Brisra uit de Maasstad. Zondag 17 September 1899. 43ste Jaargang No. 3451. tweede blad. feuilleton. Boerenbloed. 1-04 Aan h t breeds strand van Schevenia- gen was het hrden levendiger dan ooit. De aanhoudende regen der laatste dagen had alle bidg&s'en voor uitgestrekte wan delingen afgeschrikt en nu was ine 1 na het diner op de gewone wijze met para pluis en gummnnaiitd gewapend weder naar het strand gegaan, blij, dat niet al ta slecht weder het wandelen totaal on mogelijk maakte. Uit d 8 verschillende mnziekpaviljosns klonken weinig opwekkende wijsjes. Het publiek liep bij deze klanken als achter een lijkwagen, in den langzamen wagge lenden pas, zooals dat de gewoonte is. Het werd heden ook vroeg donker. Dof ruiscbend wierp zich de zee op het strand en als de golveu uiteenspattend zich over elkaar stortten en de kleinere golfjes veidsr het straud opliepen, dan klonk het bijwijlen, als de wind de tonen der muziek naar den andereu kant weg voerde, gelijk het weecen eu snikken van de geheimzinnige bewoners der zee. Langs het strand liep een zeldzaam ptar. Hij was een rijzige man met grijze haren en een grijzen hoogen hoed, waaiiu hij het hoofd zoo diep mogelijk gedrukt had om het hoofddeksel voor wegwaaien te belnJsden en zij, een kleine, sier lijke vrouwengestalte, geheel in 'i zwart gekleed, het bleeke fijn-ovale gezichtje met een dichten sluier bedekt. Zij gingen wel reeds een dozijn keeren op en neer, stseds tusschen het Karbaas en het pa viljoen maar zij spraken geen woord. De oude heer droeg het hoofd flink om boog en zijn blik was vrij en zeker als van een echt soldaat; zijn rug scheen zich niet te willen krommen, ofschoon ook de slagen van het noodlot als hagel zoo dicht da rop waren neergekomen, hij bleef even fier en zijn blik bleef open Hij keek zijdelings dikwijls naar zijn gfZilliu die alsof zij iets zocht haat blik steeds op den grond had gericht. Hij raakte haar zacht aan. „Gertiud, wees toch verstandig! Kijk toch met vrijen bjik de wereld in! Je bent toch nog zoo jong, zoo mooi, zoo begeerenswaard." Tranen sprongen haar in de oogen. Zij drukte haar zakdoek er tegen, doch gaf gzen antwoordhaar handen beef den De oude majoor streek zich over den goed gesoigneerdeu baaid en beet zich op de lippen. Hij was een bijzonder man. Hij had drie oorlogen meegemaakt, hsd in den hevigsten kogelregen zijn kalmte bewaard, met het grootste levensgevaar zijn gewonde kameraden uit het dichtste gevecht gedragen en kun geen tranen zien Kon het stilie lijden niet verdra gen, dat zoo welsprekend dikwijls uit de oogen spreken kan. Hij wis dan ook gehe-1 van zijn stuk gebracht toen hij de tranen van zijne zoo jong weduwe geworden dochter weder zag. 15. Lzmpert begeeft zich naar bet tot een s'aapkamer veranderd hokje en vindt daar eindelijk, na lang zoeken, zijn door elkaar geworpen kleedingstokken. Met een sncht van verlichting stapt hij de etraat op yn bonst tegen een jongen man aan, die jaist bet hnis binnenkomen wil. „Ho, ho, waarheen 100 haastig?* „Naar mijnheer Lampert.* „Die ben ik. Wat hebt geP* „De bestelde danskaarten.* „Danskaarten Ik wist niet Ach God/ mijn vrouw sal se wel beleid hebben. Ne, geef ve maar hier Wat kosten ze? Go hebt zeker een quitantie meege bracht f' N «dat mjjnheer Lampert betaald had en den brenger had laten gaan, keerde hij nog eenmaal terog en opende op de trap het kleine pakketje, dat bij zijn vrouw zou overhandigen. Hij blijft met een kaart in de hand staan en leest: polonaise, wals, galop, contra I, wals, polka, pauze om te eten, wals, contra II, cotillon, pauze out kiffie te drinken. Hij schudt het boold. Deze kaart heeft zijn vrouw ontwotpen, en het schiet hem door bet hoofd, alsof de tekst van die kaart niet geheel volgens het gebruik is, of zooals men dat in de deftige kringen gewoon is. Hi) herinnert zich een danskaart in een der uitstalkasten van een boskwiDkel gezien te hebben, en wanneer zijn geheugen bem niet in den steek laat, heetie daar die 00nt") Dar caiseook die cpgava: panne om kotb» te drinken, sobjjnt hem wel wat vetdaebt toe, hij zon er wel een eed op durven doen, dat' dat wootd bepaald op die kaart ontbm. Lampert openi de gangdeur en loopt Julia zijn vrouw legen het lijf, die juist, met behulp van Let dienstmeisje een blce- Hij wildhaar immers troostjn, haar le vensbootje weder in vrij, onbelemmerd vaarwater brengen, en nu kwamen ze weer, die tranen Zij had den zakdoek nog steeds voor de oogen en haalde moeilijk adem. Langzaam waren de zware jagende wol ken naar het Westen gedreven en brak de maan door. Zij witrp een laugen, groen- ichtigen straal over de zee, zoodat de top pen der golven, die zich in onafgebroken rij over elkaar wierpen, in eeD menigte glin sterende steeaen verandeid schenen. „Zie maar eens, Gertrud," begon de oude majoor weer, terwijl hij zijn arm (ee- der om den schouder van zijn dochter sloeg „zie maar eens, het licht breekt door de duisternis heen 1 Dan schijnt het dub bel helder," Bemoedigend klopte hij haar op haar vollen ronden arm. Zij zag hem dankbair aan en glimlachte. En de oude msjoor lachte, in zijn blijdschap daarover, onmiddellijk hartelijk mee. „Zie je, Trudel, zoo is het goed, zoo is het prachtig! Precies zoo heb ji reeds als kind gelachen, als na de klappen de eeiste vreugde weer kwam. Wett jt 't nog, Trudel Zij gaf hem de hand. „Ja, vader, ik weet h t nog en ik ben u zoo dank baar „Ik, ik hij liet haar in 't geheel niet uitspreken. „Dankbaar? Waarvoor? Je bent toch mijn eeoig kind, Trudel en voor jon zou ik niet alles doen Mijn arm kind!* Tetdar stre. 1de hij haar wang. Ttians waren zijn oogen zelf vochtig. „M.ar nu moet je ook weder goed zijn, vergenoegd en vroolijk. Ja? Zal je? Het komt alles wei r terecht!' Gertrud von Schmieding schudde het hoofd. Ddt alles kwam haaf zoo onwaar schijnlijk, zoo onmogelijk voor sedert haar man ter wille van een ander een duel had gehad, waarin hij gedood was. En dit was haar geheela levensdoel geweest voor hem te zorgen, al haar gedachten op hem te concentreeren, in hem het hoogste op de wereld te sieu En nu men had heai doodgeschoten om een andere Zij had het hem niet kunnen vergeven, bij al h-ar liefde voor hem neen, d a t niet 1 De ontrouw niet, waar zij hem Louw wee zelfs in haar gedachten, het verraad niet, dat hij gepleegd had en dat hij met zijn dood ook nog niit gezoend had. Zij kon d&t ellen niet vergeten. Haar oude vader, die naast haar liep, moest wel haar gedachten raden. Hij streek zich weer over zijn grijzen baird en keek haar schuw van ter zijds aa>i. „Zg eens, Geitrud," begon hij lang zaam. .Heb ie de zrak goed overwogen P" „Wat, vader?' „Wel, dat van RidtwitzJe weet wel, wat ik bedoel." „Js.« „Nu, CD f' „Ik weet het niet, vader „Maar kind, kind geloot mij, het is het beste voor je. Zie, je bent tsjong, te mooi en te begeerenswaard om vrijwillig een vaatje zuur biar te worden Geloof me, het wreekt zichzelf als je thans niet metlafcl uit bet salon naar een andere kamer droeg. Dj aangesprok ne laat de tafel los en wendt zïeh tot baar man „Dank je, man netje, maar waarom ja zooveel moeite gegeven? Dat bad die boodsohapper zeil wel naar boven kunnen brengen.* In plaats vau iets te antwoorden, boudt baar man haar een der kaarten onder dan eens en wijst op hot woord „contra*, en zegt„Is dat wel in den baak Ik vrees, dat het me te veel herinnert aan een dans feest in Rixderf." Zijn vrouw wordt bloedrood en ze ver klaart „Wat ik geschreven beb, dat heb ik gesobreven wees verder onbezorgd ik heb mevrouw Miesake gevraagd en haar man is ho'fourier geweest en zij moet het dus weten." „O, pardon. Tot weerziens dan.* Mijnheer Lampert gaat ten tweedenmalo de trap «f en hi', die anders Zondag* geregeld de kerk bezoekt, gaat vandaag Daar een bierhuis om aohtor een lekker glas bier over de ijdelheid der vrouwen en over het rjjmpje na te denken de wereld is een sohouwtoo- neel De avond van dezen zoo merkwaardigen dag is gekomen. De mei bloemen versierde kamors der Limpertsohe woning stralen bij bet schijnsel der Majoüka-lampen en der talrij ke op kandelabres ges'ok'0 keursen. De ver schillende ingrediënten voor het feestmaal zijn in grng en kelder opgestapeld en daar- tusschen beweegt ziob een fl nke schaar be dienden. De dikke dienstknecht Miiiler heeft zich reeds aan een kist de knie gestoten, en nu binkt hij met een blad vol kopjes thee, smartelijke grimassen m «kende, door me vrouw Julir's Bslon om aan de reeds gokomen gasten thee te preseoteerin. Het is mevrouw Mieieke, de weiuwe van den hoffourier, dia ns mgnbeer Keoblaucb, dan rjjktn metselaar, het eerst de feestelijke ruimte is binnengezeild. „Beste mijnheer Knoblauch," vraagt de gastvrouw, mot eeoigszins heesche stem lij heeft vandaag te veel moeten comman danten— „niet waar, gg neemt de leiding vinden daxs een weirig op n eu vtrdeelt verstandig bent. Zij schudde zacht ontkennend het hoofd. „Het mag wel zoo zijn, papamaar als men eens zooiets ondervonden heeft Zjj sprak don zin oiet uit, doch in de beweging van haar hoofd gaf zij duidelijk haar afkeer te kennen. Ds oude majoor aan haar zijde ant woordde niet. Zwijgend ging hij een poos naast haar, en daarna op een plek geko men, waar de muziek zelfs niet meer doordrong, bleef hij staan. „Ja hebt wel gelijk, mijn kind," sprak hij, „als eenmaal de storm over ons heen heeft gewaaid, dan vergeet man dat niet gemakkelijk. Maar moet men daarom den wind vervloeken Zij begreep hem niet. „Ik meen dit," vervolgde hij „als het leven u eenmaal een te'eurstelling heeft gebaard hard en bitter, ik weet het welmoet je je dan daarom elke vreugde ontzeggen 't Is waar, mijn kind, je echtgenoot was een ideaal man,.'..' „Ik smeek u vader, spreek niet van hem 1" Heftig viel de jonge vrouw hem met deze woorden in de rede. Haar oogen vulden zich met tranen. „U weet, ik wil het niet meer hooren 1" „Nu ja..--" De majoor aarzelde met zijn antwoord. „Daarachter mag men zich niet verschuilen!.... Heb je er wel goed over nagedichr, of je hem wel recht laat wedervaren Of misschien niet een mis verstand oorzaak kan zijn van je bitter leed P" ....„Mijn man behoorde mij toe? En evenals ik slechts voor hem op de wereli leefde, evenmin had hij het recht ter wille van een ai dere van mij tete scheiden 1" „Zoo Meent gij dat De oude majoor was in verlegenheid. „Eu als het nueens ter wille van een vriend geweest was „Ik was zijn beste vriend, die hem het naast was, of hem ten minste het naast moest staan. Tegenover mij had hij plich ten op te houden „Enkel t-gen jou Zij gingen zwijgend verder op een paar pas afstand van elkaar. De jonge vrouw antwoordde niet. Maar haar vader begon -opnieuw. Het scheen, alsof hij haar alles wilde zeggen. „Kijk eens aan, mijn kind', begon hij, „je weet, dat we allen soldaten zijn Ik, zoowel als je gestorven echtgenoot, als Redtwitz, de brave edele officier. Wij zijn soldaten, dst wil zeggen, kameraden, die zoolang zij leven, een eerlijken strijd t gen elkaar voeren en zelfs voor elkaar vechten als het noodig is. Begrijp je, wat dat zeg gen wil Hij wachtte haar antwoord niet af, doch vervolgde „Dat wil zeggen, dat wij vrienden zijn, vriendin, tot elke wederkeeriga opoffering in staat. Zou jij het ontrouw vinden, als in den oorlog bijvoorbeeld de een zich in gevaar begeeft ter wille van den ander als hij achter den rug van zijn vriend, ooi hem ziju gevaarlijke taak goed te doen uitvoeren den vijand tegemoet trekt, die de danskaarten onder htt jonge goedje?* De voortreffelijk gekleede oude heer, die, aich na jaist niet meer vlag kunnende be wegen, toch een nitstekend danssr is, ge voelt zich door die opdracht zeer gevleid. „Gij hebt slechts over mij te beschikken, geëerde mevrouw Lampert" Bij werpt een blik op de danskaarten en voegt er deftig aan toe: „Dat zullen we wel klaarspelen.» Mevrouw Meerhoit verschijnt met haar dochter Sabine. Het jonge meisje ziet er in haar wit kleedje bekoorlijk uit. Diep buigt ze voor de gastvrouw en deze streelt haar welwillend de wang„Amu seer je goed, Sabientje,* fluistert ze haar toe, „en tem je hartsvriend, opdat bij niet leelijk wordt tegen z'n broer, den «ssessor.* Sabine sohudt onbezorgd bet hoofd „Wees maar onbevreesd, mevrouw Lampert, hij zal heel lief en aardig zijn.» „Wel, bes'e jongens,komen jelui eindelijk Met dezen groet wendt zich de gastvrouw lot de gebroeders Dechner, die beiden naar haar toekomen en haar de hand drukken. Zij ziet eerst Adolf in het bleeke gelaat, mon stert dun Peter, die haar vroolijk toelacht, en zegt vervolgens: „Ge zijt toeh nog steeds de oude vrienden trots alles?* „Dat lijn wjj,* verklaart Peter en klopt zijn tweelingbroeder kameraadschappelijk op den Behouder. Adolfs wangen kleuren zich plotseling. Liefdevol ziet bij zijn bevoorrechten mede minnaar aan en zegt eerlijk „Ik ben geen oogenblik boos op hem gowiest. De huwe lijken worden in den hemel geelo'en, daaraan kan een mensch niets veranderen- Zooals het gekemen is, zoo zal het wel hebben txio «ten rijn ge ziet, motder, we zijn de oude vrienden." Eu als hij Sabine be merkt, gaat hij dapper op baar toe, ichudt haar onbevangen de hand en zeg', met hat hoofd naar Peter duidend„Daar is Ji(j. Wanneer ge niet alle dansen aan uw ver loofde hebt beloofd, dan krijg ik or ook wellicht nog één?' „Een doodgoede ketel, die Adolf,' fluis tert mevrouw Lampsrt Peter in het oor, „houd hem in eere. Zalk een vriend vindt ge nooit weer- En nu nogmaals, mijn hem belaagt Nu, antwoord mij daar eens op „Zie je wel, dat keur je goed en je zou hem trouw en dapper en edel noemen en je echtgenoot wil ja smaden Geloot mij, ook in het leven zijn er oorlogen waarvan een vrouwenhart niets afweet. Eu zulk een strijd heelt je echtgenoot gestre den, trouw tot in deo dood „In het Casino smaalden zijn tegenstan ders op onzen armen Redtwitz en maakten hem achter zijn rug openlijk uit voor den man van een ontrouwe vrouw, voor den ridder van de droevige figuur. Eo jou man heeft hem gewrokenEn ofschoou deze in den strijd gevallen is, zijn roem eo zijn eer bleven intact en elk jaar op den dag van zijn dood, vieren zijo kame raden zijn aandenken. En hij, die er het diepst door getroffen i», voor wien je man den strijd zoo edel opnam, en die tevens zijn vrouw daarbij verloor, deze gemeen schappelijke vriend bevindt zich dan in hun midden en zijn tranen, zijn eerlijke tranen vloeien O, mijn kind, je weet niet hoe pijnlijk het is een mar, een vriend te zien weenen en hoe heilig dat ons is De jonge vrouw snikte luide. „Zoo handelde je man en die vriend is Redtwitz, die thans aanzoek om je doet, teneinde zich geheel aan jou te wijden en je het eenzame leven te verlichten. Eu beiden wil je onrecht aandoen De oude mao schudde het hoofd. „Dat heb ik niet geweten, vader 1" „Wij wilden het ja besparen, mijn kind." Hij nam haar bij de hand. „Zie eens, helder eo stralend stast de mtan aan den hemel. Ook zij wil troos ten. Het is niet de helle, schitterende zon, htt is de maan, de zachte, milde tnaan, die ons troost met haar stralen, als het leven ons donker schijnt." Toen de heer Redtwitz den volgenden dag kwam, reikte Gertrud hem hartelijk de hand. „Wij zullen samen, vereenigd de herin nering aan hsm bewaren „En in eere houden voegde hij er bij, „gelijk inen een trouw vriend eeren moet." Am. Crt. Rotterdam, 13 Siptember 1899. CXCL Io een goed-Rotterdamsehen kring heb ik dezer d geu heel wat hooren praten over kaast, interessint minder dan vtrmaki- lijk. Zoo'n Rotterdamsch salon met alle respect, we zijn in ons conversatie-leven nog niet zoo ver, dat we het naar Parijsch model hebben ingericht, twee offici'ele diners en een paar efïciëele receptits per jaar, lijken er ook niet in de verte op laat ik dus liever zeggen zjo'o Rotterdamsch onder-onsje, geeft zjjü eeiste en beste kochten aan het bespreken Tan handelszaken, wat voor niet handelslui maar matig interessant is, een deel van gelukwensch met je baas-schap. Jou ter eera geven we het feest. En wanneer William komt, wees den aardig en begin niet met hem te twisten." „Msak u niet bang, een assessor zie ik in 't geheel niet aan.» Hg knikt rijn pleeg moeder overmoedig toe sn snelt naar aijn verloofde, dia nog steeds met Adolf in ge sprek is. „Wanneer men die drie zie',* zegt Knob- lsncb, die met den intusscben binnengekomen Harzlaok in een vensternis babbelt en hei melijk naar Sabine en de beide tweeling broeders kijkt, „dan zou men er bepaald niet nit wijs worden, hoe de zaken eigenlijk met han staan." „Wel," antwoordde de fabrikant, „mijo toekomstige compagnon is in ieder geval de bruidegom niet meer, hij moet de bruid aan zijn broer hebben overgedaan." „Das een drievoudige overeenkomst," spotte Euoblaueb, „maar mij zou zoo iets volstrekt niet passen-" „Waarom aiet Mg is het best boor, als Adolf niet meer aan trouwen deokt ook ik ben vrjjgezel, des Ie beter zullen wij bij elkaar passen.* „Goeden avoncb, collega,* groat Peter, die op Knoblauch (oestapt eu zich een daoskaart laat geven. „Gij hebt 't mij op het examen zeer warm gemaakt, maar van avond zal ik het u doen.» „Wie zoo goed beslagen ten ijs komt als gij, mijnbeer Dechner, is voor geen klein geruohtja vervaald.' „Ga hadt me anders graag laten zak ken, bó?' „Integendeel, ik heb me er zeer over verheugd, dat ge door uw examen rijt gekomen.* „Dat mag ieder ander gelooven, maar ik niet," laotre Pater openhartig. „Maak mij na maar niets wjsl Wanneer ik gesakt was, hadt ge allen uiterst groot plezier ge- bad; gij moogt dien socialist cu emmsal maar uiel lijden." „Het zou ons zeker aangenamer zijn, Saului ton Paulns werd en gij aan ouze zijde traadt.* „Daar koml niets van in, jaarop hebt ge het overblijvende aan dingen van den dag: de EngelschTransva&lsche kwestie eu die vooral beschouwd als oorzaak tot geduchte klappen voor onzen handel (als ik wel verstaan heb, is de peper vooruitgegaan en de koffie achteruit, maar ik weet niet of Cnamberlaio daaraan ook schald heeft), de Dreyfus-zaak en andere wereldberoe rende feiten. In de Dreyfns-zaak is men hier vrijwel van één meening. Er is een ontzaglijke belangstelling geweest voor het verloop van het proces. De Figaro en de Aurore hebben hier honderden aboonés, op het Leeskabinet zijn de voornaamste Fransche bladen geregeld in handen. Iedereen praat over de schanddaad van de rechters te Reuues. Als er eeo middel was om zich een soort wraak te verschaffen op hat Fransche volk, dat dao toch tenslotte wel aansprakelijk is te stellen,voor deze overbluf fende zege van het onrecht, men zou hej zeker aangrijpen. Door een van de mei-pratanden in het bewuste salon (en hier ben ik nu weer waar ik begon) werd het voorstel gedaan om de Parijsche tentoonstelling te negeeren, niet in te zeoden en ook niet te bezoeken. Wat de bezoekers betreft, dat zal in dien het voorstel algemeen werd aanvaard, Parijs wel een paar duizend francs schelen, maar of het gemis aan een inzen ding uit Rotterdam, die bepaald is op eenige kaarten van onze havens, een be langrijk nadeel z«u wezen, geloofden en- keLn van het auditorium niet. Ik óók niet. Man kan geestdriftig-vertoornd zijn en toch niet zijn heil in dwaze maatre gelen zoeken. Zoolang niet alle landen unaniam besluiten, om het onrecht, Driyfus aangedaan, te wreken op de tentoonstelling, kan Holland al'ééa ai heel weinig uitrich ten. Ea Rotterdam zal zeker de kat de bel üiet aanbinden. Een adres aan bet Fransche volk werd vooigestald. Als de wijdvermaarde arts te Smilde niet het initiatief neenat, zou misschien een adres beweging over de wereld van Rotterdam kunnen uitgaan, meende één onzer woord voerders en hij verklaarde zich bascheiden- iijk bereid een adres te ontwerpen op stranden voet, dat dan vertaald kon worden in alle talen van Europa. Dit pLn had iets meer bijval, misschien ook omdat het zooveel gemakkelijker te volvoeren en zoo veel minder risqueerend is. Alleen, zoolang wij nog geea antwoord op onzen brief aan de Engelsche natie hebben, zou misschien een Fransche brief óók niet veel resultaat hebben. Er werd over gepraat, eindeloos. De voorsteller maakte zich warm. J», die brief aan Engeland deugde ook niet, maar als hij een bti f arn de Fransche natie opstel de, zou hij wel eens willen zien! Hij be gon zich te suggereeren, dat ééa kattebel- letji van hem, waarin hij beknoptelijk asm deFrsn8chen zou vertellen, welk onrecht Dreyfus was aangedaan, onmiddellijk de openbare meening in Frankrijk zon doea ouosLan. En toen enkelen onzer met eeni ge minach'i'ig over adresbewegingen be- gonneu te praten, zette bij een soort betoog op, wjarin wij aansprikelijk werden gesteld voor eeue eventueels tenuitvoerlegging nooit te hopec." „Dat doet ma leed, wani ga zult er zelf de grootste aohsde van hebben-* „Gij zoudt mij wel in den ban willen doeD, mij geen klanten gunnen, hè?" „Dat zou zeer onkameraadschappelijk zijn. Een handwerk is een goed ding, wanneer men het in vrede beoefent. Wie echter den vrede verbreekt en oorlog predikr, die maakt bet mooie en aangename ongedaan." „Goed gezegd, heer collega. Maar vandaag zwijgen we er verder over, laat ons nu gaan dansen en de twistvragen begraven „Dat is mjj best, ik bsn niet zoo'n kemphaan als gij. Kijk eens aohter je, daar komt een heale zwerm aardige meisjes." Peter draaide zich om en zeg eenige vriendinnen van zijn verloofdehet waren doohters van kleine kooplieden en be ambten, die met baat ouders of broeders op bet feest waren verschenen. Hij snelde op de jonge dames toe en veriooht om dan sen. Steeds voller en voller werd het in de beide kamers, de atmosfeer werd steeds ondragelijker, de warmte werd onhoudbaar. Mevrouw Julia keek steeds vol verwach ting naar de dsur, of William, de hoofdpersoon van dtn avond, nog niet ver scheen S'el je voor dat hij eens wegbleef 1 Wan- tesr hij hei bijeen'.ga met Peter toch eens te onaangenaam vond en op het laatste oogenblik zich nog had bedacht 1 Doeh neen, daar is hij; o hij is een min van zijn woord! dat m«g niet vergeten wor den De assessor heeft den drempel overschre den en breekt ziob bsan door het gedrang; onmiddellijk aohter hem volgm Just en de schilder Völker. Hij is zoo gelukkig tot sjjn pleegmoed.r te kannen doordringen en kast haar hcffilijk da hand. Mevrouw Jalia's hart zwelt van verrekking die handkus I het is de eerste, die haar vanavond ten deel valt of da andereQ het wel hebben gezien Ja, die William weet hoe hij zieh beefi te gedragenhij heeft de ma nieren van d n hoogen stand; hij zal aan haar zal n wal van dien detfigen glans verleencn en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5