Donderdag 7 September 1399. 43ste Jaargang ITo. 34-3-3. BIJVOKÜSEL. PLAATSELIJK MEUWS. RAAIT Schagen, 6 September 1899. Vergadering van den Hiiati der gemeente Schagen, gehou den op Dinsdag 5 September 1899, des morgens ten 10 ure. Aanwezig alle leden. Voorzitter de heer S. Berman, Burge meester. Na opening der vergadering volgde in stallatie der nieuwbenoemde raadsleden, de heeren Roggeveen, Asjes, Hoogscha- gen en Vlaming, die de vereischte eeden en beloften aflegden en daarna door den Voorzitter hartelijk worden toegesproken. Daarna werden de notulen gelezen en goedgekeurd. Naar aanleiding van die notulen zeide Voorzitter De Secretaris heeft de woor den, door den heer v. d. Maaten, naar aanleiding van het ontnemen van het woord aan den heer lioogschagen, tot mij gericht, verzacht. Ik maak daar den Secretaris geen verwijt van, ik hul dig zelfs de goede bedoeling die daarbij heeft voorgezeten. Toen de heer v. d. Maaten mijne han delwijze tegenover den hr. Hoogschagen in de vorige vergadering meende te moe ten gispen, heeft hij gezegd „voortaan dergeljjke aardigheden niet meer te heb ben." Alhoewel ik gemeend heb op die unfaire wijze van aanval het stilzwijgen te moeten bewaren, ben ik nochtans er op gesteld, dat die teekenende uitdruk king daargesteld wordt in de bladen der geschiedenis van onze raadsberaadslagin- gen en ik vraag redres door in de vol gende notulen op te nemen hetgeen ik nu in het midden heb gebracht. Het eenige ingekomen stuk was een verzoek van de erven IJ. Hoogeudijk om ontheffing van dat deel van den hoof- delijken omslag na het tijdstip van overlijden van den heer IJ. Hoogendijk. Algemeen goedgevonden. Tot wethouder werd herbenoemd de heer P. Buis Jz. met 10 van de 11 stemmen. De heer Buis werd harte lijk door den Voorzitter gecomplimen teerd en sprak ook zelf eenige warme woorden van dank. Tot ambtenaar van den burgerlijken stand werd herbenoemd de heer C. A. Hoogschagen met 10 van de 11 stemmen. Tot lid van het rietbosch werd herbe noemd de heer C. Asjes met 9 van de 11 stemmen. Tot onderwijzer met acte Pransch werd benoemd de heer C. Ennes van Noord- wijk. Daarna volgde de hoofdschotelsubsidie kanaal, over welke kwestie door de be noemde commissie, bestaande uit B. en W. plus de heeren Vlaming, Hoogscha gen en Van der Maaten, een rapport werd uitgebracht. Te voren zegt Voorzitter nog: Zoo zijn wij dan thans, mijne heeren, genaderd tot het grooto en voorname punt dezer vergaderingde subsidie voor het ontworpen kanaal Stolpen- Schagen-Kolhorn. Wat al hoofden en harten hebben zich hier gedurende bijna een halve eeuw warm gemaakt over het vraagstuk van een kanaal. En geen wonder waarlijk Hoe moet de vreemdeling, die onze streek bezoekt, wel opzien, als hem verteld wordt dat men, om van Scha- gerbrug per scheepsgelegenheid naar Schagen te komen een afstand van nog geen half uur gaans bij Alkmaar moet omvaren, en dat men na tal van bochtige en ondiepe slooten te zijn doorgeworsteld, eerst na een tocht van pl.m. 8 uren te Schagen arriveert! Zulk een toestand, een trekschuiten toestand zou ik het willen noemen, in onze stoomfluiteeuw, in dezen tijd van stoom, electrische beweging en vooruit gang op elk gebied, is om onder te zuchten. Zou men dus hier niet reik halzend uitzien naar een beteren waterweg En geldt hetzelfde niet voor de ge meenten en polders uit dezen omtrek Kan het dus wel anders dan dat ook de besturen dier lichamen naar vermogen zullen medewerken om de tot-stand- koming van het kanaalplan te bevor deren Landbouw, veeteelt, marktwezen, kan- del en nijverheid, allea gevoelt zich bekneld tusschen dien Chineeschen muur, dien Slaperdijk, die ons, W eslfriezen, insluit en die de vrije ontwikkeling van de meest belangrijke takken van volks bestaan tegenhoudt. En de nadeelige gevolgen ervan, ver oorzaakt door de hooge vrachtprijzen voor den aanvoer van bouwmaterialen,straat- steenen, grint, brandstoffen, veevoeder, mest enz., zijn als zoovele dagelijks wederkeerende geeselriemen, die dit deel van Westfrioslands bevolking zoo gevoe lig mogelijk treffen. Is het,om eens iets te noemen, niet ten he mel schreiend, dat aan vracht voor steenen uit de Betuwe naar Alkmaar gemiddeld f 2.25perl000 gerekend wordt,terwijl voor het overladen in vletten te Alkmaar en het verdere vervoer vandaar naar Scha gen, nog ongeveer f 2 moet worden betaald? Dit ééne voorbeeld uit vele is dunkt mij welsprekend genoeg. Al die kosten, al die belemmeringen en ellenden waren uit den weg geruimd door het kanaal, voor de totstandko ming waarvan o. a. ook aan den gemeen teraad van Schagen een subsidie is gevraagd. Hetadres ter zake word iu de vorige raads vergadering ter fine van onderzoek en advies gesteld in handen van B. en W. met toevoeging aan dit college van drie leden uit uw midden. Deze gezamenlijke commissie heeft haar arbeid volbracht en het volgende rapport ingediend De commissie, in uwe vergadering van 8 Augustus j.1. benoemd, voor het onder zoek van het adres der Westfriesche Kanaalvereeniging, waarbij deze geldelij- ken steun der gemeente verzoekt voor de tot-stand-koming van het door haar ontworpen kanaal Kolhorn Schagen Stolpen, heeft zich met het onderzoek van dat voor onze gemeente zoo hoogst gewichtig vraagstuk gedurende meer dan ééne vergadering ernstig bezig gehouden en heeft zij bij deze de eer U het re sultaat harer breedvoerige gedachten wis seling ter overweging aan te bieden. De commissie dan, was, wat de hoofdvraag betreft, namelijk of het tot stand-komen van dit ontwerp voor Scha gen wenschelijk is, eenstemmig van oordeel, dat deze toestemmend moet worden beantwoord. Het gedurende meer dan veertig jaren telkens en steeds met meerderen drang opdoemen van dit vraagstuk, bewijst voldingend, van hoe groot belang die voor onze gemeente wordt geacht, en dat voor de ontwikkeling en het toenemen van den bloei onzer gemeente hoofd voorwaarde is, dat zij uit den staat van isolement, waarin zij, wat betreft recht- streeksche verbinding met de groote waterwegen in deze provincie, wordt verlost. Zal, komt het ontwerp tot stand, Scha- gens ontwikkeling en bloei, vooral ook inzake marktwezen, die hooge vlucht ne men, welke sommigen ervan meenen te mogen verwachten, of zal die verwach ting volgens het oordeel van anderen, door de uitkomst worden beschaamd De toekomst kan hier alleen het ant woord geven, en de comm. heeft ook uit dien hoofde gemeend, die vraag bui ten beschouwing te moeten laten. Doch een andere vraag heeft de comm. gemeend, ernstig te moeten overwegen, namelijk of het scheppen van de moge lijkheid, om tot die meerdere ontwikke ling en bloei te geraken, niet noodza kelijk is, wanneer het daarvoor te bren gen geldelijk offer niet boven de draag kracht harer ingezetenen gaat. De commissie heeft gemeend, die vraag toestemmend te moeten beantwoor den, waarna zij meent alsnu te kunnen overgaan tot de financiëele zijde der zaak. In de eerste plaats komt dan, volgens de commissie, in aanmerking, de door adressante opgemaakte berekening van besparingen voor ingezetenen en gemeen te door vermindering der vrachtloonen voor bijna alles wat moet worden aange voerd. De commissie, met uitzondering van één lid, is op grond van een ingesteld on derzoek van meening, dat de daarbij gege ven cijfers, dooreen genomen, niet te hoog zijn genomen, zoodat daardoor die be sparing werkelijk tot een bedrag van f 3250.— -ff 250.— f 3500.— 'sjaars zal worden verkregen, welk bedrag voor een deel in mindering kan worden ge rekend van hetgeen door belastingschul digen aan belasting meer zal worden opgebracht. Thans blijft nog te overwegen, of Schagen tengevolge van het tot-stand-komen van het kanaal, ook nog andere uitgaven zal kunnen krijgen, buiten de daarvoor gevraagde subsidie. En 't is niet te ontkennen, dat die waarschijnlijk te wachten zijn. Vermeerdering van het zielental zal in de toekomst leiden tot vermeerdering der schoolbevolking,die uitbreiding van lo- caliteit en van onderwijzend personeel noo- dig zal kunnen maken. Tegenover deze vermoedelijke scha duwzijde staat echter de lichtzijde, dat bij stijging der bovolking, de winkeliers enz. zullen profiteeren vau alles wat die vermeerderde bevolking noodig heeft, en onder de inkomenden toch ook wel zullen zijn die in de gemeentelijke be lastingen kunnen bijdragen, en alzoo de gemeentelijke draagkracht zullen verhoogen. Na deze overwegingen komt nog de voorname vraag„welk offer kan de gemeente zich in haren tegen woordigen toe stand veroorloven?" In 1892 heeft de gemeenteraad van Schagen, in verband met een verzoek van 266 der voornaamste ingezetenen, zioh bereid verklaard, eene subsidie van f 60.000.toe te zeggen voor het maken van een kanaal van Stolpen naar Scha gen. Sedert dien tijd is de bevolking met pl. m. 200 zielen achteruitgegaan. Geconstateerd moet hierbij echter worden, dat de draagkracht der bevol king er niet op is verminderd. De Hoofdelijke Omslag is sedert 1892 ruim f3000.hooger geworden, dat is dus pl. m. 49 en wel hoofd zakelijk door het stichten van de Land bouwschool, den nieuwen kerktoren en het vergrooten van de markt. Dit in aanmerking nemende, en in het oog houdende de mogelijk nieuwe schul den in de naaste toekomst voor scholen, markten en werken of inrichtingen van anderen aard, acht de meerderheid der commissie een hooger subsidie dan iu 1892, niet gerechtvaardigd, ook al gaat het nieuwe kanaal verder door zijne veibinding met Kolborn. Door de kosten voor de gemeente al te hoog op te voeren, zou de gemeente niet verantwoord zijn. Met f 60.000 acht de meerderheid der commissie de uiterste grens bereikt, doch overtuigd van het groote belang van het kanaal voor deze streek en voor onze gemeente in het bijzonder, schroomt zij niet tot die grens te gaan, en stelt zij den ge meenteraad voor, in de tot stand koming van het kanaal StolpenSchagenKol horn een subsidie toe te zeggen van f 60.000 onder nader te bepalen voor waarden. Schagen, 30 Augustus 1899. De Commissie voornoemd, get. S, Berman. get. J. v. d Maaten. P. Buis Jz. C. A. Hoogschagen, W. Vader Dz. C. N. Vlaming. De heer Bijpost zegt, alhoewel het zeker wel niet de laatste maal zal zijn, dat er over het kanaal zal worden ge sproken, dat hij deze gelegenheid niet kan laten voorbijgaan, om over dat veel be sproken kanaalplan een woordje te zeg gen. Spr. geeft nu zijn spijt te kennen, dat indertijd het Noordhollandsch Kanaal niet langs de gemeente Schagen is ge legd en brengt hulde aan de mannen, die de Kanaalvereeniging tot stand heb ben gebracht. Spr. zegt verder aan te nemen, dat de berekeningen, door de kanaalvereeniging aangaande de besparingen gedaan, waar zullen zijn, maar zegt, dat volgens die bere kening de voordeelen en nadeelen, uit het kanaal voortvloeiende, tegen elkander opwegen en komt zoodoende tot de slotsom, dat het kanaal dan niemendal zou geven. Spr. gaat dan uitvoerig na, wat vergrootiu- gen van uitgaven het totstandkomen van een kanaal met zich zou brengen, wijst op de verhooging van kosten voor onderwijs en onderwijzend personeel en meent, dat de concurrentie voor de burgerij door het krijgen misschien van bazars en andere groote verkoophuizen veel en veel grooter zal worden. Spr. uit ook zijn vrees, dat men in Schagen zal krijgen inrichtingen van verdacht allooi en dat Schagen zal worden als elke groote stad, en inrichtingen zal krijgen, die Schagen nu gelukkig niet bezit. Spr. vraagt, of het zooveel beter zou zjjn als men groot wordt; of dat dan juist zoo gewenscht is. Spr. haalt een voorbeeld aan van een handelshuis te Amsterdam 2 a 3 eeuwen geleden, dat bij hfi ver grooten zijner pakhuizen en verdere inrich tingen juist zijn omzet zag verkleinen en vraagt, of het met Schagen niet denzelfden weg zal opgaan. Spr. zegt, dat er geen ka naal gemaakt moet worden omdat men een kanaal wil hebben, maar men moet een kanaal maken omdat men het noodig acht voor den bloei van Schagen, en dan vraagt spr., of het nu het gunstige oogenblik voor Schagen is, met een schul denlast als welke de gemeente nu drukt, nog meer schulden te maken,den schulden last nog te vermeerderen. Spr.is bevreesd, dat men zich door het uitgeven van zooveel geld aan het kanaal vleugellam zal maken en niet in staat zal zijn de noodige zaken, die de toekomst zal eischen, daar te stellen. De heer Roggeveen zegt, dat de heer Bijpost alleen den kant van de toenemende uitgaven beziet en uit het oog verliest het geen Schagen aan voordeel zal genieten. Hij zegt, dat de heer Bijpost alleen denkt dat Schagen met een bevolking zal wor den vermeerdert, die Schagen zal maken tot een plaats waarvan Spr. den naam liever niet wil noemen. De heer Bijpost heeft naar het oordeel des heeren Rogge veen redenen aangevoerd, die spr. on begrijpelijk zijn. Schagen is toch door zijn ligging een centraalpunt van Hollands Noorden en spr. begrijpt daarom heel wel de spijt, door den heer Bijpost geuit, ten opzichte j van het niet-liggen van onze gemeente aan het Noordhollandsch Kanaal, en spr. j spijt het eveneens, dat de regeering, bezweken voor den geldelijken steun van verschillende gemeenten, als Purmerend j en andere, welker besturen terecht de bevordering van den bloei hunner gem. inzagen, Schagen is voorbijgegaan. Dat het gemeentebestuur van Schagen inder tijd daarvoor niets heeft gedaan, 't zij dat er niet aan gedacht is, of dat men niet kon, is zeer te betreuren. Spr. gaat daarna uitvoerig na het voordeel, dat Schagen heeft gehad van den spoorweg, die langs de gemeente is gelegd, en wat moeite daarvoor door ee nige personen is gedaan. Door dien spoorweg, zegt spr., heeft de gemeente een geheele omkeering ondergaan. Scha gen is niet geïsoleerd gebleven en is vooruitgegaan. Spr. meent, dat Schagen niet meer kijkt door kleine ruiten, maar wel degelijk door groote ruiten. Schagen is vooruitgegaan ondanks het isolement te water, en een ieder die Schagen be zoekt, roemt de florissante plaats. Zelfs, zegt spr., is Schagen vooruitgegaan ge durende de malaise die meer dan 20 jaar heeft bestaan. Spr. brengt in herinnering het offer, door onze voorvaderen gebracht, die f 25000 hebben gegeven voor de dem ping van de Gedempte Gracht en spr. zegt, dat die voorvaderen, waar ze niet zijn teruggedeinsd voor zoo'n groote uitgave, goed hebben gezien, eiv hoeveel te minder, zogt sprhebben wij dan terug te schrikken voor de uitgave voor het kanaal. Spr. gaat daarna de voordeelen na, die Schagen van het kanaal zal hebben, en wijst ook op 't belang, dat de landbou wende bevolking daarvan hebben zal. Hij brengt alleen in herinnering de vette-varkensmarkt, die op initiatief des heeren Buis is ingesteld en die niet in die mate bloeit als zij bloeien zou, indien een waterweg onze gomeente met de groo'e vaarten verbond. Spr. deelt zijn persoonlijk gesprek mede met varkenskooplieden, die de voordeelen van een waterweg zeer hebben geroemdhet vervoer van de markt is dan goedkooper en gemakkelijker. Niet alleen oordeelt de heer Roggeveen, is het voor varkens noodig, ook voor koeien is een vervoer te water gewenscht. Spr. wijst er op, dat door den heer Bijpost is gezegd, dat hij het geld liever wil bewaren voor andere dingen, dus hij wil het geld dan toch uitgeven, en nu vraagt spr.: hoe zal men het geld beter uitgeven voor den bloei van Schagen dan voor een kanaal Het kanaal, zegt spr., zal den bloei onzer gemeente beslist doen toenemen en daarom zal hij gaarne stemmen vóór het door de commissie gestelde bedrag, dat hij volstrekt niet te hoog vindt. De heer v. d. Maaten wijst den heer Bijpost er op, dat stilstand in zaken achteruitgang is; dat, als men blijft zooals men is, men achteruitgaat, en dat, als de gemeente Schagen stilstaat, ze heel spoedig zal zijn onder den in vloed van den vooruitgang en meerderen bloei van Alkmaar. Men moet iets doen om vooruit te komen. Concurrentie noemt spreker gelukkig, ook voor hen, die die concurrentie het hoofd moeten bieden, het zal hun weerstandsvermogen scherpen. Géén concurrentie noemt spr. een gemakkelijke methode om zijn geld in te vangen, maar zeer zelden ziet men dergelijke menschen vooruitgaan. En bovendien, zegt spr., profiteert de geheele burgerij van concurrentie, profiteert een ieder van den meer civielen prijs, waarvoor de verschillende waren zullen worden verkocht. Dan geeft spr. nog een paar meeningsverschillen op met den heer Bijpost, aangaande de landprijzen en het koopen van land door uitwonende eige naren. De heer Bijpost is het niet met den hr. Roggeveen eens, waar deze beweert, dat Schagen door groote ruiten kijkt. Wanneer men zooveel schuld heeft als Schagen, en een omslag als Schagen, en dat met een aantal bewoners van 3000, dan noemt spr. de ruiten niet groot. Spr. zegt het kanaal niet te willen bestrijden, maar hij acht het tijdstip on geschikt om nu den schuldenlast der ge meente nog te verhoogen. Dat deze zijne meening gedoeld werd indertijd door den heer Roggeveen, tracht spr aan te toonen uit eenige zinsneden uit een vroeger tram-rapport, door de heeren Roggeveen, Smit en Hoogschagen on derteekend, waarin voor hooge uitgaven werd gewaarschuwd. Dit geeft den heer Roggeveen aanlei ding de redeneering van den heer Bijpost te noemen een scheeve redeueoring, want immers wordt door hem alleen een zinsnede uit dat rapport gelezen en de rest weggelaten. Toen bij het opmaken van dat rapport werd wel degelijk reeds rekening met de te verwachten subsi die-toekenning aan de Kanaalvereeniging gehouden. Spr. zegt verder, dat een elk, die een open oog heeft voor zakeD, zal moeten toegeven, dat er in onze gemeente toch nog zaken zijn, die door het gebrek aan een vaarwater niet kunnen bestaan of met moeite, en dat vele zaken, vooral op handelsgebied, in onze gemeente hebben te lijden van de hooge lasten en vrachten op de goederen, en zoo doende de concurrentie moeilijk het hoofd kunnen bieden. Wanneer daarmede geen rekening wordt gehouden, zal Schagen ten slotte achteruitgaan. Nog maals wijst spr. op het geluk, dat Schagen heeft gehad een spoorwegver binding te krijgen, waardoor het een bloeiende gemeente is geworden. De heer Bijpost zegt volstrekt niet de concurrentie te willen weren, hij is geen protectionist, maar hij heeft bedoeld, of de draagkracht der gemeente tot delging van een zoo grooten schulden last groot genoeg zal zijn. De heer Vlaming brengt den vorigen sprekers hulde voor het flink en helder inzicht, dat ze in de zaak hebben gege ven. Spr. is het volmaakt eens met de heeren v. d. Maaten en Roggeveen. De angstvallige inzichten van den heer Bijpost deelt hij niet. Waar steeds aller streven is toegangswegen te maken en men daar de welvaart ziet vermeerde ren, begrijpt Spr. niet, waarom dit hier het geval niet zou zijn. Een zeer groot belang hebben de heeren voorstanders naar Spr's oordeel verzuimd op te noe men. Wanneer in de naaste toekomst het Wieringer Meer wordt drooggemaakt, en dat zal er toe moeten komen hoogst waarschijnlijk, waar moet Schagen dan belanden als het geïsoleerd blijft liggen Dan is het niet de vraaghoe zullen we 't meest profiteeren, maar hoe zullen we ons staande houden. Dat mag niet uit het oog worden verloren, zegt Spr. De heer Hoogschagen zegt, dat hij als commissielid alleen stond. Hij achtto het cijfer f 60.000 te hoog. Hij wil de besparingen, die zijn opgegeven en waar van enkele hem te hoog schijnen, laten rusten. Hij stelt zich voor, dat alle cor- poratiën het gevraagde geld geven en dat het kanaal komt. Maar nu het onder houd. Dat onderhoud wordt geschat te bedragen f 7000 per jaar. Er wordt ge hoopt op een scheepvaart van 60000 ton tegen een kadegeld of tonnengeld van 12 ct. per ton, dat maakt dus een ontvang van f 7200 per jaar. Maar, heeren, zegt de heer Hoogschagen, een tonnengeld van 12 ct. per ton is vernietigend voor de scheepvaart. De schippers beta len nu in de Schagerwaardsluis XJ2 ct. per ton, bij de Zes Wielen I ct. Het tonnengeld acht spr. veel te hoog en te oordeelen naar het streven der regeering, om de kadegelden enz. op rijkswaterwegen af te schaffen, gelooft spr. niet, dat een dergelijk hoog tonnengeld zal worden goedgekeurd door de regeering. De heer Vader meent, dat de tonnen gelden reeds van de besparingen zijn afgetrokken. De heer Hoogschagen betwijfelt dat. Hij is volstrekt niet tegen een kanaal, maar wil het offer niet te groot maken. Wanneer men eens f 40.000 gaf, tegen een annuïteit van 5°/0, dat geeft f 2000 per jaar -j- f 2000 onderhoud, dan wordt het offer f 4000 per jaar, wat een verhooging van 50% van den om slag aou ten gevolge hebben. Spr. meent dat tonnengeld een drukkenden last. Te Kolhorn is het 2x/2 ct. per ton. Spr. betwijfelt nogmaals, of de minister het zou toestaan. De hoer Roggeveen meent, dat er voor die toestemming geen bezwaar zou zijn, daar alleen op de rijks waterwegen het rijk kadegelden afschaft. Overal elders worden kadegelden geheven, overal heft men havengelden, die ja zoo hoog zijn als hier opgegeven wordt; bijv. te Helder en Amsterdam. Bijv. ook te Dordrecht heeft men het kadegeld willen verhoogen tot ver boven het hier genoemde cijter. Spr. geeft nu aan het verschil in vracht van een vaartuig van 70 ton naar Schagen zonder waterweg en met waterweg. Voor een vracht van Am sterdam- naar Schagen werd een schip per aangeboden f 1.25 per ton, de man eischte f 1.50. Een andere schipper, niet met het vaarwater naar Schagen op de hoogte, bood aan, het voor f 0.65 te doen, mits hij met zijn schip te Schagen kon komen. Toen de man werd ingelicht, bleef hij zijn aanbod gestand, wanneer hij de vracht te Stolpen mocht brengen, met andere woorden, concludeert de heer Roggeveen, wanneer er een vaarwater te Schagen was, dan kostte de vracht per ton f 0.65 -ff 0 12 kadegeld f 0.77 per ton nu f 1.50, dat maakt dus een verschil van bijna de helft. De heer Meurs meent, dat van de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5