muitten
Brieven uil do Maasstad.
Zondag 2 APRIL 1899.
43ste Jaargang 2To. 3403.
tweede blad.
De oude Klokkenluider.
FEÜILLETO N.
Hdbld.
COURANT
Novelle van Paal Blisz.
Thomas Wille, de grijze doodgraver, zat
in het kleine kamertje voor het raam, en
keek naar buiten naar de langzaam dalende
schemering.
Zijn vrouw, wier haar ook reeds grijs
begon ie worden, kwam bij hem staan
en legde haar witte, gerimpelde hand op
zijn schouder.
„Vader, je moet naar den toren, om
hei feest in te lniden. Het is bijna half
zeven."
De oude man schrikte. Hij had gedroomd
zijn gedachten hadden hem ver heel
ver weg naar vroegere tijden gevoerd. Nu
was hij plotseling met een schrik in de
werkelijkheid teruggekeerd. Met groote
oogf.n zag hij zijn vrouw aan.
*Hebt gij weer aan hem gedacht P" vroeg
zij met zachte stem.
Hij knikte, veegde een traan weg, en
stond op.
„Het is vandaag tien jaar geleden, dat hij
ons dat verschrikkelijke verdriet aandeed,"
zeide de oude vrouw met berende stem,
ydat was een treurig Paaschfeest."
De oude man knikte eveD, toen nam
hij zijn hoed en verliet de kamer. Terwijl
hij zoo langzaam de smalle torentrap op
ging, kwamen al die gedachten aan den
verloren zoon weer bij hem op, en toen
hij boven bij den klokkenstoel was geko
men, viel hij op de bsnk neer, drakte
zijn handen voor het gezicht en begon
luid tc schreien, Maar zijn plicht riep hem.
De oude torenklok sloeg brommend twee
slagen. Het was half zeven. Nu moest
het feest worden ingeluid. Hij richtte zich
weer op, greep naar het klokkentouw en
begon den klepel in beweging te brengen.
Plechtig, tot heel in de verte, hoorde
men de klokkentonen tonen uit het
schoone rijk vau vrede, waar eeuwige lief
de heerscht, waar vergeving geschonken
wordt aan allen, die ze komen zoeken to
nen uit de eeuwigs sferen, die de
hoop aan de geloovigen voortoovert to-
Den, die al het goede en edele io de men-
schenziel doen ontwaken ea zoo den ster
veling eenige oogenblikkeu nader brengen
tot den eeuwigen vrede.
En de oude man, die heel ia de hoogte
de klok luidde, verzonk mser en meer in
gepeins en terwijl hij de oude, stijve vin
gers om het touw klemde, kwam hem zijn
geheele lijdensgeschiedenis van de laatste
jaren weer voor den geest en met een
bevend hart doorleefde bij alles nog eens.
Hoe dikwijls had hij jaren gelsden hier
met zijn zoon gestaan en hoe dikwijls had
de kleine Karei, ving en vroolijk sis
een eekhoorntje, boven ia de balken rocd-
geklauterd. Daar op die bank had hij ge
zeten, om naar de sprookjes te luisteren,
en hier bij dit luik had hij zoo dikwijls
gekpkea naar het uitgestrekte, bloeiende
land allts, alles kwam den oude
weer in de gedachten M-ar hoe
geheel anders was alles algeloopen, hoe
anders dan hij had gehoopt Daar be
neden door de schemering z g hij de ?i-
IV.
'I Was zeer begrijpelijk, dat de dames,
wanneer zij eenmaal het modemagaaijn van
Delabour waren binnengetreden, den uitgang
niet meer kondon vinden, 't Was een pracht
van goederen, stoffen en versierselen, zooals
in geen enkele za»k van dien aard.
Wanneer men nit de winkels die beneden
waren, met de lift, of langs breede trappen
het bovengedeelte doorging, zag man de
ateliers, die zaal aan zaal, kamer aan k»mer,
de geheele bovenverdieping in beslag na
men. Daarnaast lag de teekeDzaal en daar
achter weer het kabinet van de eerste di
rectrice.
Bier regeerde juffrouw Wiese als eerste
minister van den modestnat-In hare handen lag
bijna de geheele leiding dezer groote
onderneming, dat met haar leger van b<idi«n-
den, baar wijdvertakte Uohnisehe en zaketjjka
betrekkingen als een groot raderwerk haar
gang ging. Zonder Clara's goedkeuring
verliet geen stnk van waarde bet atelier,
werd geena bestelling uitgevoerd, werden
geene bestellingen gedaan alles hing van
hare goedkeuring af«3 had een bijna
absolute macht,
In haar tegenwoordig beroep was ze
door een toeval gekomen- Toen rij haar
onderwtyzereeexemen bed efgelfgd en naar
een plaats om<»g, was haar bioer, die
toenmaals nog bij zijne onders inwoonde, bezig
eenige nieawe machinerieën in teekening te
brengen. Hij had bet gaarne dat zijne
znster met een boek of ren handwerkje bij
hem zat terwijl hij teekende en rekende.
Dan nam zij bij tijd en wijle eens een
ter zijde gelegd bied papier, waarop een
vluchtig schetsje waa geworpen en voegde
vier, de wilde, onstuimige rivier, en daar
was het gebeurd, dasr lagen al de dui-
sanden verwachtingen van een arm, treurig
vaderhart begraven
De klok zweeg.
Lingzaam stierven de laatste tot en
weg.
Toen werd het stil daar boven in den
klokkenstoel en de onde man zat en
st» rde droomend met vochtige oogen in
de groote ruimte, die zich voor hem
uitbreidde.
Hij vervolgde zijn droomeu, maar door
zijn geheelen gedachteüloop drong altijd
weer als een wegstervende klokkentoon,
dat eene„Mijn lieve jongen, waarom
heb je mij dat verdriet aangedaan f"
Het begon donker te worden, de oude
man ging de trap af en deed, zooals ge
woonlijk, voordat hij naar huis kwam,
»og eens de rondte op het kerkhof.
Da kiezelsttenen op de paden knarsten
onder zijne voeten.
Langzaam ging hij van de eene afdee-
ling naar de andere.
Het eerst naar de graven van de kin
deren, dan naar de „nieuwe", toen naar
de „oude", en het laatst naar de familie
graven. Hij kende ieder graf zoo goed,
dat hij het midden in den nsebt wel had
koutten vinden. Alles wss in orde.
Ma^r bij bLef staan en zag om zich heen,
als zocht hij iets en hij dacht„Och,
had de rivier hem mij toeh teruggebracht,
dan wist ik ten minste, waar ik aan zijn
grsf kon bidden, doch ook dit laatste
is mij ontzegd,"
Met een diepen zucht ging hij eindelijk
naar zijn huisje terug.
Toen hij een uur later met zijn vrouw
aan het avondeten zat, werd er voorzich
tig aan het hek gebeld zacht als een
bede klouz het geluid door de stilte van
den vredigen avond.
De beide oudjes zagsn elkander verbaasd
aan. Niemand durfde iets te zeggen. Zij
hadden een voorgevoel, alsof erietsgibnu-
ren zou. Eindelijk stond hij op, nam zijn
stok en de lantaarn en ging raar het hek.
Da oude vrouw bleef luisterend achter de
deur staan.
»Wie is daar riep de doodgaver met vas
ts stem.
Van buiten vrerd zacht geantwoord:
Een zieke bedelaar. Ik bid u, laat mij bij
u overnachten."
„Waarom gast gij niet naar het dorp,
daar is esn ziekenhuis", riep de oude
knorrig.
»Ik kan nitt verder," smeekte de vreem
deling, „heb toch medelijden met mij
De oude zweeg en was het nog niet
roet zichzelf eeus.
Hij wilde den vreemdeling wel binnen
laten, maar er kwam wantrouwen bij hem
op, w nt er zwierf zooveel slecht volk in
den omtrek. Dasr kwam echter de onde
vrouw aanloopen en fluisterde haar man
in 't oorWees niet zjo hard, vader
Laat hem binnen, hij kan toch in de ka
mer liggen.*
Zonder iets daarop te zeggen, deed de
onde man het hek open en liet den vreem
deling binnengaan.
Het w .s een man van dertig jaar, groot
daar allerlei grillige figuren en lijnen
aan toe. Zoo ontstond nit een cirkel een
gevleugeld rad, uit stangen, cilinders en
andere maebinedi elen een groep vechtende
krijgers, de doorsnede van een looomotief
werd verend rd in een snuirenden draak.
Edaard keek dan met genoegen naar dis
knoeiergen en seide
„Weet je wal, snsja, dat ja een kunste
nares bentIr steekt talent in ja. Dat
moet ge sebolen. Als ik jou was werd ik,
in plaats van het aantal onderwijzeressen
nog met esn te vermeerderen, liever e*n
knappe teakenaarster; ge moei e9n ontwerp
ster van allerlei kanstwerken voor d<imes
worden dat bevredigt mear en geeft ook
meer. Of zijt ge d ar te trotsch voor, mijn
Klaartje
„Tro'soh antwoordde «e lachend. .Waar
om zou ik trotsch zijn® Kuna' verhoogt.
Wat gij in den sin bob', schijnt mij geen
geringe kunst ook; men heeft daar opvoe-
diog. fantasie en geschik'beid voor noodt*.
Ik weet, dat ik v».n al die goede zaken
niets bezit.
„Stilte 1' beval hij daarop. „Je zelf ver
kleinen kan je gerust aan een ander ovcla-
tenwanueor men iets bereiken wil, moet
men vertrouwen io zichzelf hebben. Ik zeg
je, je hebt talent. Ik zal je in de leer ne
men. Wilt geP*
„Js," zeide zij En nu begon zijn onder
richt, en zelden had een meester een be
gaafder leerlinge gehad. Hij plunderde
zijne portefeuilles en bracht haar de heer-
lijks'e voorbeelden; bij snorde onde modes
na, snuffelde in vroegere modejournalen
kortom, hij voedde haar smaak op en
schoolde haar hand alles half spetend.
En toen ze later hare eerste zelfstandige
ontwerpen aan de redactie van een mode
tijdschrift kon voorleggen, verwekte zij
daarmede de hoogste bewondering. Men
haastte sich dat ongewoon talent aan het
blad te verbieden, en toen baar na een
jaar, toen ze haar techniek geheal volkomen
had gemaakt, de vacante plaats in de mode
zaak van mevrouw Delaboor werd aangebo
den, was haar cwiè-e gemaakt. Want
alras trad het op den voorgrond, dat ze
en breed geschouderd, met een donkeren,
verwarden baard, het gezicht was ingeval
len en geelbleek, zijn donkers oogen
schitterden koortsachtig.
Hij s'amelde verlegen een paar woordeD
van dank, maar vermeed het, zijn weldoe
ners daarbij aan te zien. ToeD men hem
verzocht iets te eten, bedankte hij
hij verlangde alleen te slapen.
De oude luidjes zageu elkaar vragend
aan. Geen van beiden durfden hun gedach
ten nit te spreken, maar zij lazen uit el
kanders blik,dat zij hetzelfde gedacht had
den de blik van den vreemdeling herin
nerde hen aan hnn dooden zoon.
Diar gebeurde eensklaps iets zonderlings,
wat de beide oudjss hevig deed ontstellen.
De oude man zeide: „Wanneer gijniet
eten wilt, kunt gij meteen naar bed gaan.*
En wat gebeurde er
De vreemdeling keerde zich om, knikte
evea goedennacht en liep, zonder dat men
hem den weg gewezen had, naar de ka
merdeur toe, naar de kamer, waar vroeger
hnn zoon geslapen had.
Strak, met bleeke gezichten, staarden
de onde lieden naar den vreemdeling. E n
doodelijke angst had hen als 't ware ver
lamd, zoodat zij geen woord kouden spre
ken.
Voordat hij fchter bij de kamerdeur
was, draaide hij zich nog eens om en zag
de oude vrouw sprakeloos, met een smee
kenden blik aan.
De oude vrouw gaf een schreeuw
het was een jubelkreet. yMijn Karei,
mijn jongen
Iu het volgende oogenblik lag de zwerver
voor het oudje, en verborg zijn hoofd in
den schoot der schreieude viouw.
Ei de oude man, nog altijd sprakeloos
van schrik en verbazing, stond er bij en
zag naar hen beiden.
Eindelijk begon de wedergevondene te
spreken. *Ik ben uw zoon. Gij hebt mij
als een doode betreurd, msar het is mij
nog niet vergund geworden, den eeuwigen
vrede te vinden; uitgeput en gejogd ben
ik door de wereld gegaan, om rust en
vergetelheid te vinden, maar het was al
les tevergeefs, ik vond nergens waarnaar
ik zoo verlangend zocht."
Een lange stilte heerschte er. Niemand
durfde iets te zeggen of te vragen. Slechts
het zachte snikken der moeder was hoorbaar.
ToeD begon de zoon weer „Gij vondt
mijn kleereD ean den oever van de rivier,
en daarom dacht gij, dat ik mij had ver
dronken. Docb, ik deed het niet. Welwas
het eirst mijn plan geweest, want ik had
ingezien, dat ik ellendig en diepgezonken
waa, nitt meer waard om uw uaain te dra
gen, en toen mijn vader mij had vervloekt
en mij voor altijd de ouderlijke woning
had verboden, toen wilde ik niet langer
leven. Ik wilde in het water springen.
Maar toen ik in dien nacht bij de rivier
kwam en dat woeste, golvende water voor
mij zag, toen ontzonk mij den moed, de
lust om te leven kwam weer boven en ik
besloot te vluchten. Ik wierp mijn jas
aan don kant, om u te doen geloovtm, d;it
ik mij verdronken had. Daarna reude ik
over het veld, stal uit de hut van den
schaapherder de jas van den ouden Schwarz,
niet bloot in baar vak de eerste was, maar
dat se ook op ander gebied door baar talen
kennis, haar fiinen smaak, haar flink oordeel,
hare medearbeidsters verre actner sich liet.
Het duurde niet laDg of ze had sen over
wegende plaats ingenomen, waarop de p i-
irones het segel drukte toan se havr ook
formeel tot eerste directrice van dr zaak
verhief.
Mevrouw Delaboor bad van den beginne
af een hartelijke gelegenheid voor het eohoo-
ne en veelbegaafde meisje opgevat. De
pitrones ven de groote handelszaak voelde
zich geestverwante van haar direotrice. Terwijl
zij in ziehzelve slechts de dillettante «ag,
bewonderde eij in C'ara de begenadigde
kunstenares Da patrones had bsar bureaa
dicht bij de werkkamer ven CLra, msar den
meesteo tijd werkte rij in b-ar eigen kamer,
dia telefonisch m-jt die van Clara verbon
den was.
Joist hid te gevraagd: of jofftoaw Clara
e«iQ oogenblik tpd had om bij hanr te komen.
Het antwoord had geluid, dal er dringende
zak. n ter behandeling lagen die over een
twintig minuten aobter den rug waren; of
m- vrouw zoolang kon wachten P Jaw 1, was
het bescheid geweest! wanneer juffrouw
Wiese gereed was moest se maar even
bellen.
Mevrouw Delabour, een goede vijftiger,
zat sedert een uur over eea omvangrijk
«■uk papier g «bogen, Haar frisoh gelaat,
dat rr tussoheo de zilverwitte haren bijna
jeagdig oit<ag, w s liobt rood gekleard, het
verstaod'g» bruine oog schitterde en een
s'il lachje »an bevrediging lag over den fij
nen mond, terwijl ze achterover in haar
stoel geleand het gesebrevene overlas.
Een kort, scherp kloppen a«n de deur, die
nsar de gang voerde, deed haar opzien. Zij
moest eerst een oogoublik tot ziob»elf ko
oi n eer zij bet teaken b greep en uitriep
Binnen 1 Èon goedeD morgen, dokter.*
De binnen'redende was een joviale dokter
van do oude school, die reeds aan do deur
don groet leide beantwoordde en op een
toon die geërgerd moest klinken, er direct
aan toa vo-gde:
„Reeds weder ean den arbeid f 6e moet
en vloog zoo hard als ik kon weg, alsof
ik vervolgd werd, om zoo gauw mogelijk
weg te komen.*
Weer ontstond er een lange, angstige
stilte.
Toen sprak de zoon verder»Eo zoo
ben ik nu tien jaar lang door de wereld
gegaan. Ik wilde boete doen, voor al het
verdriet dat ik u heb aaagedaan. Ik wilde
als een ander, als een beter mensch
teragkeeren.
„Gij zoudt niets van mij hooren, voordat
ik n vreugde en geluk kon meebrengen.
(,0, ik heb mij alle moeite daarvoor
gegeven, maar het w*8 alles vergeefs. De
vloek drukle mij.
ylk kon mijn volle levenskracht en
levenslust niet wederviuden.
„Ik ging innerlijk te gronde. En na
kom ik tot u als een gebroken man, en
smeek alleen, dat gij mij hier in vrede
laat sterven".
Scikkend omhelsde hij de oude vrouw,
die hem aau haar hart drukte, en toen
kwam ook de oude man en legde sprake
loos, z-geneud, zijn hand op het hoofd
van den weergevonden zoon.
Toen de oude Wille dea volgenden mor
gen de feestklok luidde, en het Paaschko-
rsal plechtig in de heilige stilte van den
ochtend weerklonk, zag da oude man naar
beneden op de wereld, dia prijkte in het
frissche lentegroen, hij vouwde da stijve
vingers en bad zacht
„Hemelsche Vader, ik dank U, dat ik
deze vreugde nog heb moge» beleven, en
ik hoop verder op Uw goedhrid, dat het
naar Uw wil geschiede, Amen 1*
Rotterdam, 28 Maait 1899,
No. 179.
Een, wat men zou kunnen Doemes
„opgewekt caféteveu" houdt de Maasstad
er niet op na. Zóó als men dat vindt in
de groote wereldsteden, óók in Amsterdam,
menschen die hun halve leven in koffie
huizen doorbrengen, vindt men 't in Rot
terdam niet. Alleen enkele uren van den
dag hebben de groote café's eenige drukte
't bitteruur, dut van drie tot zes daart en
vervolgens, met afwisselende levendigheid,
van acht tot één 's avonds. Om elf uur
stupt het gelukkig-getrouwde gedeelte op
en de vrijgezellen inet de brave mannen,
die hunne huwelijksplichtea niet zoo erg
hoog opvatten, blijven tot de keilnersom
kwart vdór ééu komen waarschuwen, dat
het op slag van éénen is
Stamgasten in de kat me zeggen
Duitsche beteekeuis van het woord
hebben alieeD enkele caié's die de renommée
hebbeD van héél lekker bier te tappen
de anderen verheugen zich in een niet
meer dan tijdelijk bezit vau zeer vaste
eliënlèle.
Ik behoef dat verschijnsel niet te Ver
klaren, ik constateer alleen. M sscbi«n
ligt de hoofdoorzaak iu het feit, dat de
Rotterdammersgéén gezellige menschen zijn.
Ze zijn ledorpsch en ze zijn te werkzaam.
Een man van wien men weet dat hij niets
een beetje meer rost nemen.
„Kom eens hier, waa'de vriond,* was
het antwoord, „en krik eens wat een zwaren
arbeid ik hier beb."
Dokter Sobraidt trad nu op de schrijftafel
tos en rag over den schouder der dame
met lijn kleine ondeugende oogjes in het
geschrift.
„Wat is dat na allemaal f* was wijn vraag.
„Ean nieawe graeiease uitvinding op het
gebied der mede-dwaasheid f Nu P1
„Dokter, ga zitten en lees."
Mevroww Dekboxr overhandigde bem bet
papier, dat op de wijze van een noiariëele
akte ingenaaid was en op walks omslag de
oude heer les„Out werp van een
versorgings fondr
„Wat is dat P* seide hij opkijkend. „Wilt
ge een volkskoffiehuis oprieh eo He was
te wensohen dat ean origineel* geest als de
uwe sich met zoo iets sou willen bezighou
den."
„Lees nu den heelen titel toch."
„Ontwerp van ten verzergingtfonds voor de
ondergeschikten der firma Lilly Delaboor."
De dokter sette fluks zijn bril tegen bet
veorhoo'd*
Wfc6t ge, mevrouw Dekbonr I* riep bij.
„Alle respact voor die wereldverbeteraars,
maar nw praotiscbe blik is mij liever I Na
dat ge den laidjes een zieken- en ocders'en-
ningsfonds h-bt helpen oprichten, wilt g
zoover els ik het begrijjien ken, ben ook
op den dsg van onderdon en hulpbehoe
vendheid zorgjn-vrij m-kt-n- Wanneer kan
ik bij n in dienst tredea, mevrouw
„Is dit nog wel noodig, mijn goeie dok
ter P* antwoordde zij lachend. „Zijt ge niet
reeds mijn baste en oudste vriend en
medearbeider, ven den d<g af dat mijn wio-
kel ja in het smalle steegje in de voors ad
werd geopend Heelt niet uw raad, nw
vri ndschap mijn onderneming stap voor
atap brgoieid P Waart gij het Diet P*
,Hè, bè Ophouden!* riep de oude h er,
terwijl hij de beide hadden tegen de ooren
hield. „Hond op mevrouw de meesteres, oi
ik verlang n«>g op s atnden voet deelgenoot
te wordnn iu de firma. Spreek me liever
over uwe stichting 1 Zj bevalt me."
uitvoert, geld heeft en in de kracht van
leven is, geldt iu Rotterdam als een won
der. Men „doet* toch ietsMen brengt
toch den dag niet door met fhneeren en
biertjes danken I Men steekt zijn geld ia
eea onderneming en men tracht wat meer
of wat minder te verdienen dan de
couponnetjes van de stakkeD, die men voor
ziio kapitaal koopt, telkenjare aangereo
Er zijn in Rotterdam gelegenheden
genoeg om zijq kapitaal in te steken en
zich iD te koopen als vennoot, werkend of
stil. Dan kan men zich zitten verhij-
ten in het slecht-gian van de zaken en de
feitelijke afneming vso zijn kapitaal, betreu
ren den goeien tijd van rustig couponnetjes
knippen en niets-doen, men is er in Rot
terdam een man door.
Ziker, een man voert iets uit. En wie
niets-dost geldt te d«zer stede niet.
Toen Dr. Van Eadeu hier zijn befaamd-ge»
worden nutslezing heeft gehouden, nam
men 't hem vootk! kwalijk dut hij zoo
smalend over opvatting van kapitaal en
rente sprak, alsof alle rente persé woeker
moet zijn. Men lachte toen hij erop wees,
dat het toch hensch niet aangas', te geloo-
ven, dat men twee rijksdaalders in een
doosje kan doen en trouwen laten en dat
die na een zekeren tijd esn jonkie zouden
krijgen in den vorm van een kwartje Maar
men lachte als een kiespijnhebbend mensch
lacht en men heeft van v.Eadeu's rede
verder geen notitis genomen, 't Was gewoon
onzin, rood men. En er is niemaud be
keerd.
Met dat al acht men toch niemand eeu
welgeaard Rotterdammer,die rustig en alleen
van zijn rente leeft eo jong genoeg nog
is om j/in zaken' te gaan.
Ik zei dus, dat er in Rotterdam geen
eigenlijk koffiehuisleven bestaat. Yóér de
schrijver van deze brieven trouwde, bracht
hij esn deel van zijn avonden nog al eens
in een café met vrienden door wie
zonder zonden is, enzoovoort maar een
stamcafé had hij, noch r zijner bekenden.
Hij trouwde, enkele bekenden trouwden,
en die ongetrouwd bleven dwalen nn nog
in verschillende inrichtingen voor den
iuwendigeD mensch rond. Hij is solide
geworden, hij slijt zijn avonden thuis en
bij zijn werkdat behoort immers zóó.
Maar nu deze week juist was hij een
poosje onbestorven weduwnaar en on
revient toujours S son premier imout
hij zocht zijn oude vrienden oog eens op,
nadat hij zich te voren behoorlijk had
laten inlichten wéér hij ze 's avonds
vinden kon.
De afspraak werd gemaakt in 't Zuid
aan de leestafel. Zóó noemt men hier
de lange meestal groenbekleede
tafel, waarop een niet al te groot aantal
eigen en vreemde dagbladen liggen en
waaraan men zitten gaat, oir te lezen en
te babbelen.
Zaterdagavond dus zat schrijver aan
dé leestafel, waaraan hij uit den aard
van zijnen werkkring, weinig groot nieuws
vit'den kon. Toch was er voor alle Rot
terdammers een belangrijke tijding. Onver
wacht en dus verrassend.
„Heb je 't gehoord 1*
I—n—8—
„H <t is een lieve ingsjjertschte van me; ik
koesterde re reeds langen tijd. Nu heb ik
raijn plan op papier gebracht es wil mijn
soon en dLns vriend Koliberg, die in die
zaken bijzonder ervaren zijn, nog eens over
mijns idééën spreken opdat eene gosde, prae-
tische regeling getroffen worde. Op den
vjjftienden Mei moet alles in werking
treden."
„Op den vijftienden Mei f' Wat is dat
voor een dag P*
„Herinnert ge a dat niet, waarde vriend
Het is dan vijfentwintig jaar dat mijn zaak
baataat."
De dokter sette een zoar verheugd ge-icht.
Vijt-ea-twintig jaar," rirp hij, „W8*r-
aehtig, men vergeet menigmaal dat m-n een
oude, hulpeloose grjjaaard wordt."
Die de jeogd door sijn frisohheid van
geest en levenslust beschaamd doet staan,"
voegde mevrouw Delaboor er aan toe
„8 ilte! stilte I Dus werkelijk viif-eo-
twintig jaar; h«t is nauwelijks te gelooven.
Het is mij, aisof her gisteren is gebeurd.
Ik zie u nog iu d n winkel staan tnesoben
die geurende bloemen. Gij droegt loan-
ma ils een mooi kleedje van eigen vinding,
zacht roae. Gij sa»gt er wondersonoon
uit 1
„Ik was gelukkig en de gelokkigsten
schijnen steeds het mooist. Voor de eerste
maal alond ik op eigen, zelfontgosnen
•errein; voor mij lag de toekomst mat al
hasr goede verwachtingen hat was een
zalige dsg voor mjj."
„Gelooft ge dsn voor mij niet f' viel de
dokter hier in. „Ik zag verwonderd nsar
al dm heerlijkheden, io wier midd <n ga
als een sprcokj sfee pniktet. Ik h d echter
niet lang tqd te bewonderen, want doo- al
he» schoons aangelokt kwamen er spoedig
dames Toen deukte ik mij bescheideD in
•-en hofkje en luisterde aandachtig naar
het gesprek dier koopsters en dan sloop
ik den wiokel uit en giDg san de ecdere
zijde v n da straat s aan en krek naar de
groo'e gouden letters warrmede de firma
zich presenteerde. En don 11
„Dan ginet ge naar de couranten m liet
ze wonaeidiogcn bt.rieb.er, ovtr de nkuwe