Boerenbloed.
Zondag 30 JULI 1899.
43ste Jaargang Ho. 3437,
INGEZONDEN.
TWEEDE BLAD.
BOETE.
F E U1 L L E T O N.
liinnenlandsch Nieuws.
RAMT.
Schets door C. Eijfell.
(—0—)
Het late diner in het Hötel Du Phare
was uitstekend geweest. Alle eer aan de
1 raosche koks zij verstaan het, om een
diuer op een manier klaar te maken, dat
het oogenblik van verzadigd ziju vertraagd
word', det men het kunstige en verfijnde
menu met een soort van aesthetisch
welbehagen geniet, als een tooneelvoorstel-
ling of een mooi boek. Maar men wordt
uroe van een al te lang diner, en de
zware Fransche wijn doet er het overige bij.
Een nog jonge, elegant gekleide man,
wieDS haren reeds begonnen te dunnen,
had zich op den divan uitgestrekt, en
dacht na onder het rooken van een fijne
sigaret over de aangenaamheden van een
diner te Oslersde, ea het badleven daar
in t algemeen.
Het was iu één woord verrukkelijk,
het liet niets te wenscheu. Te beginnen
bij het ameublement van de kamer waar
toch in de geheele wereld vond men een
hotel-inrichting van zulk een fijnen smaak,
waar een zoo gezellige warande, waar een
scherm, dat zoo op de juiste plaats stond,
waar een chaise longue, die zoo practisch
was ingericht om heerlijk oit te rusten
Om uit te iustea van...? Nu, ja,
van pteizier. Voor dat alles was hier
gezorgd, men behoefde slechts te willen,
en men kon vau alles genieten.
Wandelingen aan het strand, Soirees
dansantes in de kurzral, het bad met zijn
pikante veroorluolde ongedwongenheid,
en tot laat in den nacht, wanneer de
prikkelende dansmuziek wegsterft, achter
gesloten deuren het ongeoorloolde, maar
daarom dubbel verlokkende spel.
En dan de dames, d e uitgezochte
schoonhedeD vaü alle natiën, zoo verschil
lend in tjrpe en stand en toch allen zoo
gelijk ia hare élégance, haar zucht naar
vermaak, haar bevalligheid en wereldzin. De
hem omringende atmosfeer was vervuld van
tallooze ongeschreven hoofdstukken,als inlei
ding tot nieuwe of besluit van oude romans.
Eu toch, wanneer hij ze beschrijven
wilde, ze in den vorm van een der kleine,
elegante verhalen wilde voorstellen, die hem
het eerst den naam van eeu begaafd en
vooral zeer modern schrijver bezorgd had
den, voelde hij, dat zij hem onder de han
den wegfladderden, of, wat nog erger was,
zij gaven hem niets te zien, niets waar hij
iets pakkende van maken kon.
Wrevelig dacht hij hierover na. Dat dit
nu juist hem moest overkomeD, den gevier-
den autenr, wiens gemakkelijkheid van
schreven men bjj de beoordeeling van zijn
werk altijd het eerst roemde.
Hij liet de rij van de badgasten de revue
passeeren.
Da jonge, blonde vrouw met haar veel
ouderen echtgenoot en den getrouwen, jeug
digen metgezel iu wit flauellen kleeding
en gele strandschoenen Het lud van den
ouden koning afgezaagd. Moeder en
dochter beide even mooi, verliefd op den-
l.
EERSTE BOEK.
HOOFDSTUK I
„Barmhartige God! Wat zal die arme
William daarvan zeggen. En beiden dood
vermoord beroofd P*
De goudsmid Wilhelm Lsmpert vouwde
zijne tot dusverre diep in de broekzakken
ges'oken banden over de borst en staarde
met strakken blik naar de kostbare uitstal
kasten van ?i)n winkel.
„Ik heb de doodacte, zoowel als de an
dere papieren voor mijnbeer William mee
gebracht,* antwoordde de overbrenger van
de trenrige boodschap, „wanneer gij mij »go
tegenwoordige woonplaats wil» opgeven
„Gemhinerslraat 316. Ik denk wel, dat
hg daar nog woontwij hebben hem bgna
sedert drie maaoden niet gezieneen zoo
vlijtig assessor als onze William heeft niet
veel lijd om bezoeken af Ie leggen.Ach,wai
zouden die arme ouders veel pleizier aan
dien zoon hebben beleefd, wanneer ze naar
Europa hadden mogen terugkeeren. En wat
zal mjjn arme vrouw daarvan zeggen 1 Maar
neen zjj bad er al zoo'n voorgevoel van;
zij zeide mij steeds, toen er in den laafsten
tijd geen brieven meer van mevrouw T«ll
kwamenlot op, Wilhelm, in Amerika is
er iets gebeurd dat lange zwijgen bevalt
mjj in't geheel niet.En een wonder zoo het ook
niet zijn, voegde ze er dan aan too, dat die
meLBohen eens door den wrekenden engel
werden achterhaald, want mevrouw Victorine
beeft zich beel sleobt gedragen en mjjn neef
Karei dat is uw mjjnheer Teil, die eigen
lijk Deotiner heat moot ook een reoh'e
vagebond geworden wijn, dat bi) in 't ge
heel geen verlangen naar zijn drie zoons
beeft en tu iceda ren vjjf-en-twintig jaar
lang rondwaalt en de menschcn mat zjjn
zelfden minnaar p afgezaagd. Verder:
deParijsche gravin met haar fonkelende cogen
en haar eigenaardige Prarsche uitspraak,
het kleine vrouwijt in den rouw, van wie
men niet weet waar zij rouw overdraagt?
afgezaagd, afg.-zaagd nergens ook
maar de minste stof te vinden.
Hij begreep zichz-df niet. Maar één on
derwerp h«d bij Dog, en wel een greep
uit zijn eigsn leven. Waarom vreesde hij
daaraan te denken, waarom tastte hij fiet
flink toe, om datgene te overmeesteren dat
hem nu reeds zooveel jaren kwelde? Hoe
veel jaren waren het toch Acht volle ja
ren, en nog altijd niet vergeten.
Zijn geweten was ruim genoeg, en zoo
weinig hij anders ook aan vruchteloos naden
ken deed, over dit ééne kon hij maar niet
heenkomen. Eu juist nu, nu hij niets te
doen had, pakte het hem dubbel aan, zéé
sterk, dat hij haar in werkelijkheid voor
zich meende te zien. Zoo jong, zoo schoon,
zoo vol vertrouwen en zoo onbekend met
de wereld: het was een laagheid, die hij
had begaan. Wat waa er van haar gewor
den Grzonkeu Of was zij ges'orveu
Vermoedelijk het laatste en misschien
door eigen hand.
Daar was het weer, hst beeld, dat hem
j>ren achtereen vervolgd hid, dat als de
geest van Bmko op deu koninklijken stoel
naast hem ging zitten, wanneer de beker
T8n het genot overstroomde Een bleek
gelaat, de schoons oogleden gesloten, de
witte lippe» tot een laatster» angstkreet
geopend, het bloode haar als een schoot
rijp koreu om het dooie hoofd, de ver
stijfde leden uitgestrekt, eeu waterplas
uit de druipnatte kleereu der doode, op
den grond zichtbaar. Dan een kreet van
OLtzettiog, van opstand, uit honderd kelen,
angstig fluisteren, een radeloos hsen-eo-
weer loopen roepen om een dokter..
Zijn verbeelding werkte zoo stuk, dat
hij in zijn visioen al hst verschrikkelijke
werkelijk meende te hooren. Of was het
werkelijkheid? Had de onrust buiteD het
visioen verwekt Daar op de warande
klonken de verwarde stemmen, daar op
het ijzeren plaveisel van de Digue hoorde
men de haastige stspp?n,
In een oogenblik was hij uit zijn droo-
men opgeschrikt en ging naar het raam.
In de menschenmsssa, die zwart tegen
den geelroodeu avondhemel afstak, was
niets te onderscheiden.
Het gaslicht trilde over de groepsn,
zonder een enkele gestalte duidelyk te
doen uitkomen.
De auteur gre> p naar zijn hoed. Niette
genstaande zijn opwinding keek hij, vol
gens gewoonte, nog eerst in den spiegel
en v. rwonderde zich over zijn bleekheid.
Met een paar stippen was hij de trap af
en op de Digue gekomen.
Nu klonken hem de kreten der menigte
nog sterker iu de ooren. Driftig drong
hij naar voren, met zijn ellebogen ruimte
makend eindelijk stond hij midden onder
de menschen, en zag, wat hij gedacht
had te zullen zien, doch eeuigszins anders.
Hij herademde het dwaze van zija angst
na zooveel jaren weid hem duidelijk. Het
was niet het lieve meisjesgezicht, met blonde
haren omgeven, dat hij zoo dikwijls in zijn
visioenen gezien had, maar het gelaat van j
eene vrouw op rijperen leeftijd, waarvan
het zeewater poeder en blanketsel nog
niet geheel had afgewasschen. Trotsohe
gewelfde wenkbrauwen boven de gesloten
oogleden, in het zwarte haar hing nog het
élegante Parijzer hoedje. Hij kende de
ongelukkige. Den afgeloopen nrcht had
hij naast haar aan de noodlottige groene
tsfel van de kurzaal gezeten, wasr zij,
cogenschijnlijk kalm, onophoudelijk ver
loor, tot lat ze niets meer te verliezen
had, dan het ltven. Va banque!
'Veel kalmer, maar eenigszius geërgerd,
omdat hij zich oncoodig opgewonden had,
baande de schrijver zich ten weg tasschen
de omstanders door.
/^Pardon, Madame
In zijn woest vooruitdringen was hij
tamelijk onzacht eene dame tegen het lijf
geloopen, nn stond hij mjt den hoed ie
de hand hoffelijk voor haar buigende.
Het volle licht van een gaslantaren viel
op de dame.
Een lief, meisjesachtig gezicht, dat op
dit oogenblik bleeker scheen dan dat van
de doode, en dat omgeven was door prach
tig blond haar. Zij sloot plotseling iv
oogen, als scheen zij ir» onmacht te zulleD
vallen, maar zij herstelde zich.
„Lilli, gij Leeft gij
Een kwartier geleden had hij zich niets
heerlijkers kunnen voorstellen. Da helft
var» zijn eigen leven had hij willen geven,
om te weten, of zij nog tot da levenden
behoorde. Maar op dit oogenblik, nu zij
daar voor hem stond, schoon, bloeiender
dan ooit, en met het onmiskenbare merk
van een vronw van stind, kwam het hem
bijna als een onbeschaamdheid voor.
flik ben zeer verheugd, u zoo geheel
en al getroost te zien, mejuffrouw."
D.t brutale gez'gde gat haar in een oo
genblik haar bezinning terug. Zij richtte zich
op, haar blauwe oogen fonkeldea hem tegen.
ipLaat ons een weinig op zij gaan; wat
wij elkaar te zeggen hebbeD, behoeft nie
mand te hooren, en wel het allerminst
mijn man."
Haar man, een ander stond dus op de
plists, die hij zelf eens had kunnen innemen.
Deze was gelukkig, zoosls hij zelf gelukkig
had kunnen zijn, wanneer hij niet iu eeu on-
grijpeljjke verblinding het geluk van zich
had gestooteu.
Nu hij hoorde dat een ander ha&r bezat,
was ook zij een andere geworden, die hem
veel b°gee;lijker voorkwam. En toch, hoe
durfde zij het wagen, zij, daar zoo zeker
en fier voor hem te staan, zij f
r/Mijn gelukwensch, mevrouw, zoowel
met uw huwelijk, als met uw talent om
te vergeten."
Nadat zij haastig had omgezien, was zij
dicht bij hem komen staan.
„Ik lees uw gedachte op uw voorhoofd
het had mij moeten gaan zooals het
met die gegaan is, die daar ligt, meeat
gij d-t schijnt u de gewon", eenig be
staanbare boete toe natuurlijk slechts
voor de vrouw, dat is toch da voortreffelijke,
eenzijdige mannen moraal Ik ben er voor-
zak» r n» genoeg aan tos geweest. Nu ik
mij echter verst >ut heb de hemel alleen
weet,na hoeveel strijd voort ta leven, mijt
goocheltoeren bet geld uit den sak klopt."
Op het gelaat van deu ander, aan wien deze
vertrouwelijke mededeelingen werden gedaan,
was een uitdrukking van smart leesbaar. Hg
was van middelbare grootte,en zeer buigzaam.
De donkere oegen, die onder scberpgoteekende
wenkbrauwen schitterden, sloeg hij pijnlijk
getroffen naar beneden-
Op zijn kortgeknipt, dicht, reeds hier en
daar grgzend haar zat een witte vilthoed,
met ongewoon breeden randbet grove,
blauw-cheviot pak en de aan een lederen tien»
over den schooder hangende tasch verrieden
den reizende. Hg was eergiBfer in Hamburg
met ern schip gearriveerd.
,Gjj teemt mij mijn openhartigheid niet
kwalijk, mijnbeer Jast,* ging de goudsmid
voort, daar de ander den blik naar deu grond
hield geslagen en in zijn smartelijk zwijgen
volhardde, „gij waart een genoot van myn-
heer Teil
„Slechts lijn bediende, mijnheer Lzmpert,
niets meer maar ook zijn helper bij zijn
voorstellingen.'
„Dan zult ge mij natuurlijk geen gelijk
geven in mijn oordeel over de dooden
„Neen, mijnbeer Limperi, niet zoo geheel
en al. Ook mevrouw Telt was steeds een
goede meesteres voor mij en ik moest mjj
zeer vergissen, wanneer se niet steeds vurig
naai baar zoon heeft voriaDgd. De vroeger
zoo mooie, bloeiende vrouw is op het laatst
en leelijk geworden; gg toudi haar
leven van nieuw af weer te beginnen,nu komt
gij voor mij staan en vraagt, wie mij het
recht dairtos geeft. Ik heb mijn geluk
verdiend, ik wil het ook behouden. Waart
gij een man van eer, wat gij nitt zijt, dan
kon ik van u verleren: zwijg, om mij niet
het laatste te ontnemen.Nu verzoek ik het u.
„Weet uw echtgenoot ni»ts?«
„Nuts; hij zal, hij mag niets weten."
Er sprak een groote wilskracht uit haar
woorden.
„Ei kuut gij deze voortdurende huiche
larij uithoudenverplettert zij u uist
„Wat zijt gij fijngevoelig altijd voor
anderen Eerst geloofde ik niet langer
te kunnen leven met mijbezwaarde ziel,
maar ik leerde hit. Ik werkte, om te
levaü, neuwgezet, onvermoeid. Toen ik
het geld voor de reis bij elkaar had,
ging ik naar Engeland. Ik w rd ver
pleegster bij een erGStig zieke dame en bij
haar zoon, wiens oogen aangetast waren.
Ik zag den zoon blind worden, de moe
der sterven, maat eerst, nadat ik met haar
volkomen toestemming zijn vrouw was
geworden. Van dien tijd af ban ik mij
ze'f niet meer geweest. Ik heb voor
hem geleefd, ik was zijn verpleegster, zijn
vrouw, zijn allee. Ik heb hem gediend, zooals
slechts een vrouw d-.t doen kan, en hij
is gelukkig.
„Dat is mijn boete. Nog eenmaal, ik
smeek u, zwijg Ik heb een zoootji, een
allerliefst jongetje van drie jaren. Gij zoudt
toch niet willen, dat zijn moeder
Met eeu plotselinge beweging had zij
hem beide handen toegestoken, een oogen
blik werd het hem bijna ts machtig, het
was hem alsof hij die teere handen, die
hem zoo dikwijls hadden geliefkoosd,
ootmoedig naar zjju lippen moest brengen.
M aar hij bedwong zich en boog diep.
#Gij hebt het reeds zelf gezegd, ik heb
geen eerewoord meer weg te geven.
Maar wanneer u mijn belofte voldoende
is, goed ik zal zwijgen. En ik zal u niet
meer onder de oogen komen. Is het vroeg
genoeg als ik morgenochtend vertrek
Zij behoetde niet te antwoorden, ffLi-
lian, Lilim, waar zijt gij f"
Er lag zulk een teerdere hartelijkheid
in dier» toon, zulk eeu hulpeloos roepen
om de bescherming ven de vrouw, dat
de auteur zich onwillekeurig ontroerd
voelde. Hij z»g nog, boe de jonge vrouw
op haar echtgenoot toeliep, die, op den
arm van een bediende geleund, langzaam
naderde, en zijn hand met een innigheid
vasthield, alsof zij zijn bescherming inriep.
Hij vond zichzelf bijzonder grootmoedig
en beschouwde bet g'oepja, alsof het zijn
werk ws.
Toen keerde hij peinzend nasi zijn wo
ning terng, om ziju goed bij elkaar te
pakken, en, zooals hij gezegd had, morgen
te vertrekken.
Het was wel jimmer van het heerlijke
Ostende, dat van nu af in zijn herinnering
altijd eer» bitteren bijsmaak zou behouden.
Een troost wis het echter voor hem,
dat nuts hem nu meer terughield, om
de prachtige novelle uit zijn leven, dis
hij tot dusverre zoo angstig vermeden
had, zonder gewetensbezwaar te gebruiken
Hdbl.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
worden nimmer teruggegeven
Mijnheer de Redacteur
Wil u s.v.pl, dit onderstaande als
ingezonden in uw blad plaatsen?
Den 6 Augustus, deu eersten kermisdag
hoopt Wiukel's Fanfarecorps met de
daartoe nitgenoodigde Fanfarecorpsen, zijn
10-jaiig bestiaa feestelijk te herdenken
(Festival.) 's Morgens 10 uur zal de voor
zitter der fetstcnmmissie, hopende dat
dan alle uitgeuoodigde gezelschappen pre
sent zullen zijn, den feestdag openen.
10.15 Uur opstelling van den optocht
door het geheele dorp. Openstelling van
het terrein voor het publiek om half een
uur. 1 Uur uitvoering van #La Premie-a"
van M J. H. KesseD, door alle saawezige
dilettanten onder directie van den heer
A. Egmond. Verloting van de toegezegde
premie vaa f 30, f 20 en f 10 en van de
Solo-cornet, (geschenk van de Firma W.
H mpe te Amst«rdam);onmiddellijk na afloop
van het feestprogramma, 's Avonds 8 uur
groot Bal-Champêtre op het verlichts
feestterrein, (Muziek van Ülrich's Beiersche
Kapel.) Eéuig, zoo'u feestdag, en toch heb
ben de Faufareledeo, naar mijn idéé aan
nu toe, (wat worden zal weet ik nog niet,)
iets heel belargrijks achterwege gelaten.
Wat zijq vroeger, ds tieu jaren bens terug
geteld, toch inspanningen gedaan, om het
corps op te richten, en nu de oprichters op
twee na door persoonlijke omst mdigheden
de vereenigiug hebben veilaten, gaan zij
precies heen, alsof alle oprichters naar de
Transvaal zijn gegaan. Wel is waar, de
hond vaogt den haas en de jager eet
hem op. Neen, dan het Departement Win
kel der Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen K.
nauwelijks hebben herkend.*
„Waarom keerde se dan niet naar haar
zoon terug, dien ze ons uls een tweejarig
ventje op schoot gezet heef', met zijn beide
stiefbroeders bovendien Heb je ooit meer
zco iets gehoord? De heele kindeischaar
vgn disn mgnbeerDeohner of TG', zoo ja bom
wilt noemen,— hebben wij opgevoed. Een
moeder had siob niet zoo gt makkelijk van
haar kind moeien laten scheiden.*
„Zjj was aan haar man gebonden en dsze
wilde van een terugkeer naar het vaderland
niets wetenhet arme kind zou bg bol
swerversLven ijjner ouders aan lijf en risl
ten gronde rijn gegaan. Jk zelf heb ze
toenmaals aangeraden, toen de geDgenbeid
zich daarloe aanbood, den kleinen Willam
naar Europa te zenden. Aoh, het is haar
«waar genoeg gevallendie arme vronw bad
reeds zoo ondar de rawe natuur ven baar
mar» te lijden.*
„Zij heeft het niet anders verdiend, dat
wil zeggen, ik praat bier als er-n ouwe end
menech en oordeel naar den schijn,* verbe
terde de goudsmid, terwijl hij zijn sohsrpe
stem tot een milder toon dwong- „Ik ben
eeo Christen en wil mgn naaste niet ver
vloeken; ik kan de menschen niet in de
harten kijken en ken dus de beweegredenen
hunner daden niet.
„Mijn vrouw eohter, dis met de verhou
dingen zeer nauwkeurig bekend is, meent
dat, zoo schandelijk als mevrouw Teil ge
handeld heeft, geen jonge moeder zich ooit
heeft en zal gedragen."
„Ik weet niet goed, wat ge eigenlijk aan
mijn oude mees'eres verwijt ;ik herinner mjj
slechts, dat zij mij eenmaal zeide, hel was
op een onzer laatste rei en langs de Missis-
sippi en zij weende toen in s'ilte en zeer
veel—: „Just, wanneer gij Europa eenmaal
w»erziet en daar ie's slechts vbd mi) znlt
hoorei», dan gelooft ge er maar een vierde
deel van en verdedigt me, want ik was be
ter d»u men mij daar uitschildert-" Dat
zeide ze tot mjj, en, mijnbeer Ltmpe't, ik
bcb do menschcn leeren kennen in de oogen
der arme vrouw was iets, dat mij aan haar
woorden niet kan doen twjjfelen,"
„Gjj zijt een braaf man, mijnheer Just,
en treedt op voor iemand, mat wien ge ve
le kwade en goede jaren hebt gedeeld Da'
is uitstekend; mijn vrouw zal zich even
wel niet ?oo gomakkeljjk van haar meeniog
laten afbrengen.*
F ederik Just zuchtte bjj d-ze bemerking;
dan knikte hij langzaam met bet hoofd on
bromde: „Dal zoogenaamde zwakke geshcht
is steeds bet sterkst met sgoe veroordeeliog
van ongelukkige vrouwen-* Eu weder in zijn
gewonen toon vervallend,ging hij met os-
nigsjiDs fooge atem voort: .Gg sprazkt
van drie zoonz van mjjnheer Teilik ken
er slechts één, mgohier William."
„Da beide broers Dechner rjjn zoons uil
Tell's eerste huwelijk, «ij wonen eveneens
hier. Gij weet loeb, dal mijnheer Teil eigens
lijk Karei Deobner beet Hg ging reeds een-
m-tai als jongeling naar Amerika en maak
te daar zijn kunstjes in de theaters.
Hg moet daar met aardig wat geld
vandaan zijn gekomen, want op een goe
den dag kwam hg hier met aijn vrouw en
zeide, als rentenier hier te zullen blijven
woneo. Zijn vrouw schonk spoedig daaiop
aan een twoeliug het leven en stierf na een
week. Hij stelde zich eerst als dol aan hij
scheen van smart en vertwijfeling gek te
zullen worden. Doch reeds na weinige wekon
verklaarde bij ods, dat hij hei niet langer
kon uithouden en weer reizen moest. Tegen
allen praat van mjjn vronw in bleef hg
doof; hij bezwoer ons, dat wg
de tweelingen zouden aannemen en op
voeden, alsof bet onte eigen kinderen waren.
Met graagte greep mijn vrouw het voorstel
aanwij hadden nooit de onderveugde
gekend ea sijnsm daarom maar al te gaarne
de kinderen in huiszjj randde mijnheer
Dechner nu zelf aan, zijn uit de voegen
g barsten hert door een groote re's wat op
te kcappan. Het kostgeld dat Dechner ons
aanbood, wees ze natuurlijk van de band.
Wg hadden. God zij dank, zooveel, dat wij
den beiden jongens nit eigen middelen deu kost
konden geven. Zoo reisde hij dan af eo liet
langen tijd geen woord van zich hooren.
Esrst na dria jiren kwam bjj plotseling
te-*ug en nam zija twaeda vrouw mee, Vic
toria?, een geboren Eogelsche, die hjj
in C»nad» getrouwd had. Deze vrouw no,
ge hebt ie j irenlang gekend was een
mooie vrouw; zij had Franzch bloed in de
&deren en de blik nit bare donkere oogen
had 038 allen dadelijk ingepakt. Hst paartje
begon hier een soort huis te honden zg
ontvingen gesten nit de meest voornam»
kringen, voor wie de bniaheer nu en dan
eens" een mooi kunststukje vertoonde en aan
wie de lieftalligheid dsr huisvrouw uitstekend
beviel. Da! ging zoo ongeveer twee jaar
lang, to' op eenmaal tasschen de echtelieden
bet touw stok schseD. Was het, omdat Yic-
to'ine haar man geen kinderen schonk, ot
omdat tg hem reden tot ijverzucht gif? Ik
we»t hel niet. Op eeo goeden dag kwamen
we te v-tiD, d»t sjj een liefdasgcschiedenisje
Iu de Woensdag gehouden
vergadering van den Raad der gemeente
ALKMAAR weid besloten, met het oog
op de aanstaande kermis, de algemeene
politieverordening aan te vullen met een
verbod om te werpen met confetti en
serpeniines, om een ander te plagen met
pauweveeren of om met automobielen snel
ler te rijden dan ten p»ard in matigen
draf zich voottbeweegt.
Een geraamte gevonden.
Terwijl men te BERGEN OP ZOOM
bij het station aan het graven was voor
het plaatseo van palen voor de intercom
munale telephoonlijD Rozeudaaf Vlisain-
gen, heeft men een meoschelijk geraamte
gevonden, dat daar nog niet lang kan
gelegen hebben en dat daarom sommigen
aan misdaad doet denken.
Men meldt uit AMSTERDAM
Eene der drie dienstboden dtr familie
Reichard, wonende aan het einde der Von
delstraat, heeft een deerniswekkend ouge-
luk gehad. Het meisje was bezig met het
smelten van was in eene open pan. De
vlam sloeg in de pan, waarop het meisje
had aangeknoopt met een o'anen-officier.
Wij waren woedend ei trokken ons van
haar en haar echtgenoot geheel terng- Ik
hud ook tegen den laatste eeu vooroordeel,
omdat hjj zich om de tweelingen, die steeds
nog bij ons wareD, in het geheel niet be
kommerde; in één opzicht was dat zelfs zeer
gewenscht, daar mjjn vrouw de beide jon
gens gosdsehiks niet meer had afgestaan,
zij was er meer dan gek op geworden. Hal
feit verder, dat hij spoedig daarop voor da
tweede maal naar Amerika gaande en zijn
vrouw, de oorzaak van dit overhaastig ver
trek, meenemende, zich daar nog
William Teil noemde eo zijn cerljjken naam
aflegde, scheen mgn vooroordeel slrehts ie
rechtvaardigen. Had hg iets te verbergen
Had hg zich voor zgn familienaam te
schamen
„Sta mg too, mguheer Lampert,* viel Jast
den spraakzamen goudsmid in de rede, „dat
had e«n andere reden. Mgn heer dreef
daarginds ook een tydlang hei ambacht van
kunstsobut'er en toen moest de naam van
William Teil voor reclame dienen,*
„Nu, dat mag zgn, m aar rag is die avoniuur-
Igke naamsverandering in 't geheel niet
naar den zin giweest en de treurige gevol
gen zga dan ook niet uitgeblevendrie
zoons van één en deuzelfden vader, de twee
lingen uil h3t eers'e huwelijk ea dan nog
de bem door Vio'orioe geschonken William,
drageu verschillende familienamen en zjn elkan
der zoo vervreemd,dat ze elkaar bg een toe
vallige ontmoeting den mg tookeeren.*
„Dat is bedrotvead,* meende ragnbear
Jast, „die langzaam zgo notitieboekju t
den zak hzd gehaald om ergens een aautee-
kecing te mtkeu, „maar hetzelfde geval
hei ft plaats wanneer een vrouw voor ds
tweede m»al trouwt en kinderen uit beide
buwilgken g»bor<-n worden; dan voeren
d» kinderen ook verschillende familienamen
'Onder dat het noodzakeigk is dat ig elkaar
haten. O/erigeus zoudt ge mg nog
zeggen, wat men mgn meesteres eigenlgk
verwgt.*
„Ondinkbaarheid, lichtziunigbe'd, trouwe
loosheid het ergste wat meueen getrouw
de vrouw miar ver wij en kaüW