INGEZONDEN.
Niet voldaan.
J. A. Wiegel.
Io antwoord,
"ükïSW -™°
van een straf aan Drevfus. Ei begon eenige
verbittering te heerscben. De misdaad, te
Eennes gepleegd,girg dit gezellig onder-oaB-
je verstoren.
Er werd toen echter juist thee gepresen-
teerd en dat leidde de belangstelling wr.t
af. Een gemoedelijk oud heer stelde een
discours over wat aangenamer onderwerp
voor; laten we bijvoorbeeld eens over de
kunst praten.
Welja, over de kunst. Als we zeogauw
niets anders weten. Msrkwaardig vlug was
men er trouwens in.Een mijnheer,die io het
begin van den avond veel over scheepvaart
gesproken bad en daarin een heele Piet
bleek, kwam thans zeer nadrukkelijk zeg
gen, dat bij veel aan de knnst te danken
had. Als hij moe van zijn zaken was,
ging bij naar een goed blijspel in den
schouwburg luisteren, zooiets als ^Onze
Don Juaus", en dan genoot bij, dan werd
hij gesterkt en opgeheven, dan voelde hij
den zegenenden invloed van de kunst ten
zeerste.
Waarop een bakvischje opmerkte dat
„Onze Don Jusbb" geen kunst was, kunst
wae bij voorbeeld ^Lotis" of ^Noodlot", of
„Zoo'a ander stuk met Eoyaards er in."
Dat lokte van anderen protest uit. In
een handelsstad, hoorde ik iemand zeggen,
mag men aan de kuust den eisch stelleD,
dat zij in ten goed humeur brengt, opwekt
en versterkt, waardoor men sneer geschikt
wordt voor de zaken. Kaat Mossel was
kunst, en Pension Scholier wss knnst, ze
ker. 't Bakvischje bleef het evenwel met
^Noodlot" houden.
Het gesprek werd algemeen. Een kunst-
gesprek van belang.
hen meneer, makelaar in een of ander
artikel, verklaarde zich plotseling een zeer
uitdrukkelijk Tolstoïaan. Men keek toen
wat verbaasd en de belangstelling richtte
zich op dezen heer, die er heelemaal niets
Tolstoïaansch uitzag,en van wiens levenswij
ze nog nimmer een Tolstoiaansche opvat
ting gebleken was.
Tulsioïaan op kunstgebied, zei hij.
Tolstoï erkent vijf soorten van kunsten,
die van het oog, die van het cor, die
van den neus, die van het gevoel en die
van den smaak. Ik beweer dus met hem,
d»t al wat één onzer zintuigen hoogst
aangenaam aandoet, kunst is, en de man,
die de aandoening te wekken wist, is een
kunstenaar. Is niet eeD man, die uit een
dierenlijk een prachtigen schotel weet te
bereiden, een kunstenaar natuurlijk. En
een kleermaker, die me een mooi pak
maakt P En de uitvinder van een lekker
reukwatertje Kunst is alles wat schoon
heid voortbrengt, wat genoegen ver
schaft
Dat was de inleiding van 8en heel be
toog, wnaiaan nu het geheele gezelschap
deelnam. De meneer had zijn aanhangers
en zijn bestrijders, van allebei ongeveer
evenveel. Het bakvischje alleen verklaarde,
dat zij het met Noodlot van Couperus
hield.
Zonder aarzeling mag ik in de opvattin
gen, uit dit gesprek blijkend, eene sarie
Róttetdumscbe opvattingen zien, zelfs tot
in de niemendal Tolstoïscb-hebbcnde beoor
deeling van de kuust van kok en bakker
en tailleur. Het gezelschap had zoowat
alle eleme: ten van de Maasstad-bevolking,
die aan kuust doet, bijeen. Er was, onder
meer, een ijverig toonfelverbonder, eeu
bewonderaar van de voorstellingen in het
circus variété een schilderijkenner, een
secretaris van een zangvereeuiging, een
dilettmt-z>wger, een gourmand, een swell,
eeu vriendin van Eoyasrd», een vriend van
Van Zuylen, een bezitter van een door-
loopende toegangskaart voor het museum
Boyuaans, een bewonderaar van de Hol-
landsche opera, een dame die hetFrarsche
répertoire van buiten kende, een hetr die
wm 11 i IIHU miaiiwiiiigiiiM mm mm
het buis L»ncpert in aanzien doen stijgen,
ver boven die der kennissen.
„Mnn pleegzoon, de aseessor Teil 1* stelt
rij her», bijzendeten nadruk op den titel leg
gende, aan de dames in haar omgeving voor.
,Gjj komt wat te laaf, Williaro doe snel je
beat, wellicht dat de meisjes oog een paar
dansen voor je open hebben.*
.Dank, lieve mams, ik zal mij niet ver
binden.*
.Wat? Zulk een jong, flink heer, een
zoo vlugge danser Neen, Willism, dst ver
driet moogt ge mij niet aandoen gij moogt
nier alleen toekpen.*
.Ik zal dan een paar extra-toeren den
ree.*
.Extra-toeren Heere in den bemel, da<
was het woord, waarnaar aij reeds zoo lang
bad gezocht. Boe dankbaar was ze haar
pleegzoon, dat hij zoo iets deftigs binnen
haar huis bekend maakte. Zij w s beslist
de eerste onder de kennissen, die deze nieu
wigheid sou invoeren. Of zo evenwel het
woord extra-toeren niet op de dsnskaart bsd
moeten vermelden? Zij zocht d'dehjk mijn
beer Knoblanoh op en deelde hem bare gedach
ten mede.
.Neen,* lachte dese, „dat zou niet gaan.
Maar we kunnen wel een polka in een
extra-toer veranderen."
„Hoe moet dat gebeuren
„Zeer eenvoudig, mevrouw Lsmperf. Wan
neer het zoo ver is, kondig ik hot geselschap
aun, dat de polka een nul-polka isdau is
men daarvoor niet vest geöngsgeerd."
.Uitstekend. Gij aijt mijn redder uit den
nood, gij weet ook steeds raed. Nu, denk ik,
kan het er op los gaandat theedrinken
moet maar een eind hebben, laat nu de po
lonaise maar spalen."
De schilder Völker straalde van genoegen
toen de polonaise begon en alles achter
elkaar de verschillende kamers doorhop-
pelde op de vroolijke maat der mnriek. .Een
mooi schilderij*, bromde hij den fabrikant
Harslack verrukt in hel oor. Deze danste
uit prÏDeipe nooit en kon zieb dus ook
niet gekwetst gevoelen door de niting van
den opgetogen schilder. „Kijk die mevrouw
Mieaike e,.ns, hoe ie haar zijden sleep
in Rotterdam te weinig kunst naar zijn
smaak geboden vond, een snder die best
tevreden was, een jongeling die de j»ar-
lijksche tentoonstelling afgeschaft wilde
zien en die Rembrand en Yau Dijck op hun
tentoonstellingen had bewonderd, een dame
die Weiuer en Marlitt verrukkelijk vond,
een heer „die zich aan da jongeren hield",
enz., een mikmak, een pzll mail, een allc-
gaertje van Rolteidamschs kunstvrienden,
genoeglijk bijeen aan de thee.
Distilleer eens uil deze meeningen een
dominsnte; probeer eens daaruit een alge
meen kuBstoordeel te vormen 1
Toen we uitgepraat waren, hadden we
geen overtuigingen gewijzigd en geen op
vattingen bedorven. Het bakvischji hield
bet sterker dan ooit bij Noodlot. Bskeercn
laat men zich in kunstzaken niet zoo
vlug I De matereaiist, die met eeD valscb
beroep op Tolstoï, den kok eeu groot kun
stenaar verklaarde, he ft misschien e' kele
proselieten gemaaktZijn kunstleer is de
lekkerste
Niet plezierig is het overdenken, dat
alle deze meeninge1, hier verkond, in
groot Rotterdam wel hun anuharg rs zullen
vinden en benauwend is de vraag, wis de
meerderheid heeft.
De ondernemer» van de meest populaire
kunst, de toouerDpeelkunst, schijnen te
genwoordig 't ook niet meer te wsten en,
io de war gebracht door veronderstellingen
eo aarzelingen, draaien zij er op los en
geven ons een allegaartje, dat, voor
zoover het de beide vorige seizoenen b. treft,
nitt de minste kunstbeteekenis heeft.En onze
verwachtingen voor bet komend seizoen
mogen ook niet hoog gespannen zijn.
Er was een tijd, toen de consciëntieuss
heeren A. J. Lsgras en J. Haspels de
leiding van ons eerste gezelschap hadden,
dat er in wat de tooneelspeelknnst ons
g;>f, een zekere richting was, dat een op
vatting sterk geprononceerd viel waar te
nsmen. Het publiek werd er door beïn
vloed, leerde mooi vinden, wat deze beide
voorzichtig-smaekvolle mannen hen als
mooi aanboden.
Toen kwamen De Vos en Van Korlaar
inet een andere kunstuiting, het nieuwere,
de richting van het theater Libre stellend
tegenover die van de Frsnsche comedie.
En ook zij kregen een aanhang, deden
goede dingen en volgden stiptelijk een
richting.
Maar nu is er in geen van onze beide
gezelschappen een bedoeling waar te nemen.
In den vorigen winter kregen we in Kt
mooiste deel van het seizoen een kermis-
mop te slikken. Zelfs in de toooeelspeei-
kunst draaien we iu een tol rond, tot we
tenslotte zelf nitt meer weten zullen, wat
we willen.
Er was een tijd, waarin we een eigen
Duitsehe opera hadden, waarin we her
haaldelijk belangrijke tentoonstellingen
genoten, maar die is voorbij.
De Kunstkring," al te weinig belang
stelling vindend, is nog het eenige college,
dat een beïnvloeding ten goede beproeft.
Maar zijn we al niet te ver weg
O.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
nimmer teruggegeven
Mijnheer de Redacteur
Zooals u waarschijnlijk zelf wel vermoed zal
hebben, heeft uw antwoord op mijn voorgaand
ingezonden stuk mij niet geheel voldaanal is het
niet te ontkennen, dat n, door over sommige door mij
gemaakte opmerkingen, heen te stappen, wel enkele
onjuistheden heeft bekend.
Reeds dadelijk stemt u toe, dat u uit De Standaard
meer zou hebben kunnen aanhalen eD, zoo voegt u
er bij „Wij hadden zelfs het geheele hoofdartikel
kunnen afdrukken."
draagt? Joint alsem slager bei vel vaneen
geslacht kalf. O, die weduwe van dien
hoffourier is om te stelen I In iederen vouw
en p'ooi van haar rok is nog de trolsohe
traditie, nog een onvergetelijke herinnering
aan het koninklijke slot, wear haar man
zaliger waarschijnlijk eenmaal lakei is
gewecsf.*
.Stil. God msn, hondje mond, opdat se je
□iet hoort,'' vermaande de ander.
„Die daar hooren ons niet. Dio zijn van
trots en genoegen blind en doof als een kip
zonder gehoor."
In bet kleinere salon,dftt 's morgem vroeg
nog een slaapkamer was geweest, vertoefden
nu in de paozen de gasten, om daar eeo
klaar gezette ananas-bowl dnohtig aan te
spreken. Toen de danszaal werd opgeraimd,
opdat de dienaarschap met vereende krach
ten de tafel aou aanrechten, drong het ge
zelschap zich in de drie overige kamers
op elkaar; 't was om te Blikken. Dat deod
zeker de gastvrouw bet meeste pleizier, dat
er zoo'n druk gebruik van baar niinoodigingen
was gemaakt, en zij loonde een van het
gezelschap, die de juiste cpone-king maakte,
dat ze hier bijeen waren als haringen in een
tor, met e n dankbaar glimlachje.
Aan tafel tat Peler naast sijn verloofde.
Hij trachtte herhaald haar handje ODder de
tafel te drukken, maar daar zij geen teedir-
heden, die door acderen gezien konden wor
den, wilde dolden, moist hij er zich
mode vtrgenoegen, baar van tijd 'ot tijd eens
diep in de oogen te 'icn. Hij dronk zeer
rijkelijk wijn en werd daardoor hos langer
hoe brutaler en verliefder.
Mevrouw idüliv zette vandaag haar bos'e
beentje voor. De eene aohotel vo'gda op den
anderen en alle waren bet van de duurste en
kostbaarste spijzen en sagen er kenrtg
fijn uit.
,lk bid n, tast toch toe; or is nog meert*
zoo klonk telkens de triomfeerende nitnoo-
diging van mevrouw Julia over de tafel.
Mijnheer Kcobiaoch had een klein gebrek:
hij was at ganw vergeten dat hij zelf gast
was en begon spordig de andere beeren lot
flit'k drinken a.n Ie spo'i n; daarbij echter
vergat bjj Iet e en niet, hij had al menigeo
T>p lantzte flrnwe lardigheid latende veer betwen
zij is, wensch ik allereerst op le merken, ilat ik
uiel zoozeer opkwam tegen te weinig aanhalen,
maar tegen brt aanhalen van de vrijwel onbeduidende
inleiding, in plaats van een meer ter zake dienend
«Hik.
Maar u zal daarvoor nw reden wel nebben
Uw voorgaaude art. liet ik buiten beschouwing,
omdat u daarin tamelijk wel dezelfde taktick volgt, nni.
om den antirevolutiunuairen beschuldigingen naar bet
hoofd te werpen, gegrond opveronderstel
lingen, die niet deugdelijk te bewijzen zij"-
Dat bet Kuyper niet om het spaakloopen van dit
kabinet te doen is, wat beter bewijs daarvoor, behalve
bet iu bet vorige stuk door mij genoemde, dau juist
het indienen van dit amendement.
Want bierdoor biedt hij het kabinet gelegenheid,
om, door zijn amendement aau te nemen, bun ontwerp
meer aannemelijk te maken.
Ware het hem te doen om i n allen g e v a 1 bet
ministerie ten val te brengen, dan is bet indienen
van een amendement daartoe toch een vreemd middel.
Dat het dr. Kuyper dan ook hierom niet te doen
is, dat begreep Patrimonium en zij gaf dan ook
biervan getuigenis door bet aannemen van het rapport
van de Waal Malefijt.
Dat dit in hoofdzaak strookt met bet groot
amendement, is toch niet Ie loochenen.
Immers in de 4e zijner conclusies zegt hij
.Centralisatie had behooreu te zijn vermeden en
naar organisatie en zelfbestuur had moeten zijn
gestreefd."
Ligt hierin nu ook niet bet antirev. beginsel
besloten, dat dr. Kuyper dreef (en geenszins de zucht
om de grootiDdnstriëeleu in het gevlei te komen)
tot bet indienen van zijn amendement
Zegt bij niet in zijn toelichting„dat bet niet
gaat ten onzent alle barge ri nitiatief
kortweg uit te sluiten, bij een onderwerp, dat zelfs
in het bureaucratische Dnitschland op voet van de
centralisatie is geregeld
En, dat bij gelijk had met te zeggen, dat „self-
government, mits behoorlijk geregeld, strookt met
ons burgerlijk karakter"; daarvan getuigt de
adbacsie aau zijn amendement van mannen, wier
overgroote meerderheid tot de vrienden van dit
ministerie behoort.
En door den geestdrift, waarmede de groot indnstri-
ëelen, met Van Marken aan bet bootd, het hebben
begroet," is bewezen, dat de antirevoluti-
onnaire beginselen passen op de
prakt ij k van het leven.
Dat er in het amendement wel enkele fouten zijr.,
zal ik geenszins betwisten. Ja, zelfs dr. Kuyper is
biervan overtuigd, zooals blijkt uit een bericht in
„de Telegraaf" dat hij „met het omwerken van zijn
amendement bijna gereed was,toen hem de zware slag
van het overlijden zijner vrouw trof."
En boTendien is dit ook zeer goed te verklaren
uit de ontzaglijke moeite, die het in zich heeft,
om een antirevolutionnair beginsel te zetten in een
wet, die van een ander beginsel uitgaat.
U beweert dat ik de zinsneden, waarmede ik
betoog, dat dit kabinet bijna niets heeft uitgevoerd,
overgenomen heb uit de Standaard.
Het is zeer wel mogelijk, dat er iets in denzelfden
geest in de Standaard gestaan heeft, doch dat ik ze
niet overgeschreven heb, blijkt hieruit, dat ik slechts
de nummers vanaf 1 Augustus te Schagen heb.
Ik heb het eenvoudig neergeschreven, zonder daar
bij nu eerst Da te denken of ik ze soms ook in de
Standaard of eenig ander antirev. blad gelezen bad.
De volgende opmerkiugen van mij, door u frasen
genoemd, had ik naar uwe meemng wel thuis kun
nen laten.
Maar, eiiieveis hetgeen ik daar opnoem niet
waar
Moet de waarheid dan niet gezegd Of strookt
het soms niet met uw wijze van inlichten uwer
lezers
Dat u het art., dat 26 Augs verscheen, geschreven
had vóór 22 Augs, kou ik natuurlijk niet weten.
Maar, zoodra de tijd daar was, heeft U zich ge
haast om van die vergadering aan uwe lezers eene
onjuiste beschouwing te geven.
Dat de Prov. Drent.-che en Asser Courant dat ook
doet, is zooveel to erger, ik meen zelfs, dat groote
liberale bladen hetzelfde gedaan hebben.
Betreffende de bewuste motie van ds. Talma, luiden
de „Vraagt ecbter, met aandrang, dat de misstand,
waar deze verzekering in voorziet, zoo spoedig moge
lijk bij de wet worde weggenomen," en gehecht aan
het rapport van den beer de Waal Malefijt, lees ik in
het verslag van de Standaard, wier correspondent
toch zeker op de Vergadering persoonlijk tegen
woordig was
„Na uitvoerige discussie, waarin ds Talma er op
wijst, dat deze wenscb n i e t s zegt omtrent d e z e
wet, worden de conclusiën van het rapport met
aanhechting van de motie van ds. Talma onder
toejuiching aangenomen."
Hiernit blijkt:
ie. Dal Patrimonium ten volle instemt met bet
beginsel van dr. Kuyper's amendement, de decentra
lisatie. (zie concls. 4).
2e. Dat ook zij van meening is, „dat door de
voorgedragen regeling (die der ministers) naar te
vreezen is onverschilligheid en zorgeloosheid in de
„hand gewerkt worden (Conpl. 5.)
3e. Uit haar meeniDg, dat' de bepalingen vau bet
amendement cok op kleinere bedrijven van toepassing
gesteld moeten wordeD, blijkt, dat zij die bepalingen
uitstekend vindt.
4e. Dat ds. Talma met zijne motie volstrekt niet
het doel bad dr. Kuyper te bestrijdon, noch iets
eischte van de aanneming van deze wet.
Verder kan ik ook conslateeren, dat u nu ook
erkent, dat er uit het groote amendement voordeelen
schotel gedacht aangesproken, maar ielkon»
bcod hij zijd haarman nieuwe schotels aan
en Dam deze gelegenheid fe baat om ook
telkens een flinke poriie voor zijne rekening
te nemen.
Mevrouw Lamport, die door Willism aan
tafel was gebracht, stootte deren met den
elleboog aan „William, gij moet een speech
afsteken."
„Zouden we dat maar niet achterwege
laten, mama? Uvse gasten vermaken *ioh
zoo uitstekend zie maarIk geloof
werkelijk, dat het eeu onaangename stoornis
cal zijn."
„Neon, neen William, ge moot dat doen
terwiile van mij 1 Op «en toast van
jon heb ik me reeds den geheelen dag
verblijd da» is de kroon, do glorie
van bat teesi-*
Zij hield niet op en Teil vervulde einde
lijk, tegen zijn zin, baar wensch en tikte
tegen zijn glsa; „Mijn hooggeëerde dtmes
en heeren 1 Wij bevinden ons hier ia het
huis van een man, die eens mat bet soboo e-
vel bij den sme! kroes beeft gestaan en bet
edel gond vlodend huilt gemukt. Hadon is
die eenvoudige werkman van vroeger een
der invloedrijkste steunpilaren van zqn vèk;
hij brengt na evenwel bet goud der lie'de en
bewoadering in vloeiendeo staat, <oodat wjj
hem prijren als het model vin een w>kke-
ren, vriendelijkeo menscb, als den parel
onder de plichtgetrouwe burgers deiers'ad,
als een der beste en standvsstigste zonen
van ons vaderland. Zalke mannen vo man
dan hechten steun van den troon. Onze
keizerlijke meeste', die een hart beeft voor
alle kinderen van sijn volk, ook voor dan
eenvondigen werkmm, heeft io zijn ged-snk-
wsardiga boodsohap het woord verkondigd,
dat de beeling der sociale noodeo niet moet
geschieden en ook niet zal geschieden door het
draven der sociaal-democraten, maar door
het gelijkm.tig verbeteren van het lot van
den werkman. Dat is een wijs, een vrien
delijk en een waar wco-d. Een keizerlijk
woord, dat hem de dankbaarheid van hal
volk raee in het graf zal geveD. Op het
we'.-iijn V'>n to'k een Inndsvader ve zoek u uw
glaeeu te ledigen; Zijne Majesteit ourekei-
vonr dr werklieden voortvloeien, door o, wet de lr,
2e en 4e betreft, platonisch gedoemd, een woord,
welks beteekenis ik in dezen samenhang met kan
vattrn (voor de beteekenis ervan geeft De Vries en
Te Winkel „bovenzinnelijk.")
Het 3e ecbter, zou naar uwe uieemng, ook wel in
de wet der ministers opgenomen kunnen worden.
Zeer zeker
Maar a!s men bet groote amendement er iu op-
DCtnit, beeft men ze a 11 e vi e r.
Van de nadoelen, door u opgenoemd, eu die ik
meen ook in een persoverzicht van de telegraaf
gelezen le hebben, ia het eerste gegrond op een
afschuwelijk ve.moeden van oneerlijkhjid, nI
een dokter zich zou laten omkoopeti door debelrijts-
vereenigiug.
Eu bovendien, wordt bet amendement aangenomen,
dau worden er ook raden van beroep ingesteld.
U t 2e is in de practijk, althans niet op eemgszins
groote schaal, onuitvoerbaar.
En wat bet 3e aaugaat.
ik acht dit meer een kwestie van vorm.
Of de premie van het loon afgaat of er buiten
berekend wordt, ia hetzelfde, want de patroon moet
in elk geval de hem toekomende winst hebben.
De bewering, want meer is het niet, dat de
adviseur van Recht en Plicht er de loden in
heeft laten loopen, laat ik voor uw rekeniDg.
Alleen wensch ik nog te wijzen op hetgeen ae
Savornin Lohman iii de Kamer voor eeu tiental jaren
zeide, en waarop De Standaard in eeu der laatste
nummers nog wees
„Als de antirevolntionnairen het met dr. Kuyper
eens zijn, zijn het marionetten, en bestaat er tusschen
hen verschil vau meening, dan heet het smalend: zie,
ouder hen is ook verdeeldheid."
Dat Thorbecke zijn advies als advocaat gaf, gaf
zelfs nog een schijn van recht aan de vervolging
Dat er enkele liberalen waren, die opkwamen
voor het recht der afgescheidenen, zal ik niet
betwisten, maar ook is het waar, dat de meerderheid
der liberalen, hetzij conservatiet ot vooruitstrevend,
of er toe aanzetten, óf stilzwijgend toezagen, en dit
laatste is even erg als het eerste.
lijj uw bewering van het gemakkelijker laten
struikelen van het ministerie over deze wet, dan
over die op den 1 e e r d w a n g, laat u den markt
schreeuwer nu gelukkig weg.
Ook bedoelde u met diegenen, die van de onge
vallenwet niets begrepen, toch niet de anti-revol.
werklieden, want van hunne kennis geeft gij in uw
laatste artikel een loffelijk getuigschrift.
Dat zijn dan zeker de libtrale?
Volgens u bestaat er ook verschil tusschen de
leus „Weg met Rome! weg met Dordtt" en „Samen
op tegen het monsterverbond" (dat alleen bestaan
heeft in de verbeelding der liberalen).
Alsof toen niet de grofste papenhaut en „fijnen-
verachting" iu dagblad en strooibiljet openbaar
werden.
Uw laatste betuiging omtrent de gevoelens ten
opzichte van Rome en Dordt, zijn vrijwel weer te
geven in
Laten die lui thuis en iu de kerk hun beginsel
hooghouden, daar vallen wij hen niet lastig.
Maar van bet staatkundig gebied moeten ze af
blijven.
Dat is voor de liberalen I
Die zorgen er ook zoo goed voor, dat zij dubbeld
schoolgeld kunnen betalen
Uiv raad, om niet meer met Rome samen te gaan,
is zeer zeker goed gemeend. Ik ben er van overtuigd.
Maar, zonder nu nog direct op deze kwestie in te
gaan, wij wensehen ons niet zooals de Christelijk-
Historischen te laten gebruiken voor hulptroepen der
liberalen.
Ouder dankzegging voor de plaatsing,
Uw. dw.
Schagen, 7. 9. '99.
Ja, wat zullen wij tot alle deze dingen zeggen De
beer J. A. Wiegel dijt zijn ingezonden stukken tot
hoofdartikelen uit j en dan rijst bij ons de vraag, of
het van zijn zijde niet beter gezien zou zijn om ons
te bestrijden in een der organen van zijne par tijdan
zoo breed gebruik te maken van onze ruimte.
Willen wij bovendien zijn brief in zijn geheel
beantwoorden, dan moeten wij in herhalingen treden
van hetgeen wij reeds vroeger schreven, en dar. vervelen
wij onze lezers.
Wij zullen ons dus tot de hoofdzaken bepalen
1. Wij doen aan veronderstellingen. Dr. Kuyper
is het niet te doen om het spaakloopen van dit
kabinet als bewijs daarvoor dient zijn amendement.
Laten wij er op wijzen, dat een amendement is een
amendement Ook de heeren Heldt, Kerdijk, Drucker,
Pyttersen enzdienden amendementen ia, maar zij
plaatsten tegenover het stelsel der regeering geen
ander, waardoor het eerste vrijwel onmogelijk werd.
Aanvaardde de regeering dit, dan maakte zij haar eigen
werk ongedaan. Aanvaardt de Kamer het, dan
desavoueert zij de regeering. Stelsel zal dus tegenover
stelsel, beginsel tegenover beginsel komen te staan, en
daarmee kan het bestaan van dit kabinet zeer zeker
gemoeid zijn
Het is waar, dr. Kuyper heeft niet in zijn toe
lichting geschreven, dat het hem door zijn amendement
te doen is, om de gehate „liberalisten" een beentje
te lichten, zoo onnoozel is hij niet, maar het zet de
kroon op zijn werk, het is de klap op den anti-
revolutionnairen vuurpijl, die reeds dadelijk bij het
optreden van dit kabinet sissend en met groot geraas
de lucht in vloog.
Gij zijt het inhuldigingskabinet, schreef dr. Kuyper
zcr Wilhelm I leve lang!"
De spreker was niet org bast over sïoh-
self tevreden; wat hij gasegd had, was
na volstrekt niet, wat bjj bad willen zeg
gen. Da aanwezigheid van Poter, dien so-
ciaal-detBocraa', had hem van de wjjs gebracht
en io plast» van een lang leve de gastheer,
wat hij van pl»n was te laten klinken, hief
hij een hoch op den keizer san.
Een bruisohend, jaiobend bravo en lang
zal bij leven, volgde op zjjn woorden; allen
waren opge'ogon en lieten de glazen klin
ken, de pianospeler in den hoek van de zaal
morst nationale liederen spslen en mijnbeer
Kuoblanch werd tot voorzanger aangewezen
en begon met heesebe stam „Heil dir in
Siegrskrans I" en de geheele schaar stemde
mae in en zong staande het lied.
Dat Poter vóór het einde van Jen toast naar
bni en was gegaan, had niemand bemorkt.
Slechts Teil bad do ware beteekenis van dit
heengaan goanapt en ook Sabine mnakte haar
verloo'de bij ziju terugkomst er een verwijt
van, dit hj zich zoo ongepast had gedra
gen.
„Ik bahoet dien me'kmail tooh niet hst
pleizior te doen, met. sijn lang zai hij leven*
in te stemmeD Dat ontbrak er nog maar
aan. Ik ben sociaal-democraat in mija hart
en nieren, ik haat den staat en das ook zijn
hoofd."
Sabine -ag den spreker aan zij had bem
willen bikoorren, want hg verkondigde daar
idéjöa, die zij, als dochter van een oud-
Pruisisch staatsambtenaar, als m»jes'eitg-
soaennis opvatte; maar zijn oogen vlamden
*oo wild en hartstocht lijk, sijn wangen wa
ren zoo hoog gekleurd, in sjjo mannelijk ge
laat lag zulk een vastberaden uitdrukking
van onwrikbare overtuiging en tro,eche
krach-, dat «ij haar boosheid bjj ia in be-
wondenog voelde veranderen.
„Wanneer je niet zoo mooi was
terug0 dR°?" "09g hy haar MO"
worden^0'00'' 'k b,Dg V00r eoU
Zottinnelj-1" g.f bjj tec tti90O,d. Hij
in het voorjaar van 1898, hoe zwak gij ook ataat,
laten wij u nu maar scharrelen maar wacht maal
ais eerst de feeatSn voorbij ziju.
Dr. Knyper vond het beter die feesten in Amerika
te vieren,'maar nauwelijks was hij in het vaderland
terug, of de eerste driesier in De Standaard
verkondigde, dat hij z'n taak weer opvatte waar lnj
deze had laten liggen, toen hij opnieuw luide den
volleo mededeelde, dat, wat hij „van meet af aan"
had geleeraard, maar altijd door bleek: dat dit kabinet
zwak stond. En waarom nota bene omdat de
meerderheid van het kiezerscorps in 1897 he&list anti
liberaal was. „Kerkelijk fanatisme, niet politieke
overtuiging, gaf den doorslag."
Grappig, dat dr. Kuyper het woord „anti-hbcraal"
gebruikte, waar hij iu eeu driester, voorkomende iu
Do Standaard vau 2 Juli 1898, zelf waar
schuwde tcgcu het gebruiken van dit woord, „even
vaag, negatief en nietszeggend als anti-clericaal
Noem u daarentegen, schreef hij, „christelijke
partijen."
„Daarmede spreekt gc uit, dat gij met de room chen
optrekt, omdat go bij hen, zij het ook bij veel
verschil en afivijkiug, toch denzelfden christclijken
grondslag van de burgerlijke samenleving terug
vindt."
Nu zijn de clericalen en is vooral dr. Kuyper niet
gewend, om tegen windmolens o p t e t r e k k e n, en
wij hebben uit het woordje „optrekt" dus niet andera
kunnen lezen, dan dat hij dit deed tegen dit minis
terie. Wie trouwens zijn strijd tegen het wetsvoorstel
op den leerplicht heelt gevolgd, hoe hij gemeene zaak
maakte met den „Dorpspastoor" van De Tijd, die
de landelijke bevolking van „heidensche ontucht"
beschuldigde, zal bovendien wel hubbon opgemerkt,
dat hein in dien strijd elk wapen lief was.
2- Onze appreciatie vau de resultaten der verga
dering van Patrimonium loopt nog al uiteen
Wij hebben een „onjuiste" beschouwing gegeven.
Als bron gebruikten wij het verslag van de
Nieuwe Rot t. Courant en de lieer Wiegel
volgde dat van De Standaard, dat een dag
later verscheen. Wanneer men nu beide verslagen
naast elkander legt, dau zal men zien, hoe onvolledig
dat van De Standaard is. O. m. missen wij
daarin geheel en al de beteekenisvolle woorden, die
de heer Van der Most van Schiedam heelt
gezegd. (Zie ons artikel: „De Ongevallenwet, het
groote amendement en de calvinistische democraten)
en evenmin vinden wij dit terug in Patrimonium
van Vrijdag 25 Augustus j i.
Wel lezen wij daarin dat ds. Wisse de vergadering
niet bevoegd achtte, om een oordeel uit te spreken.
Toch deed de vergadering dit en dit was o. m.
1. dat zij in de tweede considerans afkeurde, dat
het groote amendement de patroons in de gelegenheid
stelde, om de geheele of gedeeltelijke kosten der
verzekering op de werklieden te verhalen
2. dat zij door het aannemen der 7de conclusie
evenzeer afkeurde, dat het amendement de kleinere
bedrijven uitsloot
Daar nu en in De Standaard èn in de verg.
door den heer De Wilde is aangetoond, dat bedrijfs-
vereenigiugen met minder dan vijftig werklieden
vrij wel niet mogelijk zijn, „omdat daardoor de premiën
waëischijnlijk zullen stijgen" en men dus duurder
ter markt zou moeten gaan, dan bij de Rijksverzeke
ringsbank, daar bovendien de heer De Wilde, die het
kon weten, deze tweede considerans van het voorstel-
Malefijt voor het amendement „g e v a a r 1 ij k" achtte,
konden wij, vooral na de opmerking van den heer
Most, in het goedkeuren èn van de tweede coDside-
rans,- èn van de 7de conclussie, èn van de motie-
Talma, nu juist niet inzien,dat de Patrimoniummannen
onvoorwaardelijk met dr. Kuyper meegingen en zagen
wij daarin een bewijs, dat zij zich verzetten tegen de
politieke beteekenis van zijn amendement. Een
aandachtige lezing van het Tweede Blad der Nieuwe
Rott. Courant van Dinsdag 22 Augustus j 1. zij
den heer Wiegel aanbevolen.
Wij hei halen het, het verslag van DeStandaard
is zeer onvolledig.
3. „De Vries en Te Winkel" zijn zeer knappe lieden.
Het woord „platonisch" is door hen goed met „boven
zinnelijk* verklaard, b v. in de beteekenis vau „plato
nische liefde", maar in het gewone spraakgebruik
beteekent bet ook... dat men er geen nut of geen
plezier van heeft.
Wij zouden verder den heer Wiegel over het
amendement-Kuyper ook kunnen verwijzen naar de
be-chouwingen welke, naliet verschijnen van onze artike
len, zijn opgenomen in de Arnhemsche Cou
rant en in H e t V a d e r 1 a n d, die ook zoo vrij
zijn, aan het amendement een politieke beteekenis tc
geven.
4. Nog een kort woord over de quaestie van 1834.
Aangenomen nu eens, dat het waar is, dat de meerder
heid der toenmalige liberalen, of die zich liberalen
noemden, de vervolgingen der afgescheidenen toejuich
ten, dan kunnen toch de huidige liberalen ofvooruit-
strevenden daarvoor niet verantwoordelijk worden
gesteld. Overigens raden wij den heer Wiegel aan,
daarover De Bosch Kemper's „Staatkundige geschiedenis
na 1830" eens na te lezen.
5. Het monsterverbond zou alleen bestaan hebben
in de verbeelding der liberalen.
Hoe rijmt dan daarmee de heer Wiegel den raad
van dr. Kuyper, zijn partijgenooten gegeven (zie boven),
om zich niet „anti-liberaal", maar een der „Christelijke
partijen" te noemen, wanneer zij met de roomschen
optrekken?
Spreekt dr. Kuyper in dezelfde driester niet van
„de combinatie der Christel ij te e par-
t ij e n"
Natuurlijk, op staatkundig gebied kan en moet
ieder staatsburger zich bewegen. Maar hier hebben
we twee kerkelijke meeningen van lieden, van huis uit
erfvijanden, die in het staatkundige samengaan, totdat
nam sijn glas, klonk met haar en leegde het
in ééa teug.
De tafel werd snel opgeruimd en men
danste weldra wede* in de tot balzaal ver
anderde eetzaal. Het feest had zijn hoogste
puut bereikt.
In bet salon van mevrouw Lsmpart stond
de assessor in gezelschap vanLarapert en Jast,
toen hij Poter,die zijn verloofde aan een ander
had overgelaten, in zijne nabqheid bemerkte.
Hg ging op zjjn stiefbroer toe en sprak hem
voor de eerste meal op dien avond san „Gij
hebt mg tot dasverre hardnekkig over het
hoofd gezien, maar, wanneer ge tijd hebt,
Peter, sou ik gaarne een paar woorden met
u onder vier oogen spreken."
„Zeer veel eer voor mij!" antwoordde
de ander hooneud.
Zjj traden in een vensternis en Teil be
gon ,,Ik sou u gaarne een broederlijken
raad gavea."
„Zekor dan toch een stiefbroederlijken."
Teil deed als hoorde bij den spot niet, die
er in deze opmerking Isg, en ging onbavreesd
voort„Wanneer ge ooit weer eens iD een
net gezelsobap rijt en er wordt een toast
op onzen keizer uitgebracht, vermijd het
dan voora ,om u door heen te gaan daaraan
te onttrekken. Wanneer het tegen uw prin-
eipes is, een dronk aan den keizer,te wijden,
b ijl ^dan liever bij een dergelijk gezelschap
E n kleine paute volgde, gedurende wel
ke de beide stiefbroers elkaar met de
oogen doorboorden. Vervolgens zeide Pe'er
zeer kalmpjes„Ik zou een plotselinge
neusbloeding als raden knnntn opgeven,
om mjjn heengasn ts verontschuldigen, maar
tegenover een wan van de wet moet ik wal
de volle waarheid zeggen. Dus, j», ik ben
naar buiten f^gaan om niet op den keiser
te behoeven te drinken, daar ik de gohoele
inrichting dsn staat veroordeel ik heb
niet» anders gedaan, dan wat oozo sooiaal-
d-moc'atisohe vertegenwoordigers in den
doen 8'eeij,8 ""J vulke gelegenheden
i se, naar het idéé vau elk ge ond
denkend menscb, neb'orwege moosten laten
men houdt sich in zjjn politieke belijdenis