Zondag 3 September 1399. 43ste Jaargang !To. 3447. De Ongevallenwet. Politiet owacM fier rel. Slurcau: SUEAÖKS, ^aasa, O 4. Uitgave?P. TRAPMAN. Medewerker .1. W1 K li. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. (J e tn e enteSchage n. 11 e k e is «t na a k i n z e n. KENNISGEVING. J. A. Wiegel. w. Buitenlaniisch Nieuws. iiTtrtEiiiE- af. Uit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden A.DVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.Franco per post 3.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct Oroote letters worden naar plaatsruimte berekend. Het HooM van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente Schagen, brengt bij deze ter keDnis van de ingezetenen dier gemeente, dat bet kohier der belasting op bedrijfs— en andere inkomsten over het belastingjaar 18991900 No 1, op den 26 Aug. j.1. door den Heer Directeur der Directe Belastingeu te Amsterdam is executoir verklaard en op heden aan den Heer Ontvanger der directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, vrelke daarbij belang heeft, wordt alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, teneinde alle gerechtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid zouden voortvloeien, te ontgaan. Schagen, den SOsten Aug. 1899. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, S. BERMAN. Openbare vergadering van den Raad der gemeente Schagen, op Dinsdag 5 September 1899, des Yoormiddags ten 10 ure. Punten van behandeling 1. Installatie Raadsleden. 2. Ingekomen stukken. 8. Benoeming Wethouder. 4. Benoeming Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, 5. Benoeming lid Comm, Rietbosch. 6. Benoeming onderwijzer. 7. Subsidie Kanaal. Schagen, 1 September 1899. De Burgemeester, S. BERMAN. Het Groote Amendement en de Calvinis tische Democraten. Het was in November 1891. Ten vorigen jare was op de vergadering van het Nèderlhndsch Werklieden verbond Patrimonium gebleken, dat de leden en afgevaardigden niet bijzonder tevreden waren over de handelingen der „mannen onder ons", op wie volgens ben de plicht rustte, „om de sociale quaestie uit Christelijk oogpunt tot een onderwerp van gezette studie te maken. Volgens hen waren dezen in de vervulling van hun plicht tot dusver op jammerlijke wijze te kort geschoten." (1) De talentvolle leider der anti-revolutionnaire partij begreep dit en het was vooral door zijn toedoen, dat den 9en November 1891 het Christelijk Sociaal Congres werd geopend, waar hij, zooals hij in zijn openingsrede getuigde, in het gelukkige feit, dat „mannen van Patrimonium" met „Christenen uit hoogeren stand" saamverkeeren en saamberaad- slagen zouden, een rustig symbool zag, en io dat symbool de uitlokkende profetie, dat het christelijk vertronwen onder elkander volkomen hersteld zou zijn. Nu, het resultaat was dan ook zooals (Ir. Kuyper wenschte, en hoewel men op sociaal gebied niet veel verder kwam, dan tot het uitspreken van de wensche- lijkheid der Kamers van Arbeid, was het toch wel zeker, dat door zijn krachtig initiatief ook de sociale wind voortaan alle zeilen van het anti-revolutionnaire acheepje zou doen bollen. In de jaarvergaderingen van Patrimonium is het beginsel, waarvan dit Congres uitging, vrij goed levendig gehouden en daar de sociale quaestie ook in 3891 haar intrede deed bij de andere partijen de veel besproken encycliek „over het arbeiders vraagstuk" was den 17den Mei 1891 verschenen kon men vrijwel zeggen, dat, waar het Neder- landsch Werkliedenverbond en de sociaal-democraten de qnaestie reeds veel vroeger onder de oogen hadden gezien, alle werklieden streefden naar een oplossing in de richting van de beginselen der partij welke zij voorstonden. Dat zij het derhalve niet altijd eens waren spreekt vanzelf, maar in de hoofdzaak waren zij het wel verbetering van het lot van de oeconomisch zwakkeren. Maandag 21 eu Dinsdag 22 Augustus j.1. werd te Amsterdam opnieuw de vergadering vaH Patrimonium gehouden en wij zagen daarnaar uit met groote belangstelling. Op de agenda stond toch het rapport van den heer De Waal Malefijt, lid van de Tweede Kamer, inzake de ongevallenwet en de door dezen naar aanleiding daarvan gestelde conclusiën. Deze luidden als volgt: „De algemeene vergadering van het Neder- landsch Werkliedenverbond Patrimonium; Waardeerende de indiening van een wets ontwerp tot wettelijke verzekering van werklieden tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen Zich vereeDigciide met de bepaling, dat de kosten dier verzekering zullen komen ten laste van den patroon en in het alge meen ook de schadeloosstellingen voldoende achtende; Heeft echter tegen een regeling, zooals die in het thans aanhangige wetsontwerp is neergelegd, onderscheidene bedenkingen, cn vereen igt zich te dien aanzien met de volgende conclusiën lo. De verplichte verzekering tegen onge vallen behoorde tc zijn verbonden aan het arbeidscontract 2o. Er behoorde verband te zijn gelegd tnsschen de ongevallenverzekering cn de andere verzekeringen, met name die tegen ziekte, iuva- 11 e v r a a g (1) Zie dr. Kuyper: „Het sociaj stuk eudechristelijke religie," pag. Tl, .Boot 108. liditeit en ouderdom 3o. Dekringen van den arbeid hadden over de inrichting moeten zijn gehoord en bij de uitwerking tot medewerking moeten zijn geroepen 4o. Centralisatie had behooren te zijn vermeden eu naar organisatie en zelfbestuur had moeten zijn gestreefd. In dat geval had men ook de bedrijven van landbouw en veeteelt niet behoeven uit te sluiten; üo. Op de veiligheid van den werkman had meer moeten worden gelet. Door de voorge- ragen regeling zullen, naar te vreezen is onverschilligheid en zorgeloosheid worden in de hand gewerkt; A17T eeue Olijke regeling voor te stellen, had men dienen na te gaan, of niet bijzondere maatregelen zullen noodig zijn om sommige categoriën van bedrijven in staat te stellen de lasten der verzekering te dragen 7o De bepalingen, vervat in bet amendement van dr, Kuyper, behooren op kleinere bedrijven van toepassing te worden verklaard; 8o. Voor de zeevaart eu de zeevisscherij behoort zoo spoedig mogelijk een afzonderlijke regeling in het leven te worden geroepen, erwijl ook het landbouwbedrijf en de veehouderij niet van de verzekering mogen worden uitgesloten." Wij n ijzen er op, dat men alle deze bezwaren reeds kan vinden in het verslag der afdeelingen en het antwoord daarop in de memorie van antwoord en de daarop gevolgde nota's der regeering. Daarover een debat te openen, zou na alles wat daarover geschreven is, een onbsgonnen werk zijn Di. la.ma vsd Arnhem waarschuwde erin de vergadering van Maandagavond terecht voor, dat men de voorge stelde sociale hervorming niet moest „dooddrukken onder een berg van bezwaren" voor ons zijn de belangrijkste momenten geweestlo. daar, waar er sprake was van het amendement— Kuyper 2o. waar men sprak over de „politiek". De heer De Waal M a 1 e f ij t gaf als zijn gevoe len te kennen, en daarin had hij volkomen gelijk, dat Patrimonium de richting mocht aangeven, waarin volgens hetVerbond èn de wet zelve, èn het amendement- Kuyper zouden kunnen verbeterd worden Daartoe dienden en de considerans èn de conclusiën. Dit gaf den heer De Wilde zie ons vorig artikel aanleiding om op te, komen tegeu den tweeden considerans, waarin der vergadering werd voorgesteld zich te rereenigen met de bepaling, dat de kosten der verzekering zouden komen ten laste van den patroon. Deze considerans achtte de heer D e Wilde voor het amendementKuyper gevaarlijk, „omdat dit de patroons vrij wil laten ten aanzien der wijze waarop zij de kosten der verzekering zullen kunnen dekken," d. w. z. dat zij ook het recht zullen hebhen een gedeelte daarvan direct op de werklieden zeiven te verhalen. Wij moeten eerlijk erkennen, dat, toen we dit lazen, ons een licht opging. Nu begrepen wij de sympathie, waarmee de groot-industriëelen het amendement van dr. Kuyper hadden begroet en waarom deze betoogde dat de bedrijfsverenigingen zooveel voordeeliger zouden zijn. Alt. 71 van het amendement, waarin wordt voorge schreven, hoe de statuten der bedrijfsverenigingen moeten zijn ingericht, schrijft sub 10 dan ook alleen voor, dat zij moeten bevatten „bepalingen omtrent het opbrengen der middelen tot dekking der uitgaven", terwijl art. 87 wil, dat de goedkeuring der statuten alleen mag geweigerd worden, wegens strijd met de Wet, met algemeene maatregelen van bestuur, wegens onvolledigheid of tegenstrijdigheid der bepa lingen, of wegens onvolledigheid of gebleken onjuistheid der opgaven van het loonbedrag. De heer De Wilde had dus volkomen gelijk: de considerans was gevaarlijk voor het amendement van dr. Kuyper. Alleen in conclusie 7 is van dat amendement sprake en daarin wordt verklaard, dat Patrimonium niet kan meegaan met het voorstel van dr. Kuyper, otn alleen dien patroons het recht te geven bedrijfs- vereenigingen op te richten, die minstens vijftig werklieden in hun dienst heiben; ook op kleinere bedrijven moet die bepaling van toepassing worden verklaard. De vraag is niet gesteld waar dan de grens is. Het rapport sprak van t w i n ti g werklieden, maar alsdan worden de kansen voor de patroons, die minder dan twintig werklieden in dienst hebben, nog veel slechter. De hr. De Wilde waarschuwde er bovendien voor, dat nitbreiding van het amendement tot bedrijfs- vereenigingen van patroons met minder dan vijftig werklieden, zon voeren totstjjging van de p r e m i n, m. a. w..- wordt hot voorrecht, dat dr. Kuyper thans aan de groot induslrie wil verleeuen, óók gegeven aan dt kleine industriëelen, dan komt de zaak te duur uit; dezeD moeten zich dus maar behtdpen met de Rijksverzekeringsbank. Toch zijn èn de tweede considerans èn de ze rende conclusie door de afgevaardigden onveranderd aangenomen Patrimonium wilde dns niet meegaan met het stelstel van dr. Kuyper, om aan de patroons ovor te laten, hoe zij de kosten der verzekering wilden dekken. Patrimonium ging niet meê met het voorschrift der minstens vijftig werkliedeu in dienst van een patroon, noodig om een bedrijfsvereeniging op te richten. Is hiermee niet het geheele amendementKuyper en het stelsel waarop dit rust, veroordeeld? Toen de overwegingenen de conclusiën onveranderd waren aangenomen, vroeg een lid vaD het bondsbestnur, of Patrimonium nu niet moest uitmaken of, indien de geuite grieven niet werden weggenomen, het verbond toch de wet niettemin zou willen aangenomen zien. Hiertegen nu werd gewaarschuwd door ds. Wisse van Gouda, die van gevoelen was, dat Patrimo nium zich „om politieke redenen" daarvan moest onthouden. Indien het Verbond de wet, ondanks ne bezwaren en tekortkomingen, aanvaardde, dan zou de liberale paitij minder geneigd zjjn concessies te doen hij werd hierin geholpen door den heer Hovy, een der patroons die mede een adres tegen het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer had ingediend en dieernuvoor waarschuwde, dat de wettezware lasten op de industrie zou leggen eu derhalve een „beletsel" zon kunnen worden „voor andere, ten minste even gewichtige en noodigeondeideelen der sociale wetgeving, in het bijzonder voor een wet op de iuvaliditeit en werklieden-pensioneei iug. Neen zei ds. Talma, wij moeten ons w e 1 uitspreken eu daarom stel ik voor aan de conclusies toe te voegen vraagt echter met aandrang, dat de misstand, waarin de"ze verzekering voorziet, zoo spoedig mogelijk bij wet worde weggenomen." Van groote beteekenis waren daarna de woorden van den afgevaardigde van S c h i e d a m, den heer Van der Most: „Ik meen", zeide hij ongeveer, „dat men hier de politiek moet laten rusten en eenvoudig moet uitspreken, dat het verbord in alle gevallen ver zekering legen de gevolgen van ongevallen wenscht, zij het dan niet geheel zooals Patrimonium het liefst gezien had. Indien de hoeren zooveel verkeerds in de bepalingen der wet zien, waarom hebben dan niet hun voormannen, hun vertegenwoordigers in de Kamer op eigen hand een ontwerp ingediend, waartoe zij het recht hadden, instede van af te wachten tot etn ontwerp van de liberalen inkwam Deze afgevaardigde vergat, dat dr. Kuyper, ten einde het vertrouwen onder de mannen van Patri monium* en de „mannen onder ons" te herstellen, hun hun „jammerlijke" tekortkomingen verwijtende, de laatsten eerst ia November 1891 had in mora gesteld. Toen daarna de heer De Waal Malefijt, erkennende, dat de bezwaren in ieder geval niet mochten gebruikt worden tot een mantel, om daarmeê het conservatisme te dekken, verklaarde het voorstel van ds. Talma te ondersteunen en deze er nogmaals op wees, dat dit de meening der vergadering uitsprak, dat voorziening in het lot der door ongevallen getroffenen moet plaats vinden, „al ware het voorloopig gebrekkig", werd het met groote meerderheid aangenomen. Waar wij nu in ons vorig artikel, dat reeds geschreven was aleer de jaarvergadering van Patrimonium werd gehouden, opmerkten, dat de werklieden zichzelven omtrent het amendementKuyper nog niet hadden uitgesproken, maken wij een bepaalde uitzondering voor Patri monium, iu welks vergadering kennelijk de werklieden het omtrent de ongevallenwet en het amendement— Kuyper niet eens waren met de „christenen uit hoogeren stand", rooals de heer Hovy, ds. Wisse «n de heer De Wilde, en niet meegingen met hen, die uit een politiek oogpunt elke waardeering van het wetsvoorstel, in den eersten Gbnsiderans opgenomen, wilden terzijde zetten. (2) Dit nu achten wij te meer een verheugeud teeken des tijds. Uit den boezem der calvinistische democraten toch is een wenk gegeven, dat, waar het gaat om de wetgeving op sociaal gebied, men de politiek ter zijde moet zetten en dat men alleen moet acht geven op de belangen van hen, waarvoor dr. Kuyper, zich beroepeude op de woorden van den Prediker en van Jacobus, in 1891 met zooveel kracht is opgekomen. „De Heilige Schrift", schreef hij toen, „is voor wie zijn hope op het geld en de geldmacht wil bouwen, dan ook een wanhopig boek" (3)ea waar nu de „Christenen uit hoogeren stand" reeds dadelyk, bij het eerste wetsvoorstel op sociaal gebied, dit bedelven onder tal van bezwaren en, zooals de heer Hovy, om toekomstige redenen, die nog nagenoeg een blauw ideaal zijn, die wet willen verworpen zien, daar deden de werklieden van Patrimonium, geholpen door een man als ds. Talma, een goed werk, door er op te wijzen, dat boven alles dient gffet te worden op het welbegrepen belang van hen, over wier toestand de Prediker zoo roerend klaagde en Jacobus zoo krachtig toorude. (2) Vrijdag 25 Augustus jl. had ook nog te Utrecht een buitengewone bondsvergadering plaats van „Recht en Plicht", anti-sociaal-democratische vereenigingen van spoorwegpersoneel. Deze, verkla rende met haar directi-ën als op te groeien, steeds naar nauwere aan sluiting met haar te streven, heeft een adres aan de Tweede Kamer aangenomen, waarvan de conclusie was, dat deze verzocht werd,het amendement Kuyper aan te nemeu. Zooals men weet, staat deze vereeniging onder een geestelijken adviseur. Het is wel opmerkelijk, dat, waar deze met hun directiën opgroeiende werklieden zich onvoorwaardelijk vóór het amendementKuyper verklaarden en dus ook voor het recht, den patroons geschonken, om een groot gedeelte der kosten op de werklieden te verhalen, Patrimonium een anderen weg insloeg. Nu de behandeling van het wetsvoorstel is verdaagd, hopen we, dat ook het Nederlandsch "Werk liedenver bon den andere werklieden-vereeni- gingen zich over het amendementKuyper zullen uitspreken. (3) Zie: Het Sociale vraagstuk en de Chiistelijke Religie," pag. [55 noot 20. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven Anti-revolutionnaire naïveteit of Liberalistische onnoozelheid Mijnheer de Redacteur In uw laatste nummer van 27 Augustus vind ik een artikel onder den naam van„Anti-revolution naire naïveteit." Dit artikel trok ten zeerste mijn aandacht en wel voornamelijk wegens de onjuiste verklaring van de handelingen der Anti-revolutionnairen, ten opzichte van de Ongevallenwet. U vindt het n. m. „zoo erg naïef van De Standaard, dat deze de natie zou willen diets maken, dat de Ongevallenwet niet mede een, zooal niet het wapen zou zijn om het niet bevriend ministerie te treilen Het zou nu naar mijne meening geen weelde geweest zijn, indien U het artikel, waarop U dit grondt, öf uitvoeriger had aangehaald, óf ten minste niet de tamelijk onbeduidende inleiding. Vergun mij dus, dat ik een ander stuk uit dat artikel aanhaal, n.m. bet vervolg van de inleiding van het artikel, getiteld „De Adressen", uit Standaard nr. 8420, d d. 14 Augustus. Ik lees daar „Van heel deze voorstelling (u.m de legende, dat- de bezwaren tegen de Ongevallenwet eerst te berde werden gebracht n a de adressen, en ook met het doel om het kabinet nu een voetje te lichten) blijft intusschen in het licht der feiten niets over. In de eerste plaats waren al de bezwaren, in de adressen genoemd, reeds een half jaar vroeger iu het voorloopig verslag breedvoerig ontwikkeld. Nu is het regel, dat het groote publiek van de Kamerstukken weinig notitie neemt, en dat dus ook aan het voor loopig verslag op de Ongevallenwet minder de aan dacht werd geschonken, dan aan de adressen der iüdustrieelen en groote werkgevers; maar daar kan tcch den Kamei leden geen grief vau gemaakt worden De „oppositie" i n de Kamer had zich reeds uitge sproken' dat is een feiten minstens even krachtig en duidelijk als dit buiten de Kamer in de adressen is ge»schied. En in de tweede plaats ia.het al te dwaas om hier aan een politiek spelletje te denken, waar de ove rgroote meerderheid der adres- seerende groote werkgevers behooren tot de vrienden van dit Ministerie."*) En aan het slot van dit artikel luidt het Maar waar de Regeering weigerde (n. m om te voldoen aan hunne grieven), spreekt het toch wel van zelf, dat door één der Kamerleden, die de gegrond heid der klachten beaamden, een poging moest worden aangewend om in de bezwaren zooveel mogelijk te voorzien. Die poging nu is gewaagd door het z, g. „groote amendement" van dr. Kuyper. Mij dunkt, deze voorstelling is niet zoo erg n a e f, maar daarentegen zoo helder ajs glas. Aan wiens kant dus de onnoozelheid? Verder lees ik in uw artikel: „Kon nu dr. Kuyper's amendement aantoonen, zooals hij reeds den 6den Februari van dit jaar orakelde, dat „het kabinet van sociale hervormingen" in het geheel niet voor zijn taak was berekend, dan was er zeer zeker veel gewonnen." Maar, Mijnheer de Red,, hoe heb ik 't nu Moet dr. Kuyper nog aantoonen, wat het ministerie zelve reeds bewezen heeft Geworden uit de leus van Van Houten „tegen de Clericalen", spant het zijn boog van Van Kol en Troelstra tot Rastert en Van Karnebeek Socialisten en Conservatieven met de daar tusschen liggende schakeeringen, zouden het land dienen van „Sociale hervormingen," En het gevolg? Enkele onbeteekenende wetten werden tot stand gebracht. De loop van de mijnwet is bekend. De wet op den persoonlijken dienstplicht kwam, ontworpen door hen, die eertijds een dergelijken, dien van Bergansius, hadden doen kelderen. Van leerplicht verscheen reeds de 2e editie. De Ongevallenwet, met enkele wijzigingen, overgenomen van het vorige ministerie, is in wording. En vele andere belangrijke onderwerpen, zoo werd onlang9 verklaard, ziju (lach niet 1) i n studie. Alsof het bij een ministerie van „berekend zijn voor zijn taak" getuigt, wanneer het wordende wetten aflevert en over de meeste nog studeert. Ook merkt U op„hoe luide de adressanten betoo- gen, dat, wat zij wilden, ook was in het belang der werklieden, boe dr. Kuyper ook hetzelfde beweerde, I van hen wien het aanging is taal nog teeken vernoineu." Dit is geheel onjuist. In de jaarvergadering van hét Nederl. Werklieden verbond Patrimonium, gehouden te Amsterdam den 21sten Aug. 1899, ziju de stellingen van het rapport van het antirevolutionnaire Kamerlid De Waal Malefijt o n d e r t o e j u i c h i u g aangenomen. Deze vereeniging van werklieden "heeft zich dus wel uitgesproken, maar misschien tellen deze niet mede, want zij zijn immers Calvinis ten en behooren dus niet tot het deukend deel der natie. Eu bovendien is de, ook door u onderschreven aanmerking van „de Aannemer", dat de kosten voor de kleine industriëelen hooger worden, doordat de groote industriëelen hunne werklieden zelf verzekeren, niet juist, want er wordt slechts vergeten, dat de administratiekosten der rijksbank daardoor ook aan zienlijk minder worden. Terwijl ook artikel 87 van het groote amendement zegt, dat bedrijfsverenigingen verplicht zijn jaarlijks twee derdeu der gemiddelde administratiekosten voor ieder bij haar verzekerd werkman aan de Rijksbank bij te dragen. De vele voordeelen, voor de werklieden uit het groote amendement voortvloeiende, kan ik onnio- i gelijk in korte trekken opuoeinen, alleen volsta ik met te wijzen 1. Op de meerdere zorg der patroons om ongevallen iu hunne werkplaatsen te voor tkomen, als gevolg van de bepaling van het amendement, dat bij de bedrijfsverenigingen alleen bij ongelukken zal behoeven gestort, terwijl bij de Rijksbank dit ook het geval is, al komen er geen ongelukken voor. 2. Is het in het voordeel der hij de bedrijfsvereni ging aangesloten patroons om zorg te dragen voor goede geneeskundige behandeling, opdat, door spoedig herstel van den getroffene, geen storting bij de vereeniging noodig worde. 3. Zal de werkman, volgens het amendement, van het oogenblik van zijn ongeval af 70 °/g van zijn loon ontvangen en volgens hel wetsontwerp, in de eerste week niets en de twee daaropvolgende weken slechts 50 °/0; en 4. Zal de, volgens het ameudemeut in te stellen, raad van beroep, bestaan voor een derde gedeelte uit werklieden. Dat er, ondanks het groote amendement, nog fouten eu gebreken in de Ongevallenwet zullen zijn, is zeker, doch dit is niet de schuld van ar Kuyper, maar van hem, die het wets-ontwerp gemaakt heeft. Nog eeu punt uit uw artikel wensch ik even aan te vulleu. U zegt, dat het wenschelijker zou zijn voor de oppositie, dat het kabinet over d i t ontwerp zou struikelen, omdat de „eenvoudigen in den lande" van do kwestie niets begrijpen en de grootste markt schreeuwer het hier zou winnen. Ik neem nu de vrijheid om te wijzen op het schooue voorbeeld, in het schreeuwen dien „eenvoudigen" gegeven door de mannen, die het welen, het intellect, het denkend deel der natie. Ik heb het oog op het schreeuwen der liberalen en consorten bij de verkiezingen van 1897, met de kreten „Weg met Rome I weg met Dordt Nota benedoor diezelfde lieden, wier geestelijke voorvaderen met Thorbecke aan het hoofd in het begiu dezer eeuw de Afgescheidenen hebben vervolgd. De eenige kettervervolging, waarvan deze eeuw heugnis draagt. Ten slotte, mijuheer de Red., hoe onnoozel de liberalen zich ook houden, de oppositie i s op haar hoede. Met dankzegging voor de verleende plaatsruimte, Uw dw., Schagen, 28.8.'99. P.S. Juist bij het sluiten van dit stuk lees ik iu de Standaard vau heden, dat ook nog eeue vereeniging van „hei, wien het aangaat" zich ten gunste van dr. Kuyper's amendement heeft uitgesproken. Ik meen de bondsvergadering van .Rechten Plicht bond van anti-sociaal-democratischc vereenigingen vau Nederlandsch spoorwegpersoneel Er werd daar met algemeene stemmeD besloten .- 1. Een gemotiveerd adres te zenden aan de Tweede Kamer, waarin gevraagd wordt, haar stem aan het regeeringsvoorstel te onthouden, tenzij gewijzigd volgens dr. Kuyper's amendement; Ik spatiëer. 2. Eene motie aan het adres vaa dr. Knyper te zenden, waarin hem „huideen dank" wordt gebracht „voor de beleidvolle wijze, waarop zijn amendement in de belangen van den werkman voorziet" en waarin hem wordt toegewenscht, „dat zijn amendement met schitterende meerderheid in de Kamer moge aangenomen worden". Dus ook eene der georganiseerde vereenigingen van arheiders bij de Nederlandsche Spoorwegen heeft taal eu teeken doen hooren, en wat meer zegthaar bazuin geeft geen onzeker geluid. Als boven, Het hoofdartikel van heden was reeds ge reed toen we het schrijven van den heer Wiegel, waaraan wij hierboven een plaats verleetien, ontvingen. Uit dit hoofdartikel kunnen onze lezers vernemen, wat er in de jaarvergadering van Patri monium is voorgevallen en besloten werd. Ook omtrent het adres van „Recht en Plicht" vinden zij in een noot eenige ophelderingen. Wat nu de overige aanmerkingen van den heer Wiegel betreft, onze plaats ruimte gedoogt voor het oogenblik nog niet, daarop te antvvoorden. In een volgend nummer hopen wij er echter op terug te komen. lied. Het Japansche gezantschap heeft Pe king verlaten, dus luidt het korte be richt, dat uit China tot ons komt. Of er tusschen China en Japan een over eenkomst is getroffen, of' dat er wellicht een bondgenootschap is gesloten, wordt niet gemeld. Toch ligt het voor de hand, dat de reis der Japansche gezanten niet vruchteloos is geweest. Het eilan denrijk kan onmogelijk langer berusten in de lijdelijke rol, die het door de Europeesche regeeringen in Oost-Azië is toegedacht. Japan heeft alle wegen tot uitbreiding van zijn invloed zich lang zamerhand zien afsnijden. Bij het tractaat van Sjimonoseki dacht het vasten voet in China te krijgen, doch dat tractaat werd door Europa verscheurd. Zelfs de eenige oorlogsbuit, Formosa, blijkt slechts een bron vau grooten last. De Chineesche bewoners van het eiland blijven zich tegen de aanhechting aan Japan kracht dadig verzetten, zoodat alleen de kust plaatsen het feitelijk bezit uitmaken. Met Rusland heeft het bij het verdrag van 9 Juni 1896 eene overeenkomst moeten sluiten, waarbij Korea, althans voor den vorm, met rust moet gelaten worden. Hawaï werd door de Amerikanen inge lijfd; de Phiiippijnen, waar de Japansche invloed sedert jaren overheerschend was, ondergingen eenzelfde lot. Dat kan zoo niet blijven, en de Japanners komen er thans openlijk voor uit, dat zij China voor ondergang zullen trachten te behoe den. Beide volken hebben meer met elkander gemeen dan met eenige andere natie. Waarom zou Japan zich niet inspan nen,om het Ilemelsche Rijk van de gehate Westerlingen te bevrijden Zonder Japan zou de verdeeling van China slechts eene kwestie van tijd zijn. Duitschland begon in 't laatst van '97 met het bezetten van de haven van Kiao-tsjau. In Maart 1898 werd het verdrag ge- teekend, waarbij het omliggende terrein, voor 99 jaar aan Duitschland in pacht werd afgestaan, de provincie Sjantoeng onder Duitschen invloed werd gesteld en aan Duitschland nog de voorkeur gegeven werd bij het ontwikkelen der hulpbronnen van die streek door spoor wegaanleg, mijnontginniDg enz. Na deze inleiding kwam Rusland met zijne eiscken. Het bezette Port Arthur en Taliën-wan, de belangrijkste havens op het schierei land Lao-tong. Den 27 Maart 1898 stond de Chi neesche regeering de havens voor 25 jaar in pacht afRusland kreeg daaren boven voorrechten in Mantsjoerije, ver gunning om een tak van den Siberischen spoorweg naar Port Arthur en Taliën- wan aan te leggen, en de belotte, dat geenerlei concessie aan een andere me- gendheid zou worden gegeven ten noorden van het nieuwe paehtgebied en dat daar geen nieuwe haven voor den wereld handel geopend zou worden. Na het loffeljjk voorbeeld van Duitsch land en Rusland kon het aan landhonger lijdende Engeland niet achterblijven. Als schildwacht tegenover fort Arthur

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 1