kim lil fle Maassiad. Boerenbloed. 4:3ste Jaargang Ho. 3*159. tweede blad. Rotterdam, 10 October 1899. CXG1I. Voor mjj ligt Zoo beginnen de deftig-professorale betoo- gen naar aanleiding van eene nieuwe uitgave, of naar aanleiding van een uitgave waarin meeningen worden verkondigd die in 's professors kraam tepaskomen. Recensiess die zoo beginnen,zyn mij altijd wat verdacht. Daar volgt een ge-oordeel uit de hoogte op, welks tendenz is, dat, als professor zelf aan t schrijven was gegaan, er heel wat beters voor den dag zou zjjn gekomen.- of wel de uitgeplozen bewering, dat professor zich zeer w?i ^arl vereeniS0|) met de opvatting die collega X gekoesterd blykt te hebben,eDz. enz. De Spectator en de oude Gids hebben in wetenschappelijke besprekingen de usance van dezen aanhef. Voor mij ligt een waarschuwing van den gemeente-ontvanger, „dat, het door Mij wegens plaatselijke -directe belastingen naar het inkomen, over het dienstjaar 1899 aan de gemeente Rotterdam verschuldigde, niet op den bepaalden t;jd zijnde aangezuiverd, (ik) verwittigd word, dat Ik alsnog, binnen drie dagen na dagteekening dezer, aan Mijne vorplichtingon tot betaling behoor te voldoen Een beleefd briefje! Op de plaats waar wjj „Wel Edelgeb. Heer" of zoo iets plegen te zetten, staat hierM. Anders niet. Dat kan beteekenen-, Mijnheer, of Man, of Menschi Een oud-ambtenaar is zoo vriendelijk ge weest mj te verzekeren dat het m J n h e er beteekeut op de waarschuwing; man op de aanmaning en mensch op het dwang bevel. Op de verder volgende stukken, van wege de rechterlijke macht, beteekent het misdadiger! Verder word ik in dit episteltje viermalen behootdletterd: U, U, Gij, Uwe. Er ontbreekt alleen aan de formule: „met de meeste hoogachting heb ik de oor te zijn,*' en de vorm kon iets minder k ittebelletjes-achtigs hebben zoo'n kwart reepje palier heeft weinig vorm anders is 't een zeer behoorlijk briefje. Het maakt op mij steeds den gewenschten indruk. Reeds den volgenden morgen stuur ik een besteller met het biljet en eonig geld met het bevel „zooveel te betalen als nood zakelijk is." Ik wacht altijd op dit beleefd briefje eer ik er toe overga aan de stadskas het ünantiëele offer te brengen, dat mij is opgelegd. En meer menschen schijnen daarop te wachten, want in de dagen die volgen op de uitdeeling der waarschuwingen, is 't in de belastingkantoren altijd heel druk. MJn besteller heett althans gemiddeld vier uur noodig om mij te ontheffen voor een deel van de rekening, die de stad mij toe zond. Vroeger wachtte ik niet. Dan ging ik reeds daags na de ontvangst van mijn biljet plicht bewust bjj den ontvanger te biecht. Ik vond toen zoo'n waarschuwing gênant voor de huisgenooten. Mijn hospita die droeve ervaringen van vorige huurders had begon mij bij het kamerverhuren al te ondervragen of ik gewoon was, veel geloop aan de deur te hebben met onbetaalde rekeninsen,- dit zou zij niet kunnen toestaan uit hoofde van haren eerlijken naam ais kamerverhurende weduwe. En eens toen 'k het tot eene waarschuwing had laten komen, bracht zj mij 's middags het briefje in de gang tege moet en met veel nadruk, en met eer be straffend—verwijtende stem zei ze: „Kijk is wat ik hier heb? Nu mag u wel gauw gaan betalen In 't vervolg dorst ik het met meer zoo ver te laten komen. Ik betaalde dadelijk en geheel, en gedurende mjjn kamer-tijd ontving ik geen bevelen tot belastingbetalen meer. Van dat in ééns betalen bracht mij mijn DRAAIT FEUILLETON. 23. Stil en vredig was het meer en bet gaf in soberpe lijnen het spiegelbeeld darnaaste omgeving weer. „Wat badtge mij te vragen begon Teil eindelijk, nadat beiden langen lijd zwijgend over bet water hadden gekeken. „Ik ben geheel tot uw dienst." „Dat ge n niet met al te grooten ijver op het ondtr:oek van dezen diefstal cnlt toe leggen." „Waarom zon ik dat niet doenf' vroeg hij haastig, bijna versobrikt. Wist zij er iets van, waarbeen zijn navoreohingen hem aonden leiden Wist zjj meer dan zjj tot dusverre bad genitP „Ge moet n meer ontzien, mijnheer Teil. Veem mij niet kwalijk, wanneer ik n dat zoo ongevraagd zeg, maar ik denk, dat we onde vrienden zijn. Ziet ge, ik heb n nauwlettend bij hei onderzoek, dat ge hebt gehouden, gadegeslagen, en ge waart als 't ware in vuur en vlam cn zaagt er zeer ver hit n<t. Moet ge dan alles wat ge aangrijpt, dadelijk met zulk een hartstocht aanvation P Waarom tooh de kraohteD, die ga heb', roo ver.-pild Waarom u zoo onnoodig opgewonden P Zjjt ge dan werkeljjk mik eun heersohanchiig mensob, dat ge niet snel genoeg de hoogte ia kant komen P Bedenk, dat het geluk niet steeds in de hoogte ligt; 't meest woont het bij de nederigen van harte." Hy zvg haar twijfelend aan. Wat ie daar zeide, wzz waar, en voor de zorg, die ze voor hem aan d n dag legde, had hij haar dankbaar kunnen zjjr, en toch bad bij een gevoel, dat dit maar schoonklin kende woorden waren, waarachter zij haar ware bedoeling verborg. „Gij zegt niet wat ge meeat, ik bemerk kapper af. Deze vioode persoonlijkheid be- Patent men ziet dat dit in oude tpden speelde ad drie gulden in tien termijnen van een schelling. „Want as k in eens betaal, meneer, slaan ze mn op; die kapper schijnt het goed te kunnen missen, denken ze dan-" Toen heb ik ook een poosje in zooveel mogelijk termijnen betaald, maar dit werd me wat duur van wege de terugkeerende bestel kosten en „ze sloegen me toch jaarlijks op." En nu betaal ik in tweeën. Van het dadelijk betalen ben ik terugge komen op het oogenblik, waarin ik een deur waarder ten huize van één onzer meest voorbeeldige autoriteiten een aanmaning zag bezorgen. „Als die zondigt, dacht ik, behoef ik den deugdzamen man niet uit te hangen-" En ik wacht op de waarschuwingen. Het is mjj wel 5 ct. waard, de overtuiging te hebben, dat ik niet te vroeg betaal. De meid deponeert de waarschuwing geregeld 's middags naast mijn diner-bord en als zij de soep binnen brengt, geeft zj mej een knipoogje in die richting. „Ja, ik weet het al meisje," zeg ik dan. i Alweer geld waar u niks voor terugj krijgt, meneer! merkt zj op. Herhaaldelijk heb ik getracht haar aan 't verstand te brengen dat zjj zich vergist, maar dat is aan doovemeidsooren gepraat. Toen zij eens, nog groen van buiten, mjjn biljet ging betalen, vroeg zjj aan den kas sier om één procent van het bedrag dit kreeg zij van alle rekeningen maar de kassier wees dezen eisch af natuurlijk. Sedert dien is zj anti-belastinggezind met de heftigheid van een Reens, curieuser gedachtenis. Trouwens, op het chapitre: belasting- betalen, deelen zeer vele, overigens brave menschen, hare meening. Misschien is dit de schuld van èen tout in den vorm van het biljet.Het is niet welwillend genoeg gostold voor den burgerman. Zoo abrupt mogelijk gaat daar da modedeeling op, dat ,U is aangeslagen" enz. Een aan het slot: „Bjj in gebreke blijven zal men verplicht zijn, ingevolge de wet, tot vervolging over te gaan." Dat is niet vriendelijk En dat slot is zel's zéér onhebbelijk. Al de jaren dat ik do eer heb burger te zijn, betaalde ik trouwelijk mijne belastingpenningen; waaraan heb ik hot dan verdiend, dat ik toch, elk jaar opnieuw, zoo'n leelijke bedrei ging te sli.<ken krjjg? De staat of de gemeente heelt niet het recht de burgers zóó te wantrouwen. Als mijn schoenmaker onder zijne rekening een opmerking van dezen aard dorst zetten, kreeg hij van mj geen schoen meer te verzorgen. De vorm van hot belastingbiljet, ziedaar de groote fout van het belastingwezen. Toen indertijd onze wethouder van finantiën mr. E. E. van Raalte een inkomstenbelas ting voorspoedig ter wereld bracht, had deze vernuftige rechtsgeleerde wel een betere formuleering kunnen bedenken. Hg nam evenwel tam de formule van den staat over. Zou er zoo'n overwegend bezwaar wezen tegen een algeheele wijziging?Als een van onze raadsleden voor de aanstaande begroo- tings-debatten stof voor een speechje mist, zou ik hem wel gaarne in overweging willen geven, voor te stellen de biljetten voor de plaatselijke inkomsten belasting in te richten in dier voege (dit plan is voor ver beteringen vatbaar, als alle plannen); REKENING. De WelEdelö Heer D. Dbt. aan de gemeente Rotterdam. Voor aan UEd. contant geleverd 1899. Hoofdambtenaren (burgemeester, wet houders, hoofdcomrn., enz.) fl.49 ambtenaren O 50 bestrating der wegen waarop UEd. [gaat 0 125 verlichting bij avond voor UEd.'s [gebruik 0.05 verfraaiing van de stad voor [UEd.'s aesthetischen zin 0.005 havenaanleg voor UEd.'s welvaart 1.50 stratenaanleg voor UEd.'s mede- [menschen 1.25 scholenbouw voor UEd.'s in we- [zen zijnde kinderen 0.95 politie-toezicht op UEd.'s daden 1.10 brandbluschmiddelen tot vervroo- [lijking van het stadsleven 0.125 censuur op openbare vertoonin gen ter bescherming van UEd.'s [moreelen zin kosteloos, enzoovoorts, enzoovoorts. Met beleefde aanbeveling en hoogachtend, Uw dienstvaardige dienaresse, De gemeente Rotterdam. Nietwaar, dit zou een belastingbil jetje comme il faut wezen. Men wist dan tenminste dadelijk, waarvoor men betalen moest; men wist precies,waaraan zijne belastingpenningen werden besteed. En men betaalde met meer plezier. Ook zou men met meer billijkheid reclames kunnen indienen. Men zou aan den raad kunnen schrijven, dat men zich bezwaard gevoelde, omdat men niet voor 50 cent beambtenaard was, en wegens gebrek aan kinderen niet voor 95 ets. bescholenbouwd. Ook zou men kunnen zeggen, dat er niet voor 5 ets. verlichting was bezorgd en dat de cen suur, ofschoon gratis bij wijze van pre mie verschaft, in het gebruik niet was meegevallen. De weg tot een reclame was voor allen geopend. Ieder belasticgbotalend burger kreeg, met cijfers voor oogen, een stem in de beoordeeling der ge meentebelangen. Ook zouden dan be talingen gebeuren naar strenger billijk heid. Een winkelier, die eenige malen bekeurd was „wegens het op de open bare straten onbeheerd hebben laten staan van een legen handwagen" zou voor politietoezicht méér te betalen hebben daD de eerzame dame, die achter de vensters harer avondkamers de straat begluurde en nooit door een diender was aangesproken. Zóó ontelbaar vele verbeteringen naar billijkheid zou een op de voorgestelde wijze ingericht belastingbiljet te voor schijn roepen. D. Binneolandsch Nieuws. het aan n; gij verzwijgt me avr eigenh.ko bedo ling." En ioen -ij het hoofd scboddo, greep bij haar hand en zeide„Juffrouw Ellen, ik dank u dat go zooveel aandacht aan mij schenk'. Maar bewijs me nn ook, dat ge mij vertrouwt en zeg mij zonder om wegen, waarom ik mij met deze inbrekers geschiedenis zoo min mogelijk moet inlaten.' Hij had zich tot haar overgebogen en zijn gelaat was het hare genaderd; zij voelde den drnk van aijn lichthovende hand en de streeling van zijn warmen adem. Wanneer zij zich lang aan de bekoring overgaf, dan was het met haar celibeheersching gedaan; dan eoa zo zeggen wat ze gezien had en onberekenbaar veel kwaad doen hel grootste berouw zon dan niet kannon gotd maken, wat ze had mis daan. Bjjna driftig onttrok zij hem daarom haar band en een stap terugtredende, zeide ze op wel wat scherpen toon„Ik zon niets weten, wat ik voor n te verzwijgen had. Ik meen Bleehts, dat het de moeite niet loont om er zoo'n drnkte van te maken. Mijn papa kan die paar duizend mark beat missen en zal daar bepaald niet aaD ten gronde gaan." Als een koadwaterb d werkte deze ver klaring op Tell's warm kloppend hert. Hij had zich dus loch niet vergist. Zij was in den grond van haar hart das even overmoedig en hooghartig als zoo'n verwend dametje v n baar stand maar weien kanzij kon zioh niet voorstellen, dat die arme Teil znlk een beweging maakte over een paar cni-end m irk Met znlk een juffsr'je, dat zeg hij du ie, had bij weinig gevoelens gem-en; haar natuur kon hem nooit de gees elyke lafenis bied n, die een liefhebbend man van zijn geliefd - p'eegt te eisoben. Ontgooohtld, beleodigd en dadelijk zijn trots voelende ontwaken tegen den ho gmoed van deze vertegenwoordigs'er der adellijke klasse, richta bjj sich tro'sch op, wierp het hoofd ïd den nek en antwoordde mat gordende ironie; „&g hebt gelijk, mijn baste juffrouw; de vrijheer von B-ank voelt dat verlies niet, 'I is voor hom alsof er een tweemarkstnk in het water was gevallen. Da» er nog een ander standpunt is dan het maeriëale,waarvan m„n deie zaak moet bescbonwen, kunt u blijkbaar niet bogri-poD; dat men bet Vergadering van den Raad der gemeente Nieuwe ITViedorp, op Woensdag 11 October 1899Voorz. de Burge meester, de beer J. van der Stok.— Afwezig bij de opening de beeren De Moor en Visser, welke laatste echter na eenigen tijd ter vergadering komt. De Voorz. heet elk der aanwezigen welkom en opent de vergadering, waarna de notulen van de vorige bijeenkomst worden gelezen, goedgekeurd en i Naar aanleiding van de notulen vraagt de heer Hal ff, of het leeningsbesluit al in zee is, wat niet het geval blijkt te zijn, omdat er naar behoefte geleend zou worden. Het wil den heer Halff voorkomen, dat de leening niet behoeft gesloten te worden, omdat toch op de begrooliug voor '99 reeds f 2000.staat voor wegeo en voetpaden, en f 850.voor bruggen enz., welke ramingen loch niet ver beneden de werkelijkheid kunnen zijn. Voorz. antwoordt, dat de kwestie eigenlijk vast zit aan de nadeelige sloten van vorige rekeningen, o.a. over '97 f 1742 Die waren oorzaak, dat de uitgaven van het vorig jaar niet door de middelen konden worden gedekt en de beeren weten, wat daarvan het gevolg is geweest. Eu om niet het volgend jaar voor dezelfde feiten te staan, als bij het alsluiteu van den dienst 1898, is het noodig, de buitengewone uitgaven door buitengewone middelen Ie di-kkeu. Men vindt dan ook goed, binnenkort aan het leeningsbesluit uitvoering te geven. Ingekomen is de door het gemeentebestuur van Hoogwoud opgemaakte en door des Raad aldaar reeds goedgekeurde begrootiug van kosten der gemeenschap pelijke Langereiser school,met verzoek aan den Raad, om eveneens daaraan zijue goedkeuring te willen bochten. Na voorlezing der verschillende posten, die bij geen van allen eenig bezwaar doen rijzen, keurt de Raad de aangeboden begrooting goed op een bedrag van f 2050 Voorz. deelt mede,dat de schouw over da gem -landerijen is afgeloopen en dat de commissie heel weinig of geen aanmerkingen bad te maken. Het land lag er over het algemeen goed bij en voor zoover het gehooid was, werd het voldoende bemest. De heer Kuilman, na op zjjn vraag, of dit jaar weer landverhuring moet plaats vinden, toestemmend antwoord ontvangen te hebben, zegt, dat dan ook au de indertjjd in het contract opgenomen bepalingen zullen klemmen, waarbij aan de beste landgebruike.rs liet recht werd toegekend om tegen een overeen te komen prijs onderbands in te buren, terwijl slechte gebruikers niet meer tot de verhuring zouden worden toegelaten, Naar de meening van spreker zijn er onder de huurders van de gemeeute-landerijea stellig personen, die tot die onderbandsche huur ge:ecbtigd ziju, en ook is er wel land bij, waarvan de huurder in liet vervolg behoort te worden geweerd. Spreker ziet heel gaarne de genoemde bepalingen degelijk toegepast, èa in het belang der gemeente, die toch ongetwijfeld bij goed landgebruik gebaat is, èn in het algemeen belang tevens gemeente-belang waaraan zonder twijfel best landgebruik ten goede komt, èn in het belang van de huurders zelf, die op deze wijze de vruchten kunnen plukken van hnnne landverbeteriug. De andere heeien zijn het met den heer Kuilman eens, dat het goed trouwens verplichtend i», de desbetreffende bepalingen van het huurcontract volledig toe te passen Men komt overeen, dat de commissie voor de landerijen bestaande uit de heerea Van der Stok,Voorz., De Moor en Koopman de verschillende huurders zal schiften in slechte, goede en beste landgebruikers, en dat zij met hen, die daarvoor in aanmerking komen, over de huursom voor bet volgende tijdperk zal onderhandelen, na den door haar getaxeerden huurprijs aan het oordeel van den Raad te hebben onderworpen. Die huurprijs zal dan zijn gebaseerd op den grondslag van heel gewoon middelmatig gebrnik,zoodat bet verbeteren van het land geheel aan den huurder ten goede komt doch met inachtneming van den eenigszins verbeterden algemeenen landbouwtoestand. Up aanmerkiug van den heer Kuilman, zullen Burg. en Weth. de z. g n. zaagmolenhaven, die er zoo slordig en moerassig begint Hit te zien, doen op knappen. Hierna komt de heer Visser ter verga dering en vervolgens de gemeente-ontvanger, de heer J. Coster, die zijne assistentie zal verieenen bij het behandelen van de ter tafel gebrachte gemeentereke ning over het dienstjaar 1898, welke volgens aan schrijving van Gedeputeerde Staten uiterlijk 31 October a. s. moet zijn ingezonden. Na nauwkeurige verificatie der bescheiden wordt deze rekening eindelijk goedgekeurd en vastgesteld, in ontvangst op f 16034,63», in uitgaaf op f 16642.40, dus met een nadeeligslot van f607.76'. Een bedrag van f 13.60 voor Hoofd, omslag en Hondenbetasting moest oninbaar Volden verklaard. Nadat nog is afgesproken, dat de Raad op Donder dag 2 November a. s. zal bijeenkomen ter behandeling van de gemeente-begrooting, sluit Voorz. onder alge- meene dankzegging de vergadering. N. O. G. Voot de verkiezing van 2 leden ia het hoofdbsBtanr, woonachtig te Anasterdam,wer den den 12den in de afd. Sahagen uitgebracht 24 stemmei, wasr/au 23 op L. C. T. Bigot, 14 op II. W. J. A. Schook, 9 op O. Kappenborg Pz. en 2 op E.J.H. Dullvoor de verkiezing van 1 1H, woonachtig iu Gelderland, 13 op M. Miens Jr. en 11 op H. Pater. Voor e;n goed paedagogisch onderwijsblad met b houd van afzonder lijke uitgave vaa den stiat en de hande lingen van het Genootschap stemden 17 voor en 7 tegen. Tot Directeur van het Z p r Begr f-nmlonds is beoomd dt: heer E. 8teiju, Gcm.-Ü tvang-r te Zijpe. gekraakte recht genoegdoening moet ?e<- sciffjn, da ra n beet u z k r in nwe geringsohaoing niet gedacht; d.srovir be kommert zich een dame gewoonlijk ook heel weinig. Aan mij moet n dat standpunt evenwel laten; het past beter bij een burger lijk ambtenaar zonder riddergoederen of adelljjke vooronders.' Zijn gewond hart was met bitterheid ver vuld; en Inch voilde bjj zich verlicht, wan! El len hadertoch blijkbaar geen denkbeeldvan,wie de dader van den diefstal wss. „Hoe boos wordt hij," daobt Ellen, „over mijn gehaichelde geringschatting, en hij heeft gelijk. Maar ik wil liever onsohnldig lijden onder het verwijt, dat hij mij maakt, dan hem sniveren wjjn te sohenken.' Maar ze kon bet niet nalaten om met sachte stem te zeggen; „Gij *ijt boos op me, maar ik heb n geen pijn willen doen, mijnbeer Teil." „Natuurlijk niet,* gaf bjj hoonend terug „wij leven in een te versohillende sfeer, soodat wc elkaar nauwelijks verstaan.' Ztj had tranen in de oogen, toen ze naait haar swjjgenden me'gezel op het atot toe- stapte. Opnieuw was er een wijde kloof tusschen hen ontstaan en tooh zonden ;e elkaar ioo gaurne in de armen ajjn gesneld. HOOFDSTUK XIII. Op de tirngreis van Teil, dan commissaris en Just naar huis, werd geen woord gesproken. De tweede b-d de benijdt na waardige gave, op elk cogenblik van d-n d«g te kunnen slepen, om a eeds friesc'e kracht ta hebben voor de beoghedeüj (en dit waren er vele) die hem steeds wachtten, Teil ging moe in een hoek vaD het rijtuig zitten om sieb zoodoende aan zijn weinig vriendelijke gedaohte.n te kannen overgeven. Slechts Jast, die sjjn pijpje had opgestoken en blauwen rook uitblies, zat rcobtop en keek telkens met be'.orgdheid naar Teil. Op het sta'ioa te Berlijn aangekomen, namen de heeren afscheid van elkaar. Doch nauwelijks had de eommiaseria sioh verwij derd, of Jast keerde terug en vroeg Teil zacht, of hg hem mocht vergezellen. „Ik wilde eigenlijk alleen aijn, om wat te werken*, v rklaa-de Teil weinig be'eefd Doch Jas' liet zich zoo niet a wijzen. „Ti lang zal ik u Die' lastig v II.n." Zij stapten in een eoupeetja en reden naar de woning van Teil. Toen ze in de werkkamer van Teil waren, kerk Jast eerst zorgvuldig alle denren na, of ze goed gesloten waren en vroeg: „Je hospita is immers niet thuis?* „Neer, we zijn alleen." „Dat ia goed Teil. Mag ik gaan zitten Ik ben werkelijk moe geworden Hjj ging op een to stemmend knikje van Teil wit ten, sloeg de beenen over elkaar en zag ala iemand, die eene mecdedeeling verwachtte, zwijgend naar de eentonig tikkende klok. „Nu vroeg Teil, wien deze hondiog be vreemdde. „Nu?" klonk het van Just's lippen ierug. „Hebt gij mij niets te zeggen Verwij tend keek hij Teil aan. „Mijnheer Teil ia dat nu goed? Waarvoor verborgt ge zoo alles voor een trouw vriend „Ik begrijp je werkeljjk niet," antwoordde Teil, die er nu tooh een weinig bewogen uitzag, „wat zou ik voor je te verbergen hebben Het was een apo'tende blik, dien Jast nu op Teil richtte en toeb lag er in dien blik da troow van een hond „Meent ge dan, dat ik hel niet heb gezien, dat ge tweemaal iets bebt opgeraapt buiten onder bet raat» Het waren bepaald dingen, die een spoor van de dieven koenen aanwijzen." Ang tig legde Telt hem de hand op den mond; „Om Godswil, zwijg! Wilt ge mij in bet verderf atorteu?' Na was het aan Jast, Teil doodelijk ver schrikt aan te staren. „Ik Jou teu gronde richten Daar zal God mij, hoop ik, voor be waren I Liever laat ik mij voor je in stukken hakken en racht en geheim innig ging hij voort: „Maar wat hi.bt ge gevond-n? Zeg het mij en ve'loht je hart; ik heb hel reeds lang beme kt, dit je ieta drukt. Deel het me mede, wellicht wee' ik raad.' De toon, waarop dit alles werd gezegd, klonk warm, vertrouwenwekkend en geruststellend. Zoo zijn er dus nog trouwe, onzelfzuchtige Het verloren knaapje. In de duinen nabij den watertoren te SCHEVENINGEN is Woensdag door een konijoendelver een lijkjd van een zeven jarig kicd opgegraven. Het werd ter schouwing naar het poli- tie-posthais nabij het Kurhaus gebracht. Daar er vermoeden bestond, dat dit lijkje zon zijn dat van het sedert maan den vermiste knaspj-; Van Weezslnit Den Haag, werden de ouders ter herkenning opgeroepen. Het lijkje is inderdiad door de oaders herkend, in tegeawoordigheid van den gemeente-geneesheer. De herkenning berust op de gelijkheid der kleederen, hst breukbaDdje, dat de küaap droeg, en do aanwezigheid in eeD biotkzik van tiamkaartjes, door den vader ann zijn zoontje meegegeven, toen hem dat op 25 April ziju eten had gebracht. Toen de moeder haar kind in dien afschuwelijke i toestand herkende, werd zij zoo geschokt, dat men haar van de plek moest wegrukken en per rijtuig huiswaarts vervoeren. Ook de vader was diep bewogeD. Het stoffelijk overblijfsel verkeerde in zulk een vetregaanden staat van ontbin ding, dat men geen teeke.nen vaD geweld be ft kunnen ontdt-kkeD. Toch zil het naar Leiden worden vervoerd ter nadere schouwing, waartoe een kistje beschikbaar werd gesteld. Op dit oogenblik valt niet te zeggen, of aan misdaad dan wel aan een ongev«l gedacht moet worden. Ook is 't niet zeer waarschijnlijk, dit het nadere onderzoek meer licht in deze duistere zaak zal bren- hen. Bij hst zi.n v-n het lijkje, dat niets meer is dan eeD gekleed geraamte, hier 8Q daar reeds ver eerd, valt dit z^-lfs te betwijfelen. Op de plek bij den watertoren, waar het lijkje gevonden weid, zijn kouijoen- holen en 't is dus mogalijk, dat de jongen in een groot konijnenhol geraakt en onder het zand bedolven is. Het lijkje werd niet diep in het zand gevondeo, maar dit zegt n'ets, want met 't oog op de voortdareDde verschuivingen is 'i niet te constateeren of de zandbedekking op 't lijkje steeds dezelfde is geweest. Alle kleedingstukken, die de jongen droeg, waren dichtgesloten en sporen van bloed zijn op zijn goed niet outdtkt. Miar het blijft de vraag: hoe is 't kereltje daar gekomen zonder terug te kee- reu Is hij verdwaald of is bij datr ge bracht, levend of dood Dat zal het gerechtelijk onderzoek wellicht ophelderen. zielen, daebt Teil, die den onderzegen tot dusverre bad ontbeerd en heel alleen het leven was doorgegaan. Dankbaarheid vervolde zijn hart, bij gevoelde zich tot dat kleine, eenvoudige minneijt aangetrokken, die hem reeds van den eersten dag der kennismaking af aoo welmsenend was voorgekomen. En wat hjj geen ander mensch had darven toeveriroaweD, dat wilde bij den vriend sijcer oaders in het oor fluisteren. Teil wist dat Jast hem Diet soa verraden. Zoo ging hij dicht naast Jast op den divan zil ten,en den briet uit sijn sak tevoorschijn halend en sijn bnurman overreikend, zeide hjj zonder verdere inleiding: „De inbreker is Peter Decbner geweest.* Ontset sprong Jast op. „Dat is onmo- geljjk I* riep bij uit. Doch weldra bekeek hg het adres van den brief nauwkeuriger, zjjn voorhoofd fronste zich, zijn oogen kregen een booze uit drukking en als iemand, die tegen wil en dank overtuigd wordt, knikte hg langzaam met het hoofd. „Ge hebt gelijkDat ziet er drommels verdacht nit.' .Niet waar,* riep Teil nit, „hier is geen iwijiel mogeljjk. Peter moet toevallig van zijn broer Adolf vernomen hebben,dit daar op Giesdorf iets te balen was, en daarop is dat helsobe pLn ontwo»pen en ook ni'gjvoerd.* „Hm, hml* deed Jast hooren, „het is zoo. Maar neem de zaak zoo zwaar niet op, mijn heer Tel'; welk verstandig mensch zal het u ten kwade duiden, ais uw stiefbroeder iets slechts doet Driftig sprong Teil van den divan op: „Wie mij dat tin kwade zal duiden Wel, iedereen Men zal mg behan delen, alsof ik de dader ware!* Hij liep driftig en in gioote opgewondenheid de kamer op en nesr en atiet allerlei verwen- schingeo nit over de ODreohtvaardigheid der mensehen. ,,Jg kent al die vooroordeelen en meeningen niet, die door dien kasten geest en klassenhoogmoed worden gekweekt. Wanneer Peter a's de dad r veroordeeld wordt, dan b n ik mede ten groDde gericht waar ik mj) vertoon, overal zal mtn mjj achter den ;ig beklidden en mij openljjk uit den weg gaaD. O, al sohodt ge na mat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5