(Kil NiEDWS-
ilitrtiiiii- k LhëiwIM
Zondag 2 APRIL 1399.
Leerplicht.
43ste Jaargang No. 3403.
Dit uur bestaat lit twee Halen
eerste blad.
KEURINGEN ÏAN DEKHENGSTEN.
Polei werciciit der west.
UemeenteSchage n.
Be k e n al in ak laf en.
Openbare Vergadering van den
Raad der gemeente Behagen, op Dins
dag 4 April 1899, des voormiddags
ten 10 uur.
Jacht en Visscherij.
Maatschappij van Weldadigheid
Buitenlandsch Nieuws.
ÜRANT
Dit blad verschijnt tweemaal por week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
SHureau: üüUjIOüI, Laan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WI N K E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Atzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letter» worden naar plaatsruimte berekend.
Punten van behandeling
Ingekomen stukken.
Kohier Hoofdelijken Omslag.
Bepaling kermis.
Behagen, 31 Maart 1899.
De Burgemeester,
S. BEKMAN.
De Burgemeester der gemeente SCHA
GEN brengt ter kennis van de ingeze
tenen, dat de aanvragen ter bekoming
van jacht- en vicchakten en van kostelooze
vergunningen tot de uitoefening der
visscherij voor het seizoen 1899/1900
ter Secretarie voor de belanghebbenden
ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks,
Zondagen en feestdagen uitgezonderd,
des voormiddags van 9 tot 12 ure.
Behagen, 24 Maart 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BEKMAN.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis
van de ingezetenen de volgende bij hem ontvangen
circulaire van de
te Frederiksoord.
Landgenooten
Ruim TACHTIG jaren bejtaat de MAATSCHAPPIJ
Van WELDADIGHEID. In dat tijdvak is zij voor
tal van gezinnen een zegen geweest. Zij genoot daarbij
den steun van vele belangstellenden in den lande,
waaronder het KONINKLIJK HUIS steeds de eerste
plaats innam.
Thans komt zij een beroep doen op Uw aller
steun, door een collecte, die dezer dagen aan LTwe
huizen zal gehouden worden.
Het is bekend, dat de werkkring der Maatschappij
vooral bestaat in het opnemen van verarmde gezinnen
of personen, die zij in de gelegenheid stelt nis arbei
ders, en later dikwerf als vrijboeren, in eigen onderhoud
te voorzien. Allen hebben tegen eene matige vergoeding
een huis met tuintje en de vrijboeren daarenboven
2'/t hectaren grond in gebruik en ontvangen de
noodige voorschotten voor hnn bedrijf.
De bevolking bestaat thans uit pl.in. 350 gezinnen
met ruim 2000 zielen.
Twee Hervormde en ééne Roomsche Kerk met
pastorieën zijn in onderhoud bij de Maatschappij
De kinderen zijn verplicht het onderwijs in de
scholen tot hun 14e jaar te volgen en bovendien het
godsdienstonderwijs hunner gezindte bij te wonen.
Bij het verlaten der school staat hun de gelegen
heid open om zich voor verschillende betrekkingen
te bekwamen; vour de meisjes o.a. in eeu viertal
handwerkscholen en voor de jongens door de uitmun
tende gelegenheid, die de Maatschappij van Wel
dadigheid in hare fabrieken en werkplaatsen aanbiedt
tot het aanleeren van allerlei ambachten en in hare
zes groote boerderijen tot het zich bekwamen in den
landbouw. Aldus toegerust, verlaten ons jaarlijks een
zestigtal bestedelingen of kinderen van opgenomen
gezinnen en hun latere loopbaan geeft in deD regel
aanleiding om met groote voldoening op de verkregen
resultaten terug te zien.
Het is echter duidelijk, dat voor dit alles groote
geldelijke offers vereischt' worden.
ïeker, de Maatschappij is in menig opzicht voor
uitgegaan en zij, die Frederiksoord bezochten,
zullen een' gunstigen indruk hebben medegenomen
van den staat harer bezittingen, die een oppervlakte
van ruim 2000 hectaren beslaan, maar de behoefte
aan bedrijfskapitaal neemt steeds toe, terwijl de
inkomsten niet vermeerderen ook het ledental, dat
indertijd tot 23000 was gestegen, is thans tot beneden
7000 gedaald.
Daarom is Uw steun onmisbaar, zal de Maatschap
pij hare taak kunnen blijven vervullen.
"Wilt gij ons helpen
Door eene bijdrage, hoe klein ook, zult gij hebben
medegewerkt om menig gezin, dat in de groote
Maatschappij zou verloren gaan, van den ondergang
te redden en de kinderen van dat gezin tot nijvere
burgers dier Maatschappij, waarin zij straks terug-
keeren, op te kweeken.
Stcnnt ons dus naar uw vermogen, om, onder Gods
zegen, het zedelijk en stoffelijk welzijn van zoovele
Uwer hulpbehoevende medeburgers te bevorderen.
Commissarissen der Maatschappij van Weldadigheid:
C. W. Gbaaï V. LIMBURG STIRUM, Voorzitter.
Mr. A. r. NAAMEN VAN EEMNES.
Mr. "W. J. VAN WELDEREN Bakon RENGERS.
Mr. W. H. DE BEAUFORT.
Mr. F. J. M. A REEKERS, Secretaris.
De ia bovenstaande circulaire bedoeldecollecte langs
de huizen der ingezetenen dezer gemeente zal in den
loop van de volgende maand gehouden worden.
In het belang der werkelijk goede zaak wordt
deze collecte ten zeerste in de offervaardigheid van
alle weidenkenden aanbevolen.
Schagen, 23 Maart 1899.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
Burgemeester en Wcthonders van Schagen brengen
ter algemeene kennis, dat vergunning voor de
uitoefening van den kleinhandel in sterken drank is
verzocht door KLAAS SNAAS Sr., voor
perceel No. 129 van Wijk B. aan de Nieuwe
Laagzijie, alhier
Schagen, 31 Maait 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
De Buigemeester der gemeente Schagen brengt ter
kennis van belanghebbenden het volgende
Gedeputeerde Staten der Provincie Noordholland,
Gelet op art. 11 van het Reglement op de keuring
van hengsten in deze provincie, vastgesteld op 9
Juli 1897, en goedgekeurd bij Kon. Besluit van 15
September 1897 no. 53;
Brengen ter algemeene kennis
lo. dat bij de keuringen, welke op 7, 9, 14, 15 en
16 Maart 1899 te Texel, Terschelling, Schagen,
Beverwijk en Haarlemmermeer (Hoofddorp) plaats
hadden, zijn goedgekeurd de volgende 85 dekhengsten
Naam van den Naam van den Woonplaats van
hengst: eigenaar; den eigenaar:
Gladstone J. Breebaart Kz. en Co. Winkel.
Duke ot Clarence II H. Vijn Hz. Twisk.
Max C. Waiboer Dz. Anna
Paulowna
Baron A. A. v. d, Berg Haarlem.
Adolf Jb. Kuiper Koegras,
gem. Helder
Kleber D Duin Schoorl
Kleber III Gebr. Koning Schermeer
Zampa I) Duin Soboorl
Fcliï Faure V Bakker Jz. Wieringerw.
Haiduk Vereen. Hollands
Noorderkwartier Alkmaar
Carnot J. Breebaart Kz. Winkel
Wellington id. id.
Epi d' or Vereen, Hippos Purmerend
Martin id. Ttxel Texel
Bilstein id. Hollands
Noorderkwartier Alkmaar
de Zwart G Koasen Zijpe
Hunnibald A. A. v. d. Berg Haarlem
Jan Jb. Kort Wieringen
Norman G. H. Geerligs Anna
Panlowna
Adolf II J. Hofdijk Heer
Hugowaard
Juno id. id.
Wilhelm P. Clay Wogmeer
de Kol J. Smit Spanbroek
Apollo W. van Woudenberg IJpolder
Frits Vereen. IJ polders id.
Prins Bismarck J. D. G. van Gulpen Spaarndam-
merpolder.
Constantijn H. Dalenberg Alkmaar
Pilet P. Kieft Limmen
Gamin Mevr Suermond
Kamphuis Haarlem
Blalard H. Haas Beemster
de Jonge Prins W. van Woudenberg IJpolder
Remus II Vereen. Purmerend
Beemster en Wormer Purmerend
Adalbert Vereen. Hollands
Noorderkwartier Alkmaar
de Jonge Felix J. D. G. van Gulpen Spaarndam.
merpolder.
Matador G. Speijers Nieuwendam
Pauw T. Vos IJpolder
Rudolf M. Sepers Legmeer
Pongs C Vreugdenhil Haarlem
mermeer
Ardo II A. C v. Nieuwenhuizen id.
Hardenbroek L. van Reewijk id.
Karei Wad. Noordam id.
Coriandar Vereeniging Haar
lemmermeer id
Leou A. v Wiaringen id.
Emile Zola T. Hanedoes id.
Alderick Gebr. V. d. Beek Heemstede
Jan B. Raven Blaricum
Tabor J. H Brouwer Valkeveen
Hercules III A Ruighaver Haar) m.
Tancred B. Biesheuvel id.
Rudolf II M. Verkuijl id.
de Jonge President B. Biesheuvel id.
Festus D. Knibbe id.
Eloff B. Verhulp id.
Labori D. Knibbe id.
Adonis H. A. Pauwen West Pan-
nerden
A. A. v. d. Berg Haarlem
Iwan
Molke
Aurich
Bismarck
L'union IV
Caput
Adolf
Marnix
Nelson
Victor
Koenraad
Lokalion
D. Knibbe
D. Versluis
D. Knibbe
D. Versluis
G. B 't Hoofd
J. Bos
D. Versluis
P. D. m. Scholten
G. Rip
P. D. M. Scholten
Gebr. v. Genderen
Haarl. m.
id.
id.
id.
id.
Zoetermeer
Haarl. m.
id
id.
id.
Weesperkar-
spel
Prins Willem II P. D. M. Scholten Haarl. m.
Redpath J. Koster Heemstede
Kaiser Wilhelm J. D. G. v. Gulpen Spaarndam-
merpolder
de Jonge Tancred B. Biesheuvel Haarl m.
Bernard A. A. v. d. Berg Haarlem
Majick id id.
Elegant G. Moleman Amstelveen
Jacob A. A. v. d. Berg Haarlem
Lucas J. Ravestein Haarlem
mermeer
de JongeHercules P. Coelen id.
Abugres P- J. Eijma 's Graveland
Allouez H. van Wickevoort
Crommelin Heemstede
Leo P- Zuiver Haarlem
mermeer
True Bleu II. F. Bultman Hz. id.
Humbold D. Lap Texel.
Eynar Afd. „Terschelling" v.
Magnaat d. Holl. Mij. r. Landb.
Othello R. v.d. Zee St. Anna—
Parochie.
2. dat bij die kenrÏDgen zijn afgekeurd do
volgende 3 hengsten
Naam van den Naaravanden Woonplaats van lieden van
hengst. eigenaar. den eigenaar, afkeuring-
Horatius A. A. v. d. Berg Haarlem Cornago.
Hercules M. Verkuil Az. Haarlemmerm.
Waltraui L. van Wijk Jz.
Eu zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente der provincie
Noordholland worden aangeplakt ou de aldaar
gebruikelijka wijze.
Haarlem, 22 Maart 1899.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
(get.) VAN TIENHOVEN, Voorzitter.
A. A. LAND, Griffier.
Schagen, 31 Maart 1899.
De Burgemeester
S. BERMAN.
lï:
De Kansen.
I.
Indien wij de vraag willen beantwoorden, door ons
aan het einde van het vorige artikel gesteld, of de
Minister, nu hij het zevende schooljaar liet vallen,
wel verstandig deed, thans ook aan zijn wetsvoorstel
het verplicht herhalingsonderwijs vast te koppelen,
dienen wij in de eerste plaats na te gaan, wat hem
hiertoe genoopt heeft.
In het Voorloopig Verslag is medegedeeld, dat door
„zeer vele leden" met „bijzonderen nadruk" er in de
afdeelingen op was aangedrongen, om aan den leerplicht
op de lagere school tevens verplicht herhalingsonder
wijs te verbinden. Tot die „zeer vele leden" behoor
den zij, die leerplicht tot het veertiende jaar voor
stonden, zij, die met den dertienjarigen leeftijd
genoegen namen, en eindelijk ook degenen, die ènom
financiëele redenen, èn om de kansen der aanneming
van het wetsontwerp grooter te maken, leerplieht tot
aan den twaalfjarigen leeltijd wildeD, dus alle
leden, die in principe voorstanders waren van leer
plicht.
Nu de minister, ook „om redenen van opportuniteit",
den dertienjarigen leeftijd liet vallen, kon hij natuur
lijk in het aandringen der „zeer vele leden" niets
anders zien, dan een spoorslag, om, indien hij zijn
wetsontwerp ging wijzigen en 'aanvullen, ook aan het
verplicht herhalingsonderwijs zijn krachten te beproe
ven. Hij voldeed alsdan aan het sterk uitgedrukte
verlangen van „zeer vele leden" der Tweede Kamer.
Nu is het een niet te loochenen feit, dat ook door
den drang van buiten af de regeering toch vandaag
of morgen zich met het herhalingsonderwijs zon
moeten bemoeien «n dat de Minister, zelf groot
voorstander van het herhalingsonderwijs, gevolg
gevende aan dien drang, reeds jaren lang uit den
boezem der werkliedeD-vereenigingen vernomen, in
aanmerking nemeide dat verplicht herhalingsonderwijs
stond op het program van urgentie der Liberale Unie,
thans, waar zoo vele leden van de Kamer zich
mede hebben uitgesproken, van de gelegenheid diende
gebruik te maken om, als een logisch gevolg van
gestelde eischen en eigen sympathieën, dat onderwijs
meer op den voorgrond te brengen.
Er was nog meer, dat voor dezen gedachtengang
van den minister pleitte.
Als de schoolwetgever van 1878 wat minder naïef
ware geweest en hij had ia art. 17, inplaats van
„voor zooveel doenlijk", geschreven„Er wordt aan
hen, die het gewone schoolonderwijs genoten hebben,
gelegenheid gegeven tot het genieten vin herhalings
onderwijs", dan zou er geen quaestie van zijn, of
herhalingsschoolplicht wel in het kader vau het
wetsontwerp behoorde. Wij noemen den schoolwetgever
«aïef, want ook toen reeds had de ondervinding
geleerd, dat vele gemeentebesturen oneindig gemak
kelijker in een wet weten te ontdekken, wat ze niet
behoeven te doen, dan waartoe zij volgens de letter
verplicht zijn.
Hierbij kwam bovendien het niet te loochenen feit,
dat daar, waar wél herhalingsonderwijs werd gegeven,
men had te klagen over onverschilligheid der ouders
en over tegenwerking van de werkgevers. Waar hier
eeB voorgewend niet-kunnen der gemeenten werd
geconstateerd, stootte men elders het hoofd tegen het
niet-willen van hen, die er juist het meeste belang
in moesten stellen.
Daar aldus het grootte nut van het herhalingson
derwijs door niemand werd betwist en door duizenden
verdedigd, was, na alles wat over het wetsontwerp
was gezegd en geschreven, thans eene gelegenheid te
schoon om èn de naïeviteit van den wetgever van
1878 te coirigeeren èn te komen tot een harmonisch
geheel, door het herhalingsonderwijs verplichtend te
stellen.
In zoover is dus alles in 't reine. Regel: onderwijs
van het zesde tot en met het twaalfde jaarde
onwillige ouders door de wet gedwongen hun kinderen
daarvan te doen gebruik maken daarna herhalings
onderwijs tot of in den vijftienjarigen leeftijd;
onwillige gemeentebesturen gedwongen dit te geven,
ouwillige ouders, gedwongen hun kinderen daarvan
te laten profiteeren.
Waar nu de financiëele bezwaren voor het grootste
gedeelte waren opgeheven, zou men denken, dat alles
al zeer spoedig van «en leien dakje zou gaan en dat
men omtrent de ondergeschikte punten van het
wetsvoorstel het wel spoedig eens zou worden.
Hij zou bedrogen uitkomen, die aldus zou denken.
Er is altijd een oppositie, die bij het indienen van
een wet niet vraagt wat nuttig en wenschelijk is,
dan wel of deze kan dienen, om, door haar te
bostrijden en te doen vallen, tevens het ministerie
daarover te doen struikelen, ten einde zelf de ledige
ministerzetels te kunnen innemen.
Die oppositie kan men in twee «oorten onderscheiden
de eerste stelt steeds het principe van een non
possumus een niet kunnen vooropde
tweede zon ons willen wijsmaken, dat ze over het
beginsel wel zou kunnen heenstappen, maar dat de
wet zelve in haar techniek aanleiding moet geven tot
verwerping.
Tot de eerste soort behoort de aanvoerder der
christelijke democraten, dr. Ktiyper.
„Als men eenmaal oordeelt," schrijft hij in De
Standaard van 14 Maart jl., „dat aan de overheid in
een tand als het onze en te doen hebbeide met een
bevolking als de onze, bic et nunc, het recht en de
bevoegdheid t o e k o m t, om aan de ouders die regels
der opvoeding voor te schrijven, is het nu inge
diende ontwerp in meer dan een opzicht onberis
pelijk.
„Zij daarentegen, die deze bevoegdheid aan de
overheid betwiaten, staan tegenover dit ontwerp
even beslist als tegen het eerste gekant.
„Ten déele zelfs nog beslister, in zooverre de
door hen betwiste bevoegdheid van de overheid
nu van het 13e tot 16e jaar wordt uitgebreid."
Wij hebben reeds vroeger in onze eerste artikelen
over leerplicht aangetoond, dat dr Kuyper en de
zijnen deze bevoegdheid onverbiddelijk aan de overheid
betwisten, en indien men dat nog niet weet, zou meu
het kunnen lezen in een drie-ster, voorkomende in
De Standaaid van 15 Maart jl., waarin dr. Kuyper
zijn ingenomen standpunt neg eens tegenover het
Handelsblad duidelijk uiteenzet.
Wij hebben in de Memorie van Antwoord woorden
kunnen lezen, die, komende uit den mond van den
vroegeren voorzitter van Volksonderwijs, wel eenige
verwondering hebben gebaard
„Al is het doel," lezen wij, „dat de wetgever van
1889 zich heeft voorgesteldvolkomen pacificatie
in zake den «choolstr jjd, niet bereikt, oadergeteeken-
de erkent gaarne, dat die wet goede vruchten heeft
algeworpen. Aan die erkenning zal misschien
eenige waarde worden toegekend, omdat hij in 188-)
behoord heeft tot de bestrijders en tegenstanders.
Daar de met zooveel nadruk vooropgestelde pacifi
catie hem eeu illusie scheen en het ook werkelijk
gebleken is te ïijn, heeft hij in iiïe'dagen eeuztjdig
het oog gesloten voor andere, veel grootere belan
gen. Door gehechtheid aan de openbare school mag
men den feitelijken toestand niet uit het oog verliezen.
En de feitelijke toestand is, dat zich door groote
krachtsinspanning van een groot deel der natie naast
het openbaar een bloeiend bijzonder onderwijs heeft
ontwikkeld, dat door een Regeering, die de
belangen van het geheele volk heeft te behartigen,
niet mag worden geïgnoreerd. Eeu in den goeden
zin des woords democratische politiek brengt mee,
dat men, rekening houdende met de verschillende
stroomingen en de verschillende richtingen in den
lande, alle factoren van het volksleven tot ont
wikkeling tracht te brengen. Dat heelt de wetgever in
1889 beproefd en met goed gevolg. Het korte
verblijf aan het Departement van Binnenlandsche
Zaken heeft ondergeteekende de overtuiging ver
schaft, dat de gelden, uit de Staatskas voor het
bijzonder onderwijs ten koste gelegd, goed zijn
besteed en geitrekt hebben het bijzonder onderwijs
tot een hooger peil op te voeren. En te betreuren
is het niet, dat de herziening der schoolwet de
gelegenheid heeft geopend, het aantal bijzondere
scholen nog aanzienlijk uit te breiden. Hoe meer
gelegenheid er voor de burgers is hunne kinderen
te zenden naar de school hunner keuze, te minder
bezwaar kan er ook zijn legen invoering van
leerplicht waardoor, zooals boven is aangetoond,
het peil van alle onderwijs, bijzonder zoowel als
openbaar, weder gelijkelijk zal worden verhoogd.
En goed onderwijs voor allen dat is het, wat
bij elke onderwijshervorming boven alles op den
voorgrond moet staan. Al is ondergeteekende nog
een even beslist voorstander van openbaar onder
wijs als vroeger, er is iets dat bij hem hooger
staat dan bevordering van het openbaar onderwijs
alleen, en dat is bevordering van het onderwijs
in al zijn schakeeringen. En dat wenscht hij niet
alleen te toonen door woorden maar ook door daden".
Hoe die daden zullen zijn, kunuen wij op pag.
29 der Memorie van Toelichting als volgt lezen
„Wat betreft de klachten over te grooten drnk,
die door deze wet aan de bijzondere scholen zal
worden opgelegd, kan worden verwezen naar
hetgeen daarop reeds is geantwoord bij de bespre
king van de verhouding tusschen opeubaar en
bijzonder onderwijs. Bezwaarlijk kan echter worden
toegegeven, dat reeds de Wet van 24 Mei 1897
(Staatsblad No. 156) de in 1889 vastgestelde
verhouding teu nadeele van het bijzonder onderwijs
heelt gewijzigd Wel is waar zijn door die wet
de uitkeeringen van het Rijk Toor tal van ge
meenten belangrijk hooger geworden, maar die
meerdere uil keeringen worden niet speciaal gegeven
tot dekking van onderwijskosten. Er zijn vele
gemeenten,die zeer door hooge onderwijskosten worden
gelrukt en toch niet meer ontvangen dan vroeger,
en andere die met betrekking tot onderwijsuitgaven
de grootst mogelijke zuinigheid hebben betracht en
toch van de bedoelde wet bijzonder profiteeren.
Indien voorgesteld ware geworden, speciaal de
uitkeeringen voor de kosten van het openbaar
onderwijs belangrijk te vorhoogen zonder tevens
de bijdragen voor het bij zender onderwijs aan
eene' herziening te onderwerpen, dan zonden de
voorstanders van het bijzonder onderwijs en
terecht niet in gebreke zijn gebleven daartegen
krachtig te protesteeren.
„Maar hoe dit zij, ondergeteekende erkent de
billijkheid, dat na de invoering van leerplicht ook
aan de bijzondere scholen meer Rijksnitkeering
worde verleend, en hij vertrouwt, dat die voor
standers van het bijzonder onderwijs,die verklaarden,
dat indien op eene billijke verhooging van de
Rijksuitkeering uitzicht werd gegeven, het wets
ontwerp voor hen een geheel ander karakter zou
verkrijgen, door de boven gegeven toezegging
bevredigd zullen zijn,"
Nu willen wij niet zeggen, dat de Minister met
deze verklaringen, in het bijzonder den katholieken,
die wellicht bonne mine a mauvais jeu zouden
maken indien er maar wat meer dubbeltjes waren te
halen, in het gevlei heelt willen komen, maar het
lijkt er toch wel een beetje op.
Zoo konden wij in het Venloosch Nieuws
blad lezen, dat de gewijzigde regeling zich althans in
dit opzicht van de oorspronkelijke gunstig onderscheidt,
dat zij practisch met minder moeilijkheden kan worden
toegepast en de Nieuwe Koerier verklaarde, dat de
eerlijkheid gebood te erkennen, dat de Minister van
Binnenlandsche Zaken er ernstig naar gestreefd had
om de grieven, vooral van de voorstanders van
bijzonder onderwijs, nit den weg te nemen.
Het democratische katholieke blad Het Centrum
gaat nog verder, citeert in zijn nummer van 17 Maart
jl. een paar kolom uit de Memorie van Antwoord,
waaronder het bovenstaande en verklaart zelfs, dat
het ontwerp op den leerplicht de katholieken belooft
een stap nader te brengen tot het groote doel; „ge
lijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs"
De ingenomenheid met de plannen van den Minis
ter is b(j dat blad dan ook zoo groot, dat het den
23sten Maart jl. daaraan lucht moest geven in een
hoofdartikel, getiteld: „Nieuwe Verhoudingen'', waar
in de redactie, wijzende op de verklaringen van den
Minister Borgesius ten opzichte der bijzondere
school, meende dat er een frisschere strooming gekomen
was in de gedachten, dat het „botte anti-clericalisme"
verdween en dat men meer en meer tot de waardeering
kwam van hetgeen de „clericalen" hebben gedaan
en Dog doen, om het volk te herinneren aan zijn
plichten en te honden op den weg van rechtvaardig
heid en eerbied voor het gezag".
Na zouden wij wel willen opmerken, dat in de
zuidelijke provinciën, waar de clericalen overwegend
de meerderheid hebben, het begrip van rechtvaardig
heid wel eens zeer zonderling wordt opgevat uien
herinnere zich de verslagen der arbeidsenquête
en dat het daar aan eerbied voor een ander gezag
dan dat van den geestelijke nog wel eens hapert;
maar laten we over deze kleinigheden heenstappen.
Gunnen wij Het Centrum zijn zielsvergenoegdheid en
spreken wij de hoop nit, dat nooit aadere „clericale*
daden, dan die om het volk te houden op don weg
van rechtvaardigheid en eerbied voor hot gezag, de
„botte anti-clericalen" ter wille van het lieve
vaderland mogen prikkelen tot een hernieuwd verzet,
„De Tijd* is echter minder goed te spreken. Niet
vreemd aan de bekende versregels
„De vooglaer, op bedriegchen nyt,
„De vogel lockt met soeteu fluyt,
meent, dit aristocratisch-katholieke blad, dat een
Kamerlid tot hoofdredacteur heelt, dat de bedoelde
vooistanders van het bijzonder onderwijs in elk geval
verstandig zullen handelen, alvorens zich „bevredigd"
te toonen, met nog iets meer te vorderen dan zeer
vage beloften. „Zooals zij thans in de Memorie
voorkomt, doet de belofte van hoogere subsidiën wel
eenigszins denken aan de voorspiegeling van „moois
en lekkers" in onbepaalde toekomst, waardoor men
onwillige kinderen pleegt over te halen tot het
slikken van een bitter drankje."
Veel duidelijker neemt De Maasbode positie. Daarin
lezen we
„Men kome ons nn niet meer aan met de
bewering, dat Minister Borgesius, het bijzonder
onderwijs zeer gunstig gezind, met veel welwil
lendheid aan de gemoedsbezwaren tegemoet ketnt.
„Wij hebben het steeds ontkend, toen het oude
ontwerp in staat van wording was.
„Wij ontkennen het ook nn.
„Ons verzet tegen de nieuwe voordracht schijnt
ons wel gerechtvaardigd.
„Onze lezers zullen het toegeven, dat wij niet
zonder grond reeds den eersten dag na het
verschijnen van het nieuwe ontwerp des heeren
Borgesius ons schrap hebben gezet."
In het clericale kamp zien wij dus drie nuancen.
In De Standaard van 21 Maart jl. schreef dr.
Kuyper de profetische woorden „Op het Herhalings
onderwijs zal Leerplieht struikelen,"
(Slot volgt.)
Daar is in China iets wonderbaarlijks
gebeurdde keizerin-moeder heeft een
besluit genomen, en wat het geval
eenig in China zal makeneen besluit
van ver strekkende beteekenis, n 1. aan
al de onderkoningen der zee-provinciën
is gelast om zich in het vervolg krach
tig tegen het ontschepen van vreemde
troepen te verzetten, Nu zou men zoo'n
kras bevel wel bij mosterd na den maal
tijd kunnen vergelijken, maar toch, er
schijnt leven in den brouwketel van het
Chineesche eergevoel te komen. De
suffe olifant beweegt zich. Ware hij slechts
zijne geweldige kracht zich bewust, de
kolossus zou alles en allen verpletteren,
die zich ten zijnen koste wilden voeden.
Indien het der keizerin-moeder werke
lijk ernst is, dan liggen op de Oost-
Aziatische kust heel wat botsingen in
't verschiet. Italië, dat nog altijd zijn
„pachtcontract" niet bezit, kan zich
dan in nieuwe koloniale avonturen be
geven. De lessen, in Abessynië opgedaan,
schijnen nog geen voldoende leeringen
te bevatten. Oostenrijk, dat aan zijne
binnenlandsche beslommeringen niet ge
noeg heeft, tracht door een buitenland-
schen bliksemafleider het gevaarlijk
onweer, dat boven zijne staten hangt,
voor een wijle af te weren. Wanneer
China zich evenwel krachtig gaat ver
zetten, zou 't voor den Donaustaat van
kwaad, tot erger kunnen gaan.
De olifant wordt niet alleen meer
door dieren van middelmatige grootte
besprongen, ook de kleinere bewoners
van bosch en veld trachten zich aan
zijn voerbak te vergasten.
Men meldt toch uit Kopenhagen, dat
de regeering van plan is een Chineesche
haven te verwerven en daarom een
kruiser, onder bevel van prins Walde-
mar, naar Oost-Azië heeft gezonden.
Uiteen Deensch standpunt beschouwd,
is het bezit van een haven in Oost-Azië
beter te verdedigen, dan de aanspraken
van Italië op de Sanmoen-baai. De han
delsbelangen van Denemarken in de
Chineesche wateren zijn vele.
In het jaar 1895 namen 495 vaar
tuigen onder Deensche vlag deel aan de
Chineesche kustvaartde Noordelijke
telegraaflijn, die door China en Siberië
loopt en tot Kopenhagen verlengd is,wordt
voor het grootste deel door Deensche
ambtenaren bediend en ook aan de Chi
neesche douanendienst zijn vele Deensche
ambtenaren verbonden.
Iloe jammer, dat nu juist de keizerin
weduwe met hare aanschrijving komt,
't zou nu visschen achter het net kun
nen worden. Toch bestaat er eenige
kans, dat de wensch van Denemarken
ingewilligd zal worden. Denemarken
heeft invloedrijke vrienden, wier steun,
ten zijnen behoeve in de weegschaal
geworpen, de balans zeker naar de Sont
zal doen overslaan.
In de eers'e plaats kan Denemarken
rekenen op de welwillende medewerking
van den kleinzoon aan de Newa. Ter
wijl Rusland bestendig zijne aandacht
aan China en Korea wijdt, houdt een
groot deel der Europeesche pers zich
met de binnenlandsche toestanden van
het Tsarenrijk bezig. Een verschrikke
lijke hongersnood teistert het gebied
van den benedenloop der Wolga. De
toestand in de gouvernementen Samara,
Oefa, Simbirsk en Kazan moet verschrik
kelijk zijn. Duizenden zijn van honger
gestorven, duizenden lijden aan honger-