Donderdag 7 September 1399.
43ste Jaargang ITo. 34-3-3.
BIJVOKÜSEL.
PLAATSELIJK MEUWS.
RAAIT
Schagen, 6 September 1899.
Vergadering van den
Hiiati der gemeente Schagen, gehou
den op Dinsdag 5 September 1899, des
morgens ten 10 ure.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter de heer S. Berman, Burge
meester.
Na opening der vergadering volgde in
stallatie der nieuwbenoemde raadsleden,
de heeren Roggeveen, Asjes, Hoogscha-
gen en Vlaming, die de vereischte eeden en
beloften aflegden en daarna door den
Voorzitter hartelijk worden toegesproken.
Daarna werden de notulen gelezen
en goedgekeurd.
Naar aanleiding van die notulen zeide
Voorzitter De Secretaris heeft de woor
den, door den heer v. d. Maaten, naar
aanleiding van het ontnemen van het
woord aan den heer lioogschagen, tot
mij gericht, verzacht. Ik maak daar
den Secretaris geen verwijt van, ik hul
dig zelfs de goede bedoeling die daarbij
heeft voorgezeten.
Toen de heer v. d. Maaten mijne han
delwijze tegenover den hr. Hoogschagen
in de vorige vergadering meende te moe
ten gispen, heeft hij gezegd „voortaan
dergeljjke aardigheden niet meer te heb
ben." Alhoewel ik gemeend heb op die
unfaire wijze van aanval het stilzwijgen
te moeten bewaren, ben ik nochtans er
op gesteld, dat die teekenende uitdruk
king daargesteld wordt in de bladen der
geschiedenis van onze raadsberaadslagin-
gen en ik vraag redres door in de vol
gende notulen op te nemen hetgeen ik
nu in het midden heb gebracht.
Het eenige ingekomen stuk was een
verzoek van de erven IJ. Hoogeudijk
om ontheffing van dat deel van den hoof-
delijken omslag na het tijdstip van
overlijden van den heer IJ. Hoogendijk.
Algemeen goedgevonden.
Tot wethouder werd herbenoemd de
heer P. Buis Jz. met 10 van de 11
stemmen. De heer Buis werd harte
lijk door den Voorzitter gecomplimen
teerd en sprak ook zelf eenige warme
woorden van dank.
Tot ambtenaar van den burgerlijken
stand werd herbenoemd de heer C. A.
Hoogschagen met 10 van de 11 stemmen.
Tot lid van het rietbosch werd herbe
noemd de heer C. Asjes met 9 van de
11 stemmen.
Tot onderwijzer met acte Pransch werd
benoemd de heer C. Ennes van Noord-
wijk.
Daarna volgde de hoofdschotelsubsidie
kanaal, over welke kwestie door de be
noemde commissie, bestaande uit B. en
W. plus de heeren Vlaming, Hoogscha
gen en Van der Maaten, een rapport
werd uitgebracht.
Te voren zegt Voorzitter nog:
Zoo zijn wij dan thans, mijne heeren,
genaderd tot het grooto en voorname
punt dezer vergaderingde subsidie
voor het ontworpen kanaal Stolpen-
Schagen-Kolhorn.
Wat al hoofden en harten hebben zich
hier gedurende bijna een halve eeuw
warm gemaakt over het vraagstuk van
een kanaal.
En geen wonder waarlijk
Hoe moet de vreemdeling, die onze
streek bezoekt, wel opzien, als hem
verteld wordt dat men, om van Scha-
gerbrug per scheepsgelegenheid naar
Schagen te komen een afstand van
nog geen half uur gaans bij Alkmaar
moet omvaren, en dat men na tal van
bochtige en ondiepe slooten te zijn
doorgeworsteld, eerst na een tocht van
pl.m. 8 uren te Schagen arriveert!
Zulk een toestand, een trekschuiten
toestand zou ik het willen noemen, in
onze stoomfluiteeuw, in dezen tijd van
stoom, electrische beweging en vooruit
gang op elk gebied, is om onder te
zuchten. Zou men dus hier niet reik
halzend uitzien naar een beteren
waterweg
En geldt hetzelfde niet voor de ge
meenten en polders uit dezen omtrek
Kan het dus wel anders dan dat ook
de besturen dier lichamen naar vermogen
zullen medewerken om de tot-stand-
koming van het kanaalplan te bevor
deren
Landbouw, veeteelt, marktwezen, kan-
del en nijverheid, allea gevoelt zich
bekneld tusschen dien Chineeschen muur,
dien Slaperdijk, die ons, W eslfriezen,
insluit en die de vrije ontwikkeling van
de meest belangrijke takken van volks
bestaan tegenhoudt.
En de nadeelige gevolgen ervan, ver
oorzaakt door de hooge vrachtprijzen voor
den aanvoer van bouwmaterialen,straat-
steenen, grint, brandstoffen, veevoeder,
mest enz., zijn als zoovele dagelijks
wederkeerende geeselriemen, die dit deel
van Westfrioslands bevolking zoo gevoe
lig mogelijk treffen.
Is het,om eens iets te noemen, niet ten he
mel schreiend, dat aan vracht voor steenen
uit de Betuwe naar Alkmaar gemiddeld
f 2.25perl000 gerekend wordt,terwijl voor
het overladen in vletten te Alkmaar en
het verdere vervoer vandaar naar Scha
gen, nog ongeveer f 2 moet worden
betaald?
Dit ééne voorbeeld uit vele is dunkt
mij welsprekend genoeg.
Al die kosten, al die belemmeringen
en ellenden waren uit den weg geruimd
door het kanaal, voor de totstandko
ming waarvan o. a. ook aan den gemeen
teraad van Schagen een subsidie is
gevraagd.
Hetadres ter zake word iu de vorige raads
vergadering ter fine van onderzoek en
advies gesteld in handen van B. en W.
met toevoeging aan dit college van drie
leden uit uw midden. Deze gezamenlijke
commissie heeft haar arbeid volbracht
en het volgende rapport ingediend
De commissie, in uwe vergadering van
8 Augustus j.1. benoemd, voor het onder
zoek van het adres der Westfriesche
Kanaalvereeniging, waarbij deze geldelij-
ken steun der gemeente verzoekt voor
de tot-stand-koming van het door haar
ontworpen kanaal Kolhorn Schagen
Stolpen, heeft zich met het onderzoek
van dat voor onze gemeente zoo hoogst
gewichtig vraagstuk gedurende meer dan
ééne vergadering ernstig bezig gehouden
en heeft zij bij deze de eer U het re
sultaat harer breedvoerige gedachten wis
seling ter overweging aan te bieden.
De commissie dan, was, wat de
hoofdvraag betreft, namelijk of het tot
stand-komen van dit ontwerp voor Scha
gen wenschelijk is, eenstemmig van
oordeel, dat deze toestemmend moet
worden beantwoord.
Het gedurende meer dan veertig jaren
telkens en steeds met meerderen drang
opdoemen van dit vraagstuk, bewijst
voldingend, van hoe groot belang die
voor onze gemeente wordt geacht, en dat
voor de ontwikkeling en het toenemen
van den bloei onzer gemeente hoofd
voorwaarde is, dat zij uit den staat van
isolement, waarin zij, wat betreft recht-
streeksche verbinding met de groote
waterwegen in deze provincie, wordt
verlost.
Zal, komt het ontwerp tot stand, Scha-
gens ontwikkeling en bloei, vooral ook
inzake marktwezen, die hooge vlucht ne
men, welke sommigen ervan meenen te
mogen verwachten, of zal die verwach
ting volgens het oordeel van anderen,
door de uitkomst worden beschaamd
De toekomst kan hier alleen het ant
woord geven, en de comm. heeft ook
uit dien hoofde gemeend, die vraag bui
ten beschouwing te moeten laten.
Doch een andere vraag heeft de comm.
gemeend, ernstig te moeten overwegen,
namelijk of het scheppen van de moge
lijkheid, om tot die meerdere ontwikke
ling en bloei te geraken, niet noodza
kelijk is, wanneer het daarvoor te bren
gen geldelijk offer niet boven de draag
kracht harer ingezetenen gaat.
De commissie heeft gemeend, die
vraag toestemmend te moeten beantwoor
den, waarna zij meent alsnu te kunnen
overgaan tot de financiëele zijde der zaak.
In de eerste plaats komt dan, volgens
de commissie, in aanmerking, de door
adressante opgemaakte berekening van
besparingen voor ingezetenen en gemeen
te door vermindering der vrachtloonen
voor bijna alles wat moet worden aange
voerd.
De commissie, met uitzondering van
één lid, is op grond van een ingesteld on
derzoek van meening, dat de daarbij gege
ven cijfers, dooreen genomen, niet te hoog
zijn genomen, zoodat daardoor die be
sparing werkelijk tot een bedrag van
f 3250.— -ff 250.— f 3500.— 'sjaars
zal worden verkregen, welk bedrag voor
een deel in mindering kan worden ge
rekend van hetgeen door belastingschul
digen aan belasting meer zal worden
opgebracht.
Thans blijft nog te overwegen, of Schagen
tengevolge van het tot-stand-komen van
het kanaal, ook nog andere uitgaven
zal kunnen krijgen, buiten de daarvoor
gevraagde subsidie. En 't is niet te
ontkennen, dat die waarschijnlijk te
wachten zijn.
Vermeerdering van het zielental zal
in de toekomst leiden tot vermeerdering
der schoolbevolking,die uitbreiding van lo-
caliteit en van onderwijzend personeel noo-
dig zal kunnen maken.
Tegenover deze vermoedelijke scha
duwzijde staat echter de lichtzijde, dat
bij stijging der bovolking, de winkeliers
enz. zullen profiteeren vau alles wat die
vermeerderde bevolking noodig heeft,
en onder de inkomenden toch ook wel
zullen zijn die in de gemeentelijke be
lastingen kunnen bijdragen, en alzoo
de gemeentelijke draagkracht zullen
verhoogen.
Na deze overwegingen komt nog de
voorname vraag„welk offer kan de
gemeente zich in haren tegen woordigen toe
stand veroorloven?"
In 1892 heeft de gemeenteraad van
Schagen, in verband met een verzoek
van 266 der voornaamste ingezetenen,
zioh bereid verklaard, eene subsidie van
f 60.000.toe te zeggen voor het maken
van een kanaal van Stolpen naar Scha
gen. Sedert dien tijd is de bevolking
met pl. m. 200 zielen achteruitgegaan.
Geconstateerd moet hierbij echter
worden, dat de draagkracht der bevol
king er niet op is verminderd.
De Hoofdelijke Omslag is sedert 1892
ruim f3000.hooger geworden, dat
is dus pl. m. 49 en wel hoofd
zakelijk door het stichten van de Land
bouwschool, den nieuwen kerktoren en
het vergrooten van de markt.
Dit in aanmerking nemende, en in het
oog houdende de mogelijk nieuwe schul
den in de naaste toekomst voor scholen,
markten en werken of inrichtingen van
anderen aard, acht de meerderheid der
commissie een hooger subsidie dan iu
1892, niet gerechtvaardigd, ook al gaat
het nieuwe kanaal verder door zijne
veibinding met Kolborn.
Door de kosten voor de gemeente al
te hoog op te voeren, zou de gemeente
niet verantwoord zijn. Met f 60.000
acht de meerderheid der commissie de
uiterste grens bereikt, doch overtuigd
van het groote belang van het kanaal
voor deze streek en voor onze gemeente
in het bijzonder, schroomt zij niet tot
die grens te gaan, en stelt zij den ge
meenteraad voor, in de tot stand koming
van het kanaal StolpenSchagenKol
horn een subsidie toe te zeggen van
f 60.000 onder nader te bepalen voor
waarden.
Schagen, 30 Augustus 1899.
De Commissie voornoemd,
get. S, Berman. get. J. v. d Maaten.
P. Buis Jz. C. A. Hoogschagen,
W. Vader Dz. C. N. Vlaming.
De heer Bijpost zegt, alhoewel het
zeker wel niet de laatste maal zal zijn,
dat er over het kanaal zal worden ge
sproken, dat hij deze gelegenheid niet kan
laten voorbijgaan, om over dat veel be
sproken kanaalplan een woordje te zeg
gen. Spr. geeft nu zijn spijt te kennen,
dat indertijd het Noordhollandsch Kanaal
niet langs de gemeente Schagen is ge
legd en brengt hulde aan de mannen,
die de Kanaalvereeniging tot stand heb
ben gebracht.
Spr. zegt verder aan te nemen, dat de
berekeningen, door de kanaalvereeniging
aangaande de besparingen gedaan, waar
zullen zijn, maar zegt, dat volgens die bere
kening de voordeelen en nadeelen, uit
het kanaal voortvloeiende, tegen elkander
opwegen en komt zoodoende tot de slotsom,
dat het kanaal dan niemendal zou geven.
Spr. gaat dan uitvoerig na, wat vergrootiu-
gen van uitgaven het totstandkomen van
een kanaal met zich zou brengen, wijst op
de verhooging van kosten voor onderwijs
en onderwijzend personeel en meent,
dat de concurrentie voor de burgerij
door het krijgen misschien van bazars
en andere groote verkoophuizen veel en
veel grooter zal worden. Spr. uit ook
zijn vrees, dat men in Schagen zal
krijgen inrichtingen van verdacht allooi
en dat Schagen zal worden als elke
groote stad, en inrichtingen zal krijgen,
die Schagen nu gelukkig niet bezit. Spr.
vraagt, of het zooveel beter zou zjjn
als men groot wordt; of dat dan juist
zoo gewenscht is. Spr. haalt een voorbeeld
aan van een handelshuis te Amsterdam
2 a 3 eeuwen geleden, dat bij hfi ver
grooten zijner pakhuizen en verdere inrich
tingen juist zijn omzet zag verkleinen en
vraagt, of het met Schagen niet denzelfden
weg zal opgaan. Spr. zegt, dat er geen ka
naal gemaakt moet worden omdat men
een kanaal wil hebben, maar men moet een
kanaal maken omdat men het noodig
acht voor den bloei van Schagen, en
dan vraagt spr., of het nu het gunstige
oogenblik voor Schagen is, met een schul
denlast als welke de gemeente nu drukt,
nog meer schulden te maken,den schulden
last nog te vermeerderen. Spr.is bevreesd,
dat men zich door het uitgeven van
zooveel geld aan het kanaal vleugellam
zal maken en niet in staat zal zijn de
noodige zaken, die de toekomst zal
eischen, daar te stellen.
De heer Roggeveen zegt, dat de heer
Bijpost alleen den kant van de toenemende
uitgaven beziet en uit het oog verliest het
geen Schagen aan voordeel zal genieten. Hij
zegt, dat de heer Bijpost alleen denkt
dat Schagen met een bevolking zal wor
den vermeerdert, die Schagen zal maken
tot een plaats waarvan Spr. den naam
liever niet wil noemen. De heer Bijpost
heeft naar het oordeel des heeren Rogge
veen redenen aangevoerd, die spr. on
begrijpelijk zijn.
Schagen is toch door zijn ligging een
centraalpunt van Hollands Noorden en
spr. begrijpt daarom heel wel de spijt,
door den heer Bijpost geuit, ten opzichte j
van het niet-liggen van onze gemeente
aan het Noordhollandsch Kanaal, en spr. j
spijt het eveneens, dat de regeering,
bezweken voor den geldelijken steun van
verschillende gemeenten, als Purmerend j
en andere, welker besturen terecht de
bevordering van den bloei hunner gem.
inzagen, Schagen is voorbijgegaan. Dat
het gemeentebestuur van Schagen inder
tijd daarvoor niets heeft gedaan, 't zij
dat er niet aan gedacht is, of dat men
niet kon, is zeer te betreuren.
Spr. gaat daarna uitvoerig na het
voordeel, dat Schagen heeft gehad van
den spoorweg, die langs de gemeente is
gelegd, en wat moeite daarvoor door ee
nige personen is gedaan. Door dien
spoorweg, zegt spr., heeft de gemeente
een geheele omkeering ondergaan. Scha
gen is niet geïsoleerd gebleven en is
vooruitgegaan. Spr. meent, dat Schagen
niet meer kijkt door kleine ruiten, maar
wel degelijk door groote ruiten. Schagen
is vooruitgegaan ondanks het isolement
te water, en een ieder die Schagen be
zoekt, roemt de florissante plaats. Zelfs,
zegt spr., is Schagen vooruitgegaan ge
durende de malaise die meer dan 20
jaar heeft bestaan.
Spr. brengt in herinnering het offer,
door onze voorvaderen gebracht, die
f 25000 hebben gegeven voor de dem
ping van de Gedempte Gracht en spr.
zegt, dat die voorvaderen, waar ze niet
zijn teruggedeinsd voor zoo'n groote
uitgave, goed hebben gezien, eiv hoeveel
te minder, zogt sprhebben wij dan
terug te schrikken voor de uitgave voor
het kanaal.
Spr. gaat daarna de voordeelen na, die
Schagen van het kanaal zal hebben, en
wijst ook op 't belang, dat de landbou
wende bevolking daarvan hebben zal.
Hij brengt alleen in herinnering de
vette-varkensmarkt, die op initiatief des
heeren Buis is ingesteld en die niet
in die mate bloeit als zij bloeien zou,
indien een waterweg onze gomeente met
de groo'e vaarten verbond.
Spr. deelt zijn persoonlijk gesprek
mede met varkenskooplieden, die de
voordeelen van een waterweg zeer hebben
geroemdhet vervoer van de markt
is dan goedkooper en gemakkelijker. Niet
alleen oordeelt de heer Roggeveen, is
het voor varkens noodig, ook voor koeien
is een vervoer te water gewenscht.
Spr. wijst er op, dat door den heer
Bijpost is gezegd, dat hij het geld liever
wil bewaren voor andere dingen, dus
hij wil het geld dan toch uitgeven, en
nu vraagt spr.: hoe zal men het geld
beter uitgeven voor den bloei van Schagen
dan voor een kanaal
Het kanaal, zegt spr., zal den bloei
onzer gemeente beslist doen toenemen
en daarom zal hij gaarne stemmen vóór
het door de commissie gestelde bedrag,
dat hij volstrekt niet te hoog vindt.
De heer v. d. Maaten wijst den heer
Bijpost er op, dat stilstand in zaken
achteruitgang is; dat, als men blijft
zooals men is, men achteruitgaat, en
dat, als de gemeente Schagen stilstaat,
ze heel spoedig zal zijn onder den in
vloed van den vooruitgang en meerderen
bloei van Alkmaar. Men moet iets doen
om vooruit te komen. Concurrentie
noemt spreker gelukkig, ook voor hen,
die die concurrentie het hoofd moeten
bieden, het zal hun weerstandsvermogen
scherpen. Géén concurrentie noemt spr.
een gemakkelijke methode om zijn geld
in te vangen, maar zeer zelden ziet men
dergelijke menschen vooruitgaan. En
bovendien, zegt spr., profiteert de geheele
burgerij van concurrentie, profiteert een
ieder van den meer civielen prijs, waarvoor
de verschillende waren zullen worden
verkocht. Dan geeft spr. nog een paar
meeningsverschillen op met den heer
Bijpost, aangaande de landprijzen en het
koopen van land door uitwonende eige
naren.
De heer Bijpost is het niet met den
hr. Roggeveen eens, waar deze beweert,
dat Schagen door groote ruiten kijkt.
Wanneer men zooveel schuld heeft
als Schagen, en een omslag als Schagen,
en dat met een aantal bewoners van
3000, dan noemt spr. de ruiten niet
groot.
Spr. zegt het kanaal niet te willen
bestrijden, maar hij acht het tijdstip on
geschikt om nu den schuldenlast der ge
meente nog te verhoogen. Dat deze
zijne meening gedoeld werd indertijd
door den heer Roggeveen, tracht spr
aan te toonen uit eenige zinsneden uit
een vroeger tram-rapport, door de heeren
Roggeveen, Smit en Hoogschagen on
derteekend, waarin voor hooge uitgaven
werd gewaarschuwd.
Dit geeft den heer Roggeveen aanlei
ding de redeneering van den heer Bijpost
te noemen een scheeve redeueoring, want
immers wordt door hem alleen een
zinsnede uit dat rapport gelezen en de
rest weggelaten. Toen bij het opmaken
van dat rapport werd wel degelijk reeds
rekening met de te verwachten subsi
die-toekenning aan de Kanaalvereeniging
gehouden.
Spr. zegt verder, dat een elk, die een
open oog heeft voor zakeD, zal moeten
toegeven, dat er in onze gemeente toch
nog zaken zijn, die door het gebrek
aan een vaarwater niet kunnen bestaan
of met moeite, en dat vele zaken, vooral
op handelsgebied, in onze gemeente
hebben te lijden van de hooge lasten
en vrachten op de goederen, en zoo
doende de concurrentie moeilijk het
hoofd kunnen bieden. Wanneer daarmede
geen rekening wordt gehouden, zal
Schagen ten slotte achteruitgaan. Nog
maals wijst spr. op het geluk, dat
Schagen heeft gehad een spoorwegver
binding te krijgen, waardoor het een
bloeiende gemeente is geworden.
De heer Bijpost zegt volstrekt niet
de concurrentie te willen weren, hij is
geen protectionist, maar hij heeft bedoeld,
of de draagkracht der gemeente tot
delging van een zoo grooten schulden
last groot genoeg zal zijn.
De heer Vlaming brengt den vorigen
sprekers hulde voor het flink en helder
inzicht, dat ze in de zaak hebben gege
ven. Spr. is het volmaakt eens met
de heeren v. d. Maaten en Roggeveen.
De angstvallige inzichten van den heer
Bijpost deelt hij niet. Waar steeds aller
streven is toegangswegen te maken en
men daar de welvaart ziet vermeerde
ren, begrijpt Spr. niet, waarom dit hier
het geval niet zou zijn. Een zeer groot
belang hebben de heeren voorstanders
naar Spr's oordeel verzuimd op te noe
men. Wanneer in de naaste toekomst
het Wieringer Meer wordt drooggemaakt,
en dat zal er toe moeten komen hoogst
waarschijnlijk, waar moet Schagen dan
belanden als het geïsoleerd blijft liggen
Dan is het niet de vraaghoe zullen
we 't meest profiteeren, maar hoe
zullen we ons staande houden. Dat
mag niet uit het oog worden verloren,
zegt Spr.
De heer Hoogschagen zegt, dat hij
als commissielid alleen stond. Hij achtto
het cijfer f 60.000 te hoog. Hij wil de
besparingen, die zijn opgegeven en waar
van enkele hem te hoog schijnen, laten
rusten. Hij stelt zich voor, dat alle cor-
poratiën het gevraagde geld geven en
dat het kanaal komt. Maar nu het onder
houd. Dat onderhoud wordt geschat te
bedragen f 7000 per jaar. Er wordt ge
hoopt op een scheepvaart van 60000 ton
tegen een kadegeld of tonnengeld van 12
ct. per ton, dat maakt dus een ontvang
van f 7200 per jaar. Maar, heeren, zegt
de heer Hoogschagen, een tonnengeld
van 12 ct. per ton is vernietigend
voor de scheepvaart. De schippers beta
len nu in de Schagerwaardsluis XJ2 ct.
per ton, bij de Zes Wielen I ct. Het
tonnengeld acht spr. veel te hoog en te
oordeelen naar het streven der regeering,
om de kadegelden enz. op rijkswaterwegen
af te schaffen, gelooft spr. niet, dat een
dergelijk hoog tonnengeld zal worden
goedgekeurd door de regeering.
De heer Vader meent, dat de tonnen
gelden reeds van de besparingen zijn
afgetrokken.
De heer Hoogschagen betwijfelt dat.
Hij is volstrekt niet tegen een kanaal,
maar wil het offer niet te groot maken.
Wanneer men eens f 40.000 gaf, tegen
een annuïteit van 5°/0, dat geeft f 2000
per jaar -j- f 2000 onderhoud, dan
wordt het offer f 4000 per jaar, wat
een verhooging van 50% van den om
slag aou ten gevolge hebben. Spr. meent
dat tonnengeld een drukkenden last. Te
Kolhorn is het 2x/2 ct. per ton. Spr.
betwijfelt nogmaals, of de minister het
zou toestaan.
De hoer Roggeveen meent, dat er
voor die toestemming geen bezwaar zou
zijn, daar alleen op de rijks waterwegen het
rijk kadegelden afschaft. Overal elders
worden kadegelden geheven, overal heft
men havengelden, die ja zoo hoog zijn als
hier opgegeven wordt; bijv. te Helder en
Amsterdam. Bijv. ook te Dordrecht heeft
men het kadegeld willen verhoogen
tot ver boven het hier genoemde cijter.
Spr. geeft nu aan het verschil in vracht
van een vaartuig van 70 ton naar
Schagen zonder waterweg en met
waterweg. Voor een vracht van Am
sterdam- naar Schagen werd een schip
per aangeboden f 1.25 per ton, de man
eischte f 1.50.
Een andere schipper, niet met het
vaarwater naar Schagen op de hoogte,
bood aan, het voor f 0.65 te doen, mits
hij met zijn schip te Schagen kon komen.
Toen de man werd ingelicht, bleef hij
zijn aanbod gestand, wanneer hij de
vracht te Stolpen mocht brengen, met
andere woorden, concludeert de heer
Roggeveen, wanneer er een vaarwater
te Schagen was, dan kostte de vracht
per ton f 0.65 -ff 0 12 kadegeld
f 0.77 per ton nu f 1.50, dat maakt
dus een verschil van bijna de helft.
De heer Meurs meent, dat van de