PLAATSELIJK NIEUWS. Schageu, 30 Augustus '99. Vergadering van den Raad der gemeente Schagen, gehou den op Dinsdag 29 Aug. 1399, des morgens ten 10 ure. Afwezig de heer fïVader. Voorzitter de heer 8. Herman, burgem. Na opening der vergadering worden door den heer Jb. Denijs Jz. de zeer uitgebreide notulen gelezen. Naar aanleiding van die notulen vraagt de heer Iloogschagen het woord hij is van meening, dat de uitdrukking daarin: „en de heer iloogschagen neemt het woord" niet op haar plaats is. Spr. zegt, alleen het woord te hebben verzocht, en wil men spreken, dan dient men toch wel eenige woorden te uiten om dat verlangen kenbaar te maken. De voorzitter zegt, dat de heer Hoog- schagen het woord heeft genomen zonder het te vragen. Wanneer ik, zegt daarop de heer Iloog schagen, dan andere woorden heb gebezigd, dan hadden die ook in de notulen moe ten staan. Nadat de voorzitter zijn meening blijft handhaven, worden de notulen goedge keurd. Bij de ingekomen stukken zijn 2 missives van Ged. Staten met goed keuring af- en overschrijvingen dienst '98 en verordening danspartijen. Van den hr. Ds. Van Kluijve is ingekomen een pchrijven, waarin hij voor zijne benoeming als lid der schoolcommissie bedankt. Voorzitter vraagt, of eene nieuwe voordracht aan de schoolcommissie zal worden gevraagd, waar alle heeren vóór zijn. Van de commissie tot onderzoek van de gemeente-rekeniDg was een rapport ingekpmen, waarbij tot goedkeuring werd geadviseerd, met de opmerking, dat door één der leden van de eomm. 'van het rietbosch geweigerd was, de rekening van het rietbosch te teekenen. De gemeente-rekening sloot in ontv. op f 39953.186, in uitgaaf op f 83235.825, dus met een batig slot van f 6717.36 De commissie, die de gemeente-rekening had nagezien, bestond uit de heeren W. Roggeveen Cz., J. Schenlc Pz. en P. Meurs Pz. De heer Hoogschagen vraagt een inlich ting aangaande den postontvangsten van verschillenden aard, die op f 253 was geraamd en nu was gebracht op f3501. Voorzitter licht toe, dat dit voortvloeit uit de subsidie voor den bouw der Land bouwschool, groot f 3500. Waarom, zoo vraagt de beer Hoogscha gen, is het bedrag dan maar feitelijk f 1.,als het opf 253.werd geraamd. Nu wordt toegelicht, dat het bedrag van f 250.als zijnde het bedrag dat ontvangen wordt voor den legger der wogen, van Ged. St. nog niet is ontvan gen. De heer Hoogschagen verklaart zich met de inlichtingen tevreden. De heer Vlaming vraagt, waarom de rekening van het rietbosch door één der commissieleden niet is geteekend. Nu wordt door Voorzitter gelezen een stuk van den heer Schenk, dat naar aan leiding van de rietbosch-kwestie was ingezonden. In dat stuk wordt gezegd, dat de re kening van 1898 Schenk door eeu mede lid van het rietbosch was aangeboden om daarop zijn handteekening te plaatsen, wat door hem werd geweigerd, omdat die rekening niet was zooals een reke ning behoorde te zijn en hem ook geen inlichtingen op zijne vragen werden ver strekt. Spr. is toen naar den burgemeester gegaan om te vragen of er een verordening over het rietbosch bestond, waarop hem ten antwoord werd gegeven, dat geen verordening bestond en de commissieleden onderling de werk zaamheden regelden. Spr. is naar het rietbosch gegaan en heeft door Hop man het aanwezige riet laten opnemen. Op 26 Januari 1898 was aarwezig 140 voer riet van '96, 220 voer van '97 en er was toen gesneden 460 voer van '98, dat is te zamen dus 820 voer, en er werd maar verantwoord 647 voer, wat een verschil maakt van 173 voer van 40 bos. Inlichtingen aan den boschbaas vragende, kon deze daaraan niet voldoen, redenen waarom de heer Schenk bezwaar maakt de rekening teteckenen. De heer Asjes het woord krijgende, zegt, niet te kunnen nalaten, zijn diepe verontwaardiging uit te spreken over de lage verdachtmaking, waaraan hij door het raadslid Schenk heeft blootge staan. Spr. vindt deze behandeling zeer onbeschoft en dat hij zoo ongemotiveerd beleedigd werd, kan hij niet verkroppen. 't Is, zegt de heer Asjes verder, altijd mijn streven geweest, niet met dien man (hiermede bedoelt spr. den heer Schenk,) in conflict te komen door lui uit Wie- ringerwaard gewaarschuwd, wist ik reeds wat man hij was; maar men is machte loos als zulk een individu je een be- leediging wil aandoen. Wannoor die man bij mij was gekomen en had gezegd: onze cijfers kloppen niet, dan had dat geen aanleiding tot ongenoegen gegeven. Maar 't optreden van dien man was zoo bruusk en hij maakte mij daarbij verdacht,170voer riet, dat is voor een bedrag van klein f 800.verduisterd te hebben, dat ik me zoo boos maakte, dat ik op dat oo- genblik niet in staat was, inlichtingen te geven. Thuis gekomen en kalm na- w denkende, heb ik de verschillende cijfers op papier gezet. In 1896 is geschoren 488 voer. 1897 455 1*98 464 te zamen 1407 voer. Er is verrekend met den heer De Heer In 1896 199 voer. 1897 556 15 schoof. 1898 647 20 te zamen 1402 voer 35 schoof. Elk raadslid zal zien, zoo gaat spr. voort, dat het verschil al heel weinig is. De onderste schooven blijven liggen en vergaan dus, en ook van de bovenste,die aan weer en wind zijn blootgesteld gaat er menige schoof verloren. Zooals een ieder zal inzien bij een vergelijking van deze cijfers, kloppen deze uitstekend. Nogmaals zegt spr. als Schenk bedaard bij mij was gekomen en inlichtingen had gevraagd, zouden ze-hem zijn verstrekt; nu noemt spr. de handelingen van ien man unfair en spreekt er zijn diepe verontwaardiging over uit. De heer bchenk zegt: Mijne heeren, zooals U weet, ben ik in '97 tot com missielid van het rietbosch benoemd ik ben naar het rietbosch gegaan en heb daar opname gedaan van het riet en dat doodgewoon in een boekje opge schreven. De heer Asjes is met de rekening van '97 bij me geweest en vroeg, die eventjes te teekenen. Ik heb hem geantwoorddat is goed en wel, maar ik heb op 't oogenblik weinig tijd en zou, alvorens die rekeniug te teekenen, ze toch gaarne wel eens willen inzien,want ofschoon mijnheer Asjes beheerend lid is, heeft toch zeker ook een ander lid der commissie wel het recht op de hoogte van de zaak te zijn. Die rekening was volstrekt niet uit elkaar gezet, er was geen overzicht bij, geen lijst of iets dergelijks. Ik heb den heer Asjes daar toen attent op gemaakt en heb die rekening geteekend onder voorbehoud, dat ik in zage van de verschillende papieren zou krijgen en dat de rekening het volgend jaar zou zijn zooals een rekening behoort te zijn. Het toeval dient, dat ik datzelfde jaar zitting heb in de commissie, belast met het nazien der gemeenterekening, en door de andere commissieleden op de rekeniug van het rietbosch gewezen, heb ik gezegd laat dat voor dit jaar nu maar zoo blijven, ik zal zorgen, dat het volgend jaar de rekening in orde is. Daar komt bij, dat ik in het loopende jaar zoo goed als geen inlichtingen heb ontvangen. Op een gegeven oogenblik komt de heer Asjes weer bij me en zegt teeken die rekening even, ze moet zoo noodig naar den penningmeesterik heb er al reeds een standje over gehad en zal er wel weer een standje over krijgen. Ik heb den heer Asjes toen geant woord,dat ik met den penningmeester niets had te maken, dat ik eerst de rekening wilde nazien. Na een viertal dagen heb ik den heer Asjes gezegd, de rekening zóó niet te kunnen teekenen ik had de commissie van de gem.-rekening vorig jaar beloofd, dat de rek. in orde zou zijn en dat was nu weer het géval niet, dus weigerde ik te teekenen. Ik vroeg den heer Asjes verder, hoe dat zat met die 172 a 173 voer riet, die wij in verschil waren. De heer Asjes kon mij daarvan op dat oogenblik geen inlichtingen geven.De hr. Asjes zegt, dat ik bruusk ben geweest, maar de hr. Asjes was zelf bruusk ik vroeg inlich tingen, waarop ik als lid van de comm. van het rietbosch recht heb, en ik kreeg die inlichtingen niet. De heer Asjes zeide mij, dat hij naar den ontvanger zou gaan en zeggen, dat ik de rekening niet wilde teekenen. Hij ging en liet de rekening op tafel liggen. Een oogenblik daarna ontving ik eene boodschap van den bode, of ik even bij den burgemeester wilde komen. Met genoegen, heb ik geantwoord. De heer Asjes was bij den heer burgemeester aanwezig. Deze begon met mij pardoes te vragen, waarom ik de stukken Diet wilde overgeven. Ik vroeg hem, welke stukken hij bedoeldeals het de reke ning was, die had ik bij me en kon hij met genoegen krijgen. De heer burgemeester begreep zeker, dat hij zich verkeerd had uitgedrukt, want hij vroeg nu, waarom ik die reke ning van het rietbosch niet had willen teekenen, en ik heb hem dat uitgelegd, zooals ik dat nu den heeren van dén raad heb gedaan. "Wil de heer Asjes mij mijn optreden kwalijk nemen, dat is zijn zaak, en wie het mij euvel duiden wil, moet dat weten. Wat die verdachtmakingen van den heer Asjes, betreffende Wieringerwaard, aangaan,die zijn naar mijn idee buiten deze zaak. Zoodoende, mijnheer de burgemeester, zou ik u als raadslid wel willen vragen, mij inlichtingen te geven aangaande dat verschil van die 173 voer riet; naar mijn oordeel is daar niets tegen; ik heb het recht dat te weten; wie mij het niet teekenen van de rekening euvel wil dui den, ga zijn gang. Do heer Asjes zegt, dat de opgaven van Hopman op 26 Jan. '98 zuiver zijn geweest. Elk raadslid weet, dat we toen met een massa riet zijn blijven zitten entoen is besloten het voor f3.50 van de hand te doen. Ik heb de oude massa voor f 3.50 verkocht en den nieuwen stapel voor f 4.Spr. maakt nu duidelijk, dat die 170 voer riet, door Hopman 26 Jan. '98 opgegeven, in de rekening van '97 is verrekend, doordat liet jaar van het rietbosch loopt van Juu tot Juli, Spr. noemt het een leugen, dat hij Schenk geen inlichtingen heeft willen geven om trent die 170 voer riet. Ik heb hem gezegd die zijn verantwoord in de reke ning van 1897. Dat kan niet, werd mij geantwoord. Ik was daarover zoo boos, dat ik geen voldoende inlichtingen geven kon doordat hij beweerde, dat riet van dit jaar in geen vorige rekening kon ver antwoord zijn. Spr. legt uit, dat hij riet, dat in '97 is geschoren, in '98 ver kocht zijnde, nog in de rekening van '97 brengtriet dat in '98 wordt geschoren, wordt in de rekening van '98 verantwoord. Spr. zegt verder, dat men steeds met zijn rekening is tevreden geweest en door hem het beheer steeds te goeder trouw is gedaan, maar als men met kwaadden kende lui te doen heeft, wordt het anders. Schenk wilde, dat ik de rekeniug anders zou inkleeden, aan welk verzoek ik heb voldaan. Dit jaar was bij met die aan gebrachte veranderingen niet tevreden; hij vroeg me, op welken tijd de leverin gen waren geschied, hij wilde datums heb ben, en zijn bewering, dat hij mij dit vorig jaar ook al had gevraagd, is een leugen. Had hij het me gevraagd, om maar niet met den man in conllict te komen had ik het bepaald gedaan. Hat Schenk geen tijd heeft gehad, de rekening na te zien, is ook gelogen Donderdags heb ik hem de rekening gegeven, en de man is makelaar, dus dat hij het dan druk heeft, wil ik aannemen hij had de rekening evenwel 's middags kunnen nazien en ik ben toen teruggekomen. Mijuheer was niet thuis en de rekening zat achter slotdat was voor mij een teleurstelling en voor den ontvanger eveneens. 5 Dagen later, Dinsdag, ben ik er nog eens heen gegaan en toen was de rekening nog niet nagezien, en dat een rekeningetje van het rietbosch. De heer Asjes noemt dit de gevo'gen van een scheeven karak tertrek. De heer Schak: Ik laat me hier niet brutaliseeren. De heer Asjes gaat voort met aan te geven, wat er 26 Jan. 1898 op stapel was en wat er in de rekening van 1898 is verantwoord. Hoe kan dat de rekening van 1898 zijn zegt de heer Schenk. Dan ben ik met de cijfers in de war, zegt de heer Asjes. Maar ik ben niet in de war, zegt de heer Schenk-, volgens de rekening moet er zooveel riet present zijn en dat was er niet. De heer Asjes Maar je snapt het niet. De heer Schenk Da's geen wonder, want je wordt overal buiten gelaten. De heer Asjes zegt, dat de heer Schenk zich ook steeds beklaagt, dat hem geen eer genoeg gegeven wordt. Ik heb, zegt de heer Asjes, angstvallig in 't oog ge houden Schenk steeds het eerst te noe men. Ik heb nooit eerst gezegd: Smit, wat denk jij ervan, maar: Schenk, wat denk jij ervan. Maar wat is er ook aan het rietbosch te doen? Hopman scheert het riet, ik verkoop 't, maar mijnheer Schenk oordeelt steeds, dat hem aan zijn eer wordt tekort gedaan. Hier komt geen eeren bij te pas, al- zoo de heer Schenk. De heer Schenk komt er nogmials op terug, hoe riet, dat 26 Jan. '98 op sta pel ligt, verantwoord kon worden in de rekening van '97. De heer Asjes zegt, dat zijn rekening loopt van Juli 1897 tot Juli 1898, dus dat het wordt een rekening loopende over 18971898 en dat er van het - overge blevene riet van '97 ook in '98 is ver kocht na 26 Jan. en dus in die loopende rekening is gebracht. De heer Schenk zegt in 't begin van het jaar den voorraad riet te hebben op genomen, omdat spr. dacht, dat de re kening liep van 1 Jan. '97 tot 1 Jan. '98, zooals dan ook behoort, en waarom is de heer Asjes dan niet bereid geweest, inlichtingen te geven? Ik moet toch ze ker niet voor den heer Asjes kruipen Dat wil ik, zegt de heer Asjes, des noods wel voor u doen. Maar er zijn 3 commissieleden, van wie één het be heer Ja, zegt de heer Schenk, dat is onge lukkig genoeg, dat één het beheer heeft en de anderen er niets van weten. De heer Asjes vraagtWelke werk zaamheden wil je dan voor je rekening? De heer Vlaming vraagt een inlichting omtrent de rekening, waarop de heer Asjes meedeelt, dat er van het nieuwe riet niets verantwoord wordt in de vorige rekening, maar dat dat natuurlijk eerst in 1900 wordt verantwoord. U moet niet vergeten, zegt de heer Asjes, dat er 3 jaar riet was, '96, '97 en '98, en dat er van die 3 jaar op 26 Januari aanwezig was. Na dien datum is na tuurlijk van dat oude riet verkocht en zooals het behoort, in de rekening van '97 gebracht, die eerst Juli 1898 is afgesloten. Dus bij de verantwoording over 1898, is daar dan geen riet van '99 bij vraagt de heer Vlaming. (Neen). Kan u mij ook bij benadering opgeven, hoeveel voer dat nu is (452 voer). Daarvan is natuurlijk reeds verkocht en de rest ligt er nog, (zeker). Is het mogelijk, is het slot van des heeren Vlaming gedachtengang, dat daarin het verschil ligt De heer Asjes wijst er nogmaals op, dat er van 3 jaar lang riet wa3, dat er in '96 maar 199 voer was verkocht en dat dit jaar alles is verkocht. Dus van hetgeen nu geschoren is, dit jaar, zegt de heer Vlaming, daarvan is niets verrekend, daarvan is nog in voor raad, óf van het verkochte ^ïet geld Zeker, zegt de heer Asjes, het geld is daarvan reeds afgedragen. Wanneer, zegt de heer Meurs, in '95 het riet op was (en dit was het geval) dan mankeert er aan de rekening van den heer Asjes ook geen schoof. Daarna volgde er een praterij van den halven raad om elkaar de rekening duidelijk te maken. Do heer Schenk wijst nogmaals erop, dat hij niet begreep, waar die 170 voer riet waren. De heer Asjes meent, dat, als de heer 8chenk op eene andere wijze inlichtingen had gevraagd, hij die gekregen zou hebben. Ik heb het gedaan, zooals ik het nu doe ik ben niet anders gekuipt, zegt de heer Schenk. De heer v. d. Maaten zou Schenk wel eens willen vragen, hoeveel voer riet of er op 26 Januari 1898 aanwezig was. 140 voer '96, 220 voer '97 en 460 voer '98, is 820 voer. Hoeveel is er verantwoord gedurende rekening Juli '97—Juli '98. 556 voer, is het antwoord. Dan, zoo zegt de heer v. d. Maaten, zou ik met Schenk willen vragen: waar zijn die 172 voer riet? In Juli '98 was er 556 voer riet verkocht, bleef dus 164 voer riet over; met die 164 voer riet is begonnen Juli '98, dit jaar zijn er bijgekomen 464 voer, wordt Als u zoo voórtrekent, mijnheer v. d. Maaten, oordeelt de heer Meurs, zal u een aardig bedrag overhouden. De heer Roggeveen zet nu de rekening opIn '98 is 464 voer riet geschoren en is verantwoord 647 voer riet, dat maakt het verschil van die 173 voer riet. Dat bedrag is dus meer verantwoord dan er riet geschoren is! Dat zou niet ge beurd zijn, zegt epr.,als de rekening liep van Januari tot Januari, zooals eigenlijk moest. Het riet van '99 is nog op schoof of het verkochte is er in geld en dat wordt verantwoord bij de inlevering van de rekening. De heer v. d. Maaien zegt, dat de re kening veel minder moeilijkheid zou opleveren, als er gezegd werd aan het begiu van de rekening: zóóveel voer riet is er nog en zóóveel is er geschoren, dan was 't een ieder glad duidelijk. 't Doet den heer Schenk genoegen, dat de rekening den raad toch ook niet dui delijk is; ze was 't mij ook niet,zegt spr.,en 't is toch nog al erg, als een commissie lid niet eens weet, van welken datum de rekening loopt van een college, waarvan hij lid is. De heer Hoogschagen sluit zich bij de opmerkingen van den heer v. d. Maaten aan als men dien wenk opvolgt, zal er minder verwarring uit ontstaan. De heer Asjes merkt op, dat, als het riet telken jare werd verkocht, het wel zou loopen. De heer Schenk zegt, dat, als het gaat als de heer v. d. Maaten wil, de rekening evengoed kan worden afgesloten. De heer Vlaminggehoord hebbende, dat met 1 Januari 1899 al het oude riet was verkocht, wil nu hot jaar van het rietbosch laten loopen van 1 Januari tot 1 Januari. Met het oog op het ramen van gelden van het rietbosch op de begrooting en het wellicht later ontvangen, omdat het riet onverkocht blijft, zoodat 't ééne jaar dau niets, doch't volgend jaar dubbel ont vangen kon worden, acht de heer Roggeveen dit niet wenschelijk. De heer Schenk uit nogmaals zijn on tevredenheid, dat een lid van de commissie geen recht zou hebben, inzage van rekeningen en boeken te mogen eischen. Voorzitter zegt, dat hij de laatste zal zijn, die een commissielid het recht zou willen ontzeggen, zich op de hoogte te stellen. Hij hoopt, dat't volgend jaar de rekening geen aanleiding meer mag geven tot dergelijke onaangename debatten en hij hoopt, dat het gebeurde den beiden leden der commissie, die hun werk gratis doen, en die hun werk steeds zoo nauwgezet verrichtten, den lust en ijver niet moge ontnemen. Voorzitter brengt vervolgens dank aan de comm., die belast is geweest met het nazien der rekening. Daarna wordt de rekening voorloopig vastgesteld. Eene kleine wijziging in de verorde ning op de woningtoestanden wordt goedgevonden. De wijziging van de verordening op de begraafplaats en de invordering van de gelden wordt na een kleine discussie goedgevonden. Het recht van eigen graf werd van f 6.op f 10.ge bracht, het recht, na 20 jaar te vernieu wen, van f 3.op f 5. Een algemeene machtiging voor de verschillende kosten, voortvloeiende uit do 10-jaarlijkache volkstelling, wordt B. en W. gegeven. Bij de rondvraag zegt de heer Hoog schagen Zooals bekend is, is mij in de vorige vergadering door denburge meester het woord onthouden. Ik geloof niet, dat de Voorzitter dat gedaan heeft om mij persoonlijk te beleedigen, want daarvoor is Voorzitter een te net en te beschaafd mensch. Gaarne zou ik daar om de redenen willen weten, die daar voor bestaan, daar toch volgons het reglement van orde elk raadslid het recht heeft, over een voorstel het woord te voeren. De Voorzitter zegt, dat volgens zijn bescheiden meoning door hem dat reeds in de vorige vergadering is meegedeeld, maar hij wil het den heer Hoogschagen nog heel gaarne duidelijk maken. Zeer terecht is door u gezegd, mijnheer Hoogschagen, dat een raadslid, nadat hij daartoe van den Voorzitter vei lof heeft ontvangen, het woord mag voeren over elk voorstel. Maar in de vorige verga dering was geen voorstel aan de orde. De Voorzitter heeft ter kennis van den raad gebracht een ingekomen stuk. Dat ingekomen stuk kwam niet eens op de punten van behandeling voor, omdat daarvoor geen reden bestond, want de gemeenteraad had in zake dat adres geen besluit te nemen. Wenscht de gemeenteraad des ondanks, dat er over gesproken wordt, dan kan dat bij stem ming worden uitgemaakt en dan heeft ieder lid het recht het woord te voeren. Ik heb den gemeenteraad daartoe in de gelegenheid gesteld en den gemeente raad gevraagd, of hij zich al of niet er mee kon vereenigen, om het adres voor kennisgeving aan te nemon. Met 9 tegen 1 stem heeft do gemeenteraad besloten, het adres voor kennisgeving aan te nemen; dus was de zaak van de baan. De heer Hoogschagen kan zich met die meening niet vereenigen. U stelt voor, het adres voor kennisgeving aan te nemen, dus u doet wel degelijk een voorstel, en daarover mag ieder raadslid het woord voerendus u heeft in de vorige verga dering gehandeld in strijd met het re glement van orde. Voorzitter zegt, voorgesteld te hebben, het stuk voor kennisgeving aan te nemen, dus een voorstel om het adres niet te maken tot een punt van bespreking. De heer v. d. Maaten is het met den heer Hoogschagen eens. U, Burgemeester,deedt een voorstel, om het adres voor ken nisgeving aan te nomen, dus u doet een voorstel en geeft het recht daarover te dis- cussiëeren. U kon niet weten, wat de heer Hoogschagen wilde zeggen, of hij spreken wilde over het al of niet in bespreking brengen van het adres, ja dan neen. ontnam hem reeds te voren het woord. Voorzitter„Maar er was geen zin om het woord te vragen." De heer v. d. Maaten blijft protestee ren tegen een dergelijke handeling van den voorzitter en hoopt voortaan derge lijke aardigheden niet meer te hebben. De heer Roggeveen zag gaarne bij het station een urinoir geplaatst. Voorzitter zegt, reeds met den heer chef in onderhandeling te zijn. De heer Vlaming sluit zich aan bij het protest van de heeren Hoogschagen en Van der Maaten tegen de handelwijze van voorzitter. De heer Schenk vraagt inlichtingen aangaande het aftreden van commissie leden van het rietbosch, welke inlich tingen worden verstrekt. De heer Buis brengt ter sprake de kwes tie, of er onderwijzers zullen worden uit- genoodigd een proefles te geven, of dat de heer Ressing een bezoek zal brengen aan hun scholen. (Dit geschiedde met het oog op de vacature van een onder wijzer met acte Franach en de vacature- Ter Linden). De heer Ressing had, volgens mede- deeling van den voorzitter, een tweetal heeren voor de vacature acte Fransch reeds bezocht; een derden, doordat hij vacantie had, niet. Na eenige discussie werd be sloten, dien eenen mijnheer, plus een drie tal voor de vacature-Ter Linden, een proefles af te nemen in onze gemeente school. Daarna ging de raad in comité. Vergadering van de Af- deeling Schagen van de Hollnnd- sche Maatschappij van Ijandbouw, op Maandag 28 Aug. 1899, des avonds 7 uur, in het locaal van den heer D. v. Twuiver. De Voorzitter, de heer C. Nobel, opent met een gepast woord de vergadering, lezing der notulen volgt door den heer S. Perman en vervolgens de goedkeuring. Wordt mededeeling gedaan van een ingekomen stuk, waarin vermeld, dat het hoofdbestuur f 25 toekent voor de rammenkeuring; f 100 was gevraagd. Het verslag van den afgevaardigde naar de jongste algemeene verg. te Middel- harnis, den hr. De Gier, wordt gelezen en onder dank voor kennisgeving aange nomen. Het programma voor de Wolvee-keu ring wordt vastgestelder zal worden uitgeloofdvoor Vjarige rammen een prijs van f 10 en premie van f 5 voor ^/2-Jir'ge rammen een prijs van f 10 een premie van f 5 voor minstens 4 ooilammeren een prijs van f 5 en een premie van f 2.50voor minstons 4 ooischapen, onverschillig van welken leeftijd, een prijs van f 5 en een premie van f 2.50. De datum werd bepaald op Zaterdag 30 September, 's morgens 9 uur; als plaats: voor het café van den heer Iluiberts. Een voorstel van den heer J. de Veer om ook voor geïmporteerde rammen prijzen beschikbaar te stellen, werd ver worpen. Men was van oordeel, dat deze ter reclame van het vee, wel ter opluis tering zouden worden ingezonden. Tot regelings-commissie werden benoemd de heeren Muijs, Zijdewind en Bijpost tot jury do heerenE. v. d. Horst, P. Timmerman Dz. en P. ïïuiberts; tot plaatsvervangers do heeren J. Buis en S. Grootes. Aftreden als bestuurslid moesten de heeren K. Blaauboer en L. Jonker, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 2