artikels 33 tot en met 37 regelen
de verplichtingen van den werkgever.
Waar bij afzonderlijke wet zal worden
geregeld do verplichting van werkge
vers den arbeider to verzekeren tegen
do 'gevolgen van ongevallen, welke
dezen bij den arbeid overkomen -
waaromtrent het wetsontwerp reeds is
ingediend - wordt aan den werkgever
de verplichting opgelegd, de lokalen,
werktuigen of gereedschappen waarin
of waarmede deze don arbeid doet ver
richten, op zoodanige wijze in te rich
ten en te onderhouden, alsmede omtrent
het verrichten van den arbeid zoodanige
regelen te treffen en aanwijzigingen te
verstrekken, dat de arbeider tegen ge
vaar voor lijf en eerbaarheid zoover
beschermd is, als de aard van het werk
toelaat. Verder is hij verplicht tot bij
zondere voorzorg, waar arbeiders bene
den den leeftijd van achttien jaren door
hem worden te werk gesteld. Van de
verplichting tot vergoeding der schade,
aan den arbeider door niet-nakoming
dezer verplichtingen veroorzaakt, kan de
werkgever zich bevrijden door het bewijs
te leveren, dat die niet-nakomiog aan
overmacht is te wjjten, of dat grove
schuld van den arbeider zelf in belang
rijke mate tot het ontstaan der schade
heeft medegewerkt. Elk beding, waardoor
deze verplichtingen des werkgevers zou
den worden uitgesloten of beperkt, is
nietig.
In zijn Memorie van Toelichting (pag.
68) wijst de ontwerper er terecht op,
dat do bepaling van art. 33 niet tot
geheel bevredigende uitkomsten leidt.
Deze zou alleen verkregen kunnen wor
den door verplichte verzekering zooals
de ingediende ongevallenwet wil. Hij
achtte het echter moeilijk een dergelijk
stelsel in d i t ontwerp op te nemen en
dan verder naar een afzonderlijke wet
te verwijzen. Voor bet gebied, waarop
deze van kracht wordt, zal zij art. 33
buiten werking stellen. Doch dat artikel
zal blijven gelden voor de arbeiders, die
niet in de verplichte verzekering worden
begrepen. Dit is niet te loochenen, maar
het zal dan toch missen de strafbepalin
gen, welke dat wetsontwerp kenmerken.
Wanneer een arbeider, buiten dat wets
ontwerp staande, b.v. door den slechten
toestand der werktuigen lichamelijk letsel
ondervindt, moet hij beginnen met te
bewjjzen, dat de verplichting, door dit
artikel den wetgever opgelegd, niet is
nagekomen en dat hem daardoor schade
is veroorzaakt. De werkgever is nu
gehouden, die schade te vergoeden, tenzij
hij het tegenbewijs leverten alsdan
komt de arbeider in de groote moeilijk
heid, die de toepassing van art. 1401
van het B. W. met zich voerthet in
rechten bewijzen, „dat het hem in den
dienst van den werkgever overkomen
ongeval is te wijten aan eene daad, of
eene nalatigheid of onvoorzichtigheid van
den werkgever" een moeilijkheid,
waarop zoo terecht is gewezen in de
Memorie van Toelichting van het ontwerp
tot wettelijke verzekering van werklieden
tegen de gevolgen van ongevallen in
bepaalde bedrijven. Hoe meer categorieën
van arbeiders dus onder deze wet zullen
worden opgenomen, des te minder zal
toepassing van art. 33 noodig blijken.
De werkgever is verder verplicht
(art. 35), in geval van voorbijgaande,
niet door grove eigen schuld veroorzaakte
ziekte van een bij hem inwonendeu arbei
der, voor behoorlijke verpleging en ge
neeskundige behandeling te zorgen. Hij
is niet gerechtigd de kosten op den ar
beider te verhalen.
Het meest voorkomende geval in deze
zal wel ziekte der dienstboden zijn. In
den regel zijn dezen in de „bus" en
wordt de premie door henzelven betaald.
Zoolang er nu eene verplichte verze
kering voor dienstboden niet bestaat,
kan de werkgever de betaling der premie
overnemen. Terecht rnerkt prof. Drucker
in de Memorie van Toelichting op, dat
het ontwerp zich bepaalt tot het uitspre
ken van het beginsel, „de toepassing op
de verschillende voorkomende gevallen
aan de practijk overlatende". Dit kan
ook niet anders, maar dit is zeker, dat
bij niet-nakoming der verplichting, den
werkgever bij art. 35 opgelegd, een
dienstbode, die daardoor schade lijdt,
goen anderen weg openstaat dan aan den
rechter te vragen een vonnis tot vergoe
ding van kosten, schade en interessen,
voortspruitende uit het niet nakomen der
verbintenis (B. W. art. 1279 en volgende).
Wordt dus bij afzonderlijke wet daarin
niet nader voorzien, dan achten wij art. 35
van zeer platonischen aard te zijn.
De werkgever is gehouden oen getuig
schrift af te geven, behalve in het ge
val van onrechtmatige verbreking der
dienstbetrekking van den arbeider. Dat
getuigschrift moet „waarachtig" zijn.
Weigert de werkgever, geeft hij tegen
boter weten in onjuiste mededeelingen,
of plaatst bij in het getuigschrift teekens,
bestemd om op eene niet voor een ieder
duidelijke wijze eeu oordeel over den
arbeider uit te spreken, dan is hij zoowel
jegens den arbeider als jegens derden aan
sprakelijk voor de hun veroorzaakte scha
de.
Het geheel dezer verplichtingen van
den werkgever wordt nog aangevuld met
de bepaling, dat de werkgever verder in
het algemeen verplicht is al datgene te
doen en na te late», wat een behoorlijk
werkgever in gelijke omstandigheden be
taamt.
Daarop volgen de verplichtingen van
den arbeider (artt. 38, 39 en 40.)
De arbeider is verplicht, naar zijn
beste krachten den bij de overeenkomst
bedongen arbeid te verrichten. Voor zoo
ver aard en omvang van den te verrich
ten arbeid niet in de overeenkomst
zijn omschreven, besluit daaromtrent het
plaatselijke of algemeene gebruik. Alleen
in geval van nood is de arbeider ver
plicht, arbeid van anderen aard dan den
bedongenen of gebruikelijkeu voor den
werkgever te verrichten.
Ten aanzien van arbeiders beneden
den leeftijd van achttien jaren wordt, ten
zij het tegendeel uitdrukkelijk blijkt, de
overeenkomst geacht zoodanige regeling
van den arbeid mede te brengen, dat zij
niet verhinderd worden een inrichting
van voortgezet-, herhalings- of vakonder
wijs te bezoeken.
De arbeider is verplicht, zich te hou
den aan de voorschriften omtrent het
verrichten van den arbeid, hem door of
namens den werkgever binnen de perken
van wet, verordening of overeen
komst gegeven, in het bijzonder aan die
voorschriften welke strekken tot bevor
dering der veiligheid van hemzelf, van
zijn medearbeiders, of van derden. De
arbeider, die bij den werkgever inwoont,
is verplicht zich te gedragen naar de orde
des huizes; en eindelijk is hij verder in het
algemeen verplicht al datgene te doen en
na te laten, wat een behoorlijk arbeider
in gelijke omstandigheden betaamt.
Prof. Drucker meent, dat in 't alge
meen de Kamers van Arbeid bij de toe
passing van deze artikelen omtrent de
verplichtingen van werkgever en arbei
der veel diensten zullen kunnen bewij
zen. Dit is zeker juist, maar het komt
ons voor, dat zij dan ontzaglijk moe
ten worden uitgebreid; ook de dienst
boden zullen dan op een Kamer vau
Arbeid recht hebben.
Welke is nu de dwingende kracht
voor bovenstaande artikelen? Wij leeren
deze uit art. 40 kennen. Daar lezen
wij:
„Ter zake van opzettelijke of aan
schuld te wijten niet-nakoming van
eene der voorschreven verplichtingen
zijn partijen gehouden tot schadevergoe
ding.
„Onder schadevergoeding wordt be
grepen eene door den rechter te schat
ten vergoeding in geld, in geval de
geleden schade niet in eene bepaalde
geldsom kan worden uitgedrukt".
Waar het den ai beider in den regel moei
lijk zal zijn een proces te beginnen, zal het
den werkgever vermoedelijk nog moeilijker
worden om aan zijn „vergoeding in geld"
te komen. Dit moge gaan bij loonen boven
drie gulden per dag, bij loonen daaron
der, bij gewonearbeidersloonen, zeker niet.
Terecht zegt het spreekwoord: „Waar
niet is, verliest zelfs de keizer zijn
recht". Het groote voordeel van deze
afdeeling is echter, dat de verplichtin
gen van werkgever en arbeider duide
lijk zijn omschreven, en dat aan de ver
schillende artikelen kan aansluiten elke
speciale wetgeving op dit gebied en zoo
noodig ook elke plaatselijke verordening.
Wordt het wetsontwerp wet, dan kan
in de plaats der bestaande desorganisa
tie organisatie van den arbeid komen.
{Slot volgt).
Builenlandsch Nieuws.
Licht drijft op dit oogenblik in de
Europeesche politiek boven. Economisch
immers is Italië verreweg de mindere
van do groote mogendheden. En toch,
bij al zijne binnenlandsche beroeringen,
bij zijn militaire tegenspoeden in Abes-
Bynië, bij zijne jaarlijksche nadeelige
saldo's, wil liet zich nogmaals op do
gladde koloniale baan wagen. Toch is
er iets voor te zeggen, dat Italië in het
vruchtbare en volkrijke China zich een
afzetgebied tracht te verzekeren. Uit
Italië trekken jaarlijks duizenden emi
granten naar de Vereen igde Staten,
Brazilië en Argentinië. Wanneer deze
stroom van landverhuizers naar eene
eigen kolonie met uitstekende voor
uitzichten geleid kon worden, zou de
positie van Italië daardoor zeer versterkt
worden. Terwijl nu zijne overbe
volking, met matige eischen en groote
werkkracht, anderen landen ten goede
komt, zou eene kolonie, met deze krach
ten gevoed, een werkelijke aanwinst voor
het land zijn. Ook voor de zich uitbrei
dende industrie zou eeu nieuw afvoer-
gebied hoogst welkom zijn. Er bestaat
voor Italië geen kans om op de
Europeesche markt met Engeland,
frankrijk en Duitschland te concurreeren.
Hot moet daarom in de overzeesche
gewesten naar aieuwe markten zoeken
en waar is de gelegenheid schooner, dan
in het gesloten China met zijn 400
millioen inwoners
Geen wonder dus, dat de regeering
van koning Humbert, in navolging van
anderen, een „pachtcontract" met China
hoeft trachten te sluiten. Of de Tsung-
li-Jamen, zoo wat overeenkomende met
onzen Raad van State, zich heett voor
geschreven „tot hiertoe en niet verder
ot dat het Italië niet in staat acht zijne
wenschen met geweld door te drijven;
of dat de Russische en Fransche naijver
op de hooge mandarijnen heeft gewerkt,
doet betrekkelijk weinig ter zake. Een
feit is het echter, dat het hooge Staats
lichaam de eischen van Italië niet voor
inwilliging vatbaar heeft geacht.
Italië schijnt evenwel vast besloten
te zijn, hetzij goed- of kwaadschiks,
zich in China te vestigen en heeft be
reids een eskader uitgerust om iu de
Chineesche wateren op te treden.
Het eskader, voor dit doel bestemd,
bestaat uit vijf kruisers. Deze schepen
zijn bemand met 1583 koppen en gewa
pend met 50 kanonnen van groot en
68 van klein kaliber. Van de in de
San-moen-baai aanwezige schepen is
reeds eene afdeeling troepen aan land
gegaan, die de baai en het omliggende
gebied heeft bezet.
In China schijnt men overtuigd te
zijn, dat de Italiaansche aanspraken
door Engeland worden gesteundmaar
mede rekent men er op, dat Rusland
en Frankrijk China ter zijde zullen
staan.
Dat kan daar een zeer prettige afwis
seling tijdens de vredesconferentie geven.
Of de paus al of niet op deze bijeen
komst, die op 18 Mei te 's-Gravenhage
zal bijeenkomen, vertegenwoordigd zal
worden, is niet alleen nog een onder
werp van diplomatieke beraadslagiogen,
maar geeft tevens den heeren journalisten
stof tot een onderhoudend twistgeschrijf.
De een beweert, dat de paus door de
waarborgenwet souvereine rechten bezit,
de ander, dat hij in den vollen zin van
het woord geen souverein is, zoodat hij
in volkenrechterlijken zin geen rechtsper
soonlijkheid heeft. Het is waar, de waar
borgenwet verzekert den paus onder
scheidingen, voorrechten en bevoegdhe
den, welke aan een souvereine waardig
heid verbonden zijn.
Art. 7 bepaalt, dat ambtenaren vaa
het openbaar gezag geen toegang hebben
of macht uitoefenen binnen de paleizen
of andere plaatsen waar de paus ver
blijf houdt of waar een conclave of
oecunemisch concilie is vergaderd, zonder
toestemming van den paus, het con
clave of het concilie.
Art. 11 zegt: De gezanten van vreem
de mogendheden bij den paus genieten
binnen het koninkrijk de voorrechten
en de onschendbaarheid, welke verzekerd
zijn aan diplomatieke vertegenwoordigers
volgens het volkenrecht. De strafbepa
lingen tegen misdrijven, gepleegd tegen
vertegenwoordigers van vreemde regee
ringen bij de Italiaansche, worden uit
gebreid tot misdrijven gepleegd tegen
de bedoelde gezanten.
Andere voorschriften van de waar
borgenwet sluiten de souvereiniteit echter
nadrukkelijk uit. Indien de paus sou
verein was, zouden zijne lijfwachten en
i bedienden niet onderworpen kunnen wor
den aan verplichtingen en lasten, de
militiewet b.v., volgens de wetten des
lands. Ook zou het geen zin hebben
te bepalen, dat de politie en j ustitio