Bneyen lil de Maasstad, Zondag 30 APRIL 1899. 43ste Jaargang Uo. 3411. UIT HET SLIJK. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Ruischende dansmuziek lokte de jeugd f3o het dorp Airoio iu het kanton Tessino n>»r de h rberg. Snel verzamelden zich in de lage kamer de jonge msisjes, gekleed gis Zwitserzch) bruidje», d« jongens met de veer op den grijzen vilthoed. En nu dwarrelden de paren rond, somwijlen krach tig op den grond stampend, zooals dat in hun laudelijken dans te pas kwam en van vreugde luid juichend. De meisjes w<ren bijna allen mooi, met donker haar en blauwe oogenslechts eene van hau zag er uit als kwam ze uit een ander land. Heetlijk rood haar goltde om haar gelaat, wairuit een paar bijna zwarte oogen straalden, en hetzelfde contrast met de anderen toonds ook het wezen van dit schoo ns, maar arme dorpskind. Maria L .uii, of Marietla zooals men haar noemde, was nu eens uitgelaten vroolijk, dan weer eens zwaarmoedig. Dan kon ze urenlang op de punt van een rotsblok sitten en met klinkende stem Itiliaansch3 of Zwitsersche liedjes zingen, om dadelijk daarna als een kobold op de bergen rond te springen en heur haar met donkerblauwe bloemeD tooiend. Ofschoon ze het eenvoudigst gekleed was van allen, was ze toch de schoonste. De jongens verdrongen zich om haar heen en een ieder wilde met haar dansen. Uit den eenen arm snelde ze in den anderen, daarbij raakte hsur haar los en de golvende lokken omgaven haar als een koningsmantel. „Fiamim!" riep een;Italiaan. „Fiamettsl' „Zoo wil ik heeteu juichte Maria, „ik zou willen flikkeren als een vlam,en draag daarom ook gaarne haar naam." En weder draaide zij zich met wilde gratis om. Toen zij een oogenblik later rustte, trad een jongeling op h<ar toe, die tot dusverre had toegekeken. Onder al de gloeiende gezichten, zag het zijne er dubbel bleek en ernstig uit. Het eenige schoone daarin waren die schitterende blauwe oogen. Paul Bernhard was uit Airoio afkomstig en was aan de Gotth&rdspoor aangesteld hij bezat aeuig vermogen en een aardig huisje. Met bewondering zag hij het schoone meisjs atu en vroeg: „Mtsrielta, schenk mij e°n dans." „Jou I" ri*p ze spottend lachend, „jij kunt niet dansen. Jij jij maukpoot 1" Een bloedstroom steeg den jongen tnan naar het gelaat. „Ik zal je bewijzen, dat ik dansen kan mompelde hij en rukte haar in zijoe armen. Als een stormwind joeg hij met het meisje door de zaal. Men zsg er inderdaad niets van dat zijn eene voet wat nasleep- te, wat men anders bij het loopen van Paul heel goed bemerkte. Éindelijk liet hij haar los. „Nu, kan ik dansen, of niet?" vroeg hij boos. „Ja, je kunt hetriep zv stralend, „en beter dan een der anderen. Laat ons het nog eens doen.* Wild klopte zijn hart, toen hij het Aha 'dacht mijnheer Delabour, zekerde tweede'jvrouw van den ouden heer Wiese. Die raadsheer heeft voor den drommel geen slachten smaak. „Zeer veel eer, mevrouw!" was zijn antwoord, vergezeld van eene buiging. Hierna mazkte hg een kleine pauze en keek naar zijn gladden cylinder, dien hij op zijne knieën heen en weer schoof. Mevronw Mörvins vond zoodoende gelegenheid, hem ongestoord aan te zien. Een mooie jonge man, zeide zjj bij ziohzelve. Wat zou hij (och willen F Wellicht een klein avontuur Dat zon verrukkelijk zijn! Zjjn naam had ze buiten niet goed verstaan, maar dat deed er niets toe. Ik ben een weinig verlegen, mevrouw, benon hij nu weder. „Ik heb een opdracht gekregen, die, ik beken het rondnit, van zeer kieschen aard is. Wanneer ik het ongeluk sou hebben, n daardoor boos te maken, dan vraag ik u bij voorbaat: laat mijn persoon dat niet ontgelden." Deie inleiding deed de nieuwsgierigheid van het vronwtje nog grooter worden, iets ergs kon bet Diet zijn, daarvoor zeg «J dmn mijnheer niet aan. Hare smachtende blik ken gaven hem de bij voorbaat reed» ge vraagde vergiffenis. „O mijnheer," zeide zij. „Laat mij met den zeer gebrnikelijken, maar tevens waren zin beginnen,ging hij hierop voort, „dat slechts eene verbintenis vaD ge lijke elementen een gelukkig verloop waar borgt al is dit bij vele zaken zoo, toon vcoral is dat waar in het huweljjk. Heb ik geen gelijk, mevrouw F" „O zeker antwoordde mevronw Mor- vins. Zij duoht aan haar onuitstaanbzren, brongnurigen man en aan haar eigen levens zrnhts lijf van het meisje tegen zich aan drukte, toen hij het roode haar met de lipp n au,r akte. Hij had Marietta lief zoo lang hij hsar reeds kende. Verge.efs had bij echter op een teeken van liefde van haar kant gewEcht. Zij behandelde hem even koel als vele anderen, ja bespotte ham over zijn kalmte en noemde hem een ze depreker,die het haar niet gunde dat ze vroo lijk leolde, E;i toch maakte zijn mannelijks ernst indruk op haar, toch luisterde zij aandachtig wanneer hij in hartstochtelijke woorden de mooie natuur schilderde, die hij zoo dikwijls doorreisde. Nooit mengde hij zich in de ruzie die de anderen zoo dikwijls hadden Marietta erkende, dat hij den anderen de baas was, dat hij boven hen stond, maar juist dat was haar dikwijls onsangenanm. Voor de eerste mial gunde zs hem nu een vrieLdelijkeu blik en dat wekte een hoop in zijn anstig hart. Maar hij mosst zich hsar gunstige opinie omtrent hem ten nutte maken, wellicht bracht dit moment hem het verwachte geluk. „Mariette", riep Paul. „Gij hebt gezien, dat ik een starten arm heb, om je te lei den; word mijne vrouw." Toornig tukte zij zich van hem los. „Ben je gek geworden? Ik mag je in 'l geheel ni t „Maiistta liep hij smartelijk. „Hoe kunt ge zoo wreed zijn Ik heb je onein dig lief en wil je een leven zonder zorgen geven." „Eu mij over mijn vroolijkheid schel den Neen, neen, ik ben een vlam en behoor niet in een stil huis.' „Die vlam zal miju hois verlichten I Ik wil wachten, ontneem mij niet de hoop." Zij sUmpt» met den voet. „Laat me met vrede. Bij miju „neen* blijft het!" „En kan u niets bewegen Toen lachte ze spottend. Ik ben vasten sterk als de Monte Sasso daarboven.Komt die naar beneden welnu, dan zal ik j', vrouw worden." „Ge weet wel, dat dit onmogelijk is," zeide hij treurig, „waarom voegt ge bij uw hard neen oog hoon en spot? Doch beloof me, da», als ge eens in nood vei- keert en ge een vriend noodig hebt, ge dan om mij zult roepen.' Weder klonk een spottend gelach. „Goed, goad, koin ik in t-llsndv, blijf ik ia bet slijk steken, dan moogt gij mijn redder zijn." Met doodsbleek gelaat keerde hij zich om en ging been. Msriett» ging weder dansen, nog hartstochtelijker en wilder d»D zooeven, om plolstfling al haar dansers in den steek te lalen, naar huis te snellen en daar aan de voetsu hater moeder knieleed in h ftig weenea uit te barsten. Waarom Mariet'a wist het zelve niet. De zomer ging voorbij, de herfst met zijn droeve dagen eveneens, en de winter versierde met een glinsterende kroon van sneeuw en ijs den ouden reus,den St. Gott- hard. Paul Bernhaid liet zich maar zelden iu het dorp zienzijn plicht hie'd hem meestal ver daarvan, en de weinige uren, dat hij rust bad, bleef hij in zijn huisje. lustig persoontje, dat zoo weinig bij hem paste. „Ik verheug mg er zeer over, dat gij mij daarin gelijk geeft, mevrouw," nam hij ver der het woord, om met een handige wen ding op het eigenlijke thema Ie komen. „Zeker verschil in leeftijd en tempera ment mag men gemakkelijk kunnen goedma ken, wanneer de beide eohtelieden elkander liefhebben, maar wat nooit goed te krijgen is, is 't verschil in maatschappelijke posi tie, het verschil in opvoeding en stand. Dan zal er steeds een ondempbare kloof blijven bes aan tn een huwelijk gesloten tnsschen twee zulke verschillende personen, zal steeds een ongelukkige eoht *ijn." Mevr. Mörvins zat als versuft daar.zij begreep in 't geheel niet, waar deze elegante mijnbeer heen wilde,maar hij sprak 100 mooi, zoo rid derlijk en maakte zulk een Toornamen indiok, dat zij er door getroffen was. „Gij schijnt 't niet met mij eens te zijn, mevrouw," vroeg hg, door haar zwijgen eenigermate van de wijs gebracht. „O, zeker, geheel en al, mijnheerIk ben geheel en al van uwa meening, gij hebt naar mjjn hart gesproken-" Hij stond op, trad voor haar, greep baar hand en kuste die, waarover zij heftig bloosde, een kleur wisseling die haar nog bekoorlijker maakte. Een lief vrouwtje, dicht Georgr Delabour, en geheel door mij ingepalmd. Op zijn plaats terugkeerend, zeide hij „Ik dank u van harte, mevrouw. Ik zie, dat we elkaar heel goed begrijpen. Laat mg dan ook hopen, dat ge al uw macht zult aanwenden, om mejuffrouw u®e doch ter bet bedenkelijke, ja, onnatuurlijke van ean dergelijk huwelijk aan ha» verstand te brengen. Ik ben tan ganschef harte over tuigd van de meer dan uitstekende eigen schappen der jonge dame, dat weet do hemel, waar alleen Nu ging de mooie mavrouw Morvios een jicht op Da interessante jongeman had b>j de Wiese's moeten zijo en had aan de verkeerde d-ur gescheld Ah," viel ze bem in do rede. „Er heeft hier seker een misverstand plaats 1 Gg BANT. Msrietta's weigering had hem zeer veel leed gedaan en hoezeer hij er ook naar verlangde om hasr te zien, toch trachtte hij haar niet te ontmoeten, wat zekerlijk de smart nog zou hebben verhoogd. Ook Mi riet ta ging ham schuw uit den weg. Troffen zij elkaar toevallig aan, d«n verfde een warme gloed hair schoon ge laat dadelijk daarna hoorde hij haar een ondeugend spotliedje zingen. Wel had bij de hoop opgegeven, haar nog eenmaal te zullen bezitten, docb de liefde voor haar kon hij toch niet uit zijn harte rukken, en dikwijls plukte hij boven op de bergen bloemen, bond daarvan een ruiker en hing dien aan hair deur. Met smartelijke vreugde zag hij, dit zij zich dan met die bloemen tooide, wanneer zij naar een feest ging. Of ze zou denken, dat ze van hem waren Aan den dars gaf ze zich met denzelf den ha.'tstocht over, maar steeds dwaalden haar oogen koekend langs de rijen jonge mannen en dan gleed een uitdrukking van teleurstelling over haar gela.t. Zij zong zelden meer, zat urea lang op een klein bankje »au de voeten van hare moe der, en hare wangen werden smal. Ia vredige stilte vierden de bewoners vsn Airoio het Kerstfeestia ieder huisje, in iedere hut brandde een kerstboompje. Maar de moeder van Mariett» had haar dochter niets te schenken, en Marietta dacht ar aan hoeveel geschenken Paul haar zou hebben gegeven als ze nu zijn vrouwtje was geweest. Da andere jongens dansten gaarne met haar, maar geen enkele dacht er aan, een zoo arm meisje te trouwen. Maar Marietta votlde nog geen berouw over hare waigeriog, o neen Op een goeden dag tusscheo Kerstmis en Nieuwjaar wandelde zij langs de dorps straat. Hare oogen ruBtten onbewust op die plaats van da bergeD, waar de trein ZQchtend eo steunend den tunnel uitstooin- de Daar - had ze goed gezien Daar bewoog zich de berg, daar stoitte een dssl naar beneden, en nog eeu deel Mirietta's hart stond stil van schrik, om dan met koortsachtige hsast te hameren. Wanneer het rotsblok juist den trein had getroffen, wanneer Paul 1 Zij ging den ganschen dsg niet in huis, steeds stond ze midden ouder de men sehen, die over da gevolgen van da berg- storting spraken, ea zij haalde eerst weer verlicht adem toen tegen den avond een spoorwegbeambte het bericht deed, dat de trein geen schade had geleden, 's Nachts sliep ze niet en plotseling moest ze luid lichen. Wat ze zoo spottend had gezegd «as gebeurd: de Moi to Sasso had zich bewogen, had een stuk van zich naar de diepte geworpen. Hoe, wanneer Paul haar na eens bij baar woord hield Hat bloed steeg hair gloeiend naar de wangen; zij wist niet, of 't van vreugde of van angst was. Maar de eene dag ging na den anderen zonder dat Paul iets van zich liet hooren, en toch wist ze, dat bij een heelen dag in Airoio had doorgebracht. Februari kwam met zijn voorjaarswarm- te; weder heette het op een avond „De Monte Sasso beweegt zich." „Hg zal ons gelooft zeker mevrouw Wiese vcor u Ie hebben Gcorge Delabour ontstelde. „Ja zeker," zeide bi) verbluft. „Zijt gij niet F" „Neen, ik ban mevrouw Mörvins.4 DrommelsDat was gekWat had hg me daar een domheid begaan 1 Wat na Hij lachte verlegen, haalde esn paar maal diep adem. Ja, het hielp niet, bij moest de zaak van de goede tijde opnemen. Hij stond opnieuw op, na vriendelijk lachend. Mevrouw Mörvins was eveneens opgestaan. „Mijn waarde mevrouw, het ongeluk is gebeurd. Wat is er aan te doen F Daar gij nu toch, zonder het te willen, madeweots^er van de geschiedenis zijt geworden, zult ge ook zeker wel mjn bondgenooie willen zijn F Ik neem bij voorbaat reeds aan, en verg'S ma daar zeker niei in, dat ge van alles meer dan op de boogte zijt. Als buurvrouw en zeker ook als vriendin der familie, zult ge, zonder twijfel, gelegenheid genoeg hebben, mijn zooevan uitgesproken en door n gedeelde overtuiging zelve aan het rechte kantoor te doen hooren. Wilt ge mij bjjstaan F® Zij reikte hem de band. „Van birte gaarne." Weder boog hg ziob over de kleine, witte hand en kaste deze niet zonder warmte. Daarna snelde hij, het gelaat zooveel mogelijk door zjjn hoed beschadawend en den kraag hoog opzettend, bet huis uit. De alle3 doordringende *euk van bet reukwater waarmede bij zijn zakdoek en handschoenen placht te parfumecren, was nog niet verdwenen toen de expediteur Mörviu» zelf thuiskwam, zooals steeds boos en mopperig. Hg sperde dadelijk de neus vleugels en rook. „Wat is dat F" zeide hij- „Wie heeft hier de lucht in do kamer zoo verontreinigd F Zijn vrouw baalde de schouders op zon der iets te antwoorden. „Krijg ik eindelijk antwoord F" riep hg, reeds half ra-end. ,Ik ruik niets." „Zoo F Buikt gg niets F Zijn ijverzucht werd wakker geschud. darp vernietigen,' zeiden eenigen en sloe gen het met eigenaardige onverschilligheid gsde, hoe de groote rotsklompen loswerk ten en met vreeselijk gekraak van een hoogte van 1400 Meter Dterploften, Maar noch het dal, noch de spoorbaan werden tot dusverre getroffen. Marietta dwaaldv in de grootste opge wondenheid rond en slechts de dringende beden van hare mosder, om haar toch niet alleen te laten, bonden baar aan buis. Nu z.t ze onbeweeglijk san het kleine venster en zag naar de dreigen de rotsblokken omhoog op, waar de sneeuw begon te smelten. Zij had er geen erg in, dat het water den bodem verbrokkelde, en zij schreeuwde hst uit, toen juist op eenigen afstand van bet huisje machtige steenklompen net dreigend geweld ueersmakten. Splinters en vuil vlo gen tegen het venster en dreven het be angstigde meisje naar den lennatoel der sid derende oude vrouw. Mtt wijd geopende oo- geu zag ze nn onophoudelijk beken vuil wa ter van de bergen stroomen. „Moeder, we moeten weg, wij ver ongelukken hm!" Maar onmogelijk was het, de vaD schrik half verlamde oude weg te krijgen. „Zoo God wil! zoo Gid wil!' mompel de zg onophoudelijk. Marietta rukte d« deur open, daar stroomden water en slijk het huisje binnen; steeds hooger steeg d« vuile vloed daarbuiten en droeg balken en ontwortelde boomeD op zijn rug. Esn naamlooze angst greep h»t meisje aan. O, slechts niet stikken, niet om komen in het slijk Haar huisje lag zoo ver van de andere verwijderd. Niemand zou baar te hulp komen. Diar kwam eeu measch in groote haast aangesneld, ofschoon zijn gang waggelend en onregelmatig was. Marietta werd doods bleek; zij had Paul herkend. Maar dan doorstroomde haar hart eeu zalig gevoel hij zal ons redden en zij schreeuwde in haar angst: „Paul, Paul, help ons 1" Met groote laarzen aan waadde deze langzaam door den poel. Zijn gelaat was donkerrood gekleurd van inspanning zon der een woord te zeggen hief hij Marietta op, om haar weg te dragen. „Eerst moe der smeekte zij. Ea dan nam hij de oude op zijn schou ders, en bracht haar naar eeD hooger ge legen plaats. Reeds reikte het vuile water hem aan het middel toen hij tot Marietta terug keerde. „Marietta, Marietta'! stamelde hij, „gij hebt mij geroepen c „Ja, vanuit 't slijk riep ze halt lachend, half snikkend, „en, de Monte Sasso heeft z;ch bewogen, en ik heb me tot jou gewend „Werkelijk, Marjettr Eu is htt niet slechts het gevaar, de doodsangst die je zoo doet spreken Toen sloeg zij haar armen om zijn hals en fluisterde blozend „Ik heb je steeds lief gehad en slechts uit trots stiet ik je van me. Gelooft ge mij niet, laat me hier verongelukken, maar, kus me eerst, daardoor wil ik je zelfs miju dood te danken hebben.' Hij kuste haar, hief haar juicheud op „Iï zeg je, dat er een vreemde in de kamer is geweest, en dat wel," en hier stormde hij reeds op zijn vrouw af „en da» wel een man." Zij waehtle hem af zonder de oogen neer te slaan,innerlijk lachte zij hem hartelijk uit- „Zeker," zeido zij droogjes, „het was een heer." „Waarom zegt ge mij dat niet dadelijk F Waarom wilt ge hst voor mg geheim honden F4 „Ik geheim honden F Ik denk er niet aan F Hos zon ik daartoe komen F* Hij maakte zieh hoe langer hoe booser. Hij stond in iiehte laaie vaD jeloeue- „Neen maar, die is sterk!" schreeuwde hij. „Nn wilt ge het iooehenen, dat ge mij eerst geen antwoord hebt gegeven. Maar ik zal je toonen dat ik baas in bnis ben." Zij barstte in Lchen uit. „Lsoh niet!" snanwde bij. „De last zal je spoedig vergaan- Wie was die heer F Antwoord 1" „Ik ken hem niet.4 „Haar in den hemel 1" brulde Mörvins. ,Jg kent hem nietFVronwl Wijf! Wanneer ge niet oogeDblikkeljjk zegt wat het voor een meDseh is geweest, met wieu gij hier in mijoe afwezigheid Heer in den hemel! Wijfl" Hij liep als een doffe stier de kamer op en neer. Nn was het oogenblik daar. De aardige vronw wierp ziob op een stoel,sloeg de handen voor het galaat en begon harts tochtelijk te snikken en te weenen, dat het een steen zon hebben vermnrmd. Een tijdLng boorde Mörvins zwijgend toe. Hij was, niet alle mogelijke respect, een onde ezel. Zoo dikwijls *g dit middel aanwendde werkte het tegen zijn woede als een kood-water-bad. Hij begon week te worden, kanwdo op zijn knevel, hoestte, als was hem iets in de ke»l blijven steken, en begon opoieHw zijn W-in deling door de kamer. Eindelijk bleef bij voor haar staan en zeide knorrig „Noa ja! Nou ja 1 Wa' is er nn dadelijk weer te huilen! Nou ja I Dat w is nog niets, op da knieën moest bij, Haar snikken werd erger, het sehokksn zijn schonders en droeg haar, droeg haar verder tot aan zijn hnisjp, wasr bij haar Rfierzett», en ademloos bijna riep hij„Ik heb mij mijn bruid, mijn geluk gehaald uit het slijk 1" Rotterdam, 26 April 1899. No. 181. Als het waar is, dat na een goeden donder- storm mooi stil weer volgt, dan hebban we heel wat lieve rust in onzaD gemeenteraad te wachten. Want 't is er in dit administratieve lichaam in de laatsts bijeenkomsten vaak heel ruw toegegaan. De laatste verkiezingen hebben in onzen raad elementen gebracht, die er een kleur aan gaven, welke hem ietwat doen gtlijken op een parlement, sociale en politiake kleur. Vóór de kieswet-Van Houten bleef de raad samengesteld uit elementen van hoogmo gendheid en invloed; er was een bepaalde categorie v»n mannen, die door usanca aangewezei waren den raad te vormen en die feitelijk niet meer deden dan te prij zen wat Burgemeester en Wethouders na veel overleg zoo goed waren t* wijzen. O, zeker, het waren veelal knappe, in telligente mannen, maar het was eenmaal geen gewooite, met B. en W. te kibbelen, 't Kwam althans heel zelden voor, dat er een ernstig conflict ontstonder werd eens wat over den vorm gepraat, er werd wel eeDS een amendsmeut gesteld op een voorstel vaD B. en W., een heel enkelen keer kwam er eens een interpellatie los en een voor stel uit den raad was een unicum. Burge meester en Wethouders bestuurden en de raad stond hen, omdat de wet het zeo wil en nasr den vorm allóén, daarbij ter zijde. Het was een goade, rustige tijd ea de zaken gingen naar bthooren. Maar wat heeft de kiesrechtuitbreiding daarin veel veranderd f Een andere klasse kiezsrs had haar eigen vertegenwoordigers noodig, er werd een werkman gekozen, et telijke winkeliers kregen zitting en dit meer democratisch element bracht algeheele wijziging is de werkmanisr van den raad. De nieuwe laden vatten hun taak s;er ongewoon op. Een stelsel van zrlf-oDder- zoek ontstond. De burgerij heeft ons een mandaat ver leend, redeneerden de nieuwe leden, en dit mandaat legt oris andere verplichtingen op dan eenvoudig zitten in de ra»dz»al en stemmen. Ik stel mij een goed raadslid van een dorp of plattelandsgemeente altijd voor als iemand, die zich gemoedelijk in zijo be trekking gewichtig votlt, die minstens eenmaal in d8 week de gemeente eens doorloopt en d«n boel inspecteert om, zoo noodig, in de volgende raadszitting te kla gen over een verzakking van de straat, over het niet branden van een lantaren op een kruisweg, over een overtreding van een verordening, over de noodzakelijkheid van straatbesproeilng allemaal kleinig heden, maar die toch dingen van belaDg zijn in 't klein gemeentsleven. Zóó zijn enkelen van de nieuwe raads- rnet d;< schonders was niet om aan te zien, het wss verschrikkelijk. „Non ja, Mietje! Wees maar weer goed I Non ja Hij trachtte haar handen van haar gelaat weg te trekken. „Mietje 1 Mietje 1 Wees maar weer goed I Toa!" Altoos nog te weinig. Na boog bij zich voorover en jammerde: „Aoh God, wee* maar weer goed. Mjjn lief poppatjeWees goed op je manIk koop je dan die mooie broehe, weet je Miet je, die ja soo mooi vondi. Ja, zal ik Ziezoo, nn was hjj zoover als ajj hem hebben wilde. Genadig knikte sij, altoos nog met de handen voor het gelaat, waar op bij, heel gelukkig, traohtte de handen weg te trekken, ditmaal met beter gevolg. Na sloeg hij als een teerhartig geworden beer sijn grove armen om haar bals en wild* haar kussen. Maar sjj weerde hem ut. „Je koopt de broehe toeh nietsnikte rij. „Jawel, Mie'je Ik zweer je, dat ik die koop. Kgk eens, daar heb je er een twin- tig-m-rkstnk voor.4 Hij haalde de beurs nit den zak, nam er het g.lds nk nit cd legde het voor zieh op tafel. Zij nam het als nit aardigheid in de band en laohte bem door haar iranen toe. „Zolt ge mjj dan niet meer zoe vreeselijk kwellen F" „Vergeef mij, Mietje," smeekte hij. De vrede was gesloten. VII. Raadsheer Wiese ging weer geregeld naar het bureau; bet was na ean iijdenstijd voor hem. Het scheen hem tos, als w«s bij in den ban giduan, en zijn gevoel bedroog hem niet. In de burtsaox van het gerechtsgebouw gingen duisters geruchtenDe raadsheer Wi689 heb* ga het reeds gehoord F Ja, jij ook F -Wat je *egt —Ja F wal is er eigenlijk gebeurd F Men zegt hg «al - O zoo I 1 Niemand wist iets vekers, maar alleD ver onderstelden iets heel ergs. Bij was bij den president geroepen eo was geknakt terngge- komen, en ging sedert zwijgende zijns weegs.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5