Brisra uit de Maasstad.
Zondag 17 September 1899.
43ste Jaargang No. 3451.
tweede blad.
feuilleton.
Boerenbloed.
1-04
Aan h t breeds strand van Schevenia-
gen was het hrden levendiger dan ooit.
De aanhoudende regen der laatste dagen
had alle bidg&s'en voor uitgestrekte wan
delingen afgeschrikt en nu was ine 1 na
het diner op de gewone wijze met para
pluis en gummnnaiitd gewapend weder
naar het strand gegaan, blij, dat niet al
ta slecht weder het wandelen totaal on
mogelijk maakte.
Uit d 8 verschillende mnziekpaviljosns
klonken weinig opwekkende wijsjes. Het
publiek liep bij deze klanken als achter
een lijkwagen, in den langzamen wagge
lenden pas, zooals dat de gewoonte is.
Het werd heden ook vroeg donker.
Dof ruiscbend wierp zich de zee op
het strand en als de golveu uiteenspattend
zich over elkaar stortten en de kleinere
golfjes veidsr het straud opliepen, dan
klonk het bijwijlen, als de wind de tonen
der muziek naar den andereu kant weg
voerde, gelijk het weecen eu snikken van
de geheimzinnige bewoners der zee.
Langs het strand liep een zeldzaam
ptar. Hij was een rijzige man met grijze
haren en een grijzen hoogen hoed, waaiiu
hij het hoofd zoo diep mogelijk gedrukt
had om het hoofddeksel voor wegwaaien
te belnJsden en zij, een kleine, sier
lijke vrouwengestalte, geheel in 'i zwart
gekleed, het bleeke fijn-ovale gezichtje met
een dichten sluier bedekt. Zij gingen wel
reeds een dozijn keeren op en neer,
stseds tusschen het Karbaas en het pa
viljoen maar zij spraken geen woord.
De oude heer droeg het hoofd flink om
boog en zijn blik was vrij en zeker als
van een echt soldaat; zijn rug scheen zich
niet te willen krommen, ofschoon ook de
slagen van het noodlot als hagel zoo dicht
da rop waren neergekomen, hij bleef even
fier en zijn blik bleef open
Hij keek zijdelings dikwijls naar zijn
gfZilliu die alsof zij iets zocht haat
blik steeds op den grond had gericht.
Hij raakte haar zacht aan.
„Gertiud, wees toch verstandig! Kijk
toch met vrijen bjik de wereld in! Je
bent toch nog zoo jong, zoo mooi, zoo
begeerenswaard."
Tranen sprongen haar in de oogen.
Zij drukte haar zakdoek er tegen, doch
gaf gzen antwoordhaar handen beef
den
De oude majoor streek zich over den
goed gesoigneerdeu baaid en beet zich op
de lippen. Hij was een bijzonder man.
Hij had drie oorlogen meegemaakt, hsd
in den hevigsten kogelregen zijn kalmte
bewaard, met het grootste levensgevaar
zijn gewonde kameraden uit het dichtste
gevecht gedragen en kun geen tranen
zien Kon het stilie lijden niet verdra
gen, dat zoo welsprekend dikwijls uit de
oogen spreken kan.
Hij wis dan ook gehe-1 van zijn stuk
gebracht toen hij de tranen van zijne zoo
jong weduwe geworden dochter weder zag.
15.
Lzmpert begeeft zich naar bet tot een
s'aapkamer veranderd hokje en vindt daar
eindelijk, na lang zoeken, zijn door elkaar
geworpen kleedingstokken. Met een sncht
van verlichting stapt hij de etraat op yn
bonst tegen een jongen man aan, die jaist
bet hnis binnenkomen wil.
„Ho, ho, waarheen 100 haastig?*
„Naar mijnheer Lampert.*
„Die ben ik. Wat hebt geP*
„De bestelde danskaarten.*
„Danskaarten Ik wist niet
Ach God/ mijn vrouw sal se wel beleid
hebben. Ne, geef ve maar hier Wat kosten
ze? Go hebt zeker een quitantie meege
bracht f'
N «dat mjjnheer Lampert betaald had en
den brenger had laten gaan, keerde hij nog
eenmaal terog en opende op de trap het
kleine pakketje, dat bij zijn vrouw zou
overhandigen. Hij blijft met een kaart in
de hand staan en leest: polonaise, wals,
galop, contra I, wals, polka, pauze om te
eten, wals, contra II, cotillon, pauze out
kiffie te drinken.
Hij schudt het boold. Deze kaart heeft
zijn vrouw ontwotpen, en het schiet hem
door bet hoofd, alsof de tekst van die kaart
niet geheel volgens het gebruik is, of zooals
men dat in de deftige kringen gewoon is.
Hi) herinnert zich een danskaart in een der
uitstalkasten van een boskwiDkel gezien te
hebben, en wanneer zijn geheugen bem niet
in den steek laat, heetie daar die 00nt")
Dar caiseook die cpgava: panne om kotb»
te drinken, sobjjnt hem wel wat vetdaebt
toe, hij zon er wel een eed op durven doen,
dat' dat wootd bepaald op die kaart ontbm.
Lampert openi de gangdeur en loopt
Julia zijn vrouw legen het lijf, die juist,
met behulp van Let dienstmeisje een blce-
Hij wildhaar immers troostjn, haar le
vensbootje weder in vrij, onbelemmerd
vaarwater brengen, en nu kwamen ze weer,
die tranen
Zij had den zakdoek nog steeds voor
de oogen en haalde moeilijk adem.
Langzaam waren de zware jagende wol
ken naar het Westen gedreven en brak de
maan door. Zij witrp een laugen, groen-
ichtigen straal over de zee, zoodat de top
pen der golven, die zich in onafgebroken
rij over elkaar wierpen, in eeD menigte glin
sterende steeaen verandeid schenen.
„Zie maar eens, Gertrud," begon de
oude majoor weer, terwijl hij zijn arm (ee-
der om den schouder van zijn dochter
sloeg „zie maar eens, het licht breekt door
de duisternis heen 1 Dan schijnt het dub
bel helder," Bemoedigend klopte hij haar
op haar vollen ronden arm. Zij zag hem
dankbair aan en glimlachte. En de oude
msjoor lachte, in zijn blijdschap daarover,
onmiddellijk hartelijk mee.
„Zie je, Trudel, zoo is het goed, zoo
is het prachtig! Precies zoo heb ji reeds
als kind gelachen, als na de klappen de
eeiste vreugde weer kwam. Wett jt 't nog,
Trudel
Zij gaf hem de hand. „Ja, vader, ik
weet h t nog en ik ben u zoo dank
baar
„Ik, ik hij liet haar in 't geheel
niet uitspreken. „Dankbaar? Waarvoor?
Je bent toch mijn eeoig kind, Trudel
en voor jon zou ik niet alles doen Mijn
arm kind!* Tetdar stre. 1de hij haar wang.
Ttians waren zijn oogen zelf vochtig.
„M.ar nu moet je ook weder goed zijn,
vergenoegd en vroolijk. Ja? Zal je? Het
komt alles wei r terecht!'
Gertrud von Schmieding schudde het
hoofd. Ddt alles kwam haaf zoo onwaar
schijnlijk, zoo onmogelijk voor sedert
haar man ter wille van een ander een
duel had gehad, waarin hij gedood was.
En dit was haar geheela levensdoel
geweest voor hem te zorgen, al haar
gedachten op hem te concentreeren, in
hem het hoogste op de wereld te sieu
En nu men had heai doodgeschoten
om een andere
Zij had het hem niet kunnen vergeven,
bij al h-ar liefde voor hem neen, d a t
niet 1 De ontrouw niet, waar zij hem
Louw wee zelfs in haar gedachten, het
verraad niet, dat hij gepleegd had en dat
hij met zijn dood ook nog niit gezoend
had. Zij kon d&t ellen niet vergeten.
Haar oude vader, die naast haar liep,
moest wel haar gedachten raden. Hij streek
zich weer over zijn grijzen baird en keek
haar schuw van ter zijds aa>i.
„Zg eens, Geitrud," begon hij lang
zaam. .Heb ie de zrak goed overwogen P"
„Wat, vader?'
„Wel, dat van RidtwitzJe weet
wel, wat ik bedoel."
„Js.«
„Nu, CD f'
„Ik weet het niet, vader
„Maar kind, kind geloot mij, het
is het beste voor je. Zie, je bent tsjong,
te mooi en te begeerenswaard om vrijwillig
een vaatje zuur biar te worden Geloof
me, het wreekt zichzelf als je thans niet
metlafcl uit bet salon naar een andere
kamer droeg.
Dj aangesprok ne laat de tafel los en
wendt zïeh tot baar man „Dank je, man
netje, maar waarom ja zooveel moeite
gegeven? Dat bad die boodsohapper zeil
wel naar boven kunnen brengen.*
In plaats vau iets te antwoorden, boudt
baar man haar een der kaarten onder dan
eens en wijst op hot woord „contra*, en
zegt„Is dat wel in den baak Ik vrees,
dat het me te veel herinnert aan een dans
feest in Rixderf."
Zijn vrouw wordt bloedrood en ze ver
klaart „Wat ik geschreven beb, dat heb ik
gesobreven wees verder onbezorgd ik heb
mevrouw Miesake gevraagd en haar man is
ho'fourier geweest en zij moet het dus
weten."
„O, pardon. Tot weerziens dan.*
Mijnheer Lampert gaat ten tweedenmalo de
trap «f en hi', die anders Zondag* geregeld
de kerk bezoekt, gaat vandaag Daar een
bierhuis om aohtor een lekker glas bier over
de ijdelheid der vrouwen en over het rjjmpje
na te denken de wereld is een sohouwtoo-
neel
De avond van dezen zoo merkwaardigen
dag is gekomen. De mei bloemen versierde
kamors der Limpertsohe woning stralen bij
bet schijnsel der Majoüka-lampen en der talrij
ke op kandelabres ges'ok'0 keursen. De ver
schillende ingrediënten voor het feestmaal
zijn in grng en kelder opgestapeld en daar-
tusschen beweegt ziob een fl nke schaar be
dienden. De dikke dienstknecht Miiiler heeft
zich reeds aan een kist de knie gestoten,
en nu binkt hij met een blad vol kopjes thee,
smartelijke grimassen m «kende, door me
vrouw Julir's Bslon om aan de reeds gokomen
gasten thee te preseoteerin.
Het is mevrouw Mieieke, de weiuwe van
den hoffourier, dia ns mgnbeer Keoblaucb,
dan rjjktn metselaar, het eerst de feestelijke
ruimte is binnengezeild.
„Beste mijnheer Knoblauch," vraagt de
gastvrouw, mot eeoigszins heesche stem
lij heeft vandaag te veel moeten comman
danten— „niet waar, gg neemt de leiding
vinden daxs een weirig op n eu vtrdeelt
verstandig bent.
Zij schudde zacht ontkennend het hoofd.
„Het mag wel zoo zijn, papamaar
als men eens zooiets ondervonden heeft
Zjj sprak don zin oiet uit, doch in de
beweging van haar hoofd gaf zij duidelijk
haar afkeer te kennen.
Ds oude majoor aan haar zijde ant
woordde niet. Zwijgend ging hij een poos
naast haar, en daarna op een plek geko
men, waar de muziek zelfs niet meer
doordrong, bleef hij staan.
„Ja hebt wel gelijk, mijn kind," sprak
hij, „als eenmaal de storm over ons heen
heeft gewaaid, dan vergeet man dat niet
gemakkelijk. Maar moet men daarom den
wind vervloeken
Zij begreep hem niet.
„Ik meen dit," vervolgde hij „als het
leven u eenmaal een te'eurstelling heeft
gebaard hard en bitter, ik weet het
welmoet je je dan daarom elke
vreugde ontzeggen 't Is waar, mijn kind,
je echtgenoot was een ideaal man,.'..'
„Ik smeek u vader, spreek niet van
hem 1"
Heftig viel de jonge vrouw hem met
deze woorden in de rede. Haar oogen
vulden zich met tranen. „U weet, ik wil
het niet meer hooren 1"
„Nu ja..--" De majoor aarzelde met
zijn antwoord. „Daarachter mag men zich
niet verschuilen!.... Heb je er wel goed
over nagedichr, of je hem wel recht laat
wedervaren Of misschien niet een mis
verstand oorzaak kan zijn van je
bitter leed P"
....„Mijn man behoorde mij toe? En
evenals ik slechts voor hem op de wereli
leefde, evenmin had hij het recht ter
wille van een ai dere van mij tete
scheiden 1"
„Zoo Meent gij dat
De oude majoor was in verlegenheid.
„Eu als het nueens ter wille
van een vriend geweest was
„Ik was zijn beste vriend, die hem het
naast was, of hem ten minste het naast
moest staan. Tegenover mij had hij plich
ten op te houden
„Enkel t-gen jou
Zij gingen zwijgend verder op een paar
pas afstand van elkaar.
De jonge vrouw antwoordde niet.
Maar haar vader begon -opnieuw. Het
scheen, alsof hij haar alles wilde zeggen.
„Kijk eens aan, mijn kind', begon hij,
„je weet, dat we allen soldaten zijn Ik,
zoowel als je gestorven echtgenoot, als
Redtwitz, de brave edele officier. Wij zijn
soldaten, dst wil zeggen, kameraden, die
zoolang zij leven, een eerlijken strijd t gen
elkaar voeren en zelfs voor elkaar vechten
als het noodig is. Begrijp je, wat dat zeg
gen wil
Hij wachtte haar antwoord niet af, doch
vervolgde
„Dat wil zeggen, dat wij vrienden zijn,
vriendin, tot elke wederkeeriga opoffering
in staat. Zou jij het ontrouw vinden, als
in den oorlog bijvoorbeeld de een zich in
gevaar begeeft ter wille van den ander
als hij achter den rug van zijn vriend, ooi
hem ziju gevaarlijke taak goed te doen
uitvoeren den vijand tegemoet trekt, die
de danskaarten onder htt jonge goedje?*
De voortreffelijk gekleede oude heer, die,
aich na jaist niet meer vlag kunnende be
wegen, toch een nitstekend danssr is, ge
voelt zich door die opdracht zeer gevleid.
„Gij hebt slechts over mij te beschikken,
geëerde mevrouw Lampert" Bij werpt een
blik op de danskaarten en voegt er deftig
aan toe: „Dat zullen we wel klaarspelen.»
Mevrouw Meerhoit verschijnt met haar
dochter Sabine. Het jonge meisje ziet er
in haar wit kleedje bekoorlijk uit.
Diep buigt ze voor de gastvrouw en deze
streelt haar welwillend de wang„Amu
seer je goed, Sabientje,* fluistert ze haar
toe, „en tem je hartsvriend, opdat bij niet
leelijk wordt tegen z'n broer, den «ssessor.*
Sabine sohudt onbezorgd bet hoofd „Wees
maar onbevreesd, mevrouw Lampert, hij zal
heel lief en aardig zijn.»
„Wel, bes'e jongens,komen jelui eindelijk
Met dezen groet wendt zich de gastvrouw
lot de gebroeders Dechner, die beiden naar
haar toekomen en haar de hand drukken. Zij
ziet eerst Adolf in het bleeke gelaat, mon
stert dun Peter, die haar vroolijk toelacht,
en zegt vervolgens: „Ge zijt toeh nog steeds
de oude vrienden trots alles?*
„Dat lijn wjj,* verklaart Peter en klopt
zijn tweelingbroeder kameraadschappelijk op
den Behouder.
Adolfs wangen kleuren zich plotseling.
Liefdevol ziet bij zijn bevoorrechten mede
minnaar aan en zegt eerlijk „Ik ben geen
oogenblik boos op hem gowiest. De huwe
lijken worden in den hemel geelo'en, daaraan
kan een mensch niets veranderen- Zooals
het gekemen is, zoo zal het wel hebben
txio «ten rijn ge ziet, motder, we zijn
de oude vrienden." Eu als hij Sabine be
merkt, gaat hij dapper op baar toe, ichudt
haar onbevangen de hand en zeg', met hat
hoofd naar Peter duidend„Daar is Ji(j.
Wanneer ge niet alle dansen aan uw ver
loofde hebt beloofd, dan krijg ik or ook
wellicht nog één?'
„Een doodgoede ketel, die Adolf,' fluis
tert mevrouw Lampsrt Peter in het oor,
„houd hem in eere. Zalk een vriend
vindt ge nooit weer- En nu nogmaals, mijn
hem belaagt Nu, antwoord mij daar eens
op
„Zie je wel, dat keur je goed en je zou
hem trouw en dapper en edel noemen
en je echtgenoot wil ja smaden Geloot
mij, ook in het leven zijn er oorlogen
waarvan een vrouwenhart niets afweet. Eu
zulk een strijd heelt je echtgenoot gestre
den, trouw tot in deo dood
„In het Casino smaalden zijn tegenstan
ders op onzen armen Redtwitz en maakten
hem achter zijn rug openlijk uit voor den
man van een ontrouwe vrouw, voor den
ridder van de droevige figuur. Eo jou
man heeft hem gewrokenEn ofschoou
deze in den strijd gevallen is, zijn roem
eo zijn eer bleven intact en elk jaar op
den dag van zijn dood, vieren zijo kame
raden zijn aandenken. En hij, die er het
diepst door getroffen i», voor wien je man
den strijd zoo edel opnam, en die tevens
zijn vrouw daarbij verloor, deze gemeen
schappelijke vriend bevindt zich dan in
hun midden en zijn tranen, zijn eerlijke
tranen vloeien O, mijn kind, je weet niet
hoe pijnlijk het is een mar, een vriend te
zien weenen en hoe heilig dat ons is
De jonge vrouw snikte luide.
„Zoo handelde je man en die vriend is
Redtwitz, die thans aanzoek om je doet,
teneinde zich geheel aan jou te wijden en
je het eenzame leven te verlichten. Eu
beiden wil je onrecht aandoen
De oude mao schudde het hoofd.
„Dat heb ik niet geweten, vader 1"
„Wij wilden het ja besparen, mijn
kind."
Hij nam haar bij de hand.
„Zie eens, helder eo stralend stast de
mtan aan den hemel. Ook zij wil troos
ten. Het is niet de helle, schitterende
zon, htt is de maan, de zachte, milde
tnaan, die ons troost met haar stralen, als
het leven ons donker schijnt."
Toen de heer Redtwitz den volgenden
dag kwam, reikte Gertrud hem hartelijk
de hand.
„Wij zullen samen, vereenigd de herin
nering aan hsm bewaren
„En in eere houden voegde hij er
bij, „gelijk inen een trouw vriend
eeren moet."
Am. Crt.
Rotterdam, 13 Siptember 1899.
CXCL
Io een goed-Rotterdamsehen kring heb
ik dezer d geu heel wat hooren praten
over kaast, interessint minder dan vtrmaki-
lijk.
Zoo'n Rotterdamsch salon met alle
respect, we zijn in ons conversatie-leven
nog niet zoo ver, dat we het naar
Parijsch model hebben ingericht,
twee offici'ele diners en een paar efïciëele
receptits per jaar, lijken er ook niet in de
verte op laat ik dus liever zeggen
zjo'o Rotterdamsch onder-onsje, geeft zjjü
eeiste en beste kochten aan het bespreken
Tan handelszaken, wat voor niet handelslui
maar matig interessant is, een deel van
gelukwensch met je baas-schap. Jou ter
eera geven we het feest. En wanneer William
komt, wees den aardig en begin niet met
hem te twisten."
„Msak u niet bang, een assessor zie ik
in 't geheel niet aan.» Hg knikt rijn pleeg
moeder overmoedig toe sn snelt naar aijn
verloofde, dia nog steeds met Adolf in ge
sprek is.
„Wanneer men die drie zie',* zegt Knob-
lsncb, die met den intusscben binnengekomen
Harzlaok in een vensternis babbelt en hei
melijk naar Sabine en de beide tweeling
broeders kijkt, „dan zou men er bepaald
niet nit wijs worden, hoe de zaken eigenlijk
met han staan."
„Wel," antwoordde de fabrikant, „mijo
toekomstige compagnon is in ieder geval de
bruidegom niet meer, hij moet de bruid
aan zijn broer hebben overgedaan."
„Das een drievoudige overeenkomst,"
spotte Euoblaueb, „maar mij zou zoo iets
volstrekt niet passen-"
„Waarom aiet Mg is het best boor,
als Adolf niet meer aan trouwen deokt
ook ik ben vrjjgezel, des Ie beter zullen wij
bij elkaar passen.*
„Goeden avoncb, collega,* groat Peter,
die op Knoblauch (oestapt eu zich een
daoskaart laat geven. „Gij hebt 't mij op
het examen zeer warm gemaakt, maar van
avond zal ik het u doen.»
„Wie zoo goed beslagen ten ijs komt als
gij, mijnbeer Dechner, is voor geen klein
geruohtja vervaald.'
„Ga hadt me anders graag laten zak
ken, bó?'
„Integendeel, ik heb me er zeer over
verheugd, dat ge door uw examen rijt
gekomen.*
„Dat mag ieder ander gelooven, maar ik
niet," laotre Pater openhartig. „Maak mij
na maar niets wjsl Wanneer ik gesakt was,
hadt ge allen uiterst groot plezier ge-
bad; gij moogt dien socialist cu emmsal
maar uiel lijden."
„Het zou ons zeker aangenamer zijn,
Saului ton Paulns werd en gij aan ouze
zijde traadt.*
„Daar koml niets van in, jaarop hebt ge
het overblijvende aan dingen van den dag: de
EngelschTransva&lsche kwestie eu die
vooral beschouwd als oorzaak tot geduchte
klappen voor onzen handel (als ik wel
verstaan heb, is de peper vooruitgegaan
en de koffie achteruit, maar ik weet niet
of Cnamberlaio daaraan ook schald heeft),
de Dreyfus-zaak en andere wereldberoe
rende feiten.
In de Dreyfns-zaak is men hier vrijwel
van één meening. Er is een ontzaglijke
belangstelling geweest voor het verloop
van het proces. De Figaro en de Aurore
hebben hier honderden aboonés, op het
Leeskabinet zijn de voornaamste Fransche
bladen geregeld in handen. Iedereen praat
over de schanddaad van de rechters te
Reuues. Als er eeo middel was om zich
een soort wraak te verschaffen op hat
Fransche volk, dat dao toch tenslotte wel
aansprakelijk is te stellen,voor deze overbluf
fende zege van het onrecht, men zou hej
zeker aangrijpen.
Door een van de mei-pratanden in het
bewuste salon (en hier ben ik nu weer
waar ik begon) werd het voorstel gedaan
om de Parijsche tentoonstelling te negeeren,
niet in te zeoden en ook niet te bezoeken.
Wat de bezoekers betreft, dat zal in
dien het voorstel algemeen werd aanvaard,
Parijs wel een paar duizend francs
schelen, maar of het gemis aan een inzen
ding uit Rotterdam, die bepaald is op
eenige kaarten van onze havens, een be
langrijk nadeel z«u wezen, geloofden en-
keLn van het auditorium niet. Ik óók
niet. Man kan geestdriftig-vertoornd zijn
en toch niet zijn heil in dwaze maatre
gelen zoeken. Zoolang niet alle landen
unaniam besluiten, om het onrecht, Driyfus
aangedaan, te wreken op de tentoonstelling,
kan Holland al'ééa ai heel weinig uitrich
ten. Ea Rotterdam zal zeker de kat
de bel üiet aanbinden. Een adres aan
bet Fransche volk werd vooigestald. Als
de wijdvermaarde arts te Smilde niet het
initiatief neenat, zou misschien een adres
beweging over de wereld van Rotterdam
kunnen uitgaan, meende één onzer woord
voerders en hij verklaarde zich bascheiden-
iijk bereid een adres te ontwerpen op
stranden voet, dat dan vertaald kon worden
in alle talen van Europa. Dit pLn had
iets meer bijval, misschien ook omdat het
zooveel gemakkelijker te volvoeren en zoo
veel minder risqueerend is. Alleen, zoolang
wij nog geea antwoord op onzen brief aan
de Engelsche natie hebben, zou misschien
een Fransche brief óók niet veel resultaat
hebben.
Er werd over gepraat, eindeloos. De
voorsteller maakte zich warm. J», die brief
aan Engeland deugde ook niet, maar als
hij een bti f arn de Fransche natie opstel
de, zou hij wel eens willen zien! Hij be
gon zich te suggereeren, dat ééa kattebel-
letji van hem, waarin hij beknoptelijk
asm deFrsn8chen zou vertellen, welk onrecht
Dreyfus was aangedaan, onmiddellijk
de openbare meening in Frankrijk zon doea
ouosLan. En toen enkelen onzer met eeni
ge minach'i'ig over adresbewegingen be-
gonneu te praten, zette bij een soort betoog
op, wjarin wij aansprikelijk werden gesteld
voor eeue eventueels tenuitvoerlegging
nooit te hopec."
„Dat doet ma leed, wani ga zult er zelf
de grootste aohsde van hebben-*
„Gij zoudt mij wel in den ban willen
doeD, mij geen klanten gunnen, hè?"
„Dat zou zeer onkameraadschappelijk zijn.
Een handwerk is een goed ding, wanneer men
het in vrede beoefent. Wie echter den vrede
verbreekt en oorlog predikr, die maakt bet
mooie en aangename ongedaan."
„Goed gezegd, heer collega. Maar vandaag
zwijgen we er verder over, laat ons nu
gaan dansen en de twistvragen begraven
„Dat is mjj best, ik bsn niet zoo'n
kemphaan als gij. Kijk eens aohter je, daar
komt een heale zwerm aardige meisjes."
Peter draaide zich om en zeg eenige
vriendinnen van zijn verloofdehet waren
doohters van kleine kooplieden en be
ambten, die met baat ouders of broeders op
bet feest waren verschenen. Hij snelde op
de jonge dames toe en veriooht om dan
sen.
Steeds voller en voller werd het in de
beide kamers, de atmosfeer werd steeds
ondragelijker, de warmte werd onhoudbaar.
Mevrouw Julia keek steeds vol verwach
ting naar de dsur, of William, de
hoofdpersoon van dtn avond, nog niet ver
scheen
S'el je voor dat hij eens wegbleef 1 Wan-
tesr hij hei bijeen'.ga met Peter toch eens
te onaangenaam vond en op het
laatste oogenblik zich nog had bedacht 1
Doeh neen, daar is hij; o hij is een min van
zijn woord! dat m«g niet vergeten wor
den
De assessor heeft den drempel overschre
den en breekt ziob bsan door het gedrang;
onmiddellijk aohter hem volgm Just en de
schilder Völker. Hij is zoo gelukkig tot
sjjn pleegmoed.r te kannen doordringen en
kast haar hcffilijk da hand. Mevrouw Jalia's
hart zwelt van verrekking die
handkus I het is de eerste, die haar vanavond
ten deel valt of da andereQ het wel
hebben gezien Ja, die William weet hoe
hij zieh beefi te gedragenhij heeft de ma
nieren van d n hoogen stand; hij zal aan haar
zal n wal van dien detfigen glans verleencn en