I). Uit en voor de Pers. Vredesconferentie-Transvaal. Jiinnenlandscli Nieuws. dat de kooper voor een geducht kunst beschermer gold. Dat hangt ie toch zeker in zyo keuken of in de logeerkamer als er gasten zijn, die ie g&uw weg wil hebben Neen, zeker nitt. In zijn salon, hoor En op eeu eerepleats. Mijn bediende gaat mee om het te helpen ophangen, 't Is een cadeau van mijnheer aan mevrcuw op 'r verjaardag. Had die meneer zija vrouw niet meer lief? Wie met zóó'n cadeau aankomt, kan niet teeder beminnen. Of wel hij wordt schro melijk bijziende En nu zal de Kunstkring dit alles voor den dag halen, 't Zal belangwekkend en het zal komiek worden. Met ongeduld zie ik de eerste tentoonstelling tegemoet en als ik niet reeds lid van den Kunstkring was, werd ik het alleen om dit prachtig ondernemen uitgevoerd te zien. Ik hoop van harte dat door de aanschou wing hunner kunstverzamelingen buiten de intimiteit van hun binnenkamers, en door de kennisname van het oordeel van luiden die niet hun vriendjes zijn, velen tot in keer zullen komen. ■3£ Rotterdam is een koopstad. Velen wil len er ook «en kunststad van maken. Maar aangezien zij geheel opgaan iu hun zaken, gebeurt het we), dat zij kunst verwarren met koophandel. Als mea een leelijk schilderij in zijn salon mooi vindt, is er niemand om het tegen te spreken, maar dewijl gelukkig over concerten en tooneel- vertooningeu bevoegden waken, die in het openbaar hun meeniug zeggen, kan het voorkomen d*t de meeuing van den criti cus volkomeu in strijd is met de persoon lijke meening van eeu of anderen toe hoorder, die zich uitermate bevoegd acht en die dat dan heel onpleizierig vindt. Is begrijp dat, het is niet prettig. Maar ik begrijp niet dat een op deze wijze teleurgestelde 't noodzakelijk acht in een tijdschrift zijn autoriteit te doen gelden tegenover een criticus. 't Gev»l doet zich hier in den Ratsten tijd herhaaldelijk voor, dat een stadgenoot, die een sieraad van den handel en een braaf menseh is, zich geroepen gevoelt op te kousen tegen de tooaeelcritiek van ééu der meest bevoegde beoordeelaars iu ons land, eenvoudig omdat hij het er Diet meê eens is. Hij doet dat met eeuige au toriteit en zijne omgeving juicht hem toe. Dit bedrijven van anti-critiek is in Rot terdam blijkbaar geoorloofd en men hoort er momenteel in beurskiingen met ingeno menheid van spreken. Het is het onder werp vaa den dag, het is een beurskwes- tie geworden. Maar minder te billijken onderneming is er op kunstgebied steli'g niet te plegen. Als men een bekwaam en bevoegd man, die prachtig stileert eD een voortreffelijk journalist is, op deze wijze denkt te tref fen, past daartegen een woord van protest. Wat stelt onze anti-criticus zich voor Dat hij alleen 't met de tooneelcritiek niet eens is? Neen, er zijn er meer, bij voorbeeld de acteurs die „nfgrhsmd" en de auteurs die „afgebroken* worden. Deze heeren zijn 't er ook niet meê eens en z'j zonden misschien hun meening heel wat gemotiveerder kunnen zeggen dan hij de zijne. Moeten zij maar gaan schrijven Dat zijn anti-critiek iets baten zal Eo bij wien dan? Bij den criticus zelf? Stelt hij zich voor, dat de criticus voortaan, eer hij zijn verslag publiceert, 't hem tar lezing zal zendeD, of ie 't zóó goed vindt P Of dat hij zijn meening niet meer zeggen zal, op haar Ulrich had ze al haar hoop reeds gesteld. Zóó of anders moest hij sijn weg vinden, dat stond als een rots bij haar vast. Dus kwam Ulrich op een burgerschool en stond ook daar sijn man. Den leeraars beviel hij buitengewoon en op sijn medescholieren maakte bij indruk, w»nt bij droeg het hoofd omboog en liet zich door geen enkele op dsn kop zitten Wanneer hij een onrecht mede e.&niag, dan kooden zijne oogen fonkelen- Met iedereen kon bij goed overweg, het best evenwel met zijne moedervoor haar en de kleine Vere Garnier koerierde bij een groote genegen heid. Terwijl vronw Horst onophoudelijk haar boorden streek en somtijds met haar arm over het voorhoofd streek om zich de zweet droppels af te wisschen, zat ITirich in de andere kamer diep over zijn itohoolboeken gebogen. Maar zijne gedachten waren heel ergens anders. „Moeder riep hij plotseling. „Ja, mijn jongen." ,,Is het niet ganw vespertijd „Zeker, Ulrioh, de koffie staat reeds op de kachel, en binnen vijf minuten zullen we ze drinken.* Ulrich gaf daarop geen antwoord, hij steunde het boofd met de handen en keek voor zich heen, terwijl vioaw Horst den laatsten boord streek om d.arua naar de waterleiding te gaan en zich het verhitte gelaat af te kceleD. Zij haelde zeer diep advm. Het koude wa ter deed haar goed. Nu nam rij den koffiekan van den haard, haalde uit de kast twee kop pen, melk, brood en marmelade, zette alles op eeo honten bord en ging naar de voorksmir- „Zoo, nn sollen we eens gaan eten-* Ulrich baalde nit de lade van de tafel het tafellaken en spoedig zaten beiden bij de dampende koffie, vrouw Horst op een zwart lederen sofa en de jongen tegenover hear. Zij smeerde zijn brood en lcohte zielsver genoegd toen ze sag, dat hij goeden hon ger had en het sich uitstekend liet smaken. „Weet je, jongen," zeide rij, „dat het voor mjj bet grootste genot is, wanneer wij na den arbeid bij elkander sitten en wat babbelen? Er is ni.its mooieis, en w r.necr ik deuk, dat mij dat ook eens ontnomen fan worden, dan wordt hot mij angs'ig en bang te moede omdat hij zich mogelijk de ongenade op den hsl» haalt van den anti-criticus Bij het pu bliek Twee dingen zijn daarin mogelijk: het publiek vertrouwt den criticus en het hrcht aan zijne meening en dan heeft de cnlicns daartoe aanleiding gegeven, omdat zijn beschouw'Dgen zijn overeenkomstig t ver standig, scherp-ziend oordvelof wal het publiek vertrouwt hem niet, en dan gast het toch naar de stukken, die hij broken' heeft, kijken, juist omdat het hem niet vertrouwt. Geen verstandig man zil de vrijheid van drukpers am banden willen leggen. Maar door 't aanvallen van een criticus, een man van autoriteit ia de kunstwereld, heeft het er bijster voel van of men 't beproeven wil. Trouwens, een debat over mooi-vinden in knust is nit den aard onvruchtbaar. Gij en ik oordeolen verschillend, vooral als gij tot de generatie van gisteren be hoort en ik midden in die van heden sta- Het plan van het KunstkriDgbestuur, vrijgevig en welwillend uitgevoerd, zal een prachtig bewijs voor deze stelling blijken, 't Had nooit beter kunnen komen dan nn, waar we juist in een critiekkwestie stssn. De koopman contra den bevoegde. Haal uit zijn hais de schilderijen, waar aan hij toch zijn gansch kuastoordeel heeft kunnen gebruiken, hang ze op iu de zaal van den Kunstkring en laat ons dan nog eens samen praten. Zooals is meegedeeld heeft Dr. A. Knyper den Minister van BuiteiiLndsche Zaken geïnterpelleerd over het niet nit- noodigen van de Zuid-Atrikaansche Repu bliek en den Oranje-Vrijstaat en over die interpellatie richt de Nederlandsche gezant te Peteisburg, de heer Van Stoetwegen, een brief aan Dr. Knyper in de N. R. Ct. Hij schrijlt Ik zie, dat Gij het met den eerbied aan de Kroon verschuldigd bestaanbaar geacht hebt een Koninklijk Besluit, door H. M. 17 April 11. genomen, in de Kamerzitting van 2 Mei 11. te lidiculisee- ran, schoon de overwegingen, die tot bedoeld Besluit geleid hebben, U volkomen onbekend zijn en Gij overigens als lid der Tweede Kamer niet het recht hebt U op die wijze iu de handelingen van het uitvoerend gezag te mengen. Dat mijne benoeming tot Ridder-Groot kruis in de orde van Oranje-Nassau U ergert, Lat mij kond, maat ik k*n niet stilzwijgend toezien, hoe Gij, ten einde H. M. da Koningin en H. D. Regeering belachelijk te maken er niet voor terug gedeinsd zijt U te verlagen tot een moed willig# verkrachting der waarheid. In het dagelijksch laven beweegt Gij U bij voorkeur in den kring der zoogenaam de „kleine lnyden", die terecht heel hoog tegen U opzien de wierook der bewon dering, die U nit die lagere sferen tegen- geurt, is U naar 't hoofd gestegen, heeft den vromen zin in U verstikt, den ijdelen zin doen ontkiemen en U op de grens gebracht van die gevreesde en ongenees lijke ziekte, die men „grootheidswaanzin* noemt. Zie ik wensch hij niemand achter te staan, waar het geldt de erkenning van Uwe groote begaafdheden, de waardeariug van Uwe veelzijdige kennis. Er zijn wei nig mcnschen in ons land, tegen wie ik „Zoo ieis most u niet uitspreken, moeder. Waarom zal het anders worden Da vrouw lacht zwaarmoedig. „Keo rasn dun weten, Ulrich, wat ons nog te wachten staat Zie, kind, ik heb tn veel doorge maakt. En omdat ik het met endoren nooit dea len kon, heb ik het zooveel te zwaarder gedragen- En dat was mij in den grond der «aak bet liefst- Slechts geen troost van vreemden, die toob niet kennen weten wat er in je hirt omgaat! Ik had er toen toch nan moeten gelooven als ik jon, mijn joe gen, en mijn werk Diet had gebed- Ach, kind, je was toen soo verdrietig en hebt «oo meêgehuild, al wist jo niet waarom. En dat wes wel bet beste- Want wanneer je je vader badi gekend, ge hadt je de oogen blind gehuild. Wat heeft hij jon en je moe der liefgehad, 't Is eigenlijk een gelnk, als God znlke brave menaeben vroeg tot zich neemt; ze deogen niet voor de a wereld," eindigda zij nadenkend en veegde sich met de hand over de oogen. „Moeder,* zeide Ulrich teeder, „ik g« nooit bij a vandaan. Zoo een moeder is er nergens meer. Zelfs msvronw Garnier is in vergelijking mot o," hij hield sich een seconde stil dan ging hg achter lachend voort, „ja zjj is in vergelijking met n e»n zeepbel. En een slechte vronw is se ook, wanneer men zoo sist, boa zo zich aan Yera niets gelegen laat liggen, fceelomail niets, en zoo mal op Stephan is. Maar ik wed, dat, als de geheim raad be» merkt, men het in zijn testament zal te lezen krijgen.* Vrouw Horst had ernstig tosgehoord; dan ,-eida ze „Wat praat je toch over zsken, waar je geen begrip van hebt. Zij geiooven, dat ban S.ephan eenmaal een groot man zal wordeD, wellicht een minister; daarom hebban zjj Vere, die een lief, hartelijk meisje is, niet minder lief. En wat gij van mevrouw Garnier zegt, dat ze eon fzeepbel is, dat vind ik, ais ik er zoo eens over nadenk,—en ge weet dat ik niet soo'n groot veistacd heb—lang niet aardig van je-Vooral als ik naga, hoe aardig ze steeds voor je is, ofschoon ja msar een jongen van een arme waeobvronw bent. Ook loop jv te veel mei Yera op je Ijjf eu ik zoujaloeiseb worden, wanneer dat in tnijn natnnr lag." Ulrich deed uit zijn kopje een langen teug, alsof bij zich sterken wi'de. „Waarom, moe der, noemt gjj uzelve 100 kiein f Ge zijt de vronw van kapi cin Horst en ik heet in dit dubbele opzicht zóó boog opzie als tegen U. Maar dearuit volgt niet, dat Gij van al les verstand hebt en over alles op boogeu en onwederlegb^ren toon moogt meêspreken. Ir het uirt bespottelijk dat, w.iar de Koningin san een staatsambtenaar eene eervolle onderscheiding verleent, Gij U aan matigt den Tolke te verkondigen, dat Gij er U bij neêr wilt leggen? Wieu ter wereld zon het iets kunnen deren, indien Cl ij toe vallig in oen minder grootmoedige bui ge weest waart E-n ander staaltje. Gij, Dr. in de theo logie, staat in eene vergsd-ring, waarvan de meeste leden in het Romeiusche recht ge promoveerd zijn, <n dus precies weten wat men onder eene capitis diminutio te verstaan heeft, terwijl Gij zeil eru der weinigen zijt die het niet weet. Dit belet niet dat Gij U onweerstsanbaar gedrongen voelt, nweu hoorders mede te deelen wal eigenlijk een capitis diminutio is en dan komt gij met een définitie voor dan das, U blijkbaar door een spotvogel op da mouw gespeld, eene dófiuitie die de coii- giergrs meewarig heeft doen glimlachen en waarbij zoo menig professor in het Romeiusche recht van ergernis in zijne kist zal omdraaien. Indien ik na 35 j<ar in de diplomatie gediend te hebben, het recht heb een oordeel uit te spreken over de beide door eea leek op dit gebied den 2en Mei uit gesproken redevoeringen, den zon ik ze qaalificeereD sis een weefsel van volken- recht-lijke ketierijeD, doorweven met on ware teiteD, valsche praemisseo, onjuiste beweringen eu onlogische gevolgtrekkingen die het bewijs laveren van e«ne zonderlin ge onkunde op het terrein der diploma tie, eene onwetendheid veel grooter dsn ik ze bij uwe onbetwistbare scherpziunig- hsid verwacht had en die uwe tegenstan ders met een innig zij het dan ook omdel leedvermaak moet vervnld hebben, Kottoirr, Gij hebt U, zooals onze Duitsche naburen het noemen, geweldig „blamirl" in de oogen van het meer ontwikkelds en tot oordeelen bevoegde deel van Kamer en natie en ik weet geen anderen troostgrond voor U dan dist er ren nieuwe roep zal opgaan over uwe groote geleerdheid in kerkeraden en vergaderingen van ouderlin gen op zoo menig plattelandssh dorp en bij die duizenden getrouwe aanhangers, lezers van de Standaard, die uwe redevoe ringen schitterend zullen vinden omdat zij er geen woord van begrepen hebben, maar dia tot in het diepst hunner ziel geschokt zijn door de toovermscht, die er voor hen straalt uit dat raadselachtige en geheimzinnige cspilis diminutio*, dat hen geweldig imponeert. Nog op één punt moet ik terugkomen, dat ik hierboven reeds terloops heb aan geduid, te weten uwe insinuatie slsof mij oodeihandelingen zouden zijn opgedragen die mislukt zijn en dat de Regeering in erkenning van die negatieve verdieuste mij voor eene eervolle onderscheiding zon hebben voorgedr»gen. Toen Gij zóó spraakt, toen waart Gij U bewast dat Gij U asn eer,e scheeve en onware voorstelling ven zaken schuldig mia'ktet; toen hadt Gij zooeven van den Ministvr van Bnitenlaudsche Ziken ver nomen, dit aandringen onzerzijds om de Zuid-Aftikaansche Republiek uit te doo- digen, „voor het tot stand komen der conferentie gevaarlijk kon zijn"; toen moet Gij, met ieder lid der Kamer, reeds lang begrepen hebben, welke die ongenoem de Mogendheid is, die de Transvaal gaarne Uoioh en ben zijn eenigs zoon. En verder hebben wij ons niet voor andere lieden te verbergen, went u hebt ma zeif meer dan eenmaal gezegd, dat armoede geen schande is. En op nw arbeid, waarmede ge mij en uzelf door het leven slaat, ben ik heel trotsch, sis een koning- Ik wensehte, dat ik maar eon groot man was om voor n een wondermooie woning te koopen en een rijtuig mot gummi-raderen. Ais de zon dan mooi helder soheen, zou ik met n naar Thiergarten rijden en de halve stad door naar het groote restanrant me! den glaskoops! en den mooien vooriuin. Daar ronden we halt houden en een kop koffie gebruiken, looals bnnrvronw nit den kelder »egt als ze deftig wil rijn. En ik zon ma niet geneeren, uiaer een ieder tosroepen: Ik rijd me: de vouw van kapitein Horst, die v m 'a morgens vroeg tot 's avonds laai heeft gawasschen en gestreken, opdat haar Ulrich iets in de wereld worden kon „Naast n, moeder, moest Vera zitten, dat is een uitgemaakte zsak. Zij is ean driftig klein ding maar goed is ze, daarvoor zou ik mijn hand in het vaar durven steken, en wat ge van den geheimraad zegt, daarin hebt ge gelijk, de nsetisoben zijn beter voor me dan ik verdien. En het is bij bon zoo deftig en zoo geheimzinnig. Yan do kamers waar de uurwerken zijn zal ik maar niet spreken, want daar zon je bang worden Maar bij bet avondbrood gebruiken se L>m- burgsoho kaag, bam of ie's end rs, en da' zal zeker wei heerlijk smaken, en dat kannen zeker alleen voorname menschon zich per- mlttaeren. Ea toch, wanneer Yera er niet was, ging ik, geloof ik, er niet meer hesn, ofschoon ik Stephao, als mevrenw bem niet voortrok, gaarne m»g- Want wat ik weet, dat weet ik mevrouw Garnier is jegens Vera niet goed zij doet haar geen kwaad, maar zij houdt niet van haar. Maar toch, het mooist op de heele wereld is het in ons kleine kamerija en wsnneer Yero er bij was, xou ik mij niets schoonors kennen voorstellen.* Hij stond op en kaste zijno moeder zoo stormachtig, dal za het nauwelijks uit banden koa en kaohandriep: „Jongen, ik st'-k wanneer je me niut spoedig loslaat.* Toen hield hij verschrikt op. Hear bair wss losgegaan en hulde haar a's in een gouden mantd.De joDgsn klepte bewonderend in de handen. als haaï vizal blijft beschouwen en behan delen, die er zich onderhands en officieus, maar daarom niet minder krachtig, tegen verzet had dat ook de Transvaal zou wor den uitgenoodigd en die, indien wij er op war n blijven staan, „tan de internationale positie van die R pnbliek zeer groote schade" zon hebben weten toe te brengen. Van de zijde van Rnslvnd is in deze nooit eeuigeu tegenstand te verwijderen ge weest. Die tegenwerking te overwinnen is een taak, die wellicht onmogelijk was, maar die in allen gevalle mij niet kon op gedragen wordeD, want die strijd moest el ders warden gestreden, liusiaud zon vol gaarne gezien hebben dat men Transvaal ter conferentie kou nitnoodigen; d.arop bij Rusland aan te diingen ware overbodig en onzicnig gewerSt; dat zou gewetst zijnen- torcer uee poite ouverte, en niemand weet (och beter diu Gij dat meueeuoptn deur niet intrapt of uitzaagt. Duo lOden Mei is door Mej. M. W. Melchior van Oudesluis met goed gevolg te Amsterdam afgelegd ex«men als onderwijzeres. Een beurstooneellje. De ROTTERDAMSCHE beurs was Woensdag getuige van een nog al typisch tooneel. Kort na de opening veischeen daar etn Beltr, die, waarschijnlijk in de veronder stelling dut men bij ons te hnde even eens te werk ging als op de Beurzen te Antwerpt.n en Brussel, lnidkielsden naam begon uit te galmen van dengeen dien hij zocht, nl. den heer Fe r ar es, handelsagent van de Maatschappij tot Exploitatie vau Staatsspoorwe gen. Do verwarring werd nog verhoogd, doordien zij, die zich op meer verwijder den afstand bevonden, het geroep „Ver- raaiers" verslonden. Natuurlijk dat iedereen ver opdroi g om die „vemaiets" te zien! Toen, eu dat was minder aardig, bleet men in vereeniging den ongtlukkigen aanstichter van het tumult zóó lang aan staren, dat hij, vermoedelijk van meeniug in een krankzinnigengesticht te zijn terechtgekomen, het maar beter vond den tempel van Mercurius te verlaten. T e 1 e f o o n p a 1 e n - q n a e s t i e te HAARLEMMERMEER. De lezers zijn nu en dan eens op de hoogte gebracht van de telefoocpalenrooi- ïng door den Haarlexmermeerpolder. Van het proces tusschen den Haarlemmermeer- poldar en den staat voor de rechtbank te Haarlem, meldt d« Haarlemmer Courant, dat door Mr. A. Kist, dsn verdediger van hst polderbestuur, conclusie is genomen ter zake den eiseb tsgen het polderbestuur wegens het opruiaarn der telefoonpalen. Gedaagde, het polderbestuur, erkende, dat hij werkelijk in Maart en April 1. palen eu draden heeft laten afsnijden en laten opbergen om diefstal te voorkomeu. Zulks geschiedde ingevolge een vonnis van de Amsterdamsche rechtbank van 27 December 1898, tegen de Bell-telepboon- maatschappij gewezen, om binnen 14 dagen i.it de beleekening alles wat tot het tele- phoneeren noodig was te verwijderen, voor het hebben waarvan ds polder vergunning had gegeven op 18 Juli 1888 aan de Bell. .Moeder,wat isa mooi,nzie! er.lsGermanianif, alleen met dat verschil, det die niet levend is.* De moeder lachte luidkeels en Ulrich stemde vroolgk er mede in. Een oogeoblik later beet hij in zijn dikken boterham en liet sich hel avondbrood heerlijk smaken. En vrouw Horst dronk hear koffie, die intussohen koud ge worden wss, en nag met sobilterende oogen naar haar jongen. Nn wilde ze opsfacn en weer aan hasr werk gaan, maar Ulrich drukte haar op haar plaats neder, eo zeide: „Moe der, er is nog eeno gewichtige aangelegen heid, die wij bespreken mo8ien, ook al ko men de boorden van den geheimraad daar door vijf minuten later klacr. 't Is me, moet u weteö, op de burgerschool te benauwd geworden, ik zon willen stndee- ren, en daarvoor moet men een gymnasium be.echt beoben. Na »ij mij eenmaal van de gewone school gehaald hebben, zon ik ook hoogerop willen. Hoogmoed komt voor deo val, znlt ge zeggen, moeder, maar het is geen hoogmoed, alleen de wensch om iets te wor den in de wereld. „Wsnneer u mij voor slotenmaker of smid had laten leeren,hengoh moeder, ik hsd niet gemopperd. Ja, menigmaal heb ik bg mezelf gedaoht, ol het niet beter was geweest. Ik bad dan vroeger da lasten ven het huishonden kan nen dragen en had dat heel prettig gevon den Na echter moot ik hoogerop. Want een slotenmaker zelfs al is hij nog zoo kundig en V8ra dat past niet bij el kaar. Das heb ik er met Dr. Nettebohn over gesproken. En wanneer ge er niets tegen hfibt, dan is het afgedasD, dat ik in Ootober naar hst Gymnasiaal verhuis-Dr. Nettebohn was op mijn vraag voorbereid en heeft er zich over verheugd, dat ik tot hem ban gekomon. Slel u voor, hij had het voornemen, zelf maf mij er over te komen sprekeu." Vrouw Horst had de handen gevouwen en stil toegeluisterd. Uit hare oogen lachte een reine trots, maar haar mondhoeken hin gen toch naar benedeD, w#t bij haar betoe- kecde dat zij nog niot geheel met de zaak in het reine w.as. „Moedor, go zegt hielamaal niets, on ik dacht sekor, dat gn er blij om zoadt zijn; daarom heb ik ook tot de koffie gowaobt eer ik het u gezegd heb Bij zijn woorden sohoot haar het gemoed vol. „Dat ben ik ook, Ulrich,* antwoordde zij. „Want wie kan zioh er meer over ver- hengen, dat gij gelukkig zult zijn, dan ik. Het was gedaagde bekend, dat de Staat sedert 1 October 1897 de lijn van de Bell exploiteert, doch hij wist niet en ont kent dus, dat palen, draden, enz. het ei gendom zijn van den Staat; wat trouwens ter zake niet zou aidoen daar de weg ruiming bij rechterlijk vonnis was gelast. Verder werd aangevoerd, dat de regelma tige uitvoering van een rechterlijk vonnis nooit kan zijn een onrechtmatige daad tegenover wieu ook, en dus, als de Staat beweert, dat het zijn palen en draden zijn, dit een giief is tegen de beslissing van de rechtb mk,die het bevel tot opruiming gaf. De S aat is pari ij geweest iu bet ge ding te Amsterdam en had dus gelegen heid gthad zijn rechten te doen gi-lden, doch hij heelt dit voorkomen door zich niet ontvaukdijk te laten verklaren en bovendien had de Staat evengoed sis de B 11 in het vonnis berust. Als de Staat bawtert, dat het niet was een telephoon-, doch een telegiaafleiding, die staat onder het openbaar gezig, wss ook dit Wtd6r reageeren tegen het vonnis van de recht bank, die opruiming bev-1. De beschadiging vau het materiaal weid ontkend en het niet ontgraven doch het afzagen der palen was geschied om kosten voor de Bell te voorkomen. Ten slotte werd betoogd dat de S art in dezen niet ontvankelijk is, omdat bij de eigen voor stelling des eischers geenerlei burgerlijk recht aan den Staat is aangetoond, waarom werd geconcludeerd, dat het de rechtbank moge behigen den Staat niet ontvankelijk te verklaren in de gestelde vordering, immers in allen gevalle hem die te ont zeggen cum expensis. Aan den vertegenwoordiger van len Staat, mr. De Haan Hugenholtz, werd diarop veertien dagen uitstel verleend voor nader antwoord op dezen eisch. Zooals bekend is, had de burgemeester vsn VHERTOQENBOSCH de opvoering van het tooueelstuk „Voer man Henschel* door het Ned. Tooneel, verboden. Bij de aankondiging dier voor stelling wss Je geestelijkheid tegen het stuk te velde getrokken. De burgemeester, bezwijkende voor de vele argumenten van buiten, dit het stuk niets stuitends tegen de zeden inhield, stond eea voorstelling toede geestelijke heereD, minder vrij van geest, litten evenals de eerste rnasl hun waarschuwende slem met nadruk hooreo. De voorstelling heeft plaa s gehad en de oorrespondent van het Handelsblad te 'e Her togenbosch schrijft aan zij u blad daarover: „Een volkomen succes, de schouwburg uitverkocht, het pabliek zóó enthousiast als men het hier anders nooit ziet I Perso nen uit alle rangen en gezindten die uit bundig telkens de tooneelisten toejuichten. Mevrouw Bouwmeester en den heer Louis Bouwmeester werden bloemen en eeu lau werkrans aangeboden door de commissie van garantie en de directie van het Casino. „Welk een succes als men bedenkt hoe vroeger bij eene opvoering van Ma dame Angot onder dezelfde conditiën de tooneelisten nauwelijks het Casino konden bereiken door de opgeruide volksmenigte, die hen met steenen wilde gooien, hoe de matéchfcussée hen moest beschermen en zij wel speelden, m»ar slechts voor een klein, onafhankelijk publiek. Van avond was zoowel de élite van Den Bosch, als de kleine burgerstand vertegenwoordigd. Wij gaan vooruit 1" En toch wordt bet me wel een bee je ang- siig te moede, en ik wil j» ook seggen waar om. Gs leert steeds mesr, s ijgt hoogsr en hooger, terwgl ik op mijn plaats blijf en de wascb van den geheimraad on andaro voorname menscben doen moet. En ik vraag dan mezelf af: zal e? nooit een dag komen, waarop ik jon,* zij zag hem bij dsze woor den met tranen in d» oogen aan, en op haar edele trekken werd een wonderlijk verlangen leesbsa', „waarop ik joa, mjjn joagen, zal verliezen P Want gijself heb! het uit stekand gezegd: voor mij hadt ge slotenma ker of smid kannen worden, zonder dat ga in mjjn oogen minder waart geweest. Maar voor Vera past dat niet. En ofschoon gij nog half en Vera nog geheel en al een kind is, bondt gij a toch steeds met haar besig en je wensoh ons op de hoogeschool te komen, vindt ook in haar zijn oor sprong. Maar zoomin als Yera bij een slotenmaker past, evenzoomin zal een eenvoadige waschvronw bij jon passen. En alhoewel ik jo gelab nooit zal verstoren, neen, neen, mijn jongen daarvan ben ik ze ker, (oeh zon het mij ontsettend leed doen, wanDeer go op een zekeren dag erken nen moest, dat het een ongeluk is een waschvronw tot moeder te hebben. En daar na vraag ik me af, of de oode reo or eo Dr. Nattebohn iets goeds hebban gedaan dat eij jon uit je sfeer hobben weggehaald. Want ge ziet na alles neg zoo rooskleorig in, om- dat gij nog jong zjjt en de wereld niet kant.—Na echter wordt het hoog tijd, dat ik aan mijn werk ga en ik moet me haas ten, om het verzuimde in te balen.* 2>ij stond op en ging naar de koeken. Op haar gelaat s'ocd een ernstige uitdrukking, toen zij haar beet ijzer op een boord zette. Ulrioh was haar nageslopen. „Moeder,* zeide htj zacht en zag haar met dat eerlijke gelaat aan dat sleohts de jeugd heeft, „voor n zal ik my nooit soha- men. En zoo hoog kan ik in mijn leven niet stijgen, dat Ik ooit zal ophooden Hij kon niet varder spreken, het gevoel overmande hem. In sijn waardigheid als knaap, die groote toekomst-en hawelijksplan- nen koesterde, schaamde bij zioh voor sija aandoenlijkheid. „Ach, dom mosder'jo dom moeder tje,* was alles wat hij nitte. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 6