Zondag 2 Juli 1393.
43ste Jaargang ITo. 3429.
Ter-visie-liipi appven fat CaaËatei.
J A C 11
Politiel overzicht te weel
KENNISGEVING.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EEKSTË BLAD.
G e m e e n le S c h a g e n.
Bekendmakingen.
CANDIDATENLIJST
PROCES-VERBAAL,
c.
Builenlaudscli Nieuws.
Alltlttl Niülfü-,
CIÜBANT.
iluritiiii- k Liillini
en
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zaterdagavond, Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Burean: SCHAöKAI, liaan, 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker.1. WIKKEL.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 6 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere r
Groote letter» worden naar plaatsruimte berekend.
meer 5 ct.
E N
bedoeld bij artikel 10 der Gemeentewet.
Op heden 27 Juni 1899 zijn, tussclien des
voormiddag» negen en des namiddags vier uur,
bij mij, Burgemeester der Gemeente Schagen, ingele-
veid de volgende opgaven van Candidaten voor
het lidmaatsohap van den Gemeenteraad.
(Alphabetiscb opgemaakt.)
NAMEN.
Asjes
Iloogschagen
Roggeveen Cz.
Vlaming
VOOR-
LET-
TERS.
C. A
W.
C. N
WOON
PLAATS.
NUMMEK
DEK
OPGAVE.
Schagen.
Schagen.
Schagen.
Schagen.
1. 2.
1. 2,
1 2.
I. 2
„Bij de verordening op den hoofdelijken omslag
of andere directe belastingen naar het inkomen kan
worden bepaald, dat inkomsten uit betrekking, beroep,
bedrijf, pensioenen of lijfrenten, ten hoogste 25 per
cent lager in rekening kunnen worden gebracht dan
inkomsten uit vermogen,"
abusievelijk voorkomende in de nieuwe lezing, komt
te vervallen. Deze is in de vergadering van 31 Maart
1897 door de Commissie van rapporteurs ingetrokken
(zie pag. 1147 der Handelingen 1896 1897.) Art.
243 der Gemeentewei is dus alleen vastgesteld, zooals
de 1ste, 2de en 4de alineas van den tekst, voorko
mende in bet nummer van 18 Juni van ons blad,
luiden.
Hoewel nu deze omissie, ontstaan door de moei
lijkheid om, waar het Staatsblad niet in ons bezit was,
den tekst uit de Handelingen samen te stellen, niets
aan den aard van ons betoog afdeed, konden de
bestrijders van progressie of degressie uit al. 3 toeh
eea argument putten tegen de bewering, dat de rente
uit groote vermogens gelijk zou gesteld zijn met de
inkomsten door arbeid verkregen, boewei toch die 25
percent gelijkelijk zou gegolden hebben èn voor bet
inkomen van een Minister èn voor dat van een werk
man, vallende in de termen om inkomstenbelasting
te betalen.
In ieder geval is het amendement ingetrokken en
vervalt dus elk argument, dat daaruit kan geput
worden.
Ten vier ure is deze lijst door mij gesloten.
Mitsdien verklaar ik tot leden van den Gemeente
raad te zijn benoemdAsjes Cornelis, Hoog-
scbagen Cornelis Adrianus, Rog ge-
veen Cz. Willem, Vlaming Cornelis
Ni c ol a a s.
En is hiervan onmiddellijk proces-verbaal opge
maakt.
Gedaan te Schagen, den 27 Juni 1899.
Voor afschrift.
De Burgemeester, (wasget.) S. BERMAN,
S. BERMAN. Burgemeester.
De Burgemeester der Gemeente SCHAGEN maakt
bekend
dat de bij hem ingeleverde opgaven van
candidaten voor' de op heden gehouden verkiezing,
ter vervulling van vier plaatsen inden Gemeen
teraad, evenals bet door hein opgemaakte proces
verbaal van sluiting der candidatenlijst, ter Gemeente
secretarie voor een ieder ter inzage liggen
dat afs chr i f te n dier stukken aangeplakt en
tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn.
Sehagen, den 27 Juni 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De Burgemeester van SCHAGEN, brengt ter
kennisse van belanghebbenden, bet navolgende:
De Commissaris der Koningin in de provincie
Noor d-H o 11 a n d,
Gelezen het besluit van Gedeputeerde Staten dier
provincie van 21 Juni jl. no. 21
Gelet op artikel 11 der „Jagtwet"
Brengt ter kennis van belanghebbenden
dat de j a c h t op waterwild in dit gewest
zal worden geopend als volgt
in den kring begrepen binnen den W e s t f r i e-
schen Omringd ij k, in de gemeente Petten, in
de gemeente C a 1 la n t s o o g, alsmede in het gedeelte
van den polder het K o e g r a s, gelegen ouder de
gemeente Helder, op Zaterdag 15 Juli 1899, met
zonsopgang
op bet eiland Texel, met uitzondering van den
polder E ij e r 1 a n d, op Zaterdag 12 Augustus 1899,
met zonsopgang, en
in de overige deelen der provincie, dus ook in den
polder E ij e r 1 a n d op Texel, op Zaterdag 29
Juli 1$>9, met zonsopgang.
En zal deze in bet Provinciaal Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente van bj o o r d-
holland worden aangeplakt.
Haarlem, 23 Juni 1899.
De Commissaris dei Koningin voornoemd,
VAN TIENHOVEN.
Schagen, 29 Juni 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De Burgemeester van Schagen, daartoe de noodige
aanschrijving ontvangen hebbende, brengt ter al-
gemeene kennis, dat tot den werkelijken dienst
worden opgeroepen onderstaande verlolgangers der
lichting 1896, ie weten
AVillem Frederik de Vries, beboorende
tot het Regiment Gren. en Jagers, tegen 9 Augs. a.s.
Jacob Den ij s, beboorende tot het 7e Regiment
Infanterie, tegen 9 Aug. a.s.
Welke verlofgangers op genoemden datum bij
hunne korpsen present zullen moeten zfln voor des
namiddags 4 ure. Jun. lg9#
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Iu de zitting der Tweede Kamer van Donderdag
22 Juni j. 1. ia aan de orde gesteld de interpellatie
van den beer Veegena, waarvan sprake i» in ons
artikel „Een gevaar, dat dreigt" (zie ons nummer
van 18 Juni j 1.)
Aleer wij echter overgaan tot een nadere bespreking
van de vragen, door den heer Veegens in zake bet
gevaar dat dreigt tot den Minister gericht en van
het door dezen gegeven antwoord, moeten wij een
kleine vergissing herstellen.
Al. 8 van bet nieuwe artikel 243 der Gemeentewet,
oorspronkelijk als amendement voorgesteld door de
Commissie van rapporteur*, en luidende:
De beer Yeegens dan heeft den 22en Juni jl. zijn
interpellatie gehouden Hij wee* erop, hoe de tegen
woordige regeering van den aanvang af de bezwaren
tegen bet nieuwe artikel 243 scheen te gevoelen. De
toestand was ter sprake gebracht bij de behandeling
der staatsbegrooting voor 1898, dus dadelijk nadat
dit kabinet was opgetredeneen jaar later geschiedde
dit weer en ook bij de staatsbegrooting voor dit jaar
vestigden verschillende leden er de aandacht op, De
regeering antwoordde toen, dat het definitieve onder
zoek in deze nog niet was afgeloopeu, dat zij dus
nog te weinig wist en derhalve een bepaalde toezeg
ging in dezen of genen zin niet kon doen.
De beer Veegens meende, dat de zaak thans zeer
urgent werd, dat door bet in werking treden van art.
243 een zeer moeilijk te dragen juk voor de middel
klassen ontstaan zou, terwijl dc zeer gegoeden buiten
alle verhouding tot hun draagvermogen zouden
worden ontlast In lijnrechten strijd met de
beginselen, die bepaaldelijk bij de belasting
hervorming van den tegenwoordigen Minister van
Financiën voorzaten, zouden de plaatselijke
lasten in belangrijke mate worden afgewenteld van
de schouders der ecouomischsterken op die der
economischzwakken
De heer Veegens vroeg dus
lo of de Regeering door haar ingesteld onderzoek,
dat volgens hem toch wel afgeloopen zou zijn,gegevens
had verkregen, die haar bevestigden in haar vroeger
reeds geuite overtuiging, dat moeilijkheden niet zouden
uitblijven
2o. indien het antwoord op de gestelde vraag toe
stemmend luidde, of, voor zooveel dat van de Regeering
afhing, de indiening van een voordracht tot wijziging
van bedoeld wetsartikel eerlang kon worden tegemoet
gezien. Dat voorstel diende in dezen zomer de Kamer
nog te bereiken, opdat het nog in dit kalenderjaar, of
uiterlijk in het begin van het volgende, tot wet zou
kunnen worden verheven.
Indien de Regeering voorloopig bezwaar koesterde
om hieromtrent een bepaalde belofte af te leggen, dan
herinnerde de heer Veegens aan den uitweg, reeds op
80 November 1898 door den heer Van Raalte aange
wezen, welke bestond in een nieuwe verdaging van
het tijdstip, waarop de bestaande verordeningen ver
vallen.
8o. of de Regeering in elk geval uitzicht kon
geven, dat, zooveel vau haar afhing, de gemeentelijke
verordeningen op de heffing van hoofdelijke omslagen
en andere plaatselijke belastingen met 1 Januari 1901
niet zullen behoeven te zijn ingericht naar de regelen,
in het nieuwe art. 243 gesteld.
De Minister Goeman Borgesius antwoordde daarop
volgens de Handelingen, zooeven in ons bezit gekomen,
het volgende
„Gaarne ben ik bereid den geaehten afgevaardigde uit
Hoogezand op de tot ons gerichte vragen terstond te
antwoorden. Ik hoop dat de geachte spreker h«t mij
niet euvel duiden zal, het niet zal aanmerken als een
mindere waardeering van zijn belangrijke, vooral
historische beschouwingen, beschouwingen die
gelukkig, naar ik hoop, den Minister die zoo noodige
kalmte nog niet hebben ontnomen als ik op dit
qogenhlik op die foesphouwingen niet inga, maar mij
uitsluitend bepaal tot de beantwoording van de door
hem gestelde vragen Het ongeduld, waarvan de
geachte spreker bij zijn rede blijk gaf, vind ik niet
zoo geheel onverklaarbaar. Zelf heb ik reeds in
December 1898 hier verklaard, dat ik de zaak tot op
zekere hoogte urgent achtte. Ik voegde er toen echter
bij, dat het mij niet mogelijk was een besliste ver
klaring te geven vóórdat het definitieve onderzoek,
door de Regeering ingesteld, zou zijn afgeloopen
„Dat onderzoek, heeft de geachte iaterpellant
gezegd, is nu natuurlijk afgeloopen, daarover spreek
ik niet meer. Mijnheer de Voorzitter 1 Het is nog
slechts drie weken geleden dat ik den geaehten
interpellant uitdrukkelijk heb verzekerd dat het
onderzoek nog niet was afgeloopen.
„Een minister van deze plaats heeft eens gezegd
men bestelt bij de Regeering geen wet zooals men
een jas bestelt bij een kleermaker, eu dit geldt tot
op zekere hoogte ook van een onderzoek van Regee-
ringswege ingesteld bij gewestelijke en plaatselijke
besturen. Deze hebben dairvoor een zekeren tijd noodig,
en cr zijn omstandigheden geweest, die het vei klaar-
baar maken dat dit onderzoek wat lang heeft geduurd.
Gedeputeerde Staten, die van de verschillende ge
meenten de gevraagde opgaven ontvingen, zonden die
opgaven aan den Minister niet op zonder ze eerst
zelf te onderzoeken en zoo noodig van de gemeente
besturen nog nadere inlichtingen en aanvullingen te
hebben ontvangen wat ik op prijs moet stellen,
want daardoor werd meer waarborg verkregen dat
alleen betiouwbare gegevens werden overgelegd.
„Iutusscben het onderzoek is thans afgeloopsn
„Wat is het resultaat vau dat onderzoek geweest?
z( o luidt ongeveer de eerste vraag van den geaehten
interpellant. Mijn antwoord is: het onderzoek heeft
mij bevestigd iu de overtuiging dat voorziening
weikelyk noodig is.
„Daarmede is eigenlijk ook reeds het antwoord op
de volgende vraag gegeven. Het ligt in oqs voornemen
de indiening van een wetsontwerp in de richting
door den geaehten interpellant gewenscht, te bevor
deren. Over het tijdstip, waarop dat wetsontwerp
zal inkomen, zal ik mij niet uitlaten, op de gronden
die zooeven door mij in een ander verband zijn
aangegeven u-~-
lu zijn repliek, waarin hij den Minister dank
zegde voor de door hem verstrekte inlichtingen, zeide
de heer Veegena, dat het antwoord van den minister
neerkwam op eea herhaalde erkenning van d.
Regeering dat voorzieniDg in deze noodig was „en
dat de indiening van een wetsontwerp tot wijziging
van art 243 door de Regeeriug'wordt voorbereid
De Minister heeft daarop geen nader antwoord
gegeven en toch ware dit wel wenschelijk geweest.
Hij heeft toch beloofd „da indn?5ing van een wets
ontwerp in de richting door den geaehten interpellant
gewenscht te bevorderen
Hoewel wij nu geen spijkers op laag water willen
zoeken, door op te merken dat het bevorderen van
het indienen van een wetsontwerp nog niet het pure
feit der indiening zelve is, merken wij toch op, dat
de heer Veegens, niet een de Minister sprak van
de richting maar twee richtingen heeft aangegeven.
lo. afdoende wijziging van art 243 der Gemeen
tewet zelve
2o. verdaging van het tijdstip, waarop de bestaande
verordeningen vervallen.
Bovendien heeft de minister wel verklaard, dat
„voorziening werkelijk noodig is," maar hoe die
voorziening zal zijn, daarover heeft hij zich niet
uitgelaten.
Nu willen wij erkennen, dat de minister overkropt
is met werkzaamheden, zoodat het zeer begrijpelijk
zou kunnen zijn, dat hij ging werkeu in de tweede
richting door den heer Veegeus aangewezen en een
wetsvoorstel indiende b.v. dat tot nadere regeling
het nieuwe art. 243 op den lsten Januari 1901
voorloopig niet zal worden toegepast, waardoor hij
bevorderde de latere indiening van een tweede wets
ontwerp, in de eerste richtiug door den heer Veegens
voorgesteld, dat dan zou beantwoorden aan hetgeen
de afgevaardigde Goeman Borgesius ia de laatste
dagen van Maart 1897 wilde.
Nu is het voor allen, die aan de beweging tegen
art. 243 d.eluetuen, die volgens den heer Veegens
„volkomen recht van bestaan heelt", van groote
beteekenis, welken weg de minister wil inslaanden
koninklyken weg, zooals vau hem te verwachten is,
of den uitweg, den 30sten November 1898 door den
heer Van Raalte aangewezeu.
In het eerste geval hebben de gemeentebesturen
bij de tegenwoordige samenstelling der Kamer vrijwel
de zekerheid, dat zij van het hinderlijke artikel 243,
waar dit plaats zal maken vcor een ander, dat hun
in zake progressie of degressie een alleszins geoor
loofde vryheid van beweging geeft, znllen zijn
ontslagen; in het tweede zullen zij het jaar 1901
ingaan onder dezelfde onzekerheid als thans, terwijl
bovendieu, aangenomen dat het huidige kabiuet zich
tot dien tijd staande houdt, in dat jaar de verkiezingen
voor de TweeJe Kamer zullen plaat» hebben en niet
één onzer kan voorspellen hoe dan de uitslag zal
zijn.
Het komt ons dus voor, dat de beweging in den
lande, welker recht van bestaan door niemand in de
Tweede Kamer werd bestieden, na de verklaring van
den minister geenszins mag verslappen, maar zeer
zeker in organisatie eD beteekenis moet winneu. Wij
moeten er op kunnen rekenen, gedachtig aan de
versregels
„Wat je hebt, mijn lieve Keetje
„Och, dat weet-je,
„Maar wat je krijgen kunt, dat weet-je niet,"
dat de zaak vóór 1901 zijn volkomen beslag zal
hebben gekregen. Met alle waardeering voor de goede
intenties van den minister, kunnen we deze niet
bepaald uit de Handelingen lezen. Misschien was de
indruk bij den heer Veegens anders, toen hij uit de
woorden van den minister opmaakte, dat de indiening
van wetsontwerp tot wijziging van art. 243 door
de Regeering natuurlijk in den geest zooals de
afgevaardigde Goeman Borgesius in Maart 1897
voorstelde werd voorbereid, maar met den besten
wil ter wereld hebben wij een definitieve belofte
daaromtrent uit de verklaring van den minister
niet kunnen opmaken.
Daarom achten wij het zoo noodig, dat de lampen
brandende worden gehouden wy wijzen o. a. op liet
voorbeeld, gegeven door eenige liberale kiesvereeni-
gingeu in Drente, die speciaal voor deze z lak den
8sten Juli a s. eeD provinciaal comité zullen oprichten,
terwijl plaatselijke comité's voor de zaak zelve
propaganda zullen blyven maken.
Zulke provinciale comité's kunnen dubbel dienst
doen ten eerste kunnen zij pressie uitoefenen op de
Regeeriug, opdat deze zoo spoedig mogelijk met een
voorstel voor den dag kome, waarin het beginsel
voorzit, neergelegd in het hervormingsprogram der
Liberale Unie, d.w.z. dat zy, die iu de gemeenschap
in staat z'ijn de zwaarste lasten te dragen, daarvoor
de sterkste schouders bezitten, oo,k werkelijk daartoe
geroepen worden ep niet hef tegen4eel geschiede,
door den hoer Veegens in de zitting vau 22 Jnai
«jl. geconstateerd - en ten tweede knnnen, zoodra
zulk een wetsontwerp zal zijn ingediend, de ver
schillende provinoiale comité's de ledeu van de
Tweele Kamer met kracht wijzen op dat beginsel,
als het eenige rechtvaardige dat zich in zake van
belastingen, vooral ook waar dit plaatselijke lasten
betreft, voortaan dient uit te spreken
Bovendien hopen wij dat de arbeidersvereenigingeu
deze beweging zullen stennen, want, waar de
inkomstenbelasting in sommige gemeenten vaak reeds
bij een inkomen van zes gulden per week eu nog
lager begint, is het van haar in de eerste plaats te
verwachten, dat zij deze belangrijke zaak niet uit
het oog zullen verliezen.
Zoo ooit, dan kan den „kleynen luyden" worden
toegeroepen; tua res agitur het zijn in het
byzonder uwe belangen, die hier worden behartigd 1
steden, vreest dit ministerie voor hare
meerderheid bij de verkiezingen in 1900.
Daarom heeft het voor deze centra
der bevolking een stelsel van evenredige
vertegenwoordiging samengesteld, dat,
indien het tot wet wordt verheven, het
dreigende gevaar kan voorkomen. De
tegenstanders, die den kunstgreep van
den heer Van den Peereboom hebben
doorzien, pogen thans dus een onge
kend obstructionisme de parlementaire
werkzaamheden onmogelijk te maken.
Dit obstructionisme heeft zeker in de
zitting van Donderdag wel zijn toppunt
bereikt. De heer Scbinler had eene plank
van zijn lessenaar gerukt, waarmee
hij 40 minuten achtereen op zijn lesse
naar beuktede heer Furnemont droeg
met bulderende stem een revolutionnair
gedicht voor een viertal afgevaardigden
bliezen aanhoudend op fluitjesde
beer Journez gebruikte een fietshoorn
de heer Defuisseaux een waldhoorn,
de heer Smeets een rateltje en de heer
Grimard een ratel gelijk in de steden
hij de stadsreiniging in gebruik is.
Dit geïmproviseerde instrumentale con
cert werd met eene algemeene vecht
partij besloten. Hierna begaven de
heeren afgevaardigdon zich naar ver
schillende meetings, waar de politiek
van dit kabinet heftig werd gecritiseerd.
Het heeft er allen schijn van, dat koning
Leopold pogingen aanwendt, om ern
stiger conflicten te voorkomen. De
heer Beernaert, president van de Kamer het veld te behouden. Tegen 1 uur
van afgevaardigden,heeft men telegrafisch des nachts verminderden de betoogingen
gingen de gaslantaarns uit, maar in het
duister werd het gevecht voortgezet. Er
klonken revolverschoten. De gendar
men drongen nogmaals voorwaarts,
de menigte werd opnieuw teruggedrevea,
tótdat ze stuitte op een cordon agenten
in den rug. Aldus ingesloten, zette het
volk den strijd voort. De agenten weken
langzaam, steeds op de menigte losran-
selende, het volk week mede.
Op de „Place St. Gudule" kwam wat
ruimte. De betoogers maakten daarvan
gebruik om de straat op te breken en
de gendarmerie te steeningen. Deze
trok de revolvers en gaf vuur. Een der
gendarmen, die was afgestegen, werd
door een steen ernstig aan het hoofd
gewond. Hij werd weggedragen.
In de Rue du Gentilhomme brak de
menigte de straatsteenen op en begon
een barricade te vormen. Doch de gen
darmen sloegen de menschen met de
blanke sabel uiteen en maakten, toen het
niet vlot ging, gebruik van de revolvers.
Twee personen stortten gewond neder.
De trams konden blijven rijden. De
passagiers mengden zich in de betooging
en zongen de „Marseillaise". De rijtui
gen moesten worden ontruimd, hetgeen
weder met vechtpartijen gepaard ging.
De gendarmen drongen een tapperij
binnen om die te ontruimen, doch
stuitten op tegenstand. Men wierp met
glazen en alles wat voor de hand lag.
De gendarmerie slaagde er ten slotte in
naar Brussel ontboden. Met den minister
president had deze een langdurig ge
sprek met deu koning.
Het volk heeft op niet minder krach
tige wijze tegen de kieswet geprotesteerd.
In verschillende plaatsen hadden mani-
festatiën plaats in Brussel evenwel be
reikte de opgewondenheid een dreigende
hoogte. Daarvan lezen we in het Hbld.
Het liep tegen tien uur Woensdagavond,
toen de meetings tegen het kieswetont-
werp der Belgische regeering afliepen.
Uit de drie vergaderlokalen, in de onmid
dellijke nabijheid van elkander gelegen,
stroomde het volk op straat, zich vor
mende tot een stoet van zevenduizend
menschen, die, voorafgegaan door muziek,
de nauwe Hue de Laeken introk.
Boven den hoop wapperden een roode
en twee blauwe (liberale) vlaggen, aan
wandelstokken gebonden. Uit duizenden
kelen klonken machtig de „Marseillaise",
„O Van deu Peereboom",de„Carmagnole"
en het „Geuzenlied".
Als de parlementen in alle opzichten
de vertegenwoordigers der volken zijn,
dan ziet het er in enkele landen van
Europa donker uit. De kamers in België,
Spanje, Italië eu Frankrijk zjjn iu de
laatste dagen getuigen geweest van too-
neelen zoo heftig, als de parlementaire
geschiedenis dier landen slechts in de
revolutionnaire tjjdperken weet aan te
wijzen. Als dat zoo door gaat, als die
toon en beweging zich overplant op de
massa, als die afgevaardigden de volks
hartstochten weten te ontketenen, dan
gaan genoemde landen spinnende dagen
tegemoet In België verzetten de sooia-
Op de „Grand' Place" werd een open
lucht-meeting georganiseerd, Een spreker
spoorde het vo.lk aan, zijn moed en zijn wil
te toonen en voorwaarts trok mon naar de
onzijdige zone, waar de regeerir.gs-
gebouwen en het koninklijk paleis statn.
In de „Rue Royale" stuitte de
optocht. De straat was ter hoogte van
de „Rue de Louvain" afgezet met
een dubbel cordon agenten en pompiers,
met geweren gewapend. Daarachter
stond de schutterij geschaard met het
geweer bij den voet en de bajonetten
op. De pompiers weken een schrede
terug om zioh tegen de menigte schrap
te zetten. Er ontstond een verward
geveoht. De politie sloeg in het wilde
op het volk, de opdringeuden terug. In
de eerste rij, het meest blootgesteld aan
de slagen, stonden de Senator baron De
Sélys Longohamps en de afgevaardigde
Van de Velde. Zij kregen ruimschoots
hun deel, totdat men ze plotseling niet
meer zag. Het was toen een warnet
van kepi's, rondzwaaiende armen, ran
selende vuisten, flikkerende sabels, rond
vliegende hoeden. En boven alles uit
klonk de „Marseillaise".
Het opstootje werd een oproer. In de
„Rue de Treurenberg" en op de „Place
de Louvain" werd een geregeld gevecht
geleverd. Een detachement bereden
tot de regen ze geheel deed ophouden.
Er zijn slechts betrekkelijk weinig
arrestaties gedaan. Slechts een half dozijn
werden door het parket gehandhaafd.
De geheele burgerwacht is onder de
wapens geroepen. Op de Place du
Palais en bij de Beurs waren bataljons
opgesteld. Het wielrijderscorp» der
schutterij verrichtte estafettediensten.
De beroeringen in Spanje hebben zich
uit het volk naar de Kamer overgeplant,
't Zijn de financiëele wetten der regee
ring, die daar tot volksoploopen, ja zelfs tot
bloedige plaatselijke tooneelen, aanleiding
hebbeu gegeven. De schuld van het land
is in de laatste jaren verbazend geste
gen en heeft thans eene hoogte van 1326
millioen pesetas bereikt.
Wegens de weigering van Amerika
is Spanje thans ook nog verplicht de
schulden der verloren koloniën te beta
len, Ten einde de noodige middelen te
verkrijgea, stelt de regeering thans voor,
eone belasting van 20 pCt. van do Cu-
baansche schuld, eene van 15 pet. van
de Philippijnsche schuld te heffen. De
bianenlandsche reate zal met eene belas
ting van 20 pet. worden bezwaard De
nu nog ontbrekende 5 pet. der inkom
sten zal uit eene verhoogde verbruiks
belasting gevonden worden. Een en ander
valt volstrekt niet in den smaak van den
hindel. Bij wijze van protest noodigde
de kamer van koophandel te Madrid de
kamers vau koophandel in de andere
steden uit, alle zaken Maandag van 12
uur 's middags af te sluiten. Dit geschied
de overal. Zou men niet denken in de
dagen van Alva te leven, toeh de Brus-
selsche winkeliers, als protest tegen den
tienden penning, algemeen hünne zaken
sloten
Toen den volgenden dag de winkels
heropend werden, verzette het volk zich
in tal van steden daartegen. Te Madrid,
Murcia, Sevilla enYalencia hadden meer
of minder oproerige betoogingen plaats.
Te Sevilla had tusschen het volk en de
troepen eene botsing plaats, waarbij
generaal Borbon gewond werd. In Sara-
gossa nam het oproer een zeer ernstig
karakter aan. De ruiten van het gouver
nementspaleis werden ingeworpen, het
Jezuïeten-college werd in brand gestoken
en toen daarop de cavalerie in de stra-
gendarmen rukte aan in wilden galop, j ten verscheen, werden overal barricaden
De mannen trokken de sabels en wier- opgeworpen, waarop een formeel straat
pen zioh als wilden op den hoop. Vrou- gevecht volgde. Zoowel aan beide zijden
wen werden omvergeloopen, mannen vielen dooden en tal van gewonden,
onder den voet getrapt. Een oorverdoo- Volgens een officiëele verklaring der re
vend gejouw ging uit het volk op. Uit geering werden bij de gevechten in Sa-
de „Rue Royale" snelde een troep de ragossa twee generaals, verschillende of-
bedreigden ter hulp, maar uit de „Rue ficieren eu eenige soldaten gewond. Deze
de Louvain" wierp zich een tweede
detachement gendarmerie onder de me
nigte. Het gejouw en gefluit verdubbelde,
listen en vrijzinnigen zich met kiimmenden j de menschen drongen voorwaarts tus-
aandraug tegen de ingediende clericale
kieswet. Met den wassenden invloed van
de vooruitstrevende partijen in de groote
officiëele waarheid zal natuurlijk nog wel
wat aaugedikt moeten worden. Bij de on
gunstige berichten uit de Baskische pro
vinciën, waar de Carlisten zich weder
sohen de paarden, werden teruggeslagen, 1 beginnen te bewegen, en den geest van
om opnieuw vooruit te dringen in den verzet en afscheiding, die zich iu het nij-
atrijd van man tegen man. Plotseling vere Catalonië openbaart, is deze bewe-