Zondag 3 September 1399.
43ste Jaargang !To. 3447.
De Ongevallenwet.
Politiet owacM fier rel.
Slurcau: SUEAÖKS, ^aasa, O 4.
Uitgave?P. TRAPMAN.
Medewerker .1. W1 K li.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
(J e tn e enteSchage n.
11 e k e is «t na a k i n z e n.
KENNISGEVING.
J. A. Wiegel.
w.
Buitenlaniisch Nieuws.
iiTtrtEiiiE-
af.
Uit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A.DVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post 3.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct
Oroote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Het HooM van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente
Schagen, brengt bij deze ter keDnis van de ingezetenen
dier gemeente, dat bet kohier der belasting op
bedrijfs— en andere inkomsten over het belastingjaar
18991900 No 1, op den 26 Aug. j.1. door den
Heer Directeur der Directe Belastingeu te Amsterdam
is executoir verklaard en op heden aan den Heer
Ontvanger der directe belastingen binnen deze
gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, vrelke daarbij belang heeft, wordt
alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te geven, teneinde alle gerechtelijke
vervolgingen, welke uit nalatigheid zouden voortvloeien,
te ontgaan.
Schagen, den SOsten Aug. 1899.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
S. BERMAN.
Openbare vergadering van den Raad
der gemeente Schagen, op Dinsdag
5 September 1899, des Yoormiddags ten
10 ure.
Punten van behandeling
1. Installatie Raadsleden.
2. Ingekomen stukken.
8. Benoeming Wethouder.
4. Benoeming Ambtenaar van den
Burgerlijken Stand,
5. Benoeming lid Comm, Rietbosch.
6. Benoeming onderwijzer.
7. Subsidie Kanaal.
Schagen, 1 September 1899.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
Het Groote Amendement en de Calvinis
tische Democraten.
Het was in November 1891. Ten vorigen jare was
op de vergadering van het Nèderlhndsch Werklieden
verbond Patrimonium gebleken, dat de leden en
afgevaardigden niet bijzonder tevreden waren over de
handelingen der „mannen onder ons", op wie volgens
ben de plicht rustte, „om de sociale quaestie uit
Christelijk oogpunt tot een onderwerp van gezette
studie te maken. Volgens hen waren dezen in de
vervulling van hun plicht tot dusver op jammerlijke
wijze te kort geschoten." (1)
De talentvolle leider der anti-revolutionnaire partij
begreep dit en het was vooral door zijn toedoen, dat
den 9en November 1891 het Christelijk Sociaal
Congres werd geopend, waar hij, zooals hij in zijn
openingsrede getuigde, in het gelukkige feit, dat
„mannen van Patrimonium" met „Christenen
uit hoogeren stand" saamverkeeren en saamberaad-
slagen zouden, een rustig symbool zag, en io dat
symbool de uitlokkende profetie, dat het christelijk
vertronwen onder elkander volkomen hersteld zou zijn.
Nu, het resultaat was dan ook zooals (Ir. Kuyper
wenschte, en hoewel men op sociaal gebied niet veel
verder kwam, dan tot het uitspreken van de wensche-
lijkheid der Kamers van Arbeid, was het toch wel
zeker, dat door zijn krachtig initiatief ook de sociale
wind voortaan alle zeilen van het anti-revolutionnaire
acheepje zou doen bollen.
In de jaarvergaderingen van Patrimonium
is het beginsel, waarvan dit Congres uitging, vrij
goed levendig gehouden en daar de sociale quaestie
ook in 3891 haar intrede deed bij de andere partijen
de veel besproken encycliek „over het arbeiders
vraagstuk" was den 17den Mei 1891 verschenen
kon men vrijwel zeggen, dat, waar het Neder-
landsch Werkliedenverbond en de
sociaal-democraten de qnaestie reeds veel vroeger
onder de oogen hadden gezien, alle werklieden
streefden naar een oplossing in de richting van de
beginselen der partij welke zij voorstonden.
Dat zij het derhalve niet altijd eens waren spreekt
vanzelf, maar in de hoofdzaak waren zij het wel
verbetering van het lot van de oeconomisch
zwakkeren.
Maandag 21 eu Dinsdag 22 Augustus j.1. werd
te Amsterdam opnieuw de vergadering vaH
Patrimonium gehouden en wij zagen daarnaar
uit met groote belangstelling. Op de agenda stond
toch het rapport van den heer De Waal
Malefijt, lid van de Tweede Kamer, inzake de
ongevallenwet en de door dezen naar aanleiding
daarvan gestelde conclusiën. Deze luidden als volgt:
„De algemeene vergadering van het Neder-
landsch Werkliedenverbond Patrimonium;
Waardeerende de indiening van een wets
ontwerp tot wettelijke verzekering van
werklieden tegen de geldelijke gevolgen van
ongevallen
Zich vereeDigciide met de bepaling, dat de
kosten dier verzekering zullen komen ten
laste van den patroon en in het alge
meen ook de schadeloosstellingen voldoende
achtende;
Heeft echter tegen een regeling, zooals die
in het thans aanhangige wetsontwerp is
neergelegd, onderscheidene bedenkingen, cn
vereen igt zich te dien aanzien met de
volgende conclusiën
lo. De verplichte verzekering tegen onge
vallen behoorde tc zijn verbonden aan het
arbeidscontract
2o. Er behoorde verband te zijn gelegd
tnsschen de ongevallenverzekering cn de andere
verzekeringen, met name die tegen ziekte, iuva-
11 e v r a a g
(1) Zie dr. Kuyper: „Het sociaj
stuk eudechristelijke religie," pag. Tl,
.Boot 108.
liditeit en ouderdom
3o. Dekringen van den arbeid hadden over
de inrichting moeten zijn gehoord en bij de
uitwerking tot medewerking moeten zijn
geroepen
4o. Centralisatie had behooren te zijn vermeden
eu naar organisatie en zelfbestuur had moeten
zijn gestreefd. In dat geval had men ook
de bedrijven van landbouw en veeteelt niet
behoeven uit te sluiten;
üo. Op de veiligheid van den werkman had
meer moeten worden gelet. Door de voorge-
ragen regeling zullen, naar te vreezen is
onverschilligheid en zorgeloosheid worden in
de hand gewerkt;
A17T eeue Olijke regeling voor
te stellen, had men dienen na te gaan, of niet
bijzondere maatregelen zullen noodig zijn om
sommige categoriën van bedrijven in staat te
stellen de lasten der verzekering te dragen
7o De bepalingen, vervat in bet amendement
van dr, Kuyper, behooren op kleinere bedrijven
van toepassing te worden verklaard;
8o. Voor de zeevaart eu de zeevisscherij
behoort zoo spoedig mogelijk een afzonderlijke
regeling in het leven te worden geroepen,
erwijl ook het landbouwbedrijf en de veehouderij
niet van de verzekering mogen worden
uitgesloten."
Wij n ijzen er op, dat men alle deze bezwaren reeds
kan vinden in het verslag der afdeelingen en het
antwoord daarop in de memorie van antwoord en de
daarop gevolgde nota's der regeering.
Daarover een debat te openen, zou na alles wat
daarover geschreven is, een onbsgonnen werk zijn Di.
la.ma vsd Arnhem waarschuwde erin de vergadering
van Maandagavond terecht voor, dat men de voorge
stelde sociale hervorming niet moest „dooddrukken
onder een berg van bezwaren" voor ons zijn de
belangrijkste momenten geweestlo. daar, waar er
sprake was van het amendement— Kuyper 2o. waar
men sprak over de „politiek".
De heer De Waal M a 1 e f ij t gaf als zijn gevoe
len te kennen, en daarin had hij volkomen gelijk, dat
Patrimonium de richting mocht aangeven, waarin
volgens hetVerbond èn de wet zelve, èn het amendement-
Kuyper zouden kunnen verbeterd worden
Daartoe dienden en de considerans èn de conclusiën.
Dit gaf den heer De Wilde zie ons vorig
artikel aanleiding om op te, komen tegeu den
tweeden considerans, waarin der vergadering werd
voorgesteld zich te rereenigen met de bepaling, dat de
kosten der verzekering zouden komen ten laste van
den patroon. Deze considerans achtte de heer D e
Wilde voor het amendementKuyper gevaarlijk,
„omdat dit de patroons vrij wil laten
ten aanzien der wijze waarop zij de
kosten der verzekering zullen kunnen
dekken," d. w. z. dat zij ook het recht zullen hebhen
een gedeelte daarvan direct op de werklieden zeiven
te verhalen.
Wij moeten eerlijk erkennen, dat, toen we dit
lazen, ons een licht opging. Nu begrepen wij de
sympathie, waarmee de groot-industriëelen het
amendement van dr. Kuyper hadden begroet en
waarom deze betoogde dat de bedrijfsverenigingen
zooveel voordeeliger zouden zijn.
Alt. 71 van het amendement, waarin wordt voorge
schreven, hoe de statuten der bedrijfsverenigingen
moeten zijn ingericht, schrijft sub 10 dan ook alleen
voor, dat zij moeten bevatten „bepalingen omtrent
het opbrengen der middelen tot dekking der uitgaven",
terwijl art. 87 wil, dat de goedkeuring der statuten
alleen mag geweigerd worden, wegens strijd met
de Wet, met algemeene maatregelen van bestuur,
wegens onvolledigheid of tegenstrijdigheid der bepa
lingen, of wegens onvolledigheid of gebleken
onjuistheid der opgaven van het loonbedrag.
De heer De Wilde had dus volkomen gelijk:
de considerans was gevaarlijk voor het amendement
van dr. Kuyper.
Alleen in conclusie 7 is van dat amendement sprake
en daarin wordt verklaard, dat Patrimonium
niet kan meegaan met het voorstel van dr. Kuyper,
otn alleen dien patroons het recht te geven bedrijfs-
vereenigingen op te richten, die minstens vijftig
werklieden in hun dienst heiben; ook op kleinere
bedrijven moet die bepaling van toepassing worden
verklaard.
De vraag is niet gesteld waar dan de grens is.
Het rapport sprak van t w i n ti g werklieden, maar
alsdan worden de kansen voor de patroons, die
minder dan twintig werklieden in dienst hebben,
nog veel slechter.
De hr. De Wilde waarschuwde er bovendien voor,
dat nitbreiding van het amendement tot bedrijfs-
vereenigingen van patroons met minder dan vijftig
werklieden, zon voeren totstjjging van de
p r e m i n, m. a. w..- wordt hot voorrecht, dat dr.
Kuyper thans aan de groot induslrie wil verleeuen,
óók gegeven aan dt kleine industriëelen, dan komt
de zaak te duur uit; dezeD moeten zich dus maar
behtdpen met de Rijksverzekeringsbank.
Toch zijn èn de tweede considerans èn de ze rende
conclusie door de afgevaardigden onveranderd
aangenomen
Patrimonium wilde dns niet meegaan met
het stelstel van dr. Kuyper, om aan de patroons ovor
te laten, hoe zij de kosten der verzekering wilden
dekken. Patrimonium ging niet meê met het
voorschrift der minstens vijftig werkliedeu in dienst
van een patroon, noodig om een bedrijfsvereeniging
op te richten.
Is hiermee niet het geheele amendementKuyper
en het stelsel waarop dit rust, veroordeeld?
Toen de overwegingenen de conclusiën onveranderd
waren aangenomen, vroeg een lid vaD het
bondsbestnur, of Patrimonium nu niet moest
uitmaken of, indien de geuite grieven niet werden
weggenomen, het verbond toch de wet niettemin zou
willen aangenomen zien.
Hiertegen nu werd gewaarschuwd door ds. Wisse
van Gouda, die van gevoelen was, dat Patrimo
nium zich „om politieke redenen" daarvan moest
onthouden. Indien het Verbond de wet, ondanks ne
bezwaren en tekortkomingen, aanvaardde, dan zou
de liberale paitij minder geneigd zjjn concessies
te doen hij werd hierin geholpen door den
heer Hovy, een der patroons die mede een adres tegen
het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer had ingediend en
dieernuvoor waarschuwde, dat de wettezware lasten
op de industrie zou leggen eu derhalve een „beletsel"
zon kunnen worden „voor andere, ten minste even
gewichtige en noodigeondeideelen der sociale wetgeving,
in het bijzonder voor een wet op de iuvaliditeit en
werklieden-pensioneei iug.
Neen zei ds. Talma, wij moeten ons w e 1 uitspreken
eu daarom stel ik voor aan de conclusies toe te
voegen vraagt echter met aandrang, dat de misstand,
waarin de"ze verzekering voorziet, zoo spoedig mogelijk
bij wet worde weggenomen."
Van groote beteekenis waren daarna de woorden
van den afgevaardigde van S c h i e d a m, den heer
Van der Most: „Ik meen", zeide hij ongeveer,
„dat men hier de politiek moet laten rusten en eenvoudig
moet uitspreken, dat het verbord in alle gevallen ver
zekering legen de gevolgen van ongevallen wenscht, zij
het dan niet geheel zooals Patrimonium het
liefst gezien had. Indien de hoeren zooveel verkeerds
in de bepalingen der wet zien, waarom hebben dan
niet hun voormannen, hun vertegenwoordigers in de
Kamer op eigen hand een ontwerp ingediend, waartoe
zij het recht hadden, instede van af te wachten tot
etn ontwerp van de liberalen inkwam
Deze afgevaardigde vergat, dat dr. Kuyper, ten
einde het vertrouwen onder de mannen van Patri
monium* en de „mannen onder ons" te herstellen,
hun hun „jammerlijke" tekortkomingen verwijtende,
de laatsten eerst ia November 1891 had in mora
gesteld.
Toen daarna de heer De Waal Malefijt, erkennende,
dat de bezwaren in ieder geval niet mochten gebruikt
worden tot een mantel, om daarmeê het conservatisme
te dekken, verklaarde het voorstel van ds. Talma te
ondersteunen en deze er nogmaals op wees, dat dit de
meening der vergadering uitsprak, dat voorziening in
het lot der door ongevallen getroffenen moet plaats
vinden, „al ware het voorloopig gebrekkig", werd het
met groote meerderheid aangenomen.
Waar wij nu in ons vorig artikel, dat reeds
geschreven was aleer de jaarvergadering van
Patrimonium werd gehouden, opmerkten,
dat de werklieden zichzelven omtrent het
amendementKuyper nog niet hadden uitgesproken,
maken wij een bepaalde uitzondering voor Patri
monium, iu welks vergadering kennelijk de
werklieden het omtrent de ongevallenwet en het
amendement— Kuyper niet eens waren met de
„christenen uit hoogeren stand", rooals de heer Hovy,
ds. Wisse «n de heer De Wilde, en niet meegingen
met hen, die uit een politiek oogpunt elke waardeering
van het wetsvoorstel, in den eersten Gbnsiderans
opgenomen, wilden terzijde zetten. (2)
Dit nu achten wij te meer een verheugeud teeken
des tijds. Uit den boezem der calvinistische democraten
toch is een wenk gegeven, dat, waar het gaat
om de wetgeving op sociaal gebied, men de politiek
ter zijde moet zetten en dat men alleen moet acht
geven op de belangen van hen, waarvoor dr. Kuyper,
zich beroepeude op de woorden van den Prediker en
van Jacobus, in 1891 met zooveel kracht is opgekomen.
„De Heilige Schrift", schreef hij toen, „is voor wie
zijn hope op het geld en de geldmacht wil bouwen,
dan ook een wanhopig boek" (3)ea waar nu de
„Christenen uit hoogeren stand" reeds dadelyk, bij het
eerste wetsvoorstel op sociaal gebied, dit bedelven
onder tal van bezwaren en, zooals de heer Hovy, om
toekomstige redenen, die nog nagenoeg een blauw
ideaal zijn, die wet willen verworpen zien, daar deden
de werklieden van Patrimonium, geholpen door
een man als ds. Talma, een goed werk, door er op
te wijzen, dat boven alles dient gffet te worden op
het welbegrepen belang van hen, over wier
toestand de Prediker zoo roerend klaagde en Jacobus
zoo krachtig toorude.
(2) Vrijdag 25 Augustus jl. had ook nog te
Utrecht een buitengewone bondsvergadering plaats
van „Recht en Plicht", anti-sociaal-democratische
vereenigingen van spoorwegpersoneel. Deze, verkla
rende met haar directi-ën als op te
groeien, steeds naar nauwere aan
sluiting met haar te streven, heeft een
adres aan de Tweede Kamer aangenomen, waarvan de
conclusie was, dat deze verzocht werd,het amendement
Kuyper aan te nemeu. Zooals men weet, staat deze
vereeniging onder een geestelijken adviseur.
Het is wel opmerkelijk, dat, waar deze
met hun directiën opgroeiende werklieden zich
onvoorwaardelijk vóór het amendementKuyper
verklaarden en dus ook voor het recht, den patroons
geschonken, om een groot gedeelte der kosten op de
werklieden te verhalen, Patrimonium een
anderen weg insloeg.
Nu de behandeling van het wetsvoorstel is verdaagd,
hopen we, dat ook het Nederlandsch "Werk
liedenver bon den andere werklieden-vereeni-
gingen zich over het amendementKuyper zullen
uitspreken.
(3) Zie: Het Sociale vraagstuk en de Chiistelijke
Religie," pag. [55 noot 20.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
worden nimmer teruggegeven
Anti-revolutionnaire naïveteit of
Liberalistische onnoozelheid
Mijnheer de Redacteur
In uw laatste nummer van 27 Augustus vind ik
een artikel onder den naam van„Anti-revolution
naire naïveteit."
Dit artikel trok ten zeerste mijn aandacht en wel
voornamelijk wegens de onjuiste verklaring van de
handelingen der Anti-revolutionnairen, ten opzichte
van de Ongevallenwet.
U vindt het n. m. „zoo erg naïef van De Standaard,
dat deze de natie zou willen diets maken, dat de
Ongevallenwet niet mede een, zooal niet het
wapen zou zijn om het niet bevriend ministerie te
treilen
Het zou nu naar mijne meening geen weelde geweest
zijn, indien U het artikel, waarop U dit grondt, öf
uitvoeriger had aangehaald, óf ten minste niet de
tamelijk onbeduidende inleiding.
Vergun mij dus, dat ik een ander stuk uit dat
artikel aanhaal, n.m. bet vervolg van de inleiding
van het artikel, getiteld „De Adressen", uit Standaard
nr. 8420, d d. 14 Augustus.
Ik lees daar
„Van heel deze voorstelling (u.m de legende, dat-
de bezwaren tegen de Ongevallenwet eerst te berde
werden gebracht n a de adressen, en ook met het
doel om het kabinet nu een voetje te lichten) blijft
intusschen in het licht der feiten niets over.
In de eerste plaats waren al de bezwaren, in de
adressen genoemd, reeds een half jaar vroeger iu het
voorloopig verslag breedvoerig ontwikkeld. Nu is het
regel, dat het groote publiek van de Kamerstukken
weinig notitie neemt, en dat dus ook aan het voor
loopig verslag op de Ongevallenwet minder de aan
dacht werd geschonken, dan aan de adressen der
iüdustrieelen en groote werkgevers; maar daar kan
tcch den Kamei leden geen grief vau gemaakt worden
De „oppositie" i n de Kamer had zich reeds uitge
sproken' dat is een feiten minstens even
krachtig en duidelijk als dit buiten de Kamer in
de adressen is ge»schied.
En in de tweede plaats ia.het al te dwaas om
hier aan een politiek spelletje te denken, waar de
ove rgroote meerderheid der adres-
seerende groote werkgevers behooren
tot de vrienden van dit Ministerie."*)
En aan het slot van dit artikel luidt het
Maar waar de Regeering weigerde (n. m om te
voldoen aan hunne grieven), spreekt het toch wel van
zelf, dat door één der Kamerleden, die de gegrond
heid der klachten beaamden, een poging moest worden
aangewend om in de bezwaren zooveel mogelijk te
voorzien.
Die poging nu is gewaagd door het z, g. „groote
amendement" van dr. Kuyper.
Mij dunkt, deze voorstelling is niet zoo erg
n a e f, maar daarentegen zoo helder ajs glas.
Aan wiens kant dus de onnoozelheid?
Verder lees ik in uw artikel: „Kon nu dr. Kuyper's
amendement aantoonen, zooals hij reeds den 6den
Februari van dit jaar orakelde, dat „het kabinet van
sociale hervormingen" in het geheel niet voor zijn
taak was berekend, dan was er zeer zeker veel
gewonnen."
Maar, Mijnheer de Red,, hoe heb ik 't nu
Moet dr. Kuyper nog aantoonen, wat het
ministerie zelve reeds bewezen heeft
Geworden uit de leus van Van Houten „tegen de
Clericalen", spant het zijn boog van Van Kol en
Troelstra tot Rastert en Van Karnebeek Socialisten
en Conservatieven met de daar tusschen liggende
schakeeringen, zouden het land dienen van „Sociale
hervormingen,"
En het gevolg?
Enkele onbeteekenende wetten werden tot stand
gebracht. De loop van de mijnwet is bekend. De wet
op den persoonlijken dienstplicht kwam, ontworpen door
hen, die eertijds een dergelijken, dien van Bergansius,
hadden doen kelderen. Van leerplicht verscheen reeds
de 2e editie. De Ongevallenwet, met enkele wijzigingen,
overgenomen van het vorige ministerie, is in
wording. En vele andere belangrijke onderwerpen,
zoo werd onlang9 verklaard, ziju (lach niet 1) i n
studie.
Alsof het bij een ministerie van „berekend zijn
voor zijn taak" getuigt, wanneer het wordende
wetten aflevert en over de meeste nog studeert.
Ook merkt U op„hoe luide de adressanten betoo-
gen, dat, wat zij wilden, ook was in het belang der
werklieden, boe dr. Kuyper ook hetzelfde beweerde,
I van hen wien het aanging is taal nog teeken
vernoineu."
Dit is geheel onjuist.
In de jaarvergadering van hét Nederl. Werklieden
verbond Patrimonium, gehouden te Amsterdam den
21sten Aug. 1899, ziju de stellingen van het rapport
van het antirevolutionnaire Kamerlid De Waal Malefijt
o n d e r t o e j u i c h i u g aangenomen.
Deze vereeniging van werklieden
"heeft zich dus wel uitgesproken, maar misschien
tellen deze niet mede, want zij zijn immers Calvinis
ten en behooren dus niet tot het deukend deel
der natie.
Eu bovendien is de, ook door u onderschreven
aanmerking van „de Aannemer", dat de kosten voor
de kleine industriëelen hooger worden, doordat de
groote industriëelen hunne werklieden zelf verzekeren,
niet juist, want er wordt slechts vergeten, dat de
administratiekosten der rijksbank daardoor ook aan
zienlijk minder worden.
Terwijl ook artikel 87 van het groote
amendement zegt, dat bedrijfsverenigingen
verplicht zijn jaarlijks twee derdeu der gemiddelde
administratiekosten voor ieder bij haar verzekerd
werkman aan de Rijksbank bij te dragen.
De vele voordeelen, voor de werklieden uit
het groote amendement voortvloeiende, kan ik onnio-
i gelijk in korte trekken opuoeinen, alleen volsta ik
met te wijzen
1. Op de meerdere zorg der patroons om
ongevallen iu hunne werkplaatsen te voor
tkomen, als gevolg van de bepaling
van het amendement, dat bij de bedrijfsverenigingen
alleen bij ongelukken zal behoeven gestort, terwijl
bij de Rijksbank dit ook het geval is, al komen er
geen ongelukken voor.
2. Is het in het voordeel der hij de bedrijfsvereni
ging aangesloten patroons om zorg te dragen voor
goede geneeskundige behandeling,
opdat, door spoedig herstel van den getroffene, geen
storting bij de vereeniging noodig worde.
3. Zal de werkman, volgens het amendement,
van het oogenblik van zijn ongeval
af 70 °/g van zijn loon ontvangen en volgens hel
wetsontwerp, in de eerste week niets en de twee
daaropvolgende weken slechts 50 °/0; en
4. Zal de, volgens het ameudemeut in te stellen,
raad van beroep, bestaan voor een derde gedeelte
uit werklieden.
Dat er, ondanks het groote amendement, nog
fouten eu gebreken in de Ongevallenwet zullen zijn,
is zeker, doch dit is niet de schuld van ar Kuyper,
maar van hem, die het wets-ontwerp gemaakt
heeft.
Nog eeu punt uit uw artikel wensch ik even
aan te vulleu.
U zegt, dat het wenschelijker zou zijn voor de
oppositie, dat het kabinet over d i t ontwerp zou
struikelen, omdat de „eenvoudigen in den lande" van
do kwestie niets begrijpen en de grootste markt
schreeuwer het hier zou winnen.
Ik neem nu de vrijheid om te wijzen op het
schooue voorbeeld, in het schreeuwen dien
„eenvoudigen" gegeven door de mannen, die het
welen, het intellect, het denkend deel der natie.
Ik heb het oog op het schreeuwen der liberalen
en consorten bij de verkiezingen van 1897, met
de kreten „Weg met Rome I weg met Dordt
Nota benedoor diezelfde lieden, wier geestelijke
voorvaderen met Thorbecke aan het hoofd in het begiu
dezer eeuw de Afgescheidenen hebben vervolgd. De
eenige kettervervolging, waarvan deze eeuw heugnis
draagt.
Ten slotte, mijuheer de Red., hoe onnoozel de
liberalen zich ook houden, de oppositie i s op haar
hoede.
Met dankzegging voor de verleende plaatsruimte,
Uw dw.,
Schagen, 28.8.'99.
P.S. Juist bij het sluiten van dit stuk lees ik iu
de Standaard vau heden, dat ook nog eeue vereeniging
van „hei, wien het aangaat" zich ten gunste van
dr. Kuyper's amendement heeft uitgesproken.
Ik meen de bondsvergadering van .Rechten Plicht
bond van anti-sociaal-democratischc vereenigingen vau
Nederlandsch spoorwegpersoneel
Er werd daar met algemeene stemmeD
besloten .-
1. Een gemotiveerd adres te zenden aan de Tweede
Kamer, waarin gevraagd wordt, haar stem aan het
regeeringsvoorstel te onthouden, tenzij gewijzigd
volgens dr. Kuyper's amendement;
Ik spatiëer.
2. Eene motie aan het adres vaa dr. Knyper te
zenden, waarin hem „huideen dank" wordt gebracht
„voor de beleidvolle wijze, waarop zijn amendement
in de belangen van den werkman voorziet" en waarin
hem wordt toegewenscht, „dat zijn amendement met
schitterende meerderheid in de Kamer moge
aangenomen worden".
Dus ook eene der georganiseerde vereenigingen van
arheiders bij de Nederlandsche Spoorwegen heeft taal
eu teeken doen hooren, en wat meer zegthaar bazuin
geeft geen onzeker geluid.
Als boven,
Het hoofdartikel van heden was reeds ge
reed toen we het schrijven van den heer
Wiegel, waaraan wij hierboven een
plaats verleetien, ontvingen. Uit dit
hoofdartikel kunnen onze lezers vernemen,
wat er in de jaarvergadering van Patri
monium is voorgevallen en besloten werd.
Ook omtrent het adres van „Recht en
Plicht" vinden zij in een noot eenige
ophelderingen.
Wat nu de overige aanmerkingen van
den heer Wiegel betreft, onze plaats
ruimte gedoogt voor het oogenblik nog
niet, daarop te antvvoorden. In een
volgend nummer hopen wij er echter op
terug te komen. lied.
Het Japansche gezantschap heeft Pe
king verlaten, dus luidt het korte be
richt, dat uit China tot ons komt. Of
er tusschen China en Japan een over
eenkomst is getroffen, of' dat er wellicht
een bondgenootschap is gesloten, wordt
niet gemeld. Toch ligt het voor de
hand, dat de reis der Japansche gezanten
niet vruchteloos is geweest. Het eilan
denrijk kan onmogelijk langer berusten
in de lijdelijke rol, die het door de
Europeesche regeeringen in Oost-Azië
is toegedacht. Japan heeft alle wegen
tot uitbreiding van zijn invloed zich lang
zamerhand zien afsnijden. Bij het tractaat
van Sjimonoseki dacht het vasten voet
in China te krijgen, doch dat tractaat
werd door Europa verscheurd. Zelfs de
eenige oorlogsbuit, Formosa, blijkt slechts
een bron vau grooten last. De Chineesche
bewoners van het eiland blijven zich
tegen de aanhechting aan Japan kracht
dadig verzetten, zoodat alleen de kust
plaatsen het feitelijk bezit uitmaken.
Met Rusland heeft het bij het verdrag
van 9 Juni 1896 eene overeenkomst
moeten sluiten, waarbij Korea, althans
voor den vorm, met rust moet gelaten
worden.
Hawaï werd door de Amerikanen inge
lijfd; de Phiiippijnen, waar de Japansche
invloed sedert jaren overheerschend was,
ondergingen eenzelfde lot. Dat kan zoo
niet blijven, en de Japanners komen er
thans openlijk voor uit, dat zij China
voor ondergang zullen trachten te behoe
den. Beide volken hebben meer met
elkander gemeen dan met eenige andere
natie. Waarom zou Japan zich niet inspan
nen,om het Ilemelsche Rijk van de gehate
Westerlingen te bevrijden Zonder Japan
zou de verdeeling van China slechts eene
kwestie van tijd zijn. Duitschland begon
in 't laatst van '97 met het bezetten
van de haven van Kiao-tsjau.
In Maart 1898 werd het verdrag ge-
teekend, waarbij het omliggende terrein,
voor 99 jaar aan Duitschland in pacht
werd afgestaan, de provincie Sjantoeng
onder Duitschen invloed werd gesteld
en aan Duitschland nog de voorkeur
gegeven werd bij het ontwikkelen der
hulpbronnen van die streek door spoor
wegaanleg, mijnontginniDg enz. Na deze
inleiding kwam Rusland met zijne eiscken.
Het bezette Port Arthur en Taliën-wan,
de belangrijkste havens op het schierei
land Lao-tong.
Den 27 Maart 1898 stond de Chi
neesche regeering de havens voor 25
jaar in pacht afRusland kreeg daaren
boven voorrechten in Mantsjoerije, ver
gunning om een tak van den Siberischen
spoorweg naar Port Arthur en Taliën-
wan aan te leggen, en de belotte, dat
geenerlei concessie aan een andere me-
gendheid zou worden gegeven ten noorden
van het nieuwe paehtgebied en dat daar
geen nieuwe haven voor den wereld
handel geopend zou worden.
Na het loffeljjk voorbeeld van Duitsch
land en Rusland kon het aan landhonger
lijdende Engeland niet achterblijven.
Als schildwacht tegenover fort Arthur