Boerenbloed. Zondag 30 JULI 1899. 43ste Jaargang Ho. 3437, INGEZONDEN. TWEEDE BLAD. BOETE. F E U1 L L E T O N. liinnenlandsch Nieuws. RAMT. Schets door C. Eijfell. (—0—) Het late diner in het Hötel Du Phare was uitstekend geweest. Alle eer aan de 1 raosche koks zij verstaan het, om een diuer op een manier klaar te maken, dat het oogenblik van verzadigd ziju vertraagd word', det men het kunstige en verfijnde menu met een soort van aesthetisch welbehagen geniet, als een tooneelvoorstel- ling of een mooi boek. Maar men wordt uroe van een al te lang diner, en de zware Fransche wijn doet er het overige bij. Een nog jonge, elegant gekleide man, wieDS haren reeds begonnen te dunnen, had zich op den divan uitgestrekt, en dacht na onder het rooken van een fijne sigaret over de aangenaamheden van een diner te Oslersde, ea het badleven daar in t algemeen. Het was iu één woord verrukkelijk, het liet niets te wenscheu. Te beginnen bij het ameublement van de kamer waar toch in de geheele wereld vond men een hotel-inrichting van zulk een fijnen smaak, waar een zoo gezellige warande, waar een scherm, dat zoo op de juiste plaats stond, waar een chaise longue, die zoo practisch was ingericht om heerlijk oit te rusten Om uit te iustea van...? Nu, ja, van pteizier. Voor dat alles was hier gezorgd, men behoefde slechts te willen, en men kon vau alles genieten. Wandelingen aan het strand, Soirees dansantes in de kurzral, het bad met zijn pikante veroorluolde ongedwongenheid, en tot laat in den nacht, wanneer de prikkelende dansmuziek wegsterft, achter gesloten deuren het ongeoorloolde, maar daarom dubbel verlokkende spel. En dan de dames, d e uitgezochte schoonhedeD vaü alle natiën, zoo verschil lend in tjrpe en stand en toch allen zoo gelijk ia hare élégance, haar zucht naar vermaak, haar bevalligheid en wereldzin. De hem omringende atmosfeer was vervuld van tallooze ongeschreven hoofdstukken,als inlei ding tot nieuwe of besluit van oude romans. Eu toch, wanneer hij ze beschrijven wilde, ze in den vorm van een der kleine, elegante verhalen wilde voorstellen, die hem het eerst den naam van eeu begaafd en vooral zeer modern schrijver bezorgd had den, voelde hij, dat zij hem onder de han den wegfladderden, of, wat nog erger was, zij gaven hem niets te zien, niets waar hij iets pakkende van maken kon. Wrevelig dacht hij hierover na. Dat dit nu juist hem moest overkomeD, den gevier- den autenr, wiens gemakkelijkheid van schreven men bjj de beoordeeling van zijn werk altijd het eerst roemde. Hij liet de rij van de badgasten de revue passeeren. Da jonge, blonde vrouw met haar veel ouderen echtgenoot en den getrouwen, jeug digen metgezel iu wit flauellen kleeding en gele strandschoenen Het lud van den ouden koning afgezaagd. Moeder en dochter beide even mooi, verliefd op den- l. EERSTE BOEK. HOOFDSTUK I „Barmhartige God! Wat zal die arme William daarvan zeggen. En beiden dood vermoord beroofd P* De goudsmid Wilhelm Lsmpert vouwde zijne tot dusverre diep in de broekzakken ges'oken banden over de borst en staarde met strakken blik naar de kostbare uitstal kasten van ?i)n winkel. „Ik heb de doodacte, zoowel als de an dere papieren voor mijnbeer William mee gebracht,* antwoordde de overbrenger van de trenrige boodschap, „wanneer gij mij »go tegenwoordige woonplaats wil» opgeven „Gemhinerslraat 316. Ik denk wel, dat hg daar nog woontwij hebben hem bgna sedert drie maaoden niet gezieneen zoo vlijtig assessor als onze William heeft niet veel lijd om bezoeken af Ie leggen.Ach,wai zouden die arme ouders veel pleizier aan dien zoon hebben beleefd, wanneer ze naar Europa hadden mogen terugkeeren. En wat zal mjjn arme vrouw daarvan zeggen 1 Maar neen zjj bad er al zoo'n voorgevoel van; zij zeide mij steeds, toen er in den laafsten tijd geen brieven meer van mevrouw T«ll kwamenlot op, Wilhelm, in Amerika is er iets gebeurd dat lange zwijgen bevalt mjj in't geheel niet.En een wonder zoo het ook niet zijn, voegde ze er dan aan too, dat die meLBohen eens door den wrekenden engel werden achterhaald, want mevrouw Victorine beeft zich beel sleobt gedragen en mjjn neef Karei dat is uw mjjnheer Teil, die eigen lijk Deotiner heat moot ook een reoh'e vagebond geworden wijn, dat bi) in 't ge heel geen verlangen naar zijn drie zoons beeft en tu iceda ren vjjf-en-twintig jaar lang rondwaalt en de menschcn mat zjjn zelfden minnaar p afgezaagd. Verder: deParijsche gravin met haar fonkelende cogen en haar eigenaardige Prarsche uitspraak, het kleine vrouwijt in den rouw, van wie men niet weet waar zij rouw overdraagt? afgezaagd, afg.-zaagd nergens ook maar de minste stof te vinden. Hij begreep zichz-df niet. Maar één on derwerp h«d bij Dog, en wel een greep uit zijn eigsn leven. Waarom vreesde hij daaraan te denken, waarom tastte hij fiet flink toe, om datgene te overmeesteren dat hem nu reeds zooveel jaren kwelde? Hoe veel jaren waren het toch Acht volle ja ren, en nog altijd niet vergeten. Zijn geweten was ruim genoeg, en zoo weinig hij anders ook aan vruchteloos naden ken deed, over dit ééne kon hij maar niet heenkomen. Eu juist nu, nu hij niets te doen had, pakte het hem dubbel aan, zéé sterk, dat hij haar in werkelijkheid voor zich meende te zien. Zoo jong, zoo schoon, zoo vol vertrouwen en zoo onbekend met de wereld: het was een laagheid, die hij had begaan. Wat waa er van haar gewor den Grzonkeu Of was zij ges'orveu Vermoedelijk het laatste en misschien door eigen hand. Daar was het weer, hst beeld, dat hem j>ren achtereen vervolgd hid, dat als de geest van Bmko op deu koninklijken stoel naast hem ging zitten, wanneer de beker T8n het genot overstroomde Een bleek gelaat, de schoons oogleden gesloten, de witte lippe» tot een laatster» angstkreet geopend, het bloode haar als een schoot rijp koreu om het dooie hoofd, de ver stijfde leden uitgestrekt, eeu waterplas uit de druipnatte kleereu der doode, op den grond zichtbaar. Dan een kreet van OLtzettiog, van opstand, uit honderd kelen, angstig fluisteren, een radeloos hsen-eo- weer loopen roepen om een dokter.. Zijn verbeelding werkte zoo stuk, dat hij in zijn visioen al hst verschrikkelijke werkelijk meende te hooren. Of was het werkelijkheid? Had de onrust buiteD het visioen verwekt Daar op de warande klonken de verwarde stemmen, daar op het ijzeren plaveisel van de Digue hoorde men de haastige stspp?n, In een oogenblik was hij uit zijn droo- men opgeschrikt en ging naar het raam. In de menschenmsssa, die zwart tegen den geelroodeu avondhemel afstak, was niets te onderscheiden. Het gaslicht trilde over de groepsn, zonder een enkele gestalte duidelyk te doen uitkomen. De auteur gre> p naar zijn hoed. Niette genstaande zijn opwinding keek hij, vol gens gewoonte, nog eerst in den spiegel en v. rwonderde zich over zijn bleekheid. Met een paar stippen was hij de trap af en op de Digue gekomen. Nu klonken hem de kreten der menigte nog sterker iu de ooren. Driftig drong hij naar voren, met zijn ellebogen ruimte makend eindelijk stond hij midden onder de menschen, en zag, wat hij gedacht had te zullen zien, doch eeuigszins anders. Hij herademde het dwaze van zija angst na zooveel jaren weid hem duidelijk. Het was niet het lieve meisjesgezicht, met blonde haren omgeven, dat hij zoo dikwijls in zijn visioenen gezien had, maar het gelaat van j eene vrouw op rijperen leeftijd, waarvan het zeewater poeder en blanketsel nog niet geheel had afgewasschen. Trotsohe gewelfde wenkbrauwen boven de gesloten oogleden, in het zwarte haar hing nog het élegante Parijzer hoedje. Hij kende de ongelukkige. Den afgeloopen nrcht had hij naast haar aan de noodlottige groene tsfel van de kurzaal gezeten, wasr zij, cogenschijnlijk kalm, onophoudelijk ver loor, tot lat ze niets meer te verliezen had, dan het ltven. Va banque! 'Veel kalmer, maar eenigszius geërgerd, omdat hij zich oncoodig opgewonden had, baande de schrijver zich ten weg tasschen de omstanders door. /^Pardon, Madame In zijn woest vooruitdringen was hij tamelijk onzacht eene dame tegen het lijf geloopen, nn stond hij mjt den hoed ie de hand hoffelijk voor haar buigende. Het volle licht van een gaslantaren viel op de dame. Een lief, meisjesachtig gezicht, dat op dit oogenblik bleeker scheen dan dat van de doode, en dat omgeven was door prach tig blond haar. Zij sloot plotseling iv oogen, als scheen zij ir» onmacht te zulleD vallen, maar zij herstelde zich. „Lilli, gij Leeft gij Een kwartier geleden had hij zich niets heerlijkers kunnen voorstellen. Da helft var» zijn eigen leven had hij willen geven, om te weten, of zij nog tot da levenden behoorde. Maar op dit oogenblik, nu zij daar voor hem stond, schoon, bloeiender dan ooit, en met het onmiskenbare merk van een vronw van stind, kwam het hem bijna als een onbeschaamdheid voor. flik ben zeer verheugd, u zoo geheel en al getroost te zien, mejuffrouw." D.t brutale gez'gde gat haar in een oo genblik haar bezinning terug. Zij richtte zich op, haar blauwe oogen fonkeldea hem tegen. ipLaat ons een weinig op zij gaan; wat wij elkaar te zeggen hebbeD, behoeft nie mand te hooren, en wel het allerminst mijn man." Haar man, een ander stond dus op de plists, die hij zelf eens had kunnen innemen. Deze was gelukkig, zoosls hij zelf gelukkig had kunnen zijn, wanneer hij niet iu eeu on- grijpeljjke verblinding het geluk van zich had gestooteu. Nu hij hoorde dat een ander ha&r bezat, was ook zij een andere geworden, die hem veel b°gee;lijker voorkwam. En toch, hoe durfde zij het wagen, zij, daar zoo zeker en fier voor hem te staan, zij f r/Mijn gelukwensch, mevrouw, zoowel met uw huwelijk, als met uw talent om te vergeten." Nadat zij haastig had omgezien, was zij dicht bij hem komen staan. „Ik lees uw gedachte op uw voorhoofd het had mij moeten gaan zooals het met die gegaan is, die daar ligt, meeat gij d-t schijnt u de gewon", eenig be staanbare boete toe natuurlijk slechts voor de vrouw, dat is toch da voortreffelijke, eenzijdige mannen moraal Ik ben er voor- zak» r n» genoeg aan tos geweest. Nu ik mij echter verst >ut heb de hemel alleen weet,na hoeveel strijd voort ta leven, mijt goocheltoeren bet geld uit den sak klopt." Op het gelaat van deu ander, aan wien deze vertrouwelijke mededeelingen werden gedaan, was een uitdrukking van smart leesbaar. Hg was van middelbare grootte,en zeer buigzaam. De donkere oegen, die onder scberpgoteekende wenkbrauwen schitterden, sloeg hij pijnlijk getroffen naar beneden- Op zijn kortgeknipt, dicht, reeds hier en daar grgzend haar zat een witte vilthoed, met ongewoon breeden randbet grove, blauw-cheviot pak en de aan een lederen tien» over den schooder hangende tasch verrieden den reizende. Hg was eergiBfer in Hamburg met ern schip gearriveerd. ,Gjj teemt mij mijn openhartigheid niet kwalijk, mijnbeer Jast,* ging de goudsmid voort, daar de ander den blik naar deu grond hield geslagen en in zijn smartelijk zwijgen volhardde, „gij waart een genoot van myn- heer Teil „Slechts lijn bediende, mijnheer Lzmpert, niets meer maar ook zijn helper bij zijn voorstellingen.' „Dan zult ge mij natuurlijk geen gelijk geven in mijn oordeel over de dooden „Neen, mijnbeer Limperi, niet zoo geheel en al. Ook mevrouw Telt was steeds een goede meesteres voor mij en ik moest mjj zeer vergissen, wanneer se niet steeds vurig naai baar zoon heeft voriaDgd. De vroeger zoo mooie, bloeiende vrouw is op het laatst en leelijk geworden; gg toudi haar leven van nieuw af weer te beginnen,nu komt gij voor mij staan en vraagt, wie mij het recht dairtos geeft. Ik heb mijn geluk verdiend, ik wil het ook behouden. Waart gij een man van eer, wat gij nitt zijt, dan kon ik van u verleren: zwijg, om mij niet het laatste te ontnemen.Nu verzoek ik het u. „Weet uw echtgenoot ni»ts?« „Nuts; hij zal, hij mag niets weten." Er sprak een groote wilskracht uit haar woorden. „Ei kuut gij deze voortdurende huiche larij uithoudenverplettert zij u uist „Wat zijt gij fijngevoelig altijd voor anderen Eerst geloofde ik niet langer te kunnen leven met mijbezwaarde ziel, maar ik leerde hit. Ik werkte, om te levaü, neuwgezet, onvermoeid. Toen ik het geld voor de reis bij elkaar had, ging ik naar Engeland. Ik w rd ver pleegster bij een erGStig zieke dame en bij haar zoon, wiens oogen aangetast waren. Ik zag den zoon blind worden, de moe der sterven, maat eerst, nadat ik met haar volkomen toestemming zijn vrouw was geworden. Van dien tijd af ban ik mij ze'f niet meer geweest. Ik heb voor hem geleefd, ik was zijn verpleegster, zijn vrouw, zijn allee. Ik heb hem gediend, zooals slechts een vrouw d-.t doen kan, en hij is gelukkig. „Dat is mijn boete. Nog eenmaal, ik smeek u, zwijg Ik heb een zoootji, een allerliefst jongetje van drie jaren. Gij zoudt toch niet willen, dat zijn moeder Met eeu plotselinge beweging had zij hem beide handen toegestoken, een oogen blik werd het hem bijna ts machtig, het was hem alsof hij die teere handen, die hem zoo dikwijls hadden geliefkoosd, ootmoedig naar zjju lippen moest brengen. M aar hij bedwong zich en boog diep. #Gij hebt het reeds zelf gezegd, ik heb geen eerewoord meer weg te geven. Maar wanneer u mijn belofte voldoende is, goed ik zal zwijgen. En ik zal u niet meer onder de oogen komen. Is het vroeg genoeg als ik morgenochtend vertrek Zij behoetde niet te antwoorden, ffLi- lian, Lilim, waar zijt gij f" Er lag zulk een teerdere hartelijkheid in dier» toon, zulk eeu hulpeloos roepen om de bescherming ven de vrouw, dat de auteur zich onwillekeurig ontroerd voelde. Hij z»g nog, boe de jonge vrouw op haar echtgenoot toeliep, die, op den arm van een bediende geleund, langzaam naderde, en zijn hand met een innigheid vasthield, alsof zij zijn bescherming inriep. Hij vond zichzelf bijzonder grootmoedig en beschouwde bet g'oepja, alsof het zijn werk ws. Toen keerde hij peinzend nasi zijn wo ning terng, om ziju goed bij elkaar te pakken, en, zooals hij gezegd had, morgen te vertrekken. Het was wel jimmer van het heerlijke Ostende, dat van nu af in zijn herinnering altijd eer» bitteren bijsmaak zou behouden. Een troost wis het echter voor hem, dat nuts hem nu meer terughield, om de prachtige novelle uit zijn leven, dis hij tot dusverre zoo angstig vermeden had, zonder gewetensbezwaar te gebruiken Hdbl. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven Mijnheer de Redacteur Wil u s.v.pl, dit onderstaande als ingezonden in uw blad plaatsen? Den 6 Augustus, deu eersten kermisdag hoopt Wiukel's Fanfarecorps met de daartoe nitgenoodigde Fanfarecorpsen, zijn 10-jaiig bestiaa feestelijk te herdenken (Festival.) 's Morgens 10 uur zal de voor zitter der fetstcnmmissie, hopende dat dan alle uitgeuoodigde gezelschappen pre sent zullen zijn, den feestdag openen. 10.15 Uur opstelling van den optocht door het geheele dorp. Openstelling van het terrein voor het publiek om half een uur. 1 Uur uitvoering van #La Premie-a" van M J. H. KesseD, door alle saawezige dilettanten onder directie van den heer A. Egmond. Verloting van de toegezegde premie vaa f 30, f 20 en f 10 en van de Solo-cornet, (geschenk van de Firma W. H mpe te Amst«rdam);onmiddellijk na afloop van het feestprogramma, 's Avonds 8 uur groot Bal-Champêtre op het verlichts feestterrein, (Muziek van Ülrich's Beiersche Kapel.) Eéuig, zoo'u feestdag, en toch heb ben de Faufareledeo, naar mijn idéé aan nu toe, (wat worden zal weet ik nog niet,) iets heel belargrijks achterwege gelaten. Wat zijq vroeger, ds tieu jaren bens terug geteld, toch inspanningen gedaan, om het corps op te richten, en nu de oprichters op twee na door persoonlijke omst mdigheden de vereenigiug hebben veilaten, gaan zij precies heen, alsof alle oprichters naar de Transvaal zijn gegaan. Wel is waar, de hond vaogt den haas en de jager eet hem op. Neen, dan het Departement Win kel der Maatschappij tot Nut van 't Al gemeen K. nauwelijks hebben herkend.* „Waarom keerde se dan niet naar haar zoon terug, dien ze ons uls een tweejarig ventje op schoot gezet heef', met zijn beide stiefbroeders bovendien Heb je ooit meer zco iets gehoord? De heele kindeischaar vgn disn mgnbeerDeohner of TG', zoo ja bom wilt noemen,— hebben wij opgevoed. Een moeder had siob niet zoo gt makkelijk van haar kind moeien laten scheiden.* „Zjj was aan haar man gebonden en dsze wilde van een terugkeer naar het vaderland niets wetenhet arme kind zou bg bol swerversLven ijjner ouders aan lijf en risl ten gronde rijn gegaan. Jk zelf heb ze toenmaals aangeraden, toen de geDgenbeid zich daarloe aanbood, den kleinen Willam naar Europa te zenden. Aoh, het is haar «waar genoeg gevallendie arme vronw bad reeds zoo ondar de rawe natuur ven baar mar» te lijden.* „Zij heeft het niet anders verdiend, dat wil zeggen, ik praat bier als er-n ouwe end menech en oordeel naar den schijn,* verbe terde de goudsmid, terwijl hij zijn sohsrpe stem tot een milder toon dwong- „Ik ben eeo Christen en wil mgn naaste niet ver vloeken; ik kan de menschen niet in de harten kijken en ken dus de beweegredenen hunner daden niet. „Mijn vrouw eohter, dis met de verhou dingen zeer nauwkeurig bekend is, meent dat, zoo schandelijk als mevrouw Teil ge handeld heeft, geen jonge moeder zich ooit heeft en zal gedragen." „Ik weet niet goed, wat ge eigenlijk aan mijn oude mees'eres verwijt ;ik herinner mjj slechts, dat zij mij eenmaal zeide, hel was op een onzer laatste rei en langs de Missis- sippi en zij weende toen in s'ilte en zeer veel—: „Just, wanneer gij Europa eenmaal w»erziet en daar ie's slechts vbd mi) znlt hoorei», dan gelooft ge er maar een vierde deel van en verdedigt me, want ik was be ter d»u men mij daar uitschildert-" Dat zeide ze tot mjj, en, mijnbeer Ltmpe't, ik bcb do menschcn leeren kennen in de oogen der arme vrouw was iets, dat mij aan haar woorden niet kan doen twjjfelen," „Gjj zijt een braaf man, mijnheer Just, en treedt op voor iemand, mat wien ge ve le kwade en goede jaren hebt gedeeld Da' is uitstekend; mijn vrouw zal zich even wel niet ?oo gomakkeljjk van haar meeniog laten afbrengen.* F ederik Just zuchtte bjj d-ze bemerking; dan knikte hij langzaam met bet hoofd on bromde: „Dal zoogenaamde zwakke geshcht is steeds bet sterkst met sgoe veroordeeliog van ongelukkige vrouwen-* Eu weder in zijn gewonen toon vervallend,ging hij met os- nigsjiDs fooge atem voort: .Gg sprazkt van drie zoonz van mjjnheer Teilik ken er slechts één, mgohier William." „Da beide broers Dechner rjjn zoons uil Tell's eerste huwelijk, «ij wonen eveneens hier. Gij weet loeb, dal mijnheer Teil eigens lijk Karei Deobner beet Hg ging reeds een- m-tai als jongeling naar Amerika en maak te daar zijn kunstjes in de theaters. Hg moet daar met aardig wat geld vandaan zijn gekomen, want op een goe den dag kwam hg hier met aijn vrouw en zeide, als rentenier hier te zullen blijven woneo. Zijn vrouw schonk spoedig daaiop aan een twoeliug het leven en stierf na een week. Hij stelde zich eerst als dol aan hij scheen van smart en vertwijfeling gek te zullen worden. Doch reeds na weinige wekon verklaarde bij ods, dat hij hei niet langer kon uithouden en weer reizen moest. Tegen allen praat van mjjn vronw in bleef hg doof; hij bezwoer ons, dat wg de tweelingen zouden aannemen en op voeden, alsof bet onte eigen kinderen waren. Met graagte greep mijn vrouw het voorstel aanwij hadden nooit de onderveugde gekend ea sijnsm daarom maar al te gaarne de kinderen in huiszjj randde mijnheer Dechner nu zelf aan, zijn uit de voegen g barsten hert door een groote re's wat op te kcappan. Het kostgeld dat Dechner ons aanbood, wees ze natuurlijk van de band. Wg hadden. God zij dank, zooveel, dat wij den beiden jongens nit eigen middelen deu kost konden geven. Zoo reisde hij dan af eo liet langen tijd geen woord van zich hooren. Esrst na dria jiren kwam bjj plotseling te-*ug en nam zija twaeda vrouw mee, Vic toria?, een geboren Eogelsche, die hjj in C»nad» getrouwd had. Deze vrouw no, ge hebt ie j irenlang gekend was een mooie vrouw; zij had Franzch bloed in de &deren en de blik nit bare donkere oogen had 038 allen dadelijk ingepakt. Hst paartje begon hier een soort huis te honden zg ontvingen gesten nit de meest voornam» kringen, voor wie de bniaheer nu en dan eens" een mooi kunststukje vertoonde en aan wie de lieftalligheid dsr huisvrouw uitstekend beviel. Da! ging zoo ongeveer twee jaar lang, to' op eenmaal tasschen de echtelieden bet touw stok schseD. Was het, omdat Yic- to'ine haar man geen kinderen schonk, ot omdat tg hem reden tot ijverzucht gif? Ik we»t hel niet. Op eeo goeden dag kwamen we te v-tiD, d»t sjj een liefdasgcschiedenisje Iu de Woensdag gehouden vergadering van den Raad der gemeente ALKMAAR weid besloten, met het oog op de aanstaande kermis, de algemeene politieverordening aan te vullen met een verbod om te werpen met confetti en serpeniines, om een ander te plagen met pauweveeren of om met automobielen snel ler te rijden dan ten p»ard in matigen draf zich voottbeweegt. Een geraamte gevonden. Terwijl men te BERGEN OP ZOOM bij het station aan het graven was voor het plaatseo van palen voor de intercom munale telephoonlijD Rozeudaaf Vlisain- gen, heeft men een meoschelijk geraamte gevonden, dat daar nog niet lang kan gelegen hebben en dat daarom sommigen aan misdaad doet denken. Men meldt uit AMSTERDAM Eene der drie dienstboden dtr familie Reichard, wonende aan het einde der Von delstraat, heeft een deerniswekkend ouge- luk gehad. Het meisje was bezig met het smelten van was in eene open pan. De vlam sloeg in de pan, waarop het meisje had aangeknoopt met een o'anen-officier. Wij waren woedend ei trokken ons van haar en haar echtgenoot geheel terng- Ik hud ook tegen den laatste eeu vooroordeel, omdat hjj zich om de tweelingen, die steeds nog bij ons wareD, in het geheel niet be kommerde; in één opzicht was dat zelfs zeer gewenscht, daar mjjn vrouw de beide jon gens gosdsehiks niet meer had afgestaan, zij was er meer dan gek op geworden. Hal feit verder, dat hij spoedig daarop voor da tweede maal naar Amerika gaande en zijn vrouw, de oorzaak van dit overhaastig ver trek, meenemende, zich daar nog William Teil noemde eo zijn cerljjken naam aflegde, scheen mgn vooroordeel slrehts ie rechtvaardigen. Had hg iets te verbergen Had hg zich voor zgn familienaam te schamen „Sta mg too, mguheer Lampert,* viel Jast den spraakzamen goudsmid in de rede, „dat had e«n andere reden. Mgn heer dreef daarginds ook een tydlang hei ambacht van kunstsobut'er en toen moest de naam van William Teil voor reclame dienen,* „Nu, dat mag zgn, m aar rag is die avoniuur- Igke naamsverandering in 't geheel niet naar den zin giweest en de treurige gevol gen zga dan ook niet uitgeblevendrie zoons van één en deuzelfden vader, de twee lingen uil h3t eers'e huwelijk ea dan nog de bem door Vio'orioe geschonken William, drageu verschillende familienamen en zjn elkan der zoo vervreemd,dat ze elkaar bg een toe vallige ontmoeting den mg tookeeren.* „Dat is bedrotvead,* meende ragnbear Jast, „die langzaam zgo notitieboekju t den zak hzd gehaald om ergens een aautee- kecing te mtkeu, „maar hetzelfde geval hei ft plaats wanneer een vrouw voor ds tweede m»al trouwt en kinderen uit beide buwilgken g»bor<-n worden; dan voeren d» kinderen ook verschillende familienamen 'Onder dat het noodzakeigk is dat ig elkaar haten. O/erigeus zoudt ge mg nog zeggen, wat men mgn meesteres eigenlgk verwgt.* „Ondinkbaarheid, lichtziunigbe'd, trouwe loosheid het ergste wat meueen getrouw de vrouw miar ver wij en kaüW

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5