INGEZONDEN. Niet voldaan. J. A. Wiegel. Io antwoord, "ükïSW -™° van een straf aan Drevfus. Ei begon eenige verbittering te heerscben. De misdaad, te Eennes gepleegd,girg dit gezellig onder-oaB- je verstoren. Er werd toen echter juist thee gepresen- teerd en dat leidde de belangstelling wr.t af. Een gemoedelijk oud heer stelde een discours over wat aangenamer onderwerp voor; laten we bijvoorbeeld eens over de kunst praten. Welja, over de kunst. Als we zeogauw niets anders weten. Msrkwaardig vlug was men er trouwens in.Een mijnheer,die io het begin van den avond veel over scheepvaart gesproken bad en daarin een heele Piet bleek, kwam thans zeer nadrukkelijk zeg gen, dat bij veel aan de knnst te danken had. Als hij moe van zijn zaken was, ging bij naar een goed blijspel in den schouwburg luisteren, zooiets als ^Onze Don Juaus", en dan genoot bij, dan werd hij gesterkt en opgeheven, dan voelde hij den zegenenden invloed van de kunst ten zeerste. Waarop een bakvischje opmerkte dat „Onze Don Jusbb" geen kunst was, kunst wae bij voorbeeld ^Lotis" of ^Noodlot", of „Zoo'a ander stuk met Eoyaards er in." Dat lokte van anderen protest uit. In een handelsstad, hoorde ik iemand zeggen, mag men aan de kuust den eisch stelleD, dat zij in ten goed humeur brengt, opwekt en versterkt, waardoor men sneer geschikt wordt voor de zaken. Kaat Mossel was kunst, en Pension Scholier wss knnst, ze ker. 't Bakvischje bleef het evenwel met ^Noodlot" houden. Het gesprek werd algemeen. Een kunst- gesprek van belang. hen meneer, makelaar in een of ander artikel, verklaarde zich plotseling een zeer uitdrukkelijk Tolstoïaan. Men keek toen wat verbaasd en de belangstelling richtte zich op dezen heer, die er heelemaal niets Tolstoïaansch uitzag,en van wiens levenswij ze nog nimmer een Tolstoiaansche opvat ting gebleken was. Tulsioïaan op kunstgebied, zei hij. Tolstoï erkent vijf soorten van kunsten, die van het oog, die van het cor, die van den neus, die van het gevoel en die van den smaak. Ik beweer dus met hem, d»t al wat één onzer zintuigen hoogst aangenaam aandoet, kunst is, en de man, die de aandoening te wekken wist, is een kunstenaar. Is niet eeD man, die uit een dierenlijk een prachtigen schotel weet te bereiden, een kunstenaar natuurlijk. En een kleermaker, die me een mooi pak maakt P En de uitvinder van een lekker reukwatertje Kunst is alles wat schoon heid voortbrengt, wat genoegen ver schaft Dat was de inleiding van 8en heel be toog, wnaiaan nu het geheele gezelschap deelnam. De meneer had zijn aanhangers en zijn bestrijders, van allebei ongeveer evenveel. Het bakvischje alleen verklaarde, dat zij het met Noodlot van Couperus hield. Zonder aarzeling mag ik in de opvattin gen, uit dit gesprek blijkend, eene sarie Róttetdumscbe opvattingen zien, zelfs tot in de niemendal Tolstoïscb-hebbcnde beoor deeling van de kuust van kok en bakker en tailleur. Het gezelschap had zoowat alle eleme: ten van de Maasstad-bevolking, die aan kuust doet, bijeen. Er was, onder meer, een ijverig toonfelverbonder, eeu bewonderaar van de voorstellingen in het circus variété een schilderijkenner, een secretaris van een zangvereeuiging, een dilettmt-z>wger, een gourmand, een swell, eeu vriendin van Eoyasrd», een vriend van Van Zuylen, een bezitter van een door- loopende toegangskaart voor het museum Boyuaans, een bewonderaar van de Hol- landsche opera, een dame die hetFrarsche répertoire van buiten kende, een hetr die wm 11 i IIHU miaiiwiiiigiiiM mm mm het buis L»ncpert in aanzien doen stijgen, ver boven die der kennissen. „Mnn pleegzoon, de aseessor Teil 1* stelt rij her», bijzendeten nadruk op den titel leg gende, aan de dames in haar omgeving voor. ,Gjj komt wat te laaf, Williaro doe snel je beat, wellicht dat de meisjes oog een paar dansen voor je open hebben.* .Dank, lieve mams, ik zal mij niet ver binden.* .Wat? Zulk een jong, flink heer, een zoo vlugge danser Neen, Willism, dst ver driet moogt ge mij niet aandoen gij moogt nier alleen toekpen.* .Ik zal dan een paar extra-toeren den ree.* .Extra-toeren Heere in den bemel, da< was het woord, waarnaar aij reeds zoo lang bad gezocht. Boe dankbaar was ze haar pleegzoon, dat hij zoo iets deftigs binnen haar huis bekend maakte. Zij w s beslist de eerste onder de kennissen, die deze nieu wigheid sou invoeren. Of zo evenwel het woord extra-toeren niet op de dsnskaart bsd moeten vermelden? Zij zocht d'dehjk mijn beer Knoblanoh op en deelde hem bare gedach ten mede. .Neen,* lachte dese, „dat zou niet gaan. Maar we kunnen wel een polka in een extra-toer veranderen." „Hoe moet dat gebeuren „Zeer eenvoudig, mevrouw Lsmperf. Wan neer het zoo ver is, kondig ik hot geselschap aun, dat de polka een nul-polka isdau is men daarvoor niet vest geöngsgeerd." .Uitstekend. Gij aijt mijn redder uit den nood, gij weet ook steeds raed. Nu, denk ik, kan het er op los gaandat theedrinken moet maar een eind hebben, laat nu de po lonaise maar spalen." De schilder Völker straalde van genoegen toen de polonaise begon en alles achter elkaar de verschillende kamers doorhop- pelde op de vroolijke maat der mnriek. .Een mooi schilderij*, bromde hij den fabrikant Harslack verrukt in hel oor. Deze danste uit prÏDeipe nooit en kon zieb dus ook niet gekwetst gevoelen door de niting van den opgetogen schilder. „Kijk die mevrouw Mieaike e,.ns, hoe ie haar zijden sleep in Rotterdam te weinig kunst naar zijn smaak geboden vond, een snder die best tevreden was, een jongeling die de j»ar- lijksche tentoonstelling afgeschaft wilde zien en die Rembrand en Yau Dijck op hun tentoonstellingen had bewonderd, een dame die Weiuer en Marlitt verrukkelijk vond, een heer „die zich aan da jongeren hield", enz., een mikmak, een pzll mail, een allc- gaertje van Rolteidamschs kunstvrienden, genoeglijk bijeen aan de thee. Distilleer eens uil deze meeningen een dominsnte; probeer eens daaruit een alge meen kuBstoordeel te vormen 1 Toen we uitgepraat waren, hadden we geen overtuigingen gewijzigd en geen op vattingen bedorven. Het bakvischji hield bet sterker dan ooit bij Noodlot. Bskeercn laat men zich in kunstzaken niet zoo vlug I De matereaiist, die met eeD valscb beroep op Tolstoï, den kok eeu groot kun stenaar verklaarde, he ft misschien e' kele proselieten gemaaktZijn kunstleer is de lekkerste Niet plezierig is het overdenken, dat alle deze meeninge1, hier verkond, in groot Rotterdam wel hun anuharg rs zullen vinden en benauwend is de vraag, wis de meerderheid heeft. De ondernemer» van de meest populaire kunst, de toouerDpeelkunst, schijnen te genwoordig 't ook niet meer te wsten en, io de war gebracht door veronderstellingen eo aarzelingen, draaien zij er op los en geven ons een allegaartje, dat, voor zoover het de beide vorige seizoenen b. treft, nitt de minste kunstbeteekenis heeft.En onze verwachtingen voor bet komend seizoen mogen ook niet hoog gespannen zijn. Er was een tijd, toen de consciëntieuss heeren A. J. Lsgras en J. Haspels de leiding van ons eerste gezelschap hadden, dat er in wat de tooneelspeelknnst ons g;>f, een zekere richting was, dat een op vatting sterk geprononceerd viel waar te nsmen. Het publiek werd er door beïn vloed, leerde mooi vinden, wat deze beide voorzichtig-smaekvolle mannen hen als mooi aanboden. Toen kwamen De Vos en Van Korlaar inet een andere kunstuiting, het nieuwere, de richting van het theater Libre stellend tegenover die van de Frsnsche comedie. En ook zij kregen een aanhang, deden goede dingen en volgden stiptelijk een richting. Maar nu is er in geen van onze beide gezelschappen een bedoeling waar te nemen. In den vorigen winter kregen we in Kt mooiste deel van het seizoen een kermis- mop te slikken. Zelfs in de toooeelspeei- kunst draaien we iu een tol rond, tot we tenslotte zelf nitt meer weten zullen, wat we willen. Er was een tijd, waarin we een eigen Duitsehe opera hadden, waarin we her haaldelijk belangrijke tentoonstellingen genoten, maar die is voorbij. De Kunstkring," al te weinig belang stelling vindend, is nog het eenige college, dat een beïnvloeding ten goede beproeft. Maar zijn we al niet te ver weg O. (Niet geplaatste ingezonden stukken nimmer teruggegeven Mijnheer de Redacteur Zooals u waarschijnlijk zelf wel vermoed zal hebben, heeft uw antwoord op mijn voorgaand ingezonden stuk mij niet geheel voldaanal is het niet te ontkennen, dat n, door over sommige door mij gemaakte opmerkingen, heen te stappen, wel enkele onjuistheden heeft bekend. Reeds dadelijk stemt u toe, dat u uit De Standaard meer zou hebben kunnen aanhalen eD, zoo voegt u er bij „Wij hadden zelfs het geheele hoofdartikel kunnen afdrukken." draagt? Joint alsem slager bei vel vaneen geslacht kalf. O, die weduwe van dien hoffourier is om te stelen I In iederen vouw en p'ooi van haar rok is nog de trolsohe traditie, nog een onvergetelijke herinnering aan het koninklijke slot, wear haar man zaliger waarschijnlijk eenmaal lakei is gewecsf.* .Stil. God msn, hondje mond, opdat se je □iet hoort,'' vermaande de ander. „Die daar hooren ons niet. Dio zijn van trots en genoegen blind en doof als een kip zonder gehoor." In bet kleinere salon,dftt 's morgem vroeg nog een slaapkamer was geweest, vertoefden nu in de paozen de gasten, om daar eeo klaar gezette ananas-bowl dnohtig aan te spreken. Toen de danszaal werd opgeraimd, opdat de dienaarschap met vereende krach ten de tafel aou aanrechten, drong het ge zelschap zich in de drie overige kamers op elkaar; 't was om te Blikken. Dat deod zeker de gastvrouw bet meeste pleizier, dat er zoo'n druk gebruik van baar niinoodigingen was gemaakt, en zij loonde een van het gezelschap, die de juiste cpone-king maakte, dat ze hier bijeen waren als haringen in een tor, met e n dankbaar glimlachje. Aan tafel tat Peler naast sijn verloofde. Hij trachtte herhaald haar handje ODder de tafel te drukken, maar daar zij geen teedir- heden, die door acderen gezien konden wor den, wilde dolden, moist hij er zich mode vtrgenoegen, baar van tijd 'ot tijd eens diep in de oogen te 'icn. Hij dronk zeer rijkelijk wijn en werd daardoor hos langer hoe brutaler en verliefder. Mevrouw idüliv zette vandaag haar bos'e beentje voor. De eene aohotel vo'gda op den anderen en alle waren bet van de duurste en kostbaarste spijzen en sagen er kenrtg fijn uit. ,lk bid n, tast toch toe; or is nog meert* zoo klonk telkens de triomfeerende nitnoo- diging van mevrouw Julia over de tafel. Mijnheer Kcobiaoch had een klein gebrek: hij was at ganw vergeten dat hij zelf gast was en begon spordig de andere beeren lot flit'k drinken a.n Ie spo'i n; daarbij echter vergat bjj Iet e en niet, hij had al menigeo T>p lantzte flrnwe lardigheid latende veer betwen zij is, wensch ik allereerst op le merken, ilat ik uiel zoozeer opkwam tegen te weinig aanhalen, maar tegen brt aanhalen van de vrijwel onbeduidende inleiding, in plaats van een meer ter zake dienend «Hik. Maar u zal daarvoor nw reden wel nebben Uw voorgaaude art. liet ik buiten beschouwing, omdat u daarin tamelijk wel dezelfde taktick volgt, nni. om den antirevolutiunuairen beschuldigingen naar bet hoofd te werpen, gegrond opveronderstel lingen, die niet deugdelijk te bewijzen zij"- Dat bet Kuyper niet om het spaakloopen van dit kabinet te doen is, wat beter bewijs daarvoor, behalve bet iu bet vorige stuk door mij genoemde, dau juist het indienen van dit amendement. Want bierdoor biedt hij het kabinet gelegenheid, om, door zijn amendement aau te nemen, bun ontwerp meer aannemelijk te maken. Ware het hem te doen om i n allen g e v a 1 bet ministerie ten val te brengen, dan is bet indienen van een amendement daartoe toch een vreemd middel. Dat het dr. Kuyper dan ook hierom niet te doen is, dat begreep Patrimonium en zij gaf dan ook biervan getuigenis door bet aannemen van het rapport van de Waal Malefijt. Dat dit in hoofdzaak strookt met bet groot amendement, is toch niet Ie loochenen. Immers in de 4e zijner conclusies zegt hij .Centralisatie had behooreu te zijn vermeden en naar organisatie en zelfbestuur had moeten zijn gestreefd." Ligt hierin nu ook niet bet antirev. beginsel besloten, dat dr. Kuyper dreef (en geenszins de zucht om de grootiDdnstriëeleu in het gevlei te komen) tot bet indienen van zijn amendement Zegt bij niet in zijn toelichting„dat bet niet gaat ten onzent alle barge ri nitiatief kortweg uit te sluiten, bij een onderwerp, dat zelfs in het bureaucratische Dnitschland op voet van de centralisatie is geregeld En, dat bij gelijk had met te zeggen, dat „self- government, mits behoorlijk geregeld, strookt met ons burgerlijk karakter"; daarvan getuigt de adbacsie aau zijn amendement van mannen, wier overgroote meerderheid tot de vrienden van dit ministerie behoort. En door den geestdrift, waarmede de groot indnstri- ëelen, met Van Marken aan bet bootd, het hebben begroet," is bewezen, dat de antirevoluti- onnaire beginselen passen op de prakt ij k van het leven. Dat er in het amendement wel enkele fouten zijr., zal ik geenszins betwisten. Ja, zelfs dr. Kuyper is biervan overtuigd, zooals blijkt uit een bericht in „de Telegraaf" dat hij „met het omwerken van zijn amendement bijna gereed was,toen hem de zware slag van het overlijden zijner vrouw trof." En boTendien is dit ook zeer goed te verklaren uit de ontzaglijke moeite, die het in zich heeft, om een antirevolutionnair beginsel te zetten in een wet, die van een ander beginsel uitgaat. U beweert dat ik de zinsneden, waarmede ik betoog, dat dit kabinet bijna niets heeft uitgevoerd, overgenomen heb uit de Standaard. Het is zeer wel mogelijk, dat er iets in denzelfden geest in de Standaard gestaan heeft, doch dat ik ze niet overgeschreven heb, blijkt hieruit, dat ik slechts de nummers vanaf 1 Augustus te Schagen heb. Ik heb het eenvoudig neergeschreven, zonder daar bij nu eerst Da te denken of ik ze soms ook in de Standaard of eenig ander antirev. blad gelezen bad. De volgende opmerkiugen van mij, door u frasen genoemd, had ik naar uwe meemng wel thuis kun nen laten. Maar, eiiieveis hetgeen ik daar opnoem niet waar Moet de waarheid dan niet gezegd Of strookt het soms niet met uw wijze van inlichten uwer lezers Dat u het art., dat 26 Augs verscheen, geschreven had vóór 22 Augs, kou ik natuurlijk niet weten. Maar, zoodra de tijd daar was, heeft U zich ge haast om van die vergadering aan uwe lezers eene onjuiste beschouwing te geven. Dat de Prov. Drent.-che en Asser Courant dat ook doet, is zooveel to erger, ik meen zelfs, dat groote liberale bladen hetzelfde gedaan hebben. Betreffende de bewuste motie van ds. Talma, luiden de „Vraagt ecbter, met aandrang, dat de misstand, waar deze verzekering in voorziet, zoo spoedig moge lijk bij de wet worde weggenomen," en gehecht aan het rapport van den beer de Waal Malefijt, lees ik in het verslag van de Standaard, wier correspondent toch zeker op de Vergadering persoonlijk tegen woordig was „Na uitvoerige discussie, waarin ds Talma er op wijst, dat deze wenscb n i e t s zegt omtrent d e z e wet, worden de conclusiën van het rapport met aanhechting van de motie van ds. Talma onder toejuiching aangenomen." Hiernit blijkt: ie. Dal Patrimonium ten volle instemt met bet beginsel van dr. Kuyper's amendement, de decentra lisatie. (zie concls. 4). 2e. Dat ook zij van meening is, „dat door de voorgedragen regeling (die der ministers) naar te vreezen is onverschilligheid en zorgeloosheid in de „hand gewerkt worden (Conpl. 5.) 3e. Uit haar meeniDg, dat' de bepalingen vau bet amendement cok op kleinere bedrijven van toepassing gesteld moeten wordeD, blijkt, dat zij die bepalingen uitstekend vindt. 4e. Dat ds. Talma met zijne motie volstrekt niet het doel bad dr. Kuyper te bestrijdon, noch iets eischte van de aanneming van deze wet. Verder kan ik ook conslateeren, dat u nu ook erkent, dat er uit het groote amendement voordeelen schotel gedacht aangesproken, maar ielkon» bcod hij zijd haarman nieuwe schotels aan en Dam deze gelegenheid fe baat om ook telkens een flinke poriie voor zijne rekening te nemen. Mevrouw Lamport, die door Willism aan tafel was gebracht, stootte deren met den elleboog aan „William, gij moet een speech afsteken." „Zouden we dat maar niet achterwege laten, mama? Uvse gasten vermaken *ioh zoo uitstekend zie maarIk geloof werkelijk, dat het eeu onaangename stoornis cal zijn." „Neon, neen William, ge moot dat doen terwiile van mij 1 Op «en toast van jon heb ik me reeds den geheelen dag verblijd da» is de kroon, do glorie van bat teesi-* Zij hield niet op en Teil vervulde einde lijk, tegen zijn zin, baar wensch en tikte tegen zijn glsa; „Mijn hooggeëerde dtmes en heeren 1 Wij bevinden ons hier ia het huis van een man, die eens mat bet soboo e- vel bij den sme! kroes beeft gestaan en bet edel gond vlodend huilt gemukt. Hadon is die eenvoudige werkman van vroeger een der invloedrijkste steunpilaren van zqn vèk; hij brengt na evenwel bet goud der lie'de en bewoadering in vloeiendeo staat, <oodat wjj hem prijren als het model vin een w>kke- ren, vriendelijkeo menscb, als den parel onder de plichtgetrouwe burgers deiers'ad, als een der beste en standvsstigste zonen van ons vaderland. Zalke mannen vo man dan hechten steun van den troon. Onze keizerlijke meeste', die een hart beeft voor alle kinderen van sijn volk, ook voor dan eenvondigen werkmm, heeft io zijn ged-snk- wsardiga boodsohap het woord verkondigd, dat de beeling der sociale noodeo niet moet geschieden en ook niet zal geschieden door het draven der sociaal-democraten, maar door het gelijkm.tig verbeteren van het lot van den werkman. Dat is een wijs, een vrien delijk en een waar wco-d. Een keizerlijk woord, dat hem de dankbaarheid van hal volk raee in het graf zal geveD. Op het we'.-iijn V'>n to'k een Inndsvader ve zoek u uw glaeeu te ledigen; Zijne Majesteit ourekei- vonr dr werklieden voortvloeien, door o, wet de lr, 2e en 4e betreft, platonisch gedoemd, een woord, welks beteekenis ik in dezen samenhang met kan vattrn (voor de beteekenis ervan geeft De Vries en Te Winkel „bovenzinnelijk.") Het 3e ecbter, zou naar uwe uieemng, ook wel in de wet der ministers opgenomen kunnen worden. Zeer zeker Maar a!s men bet groote amendement er iu op- DCtnit, beeft men ze a 11 e vi e r. Van de nadoelen, door u opgenoemd, eu die ik meen ook in een persoverzicht van de telegraaf gelezen le hebben, ia het eerste gegrond op een afschuwelijk ve.moeden van oneerlijkhjid, nI een dokter zich zou laten omkoopeti door debelrijts- vereenigiug. Eu bovendien, wordt bet amendement aangenomen, dau worden er ook raden van beroep ingesteld. U t 2e is in de practijk, althans niet op eemgszins groote schaal, onuitvoerbaar. En wat bet 3e aaugaat. ik acht dit meer een kwestie van vorm. Of de premie van het loon afgaat of er buiten berekend wordt, ia hetzelfde, want de patroon moet in elk geval de hem toekomende winst hebben. De bewering, want meer is het niet, dat de adviseur van Recht en Plicht er de loden in heeft laten loopen, laat ik voor uw rekeniDg. Alleen wensch ik nog te wijzen op hetgeen ae Savornin Lohman iii de Kamer voor eeu tiental jaren zeide, en waarop De Standaard in eeu der laatste nummers nog wees „Als de antirevolntionnairen het met dr. Kuyper eens zijn, zijn het marionetten, en bestaat er tusschen hen verschil vau meening, dan heet het smalend: zie, ouder hen is ook verdeeldheid." Dat Thorbecke zijn advies als advocaat gaf, gaf zelfs nog een schijn van recht aan de vervolging Dat er enkele liberalen waren, die opkwamen voor het recht der afgescheidenen, zal ik niet betwisten, maar ook is het waar, dat de meerderheid der liberalen, hetzij conservatiet ot vooruitstrevend, of er toe aanzetten, óf stilzwijgend toezagen, en dit laatste is even erg als het eerste. lijj uw bewering van het gemakkelijker laten struikelen van het ministerie over deze wet, dan over die op den 1 e e r d w a n g, laat u den markt schreeuwer nu gelukkig weg. Ook bedoelde u met diegenen, die van de onge vallenwet niets begrepen, toch niet de anti-revol. werklieden, want van hunne kennis geeft gij in uw laatste artikel een loffelijk getuigschrift. Dat zijn dan zeker de libtrale? Volgens u bestaat er ook verschil tusschen de leus „Weg met Rome! weg met Dordtt" en „Samen op tegen het monsterverbond" (dat alleen bestaan heeft in de verbeelding der liberalen). Alsof toen niet de grofste papenhaut en „fijnen- verachting" iu dagblad en strooibiljet openbaar werden. Uw laatste betuiging omtrent de gevoelens ten opzichte van Rome en Dordt, zijn vrijwel weer te geven in Laten die lui thuis en iu de kerk hun beginsel hooghouden, daar vallen wij hen niet lastig. Maar van bet staatkundig gebied moeten ze af blijven. Dat is voor de liberalen I Die zorgen er ook zoo goed voor, dat zij dubbeld schoolgeld kunnen betalen Uiv raad, om niet meer met Rome samen te gaan, is zeer zeker goed gemeend. Ik ben er van overtuigd. Maar, zonder nu nog direct op deze kwestie in te gaan, wij wensehen ons niet zooals de Christelijk- Historischen te laten gebruiken voor hulptroepen der liberalen. Ouder dankzegging voor de plaatsing, Uw. dw. Schagen, 7. 9. '99. Ja, wat zullen wij tot alle deze dingen zeggen De beer J. A. Wiegel dijt zijn ingezonden stukken tot hoofdartikelen uit j en dan rijst bij ons de vraag, of het van zijn zijde niet beter gezien zou zijn om ons te bestrijden in een der organen van zijne par tijdan zoo breed gebruik te maken van onze ruimte. Willen wij bovendien zijn brief in zijn geheel beantwoorden, dan moeten wij in herhalingen treden van hetgeen wij reeds vroeger schreven, en dar. vervelen wij onze lezers. Wij zullen ons dus tot de hoofdzaken bepalen 1. Wij doen aan veronderstellingen. Dr. Kuyper is het niet te doen om het spaakloopen van dit kabinet als bewijs daarvoor dient zijn amendement. Laten wij er op wijzen, dat een amendement is een amendement Ook de heeren Heldt, Kerdijk, Drucker, Pyttersen enzdienden amendementen ia, maar zij plaatsten tegenover het stelsel der regeering geen ander, waardoor het eerste vrijwel onmogelijk werd. Aanvaardde de regeering dit, dan maakte zij haar eigen werk ongedaan. Aanvaardt de Kamer het, dan desavoueert zij de regeering. Stelsel zal dus tegenover stelsel, beginsel tegenover beginsel komen te staan, en daarmee kan het bestaan van dit kabinet zeer zeker gemoeid zijn Het is waar, dr. Kuyper heeft niet in zijn toe lichting geschreven, dat het hem door zijn amendement te doen is, om de gehate „liberalisten" een beentje te lichten, zoo onnoozel is hij niet, maar het zet de kroon op zijn werk, het is de klap op den anti- revolutionnairen vuurpijl, die reeds dadelijk bij het optreden van dit kabinet sissend en met groot geraas de lucht in vloog. Gij zijt het inhuldigingskabinet, schreef dr. Kuyper zcr Wilhelm I leve lang!" De spreker was niet org bast over sïoh- self tevreden; wat hij gasegd had, was na volstrekt niet, wat bjj bad willen zeg gen. Da aanwezigheid van Poter, dien so- ciaal-detBocraa', had hem van de wjjs gebracht en io plast» van een lang leve de gastheer, wat hij van pl»n was te laten klinken, hief hij een hoch op den keizer san. Een bruisohend, jaiobend bravo en lang zal bij leven, volgde op zjjn woorden; allen waren opge'ogon en lieten de glazen klin ken, de pianospeler in den hoek van de zaal morst nationale liederen spslen en mijnbeer Kuoblanch werd tot voorzanger aangewezen en begon met heesebe stam „Heil dir in Siegrskrans I" en de geheele schaar stemde mae in en zong staande het lied. Dat Poter vóór het einde van Jen toast naar bni en was gegaan, had niemand bemorkt. Slechts Teil bad do ware beteekenis van dit heengaan goanapt en ook Sabine mnakte haar verloo'de bij ziju terugkomst er een verwijt van, dit hj zich zoo ongepast had gedra gen. „Ik bahoet dien me'kmail tooh niet hst pleizior te doen, met. sijn lang zai hij leven* in te stemmeD Dat ontbrak er nog maar aan. Ik ben sociaal-democraat in mija hart en nieren, ik haat den staat en das ook zijn hoofd." Sabine -ag den spreker aan zij had bem willen bikoorren, want hg verkondigde daar idéjöa, die zij, als dochter van een oud- Pruisisch staatsambtenaar, als m»jes'eitg- soaennis opvatte; maar zijn oogen vlamden *oo wild en hartstocht lijk, sijn wangen wa ren zoo hoog gekleurd, in sjjo mannelijk ge laat lag zulk een vastberaden uitdrukking van onwrikbare overtuiging en tro,eche krach-, dat «ij haar boosheid bjj ia in be- wondenog voelde veranderen. „Wanneer je niet zoo mooi was terug0 dR°?" "09g hy haar MO" worden^0'00'' 'k b,Dg V00r eoU Zottinnelj-1" g.f bjj tec tti90O,d. Hij in het voorjaar van 1898, hoe zwak gij ook ataat, laten wij u nu maar scharrelen maar wacht maal ais eerst de feeatSn voorbij ziju. Dr. Knyper vond het beter die feesten in Amerika te vieren,'maar nauwelijks was hij in het vaderland terug, of de eerste driesier in De Standaard verkondigde, dat hij z'n taak weer opvatte waar lnj deze had laten liggen, toen hij opnieuw luide den volleo mededeelde, dat, wat hij „van meet af aan" had geleeraard, maar altijd door bleek: dat dit kabinet zwak stond. En waarom nota bene omdat de meerderheid van het kiezerscorps in 1897 he&list anti liberaal was. „Kerkelijk fanatisme, niet politieke overtuiging, gaf den doorslag." Grappig, dat dr. Kuyper het woord „anti-hbcraal" gebruikte, waar hij iu eeu driester, voorkomende iu Do Standaard vau 2 Juli 1898, zelf waar schuwde tcgcu het gebruiken van dit woord, „even vaag, negatief en nietszeggend als anti-clericaal Noem u daarentegen, schreef hij, „christelijke partijen." „Daarmede spreekt gc uit, dat gij met de room chen optrekt, omdat go bij hen, zij het ook bij veel verschil en afivijkiug, toch denzelfden christclijken grondslag van de burgerlijke samenleving terug vindt." Nu zijn de clericalen en is vooral dr. Kuyper niet gewend, om tegen windmolens o p t e t r e k k e n, en wij hebben uit het woordje „optrekt" dus niet andera kunnen lezen, dan dat hij dit deed tegen dit minis terie. Wie trouwens zijn strijd tegen het wetsvoorstel op den leerplicht heelt gevolgd, hoe hij gemeene zaak maakte met den „Dorpspastoor" van De Tijd, die de landelijke bevolking van „heidensche ontucht" beschuldigde, zal bovendien wel hubbon opgemerkt, dat hein in dien strijd elk wapen lief was. 2- Onze appreciatie vau de resultaten der verga dering van Patrimonium loopt nog al uiteen Wij hebben een „onjuiste" beschouwing gegeven. Als bron gebruikten wij het verslag van de Nieuwe Rot t. Courant en de lieer Wiegel volgde dat van De Standaard, dat een dag later verscheen. Wanneer men nu beide verslagen naast elkander legt, dau zal men zien, hoe onvolledig dat van De Standaard is. O. m. missen wij daarin geheel en al de beteekenisvolle woorden, die de heer Van der Most van Schiedam heelt gezegd. (Zie ons artikel: „De Ongevallenwet, het groote amendement en de calvinistische democraten) en evenmin vinden wij dit terug in Patrimonium van Vrijdag 25 Augustus j i. Wel lezen wij daarin dat ds. Wisse de vergadering niet bevoegd achtte, om een oordeel uit te spreken. Toch deed de vergadering dit en dit was o. m. 1. dat zij in de tweede considerans afkeurde, dat het groote amendement de patroons in de gelegenheid stelde, om de geheele of gedeeltelijke kosten der verzekering op de werklieden te verhalen 2. dat zij door het aannemen der 7de conclusie evenzeer afkeurde, dat het amendement de kleinere bedrijven uitsloot Daar nu en in De Standaard èn in de verg. door den heer De Wilde is aangetoond, dat bedrijfs- vereenigiugen met minder dan vijftig werklieden vrij wel niet mogelijk zijn, „omdat daardoor de premiën waëischijnlijk zullen stijgen" en men dus duurder ter markt zou moeten gaan, dan bij de Rijksverzeke ringsbank, daar bovendien de heer De Wilde, die het kon weten, deze tweede considerans van het voorstel- Malefijt voor het amendement „g e v a a r 1 ij k" achtte, konden wij, vooral na de opmerking van den heer Most, in het goedkeuren èn van de tweede coDside- rans,- èn van de 7de conclussie, èn van de motie- Talma, nu juist niet inzien,dat de Patrimoniummannen onvoorwaardelijk met dr. Kuyper meegingen en zagen wij daarin een bewijs, dat zij zich verzetten tegen de politieke beteekenis van zijn amendement. Een aandachtige lezing van het Tweede Blad der Nieuwe Rott. Courant van Dinsdag 22 Augustus j 1. zij den heer Wiegel aanbevolen. Wij hei halen het, het verslag van DeStandaard is zeer onvolledig. 3. „De Vries en Te Winkel" zijn zeer knappe lieden. Het woord „platonisch" is door hen goed met „boven zinnelijk* verklaard, b v. in de beteekenis vau „plato nische liefde", maar in het gewone spraakgebruik beteekent bet ook... dat men er geen nut of geen plezier van heeft. Wij zouden verder den heer Wiegel over het amendement-Kuyper ook kunnen verwijzen naar de be-chouwingen welke, naliet verschijnen van onze artike len, zijn opgenomen in de Arnhemsche Cou rant en in H e t V a d e r 1 a n d, die ook zoo vrij zijn, aan het amendement een politieke beteekenis tc geven. 4. Nog een kort woord over de quaestie van 1834. Aangenomen nu eens, dat het waar is, dat de meerder heid der toenmalige liberalen, of die zich liberalen noemden, de vervolgingen der afgescheidenen toejuich ten, dan kunnen toch de huidige liberalen ofvooruit- strevenden daarvoor niet verantwoordelijk worden gesteld. Overigens raden wij den heer Wiegel aan, daarover De Bosch Kemper's „Staatkundige geschiedenis na 1830" eens na te lezen. 5. Het monsterverbond zou alleen bestaan hebben in de verbeelding der liberalen. Hoe rijmt dan daarmee de heer Wiegel den raad van dr. Kuyper, zijn partijgenooten gegeven (zie boven), om zich niet „anti-liberaal", maar een der „Christelijke partijen" te noemen, wanneer zij met de roomschen optrekken? Spreekt dr. Kuyper in dezelfde driester niet van „de combinatie der Christel ij te e par- t ij e n" Natuurlijk, op staatkundig gebied kan en moet ieder staatsburger zich bewegen. Maar hier hebben we twee kerkelijke meeningen van lieden, van huis uit erfvijanden, die in het staatkundige samengaan, totdat nam sijn glas, klonk met haar en leegde het in ééa teug. De tafel werd snel opgeruimd en men danste weldra wede* in de tot balzaal ver anderde eetzaal. Het feest had zijn hoogste puut bereikt. In bet salon van mevrouw Lsmpart stond de assessor in gezelschap vanLarapert en Jast, toen hij Poter,die zijn verloofde aan een ander had overgelaten, in zijne nabqheid bemerkte. Hg ging op zjjn stiefbroer toe en sprak hem voor de eerste meal op dien avond san „Gij hebt mg tot dasverre hardnekkig over het hoofd gezien, maar, wanneer ge tijd hebt, Peter, sou ik gaarne een paar woorden met u onder vier oogen spreken." „Zeer veel eer voor mij!" antwoordde de ander hooneud. Zjj traden in een vensternis en Teil be gon ,,Ik sou u gaarne een broederlijken raad gavea." „Zekor dan toch een stiefbroederlijken." Teil deed als hoorde bij den spot niet, die er in deze opmerking Isg, en ging onbavreesd voort„Wanneer ge ooit weer eens iD een net gezelsobap rijt en er wordt een toast op onzen keizer uitgebracht, vermijd het dan voora ,om u door heen te gaan daaraan te onttrekken. Wanneer het tegen uw prin- eipes is, een dronk aan den keizer,te wijden, b ijl ^dan liever bij een dergelijk gezelschap E n kleine paute volgde, gedurende wel ke de beide stiefbroers elkaar met de oogen doorboorden. Vervolgens zeide Pe'er zeer kalmpjes„Ik zou een plotselinge neusbloeding als raden knnntn opgeven, om mjjn heengasn ts verontschuldigen, maar tegenover een wan van de wet moet ik wal de volle waarheid zeggen. Dus, j», ik ben naar buiten f^gaan om niet op den keiser te behoeven te drinken, daar ik de gohoele inrichting dsn staat veroordeel ik heb niet» anders gedaan, dan wat oozo sooiaal- d-moc'atisohe vertegenwoordigers in den doen 8'eeij,8 ""J vulke gelegenheden i se, naar het idéé vau elk ge ond denkend menscb, neb'orwege moosten laten men houdt sich in zjjn politieke belijdenis

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 6