Bneyen lil de Maasstad,
Zondag 30 APRIL 1899.
43ste Jaargang Uo. 3411.
UIT HET SLIJK.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Ruischende dansmuziek lokte de jeugd
f3o het dorp Airoio iu het kanton Tessino
n>»r de h rberg. Snel verzamelden zich
in de lage kamer de jonge msisjes, gekleed
gis Zwitserzch) bruidje», d« jongens met
de veer op den grijzen vilthoed. En nu
dwarrelden de paren rond, somwijlen krach
tig op den grond stampend, zooals dat in
hun laudelijken dans te pas kwam en van
vreugde luid juichend.
De meisjes w<ren bijna allen mooi, met
donker haar en blauwe oogenslechts eene
van hau zag er uit als kwam ze uit een
ander land. Heetlijk rood haar goltde om
haar gelaat, wairuit een paar bijna zwarte
oogen straalden, en hetzelfde contrast met de
anderen toonds ook het wezen van dit schoo
ns, maar arme dorpskind. Maria L .uii, of
Marietla zooals men haar noemde, was nu
eens uitgelaten vroolijk, dan weer eens
zwaarmoedig. Dan kon ze urenlang op de
punt van een rotsblok sitten en met
klinkende stem Itiliaansch3 of Zwitsersche
liedjes zingen, om dadelijk daarna als een
kobold op de bergen rond te springen en
heur haar met donkerblauwe bloemeD
tooiend.
Ofschoon ze het eenvoudigst gekleed
was van allen, was ze toch de schoonste.
De jongens verdrongen zich om haar heen
en een ieder wilde met haar dansen. Uit
den eenen arm snelde ze in den anderen,
daarbij raakte hsur haar los en de golvende
lokken omgaven haar als een koningsmantel.
„Fiamim!" riep een;Italiaan. „Fiamettsl'
„Zoo wil ik heeteu juichte Maria, „ik
zou willen flikkeren als een vlam,en draag
daarom ook gaarne haar naam."
En weder draaide zij zich met wilde
gratis om. Toen zij een oogenblik later
rustte, trad een jongeling op h<ar toe, die
tot dusverre had toegekeken. Onder al de
gloeiende gezichten, zag het zijne er dubbel
bleek en ernstig uit. Het eenige schoone
daarin waren die schitterende blauwe oogen.
Paul Bernhard was uit Airoio afkomstig
en was aan de Gotth&rdspoor aangesteld
hij bezat aeuig vermogen en een aardig
huisje.
Met bewondering zag hij het schoone
meisjs atu en vroeg: „Mtsrielta, schenk
mij e°n dans."
„Jou I" ri*p ze spottend lachend, „jij
kunt niet dansen. Jij jij maukpoot 1"
Een bloedstroom steeg den jongen tnan naar
het gelaat. „Ik zal je bewijzen, dat ik
dansen kan mompelde hij en rukte haar
in zijoe armen.
Als een stormwind joeg hij met het
meisje door de zaal. Men zsg er inderdaad
niets van dat zijn eene voet wat nasleep-
te, wat men anders bij het loopen van Paul
heel goed bemerkte. Éindelijk liet hij haar
los. „Nu, kan ik dansen, of niet?" vroeg
hij boos.
„Ja, je kunt hetriep zv stralend, „en
beter dan een der anderen. Laat ons het
nog eens doen.*
Wild klopte zijn hart, toen hij het
Aha 'dacht mijnheer Delabour, zekerde
tweede'jvrouw van den ouden heer Wiese. Die
raadsheer heeft voor den drommel geen
slachten smaak. „Zeer veel eer, mevrouw!"
was zijn antwoord, vergezeld van eene
buiging.
Hierna mazkte hg een kleine pauze en keek
naar zijn gladden cylinder, dien hij op zijne
knieën heen en weer schoof. Mevronw
Mörvins vond zoodoende gelegenheid, hem
ongestoord aan te zien. Een mooie jonge
man, zeide zjj bij ziohzelve. Wat zou hij
(och willen F Wellicht een klein avontuur
Dat zon verrukkelijk zijn! Zjjn naam had
ze buiten niet goed verstaan, maar dat deed
er niets toe.
Ik ben een weinig verlegen, mevrouw,
benon hij nu weder. „Ik heb een opdracht
gekregen, die, ik beken het rondnit, van zeer
kieschen aard is. Wanneer ik het ongeluk
sou hebben, n daardoor boos te maken, dan
vraag ik u bij voorbaat: laat mijn persoon
dat niet ontgelden."
Deie inleiding deed de nieuwsgierigheid
van het vronwtje nog grooter worden, iets
ergs kon bet Diet zijn, daarvoor zeg «J dmn
mijnheer niet aan. Hare smachtende blik
ken gaven hem de bij voorbaat reed» ge
vraagde vergiffenis.
„O mijnheer," zeide zij.
„Laat mij met den zeer gebrnikelijken, maar
tevens waren zin beginnen,ging hij hierop
voort, „dat slechts eene verbintenis vaD ge
lijke elementen een gelukkig verloop waar
borgt al is dit bij vele zaken zoo, toon
vcoral is dat waar in het huweljjk. Heb ik
geen gelijk, mevrouw F"
„O zeker antwoordde mevronw Mor-
vins. Zij duoht aan haar onuitstaanbzren,
brongnurigen man en aan haar eigen levens
zrnhts lijf van het meisje tegen zich aan
drukte, toen hij het roode haar met de
lipp n au,r akte. Hij had Marietta lief zoo
lang hij hsar reeds kende. Verge.efs had bij
echter op een teeken van liefde van haar
kant gewEcht. Zij behandelde hem even
koel als vele anderen, ja bespotte ham
over zijn kalmte en noemde hem een ze
depreker,die het haar niet gunde dat ze vroo
lijk leolde, E;i toch maakte zijn mannelijks
ernst indruk op haar, toch luisterde zij
aandachtig wanneer hij in hartstochtelijke
woorden de mooie natuur schilderde, die
hij zoo dikwijls doorreisde. Nooit mengde
hij zich in de ruzie die de anderen zoo
dikwijls hadden Marietta erkende, dat hij
den anderen de baas was, dat hij boven hen
stond, maar juist dat was haar dikwijls
onsangenanm.
Voor de eerste mial gunde zs hem nu
een vrieLdelijkeu blik en dat wekte een
hoop in zijn anstig hart. Maar hij mosst
zich hsar gunstige opinie omtrent hem ten
nutte maken, wellicht bracht dit moment
hem het verwachte geluk.
„Mariette", riep Paul. „Gij hebt gezien,
dat ik een starten arm heb, om je te lei
den; word mijne vrouw."
Toornig tukte zij zich van hem los.
„Ben je gek geworden? Ik mag je in 'l
geheel ni t
„Maiistta liep hij smartelijk. „Hoe
kunt ge zoo wreed zijn Ik heb je onein
dig lief en wil je een leven zonder zorgen
geven."
„Eu mij over mijn vroolijkheid schel
den Neen, neen, ik ben een vlam en
behoor niet in een stil huis.'
„Die vlam zal miju hois verlichten I
Ik wil wachten, ontneem mij niet de hoop."
Zij sUmpt» met den voet. „Laat me
met vrede. Bij miju „neen* blijft het!"
„En kan u niets bewegen
Toen lachte ze spottend. Ik ben vasten
sterk als de Monte Sasso daarboven.Komt die
naar beneden welnu, dan zal ik j',
vrouw worden."
„Ge weet wel, dat dit onmogelijk is,"
zeide hij treurig, „waarom voegt ge bij
uw hard neen oog hoon en spot? Doch
beloof me, da», als ge eens in nood vei-
keert en ge een vriend noodig hebt, ge dan
om mij zult roepen.'
Weder klonk een spottend gelach. „Goed,
goad, koin ik in t-llsndv, blijf ik ia bet
slijk steken, dan moogt gij mijn redder
zijn."
Met doodsbleek gelaat keerde hij zich
om en ging been. Msriett» ging weder
dansen, nog hartstochtelijker en wilder d»D
zooeven, om plolstfling al haar dansers in
den steek te lalen, naar huis te snellen en
daar aan de voetsu hater moeder knieleed
in h ftig weenea uit te barsten. Waarom
Mariet'a wist het zelve niet.
De zomer ging voorbij, de herfst met
zijn droeve dagen eveneens, en de winter
versierde met een glinsterende kroon van
sneeuw en ijs den ouden reus,den St. Gott-
hard. Paul Bernhaid liet zich maar zelden
iu het dorp zienzijn plicht hie'd hem
meestal ver daarvan, en de weinige uren,
dat hij rust bad, bleef hij in zijn huisje.
lustig persoontje, dat zoo weinig bij hem
paste.
„Ik verheug mg er zeer over, dat gij mij
daarin gelijk geeft, mevrouw," nam hij ver
der het woord, om met een handige wen
ding op het eigenlijke thema Ie komen.
„Zeker verschil in leeftijd en tempera
ment mag men gemakkelijk kunnen goedma
ken, wanneer de beide eohtelieden elkander
liefhebben, maar wat nooit goed te krijgen
is, is 't verschil in maatschappelijke posi
tie, het verschil in opvoeding en stand. Dan
zal er steeds een ondempbare kloof blijven
bes aan tn een huwelijk gesloten tnsschen
twee zulke verschillende personen, zal steeds
een ongelukkige eoht *ijn."
Mevr. Mörvins zat als versuft daar.zij begreep
in 't geheel niet, waar deze elegante mijnbeer
heen wilde,maar hij sprak 100 mooi, zoo rid
derlijk en maakte zulk een Toornamen indiok,
dat zij er door getroffen was.
„Gij schijnt 't niet met mij eens te zijn,
mevrouw," vroeg hg, door haar zwijgen
eenigermate van de wijs gebracht.
„O, zeker, geheel en al, mijnheerIk
ben geheel en al van uwa meening, gij hebt
naar mjjn hart gesproken-"
Hij stond op, trad voor haar, greep baar
hand en kuste die, waarover zij heftig
bloosde, een kleur wisseling die haar nog
bekoorlijker maakte.
Een lief vrouwtje, dicht Georgr Delabour,
en geheel door mij ingepalmd.
Op zijn plaats terugkeerend, zeide hij
„Ik dank u van harte, mevrouw. Ik zie,
dat we elkaar heel goed begrijpen. Laat
mg dan ook hopen, dat ge al uw macht
zult aanwenden, om mejuffrouw u®e doch
ter bet bedenkelijke, ja, onnatuurlijke van
ean dergelijk huwelijk aan ha» verstand te
brengen. Ik ben tan ganschef harte over
tuigd van de meer dan uitstekende eigen
schappen der jonge dame, dat weet do
hemel, waar alleen
Nu ging de mooie mavrouw Morvios een
jicht op Da interessante jongeman had
b>j de Wiese's moeten zijo en had aan de
verkeerde d-ur gescheld
Ah," viel ze bem in do rede. „Er heeft
hier seker een misverstand plaats 1 Gg
BANT.
Msrietta's weigering had hem zeer veel
leed gedaan en hoezeer hij er ook naar
verlangde om hasr te zien, toch trachtte hij
haar niet te ontmoeten, wat zekerlijk
de smart nog zou hebben verhoogd.
Ook Mi riet ta ging ham schuw uit den
weg. Troffen zij elkaar toevallig aan, d«n
verfde een warme gloed hair schoon ge
laat dadelijk daarna hoorde hij haar een
ondeugend spotliedje zingen.
Wel had bij de hoop opgegeven, haar
nog eenmaal te zullen bezitten, docb de
liefde voor haar kon hij toch niet uit zijn
harte rukken, en dikwijls plukte hij boven
op de bergen bloemen, bond daarvan een
ruiker en hing dien aan hair deur. Met
smartelijke vreugde zag hij, dit zij zich
dan met die bloemen tooide, wanneer zij
naar een feest ging. Of ze zou denken,
dat ze van hem waren
Aan den dars gaf ze zich met denzelf
den ha.'tstocht over, maar steeds dwaalden
haar oogen koekend langs de rijen jonge
mannen en dan gleed een uitdrukking
van teleurstelling over haar gela.t. Zij
zong zelden meer, zat urea lang op een
klein bankje »au de voeten van hare moe
der, en hare wangen werden smal.
Ia vredige stilte vierden de bewoners
vsn Airoio het Kerstfeestia ieder huisje,
in iedere hut brandde een kerstboompje.
Maar de moeder van Mariett» had haar
dochter niets te schenken, en Marietta
dacht ar aan hoeveel geschenken Paul
haar zou hebben gegeven als ze nu zijn
vrouwtje was geweest. Da andere jongens
dansten gaarne met haar, maar geen enkele
dacht er aan, een zoo arm meisje te
trouwen.
Maar Marietta votlde nog geen berouw
over hare waigeriog, o neen
Op een goeden dag tusscheo Kerstmis
en Nieuwjaar wandelde zij langs de dorps
straat. Hare oogen ruBtten onbewust op
die plaats van da bergeD, waar de trein
ZQchtend eo steunend den tunnel uitstooin-
de Daar - had ze goed gezien
Daar bewoog zich de berg, daar stoitte
een dssl naar beneden, en nog eeu deel
Mirietta's hart stond stil van schrik, om
dan met koortsachtige hsast te hameren.
Wanneer het rotsblok juist den trein had
getroffen, wanneer Paul 1
Zij ging den ganschen dsg niet in huis,
steeds stond ze midden ouder de men
sehen, die over da gevolgen van da berg-
storting spraken, ea zij haalde eerst weer
verlicht adem toen tegen den avond een
spoorwegbeambte het bericht deed, dat de
trein geen schade had geleden, 's Nachts
sliep ze niet en plotseling moest ze luid
lichen. Wat ze zoo spottend had gezegd
«as gebeurd: de Moi to Sasso had zich
bewogen, had een stuk van zich naar de
diepte geworpen. Hoe, wanneer Paul haar
na eens bij baar woord hield Hat bloed
steeg hair gloeiend naar de wangen; zij
wist niet, of 't van vreugde of van angst
was. Maar de eene dag ging na den
anderen zonder dat Paul iets van zich liet
hooren, en toch wist ze, dat bij een heelen
dag in Airoio had doorgebracht.
Februari kwam met zijn voorjaarswarm-
te; weder heette het op een avond „De
Monte Sasso beweegt zich." „Hg zal ons
gelooft zeker mevrouw Wiese vcor u Ie
hebben
Gcorge Delabour ontstelde.
„Ja zeker," zeide bi) verbluft. „Zijt gij
niet F"
„Neen, ik ban mevrouw Mörvins.4
DrommelsDat was gekWat had hg
me daar een domheid begaan 1 Wat na
Hij lachte verlegen, haalde esn paar maal
diep adem. Ja, het hielp niet, bij moest de
zaak van de goede tijde opnemen.
Hij stond opnieuw op, na vriendelijk
lachend. Mevrouw Mörvins was eveneens
opgestaan.
„Mijn waarde mevrouw, het ongeluk is
gebeurd. Wat is er aan te doen F Daar gij
nu toch, zonder het te willen, madeweots^er
van de geschiedenis zijt geworden, zult ge
ook zeker wel mjn bondgenooie willen zijn F
Ik neem bij voorbaat reeds aan, en verg'S
ma daar zeker niei in, dat ge van alles meer
dan op de boogte zijt. Als buurvrouw en
zeker ook als vriendin der familie, zult ge,
zonder twijfel, gelegenheid genoeg hebben,
mijn zooevan uitgesproken en door n gedeelde
overtuiging zelve aan het rechte kantoor
te doen hooren. Wilt ge mij bjjstaan F®
Zij reikte hem de band.
„Van birte gaarne."
Weder boog hg ziob over de kleine, witte
hand en kaste deze niet zonder warmte.
Daarna snelde hij, het gelaat zooveel mogelijk
door zjjn hoed beschadawend en den kraag
hoog opzettend, bet huis uit.
De alle3 doordringende *euk van bet
reukwater waarmede bij zijn zakdoek en
handschoenen placht te parfumecren,
was nog niet verdwenen toen de expediteur
Mörviu» zelf thuiskwam, zooals steeds boos
en mopperig. Hg sperde dadelijk de neus
vleugels en rook.
„Wat is dat F" zeide hij- „Wie heeft hier
de lucht in do kamer zoo verontreinigd F
Zijn vrouw baalde de schouders op zon
der iets te antwoorden.
„Krijg ik eindelijk antwoord F" riep hg,
reeds half ra-end.
,Ik ruik niets."
„Zoo F Buikt gg niets F
Zijn ijverzucht werd wakker geschud.
darp vernietigen,' zeiden eenigen en sloe
gen het met eigenaardige onverschilligheid
gsde, hoe de groote rotsklompen loswerk
ten en met vreeselijk gekraak van een
hoogte van 1400 Meter Dterploften, Maar
noch het dal, noch de spoorbaan werden
tot dusverre getroffen.
Marietta dwaaldv in de grootste opge
wondenheid rond en slechts de dringende
beden van hare mosder, om haar toch niet
alleen te laten, bonden baar aan
buis. Nu z.t ze onbeweeglijk san het
kleine venster en zag naar de dreigen
de rotsblokken omhoog op, waar
de sneeuw begon te smelten. Zij had er
geen erg in, dat het water den bodem
verbrokkelde, en zij schreeuwde hst uit,
toen juist op eenigen afstand van bet
huisje machtige steenklompen net dreigend
geweld ueersmakten. Splinters en vuil vlo
gen tegen het venster en dreven het be
angstigde meisje naar den lennatoel der sid
derende oude vrouw. Mtt wijd geopende oo-
geu zag ze nn onophoudelijk beken vuil wa
ter van de bergen stroomen.
„Moeder, we moeten weg, wij ver
ongelukken hm!"
Maar onmogelijk was het, de vaD schrik
half verlamde oude weg te krijgen.
„Zoo God wil! zoo Gid wil!' mompel
de zg onophoudelijk. Marietta rukte
d« deur open, daar stroomden water en slijk
het huisje binnen; steeds hooger steeg d«
vuile vloed daarbuiten en droeg balken en
ontwortelde boomeD op zijn rug.
Esn naamlooze angst greep h»t meisje
aan. O, slechts niet stikken, niet om
komen in het slijk Haar huisje lag zoo
ver van de andere verwijderd. Niemand
zou baar te hulp komen.
Diar kwam eeu measch in groote haast
aangesneld, ofschoon zijn gang waggelend
en onregelmatig was. Marietta werd doods
bleek; zij had Paul herkend. Maar dan
doorstroomde haar hart eeu zalig gevoel
hij zal ons redden en zij schreeuwde in
haar angst: „Paul, Paul, help ons 1"
Met groote laarzen aan waadde deze
langzaam door den poel. Zijn gelaat was
donkerrood gekleurd van inspanning zon
der een woord te zeggen hief hij Marietta
op, om haar weg te dragen. „Eerst moe
der smeekte zij.
Ea dan nam hij de oude op zijn schou
ders, en bracht haar naar eeD hooger ge
legen plaats.
Reeds reikte het vuile water hem aan
het middel toen hij tot Marietta terug
keerde.
„Marietta, Marietta'! stamelde hij, „gij
hebt mij geroepen c
„Ja, vanuit 't slijk riep ze halt
lachend, half snikkend, „en, de Monte
Sasso heeft z;ch bewogen, en ik heb me
tot jou gewend
„Werkelijk, Marjettr Eu is htt niet
slechts het gevaar, de doodsangst die je
zoo doet spreken
Toen sloeg zij haar armen om zijn hals en
fluisterde blozend „Ik heb je steeds lief
gehad en slechts uit trots stiet ik je van
me. Gelooft ge mij niet, laat me hier
verongelukken, maar, kus me eerst, daardoor
wil ik je zelfs miju dood te danken hebben.'
Hij kuste haar, hief haar juicheud op
„Iï zeg je, dat er een vreemde in de
kamer is geweest, en dat wel," en hier
stormde hij reeds op zijn vrouw af „en
da» wel een man."
Zij waehtle hem af zonder de oogen neer
te slaan,innerlijk lachte zij hem hartelijk uit-
„Zeker," zeido zij droogjes, „het was een
heer."
„Waarom zegt ge mij dat niet dadelijk F
Waarom wilt ge hst voor mg geheim
honden F4
„Ik geheim honden F Ik denk er niet
aan F Hos zon ik daartoe komen F*
Hij maakte zieh hoe langer hoe booser.
Hij stond in iiehte laaie vaD jeloeue-
„Neen maar, die is sterk!" schreeuwde
hij. „Nn wilt ge het iooehenen, dat ge mij
eerst geen antwoord hebt gegeven. Maar
ik zal je toonen dat ik baas in bnis ben."
Zij barstte in Lchen uit.
„Lsoh niet!" snanwde bij. „De last zal
je spoedig vergaan- Wie was die
heer F Antwoord 1"
„Ik ken hem niet.4
„Haar in den hemel 1" brulde Mörvins.
,Jg kent hem nietFVronwl Wijf! Wanneer
ge niet oogeDblikkeljjk zegt wat het voor
een meDseh is geweest, met wieu gij hier in
mijoe afwezigheid Heer in
den hemel! Wijfl"
Hij liep als een doffe stier de kamer op
en neer. Nn was het oogenblik daar. De
aardige vronw wierp ziob op een stoel,sloeg
de handen voor het galaat en begon harts
tochtelijk te snikken en te weenen, dat het
een steen zon hebben vermnrmd.
Een tijdLng boorde Mörvins zwijgend toe.
Hij was, niet alle mogelijke respect, een onde
ezel. Zoo dikwijls *g dit middel aanwendde
werkte het tegen zijn woede als een
kood-water-bad.
Hij begon week te worden, kanwdo op zijn
knevel, hoestte, als was hem iets in de ke»l
blijven steken, en begon opoieHw zijn W-in
deling door de kamer. Eindelijk bleef bij
voor haar staan en zeide knorrig
„Noa ja! Nou ja 1 Wa' is er nn dadelijk
weer te huilen! Nou ja I
Dat w is nog niets, op da knieën moest
bij, Haar snikken werd erger, het sehokksn
zijn schonders en droeg haar, droeg haar
verder tot aan zijn hnisjp, wasr bij haar
Rfierzett», en ademloos bijna riep hij„Ik
heb mij mijn bruid, mijn geluk gehaald
uit het slijk 1"
Rotterdam, 26 April 1899.
No. 181.
Als het waar is, dat na een goeden donder-
storm mooi stil weer volgt, dan hebban we
heel wat lieve rust in onzaD gemeenteraad
te wachten.
Want 't is er in dit administratieve
lichaam in de laatsts bijeenkomsten vaak
heel ruw toegegaan.
De laatste verkiezingen hebben in onzen
raad elementen gebracht, die er een kleur
aan gaven, welke hem ietwat doen gtlijken
op een parlement, sociale en politiake kleur.
Vóór de kieswet-Van Houten bleef de raad
samengesteld uit elementen van hoogmo
gendheid en invloed; er was een bepaalde
categorie v»n mannen, die door usanca
aangewezei waren den raad te vormen en
die feitelijk niet meer deden dan te prij
zen wat Burgemeester en Wethouders na
veel overleg zoo goed waren t* wijzen.
O, zeker, het waren veelal knappe, in
telligente mannen, maar het was eenmaal
geen gewooite, met B. en W. te kibbelen,
't Kwam althans heel zelden voor, dat er
een ernstig conflict ontstonder werd eens
wat over den vorm gepraat, er werd wel eeDS
een amendsmeut gesteld op een voorstel
vaD B. en W., een heel enkelen keer kwam
er eens een interpellatie los en een voor
stel uit den raad was een unicum. Burge
meester en Wethouders bestuurden en de
raad stond hen, omdat de wet het zeo
wil en nasr den vorm allóén, daarbij ter
zijde. Het was een goade, rustige tijd ea
de zaken gingen naar bthooren.
Maar wat heeft de kiesrechtuitbreiding
daarin veel veranderd f Een andere klasse
kiezsrs had haar eigen vertegenwoordigers
noodig, er werd een werkman gekozen, et
telijke winkeliers kregen zitting en dit
meer democratisch element bracht algeheele
wijziging is de werkmanisr van den raad.
De nieuwe laden vatten hun taak s;er
ongewoon op. Een stelsel van zrlf-oDder-
zoek ontstond.
De burgerij heeft ons een mandaat ver
leend, redeneerden de nieuwe leden, en
dit mandaat legt oris andere verplichtingen
op dan eenvoudig zitten in de ra»dz»al en
stemmen.
Ik stel mij een goed raadslid van een
dorp of plattelandsgemeente altijd voor als
iemand, die zich gemoedelijk in zijo be
trekking gewichtig votlt, die minstens
eenmaal in d8 week de gemeente eens
doorloopt en d«n boel inspecteert om, zoo
noodig, in de volgende raadszitting te kla
gen over een verzakking van de straat,
over het niet branden van een lantaren op
een kruisweg, over een overtreding van
een verordening, over de noodzakelijkheid
van straatbesproeilng allemaal kleinig
heden, maar die toch dingen van belaDg
zijn in 't klein gemeentsleven.
Zóó zijn enkelen van de nieuwe raads-
rnet d;< schonders was niet om aan te zien,
het wss verschrikkelijk.
„Non ja, Mietje! Wees maar weer goed I
Non ja
Hij trachtte haar handen van haar gelaat
weg te trekken.
„Mietje 1 Mietje 1 Wees maar weer goed I
Toa!"
Altoos nog te weinig.
Na boog bij zich voorover en jammerde:
„Aoh God, wee* maar weer goed. Mjjn
lief poppatjeWees goed op je manIk
koop je dan die mooie broehe, weet je Miet
je, die ja soo mooi vondi. Ja, zal ik
Ziezoo, nn was hjj zoover als ajj hem
hebben wilde. Genadig knikte sij, altoos
nog met de handen voor het gelaat, waar
op bij, heel gelukkig, traohtte de handen
weg te trekken, ditmaal met beter gevolg.
Na sloeg hij als een teerhartig geworden beer
sijn grove armen om haar bals en wild*
haar kussen. Maar sjj weerde hem ut.
„Je koopt de broehe toeh nietsnikte rij.
„Jawel, Mie'je Ik zweer je, dat ik die
koop. Kgk eens, daar heb je er een twin-
tig-m-rkstnk voor.4
Hij haalde de beurs nit den zak, nam
er het g.lds nk nit cd legde het voor zieh
op tafel. Zij nam het als nit aardigheid in
de band en laohte bem door haar iranen toe.
„Zolt ge mjj dan niet meer zoe vreeselijk
kwellen F"
„Vergeef mij, Mietje," smeekte hij.
De vrede was gesloten.
VII.
Raadsheer Wiese ging weer geregeld naar het
bureau; bet was na ean iijdenstijd voor hem.
Het scheen hem tos, als w«s bij in den ban
giduan, en zijn gevoel bedroog hem niet.
In de burtsaox van het gerechtsgebouw
gingen duisters geruchtenDe raadsheer
Wi689 heb* ga het reeds gehoord F
Ja, jij ook F -Wat je *egt —Ja F wal is er
eigenlijk gebeurd F Men zegt hg
«al - O zoo I 1
Niemand wist iets vekers, maar alleD ver
onderstelden iets heel ergs. Bij was bij den
president geroepen eo was geknakt terngge-
komen, en ging sedert zwijgende zijns weegs.