i^^eiODeceniber 1399,
43ste Jaargang No. 347S.
Polittó owaÉt ier teek.
.y
advertentien v, lnzendlng tot
ingezonden stukken^één^d^v num^er gepla»tst
EKRSTK BLAD.
nationale militie.
8ste VOLKSTELLING.
-
Geen anti-papisme,
maar anli-clericalisme.
Buitenlandse!! Nieuws.
ilseieei Wiens-,
COURANT.
Mmieaiie- k LaoAhoowklal.
Zaurbd1™^rhlb6emal "r
Woensdag- en
s morgens 9 ure, worden
Dit nummer
twee bladen.
Bureau: SCHA^ÜIR. Laan, 1> 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker.1. W ÏAJKEL.
bestaat uit
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente 8 c hagen.
Bekendnakinyen.
Aangifte van verhuizing en voor
de Bevolkingsregisters.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen brengen bij de ingezetenen dier
in berinnering
gemeente
le. dat ingeval van verhuizing bin
nen de gemeente binnen acht
dagen nadat die heeft plaats gehad,
daarvan door het hoofd van het gezin,
voor zijn geheele gezin, dienst- en
werkboden daaronder begre
pen, aangifte moet worden gedaan ter
gemeente-secretarie, en dat afzonderlijk
levende personen die aangifte voor zich-
zelven moeten doen. Het niet vol
doen aan deze bepalin g,v e r v a t
in art. 5 der Politieverorde
ning voor deze gemeente, is
strafbaar met eene geldboete
van ten hoogste één gulden.
2e. dat, wat betreft de aangifte voor
de bevolkingsregisters, art. 7 van het
Kon. Besluit van 27 Juli 1887 (Staats
blad no. 141) voorschrijtt, dat door het
hoofd van het gezin, binnen een maand,
ter secretarie kennis moet worden gege
ven van ieder lid, dat in het
gezin wordt opgenomen of
daar uit gaat, inwonende
dienst- of werkboden daar
onder begrepen. Diezelfde kennis
geving moet door afzonderlijk levenden
worden gedaan, wanneer deze andere
personen in hunne woning opnemen.
Het verzuim van deze aan
giften is strafbaar met hech
tenis van ten hoogste veer
tien dagen, of boete van
ten hoogste honderd gulden.
3e. dat art. 8 van genoemd besluit
bepaalt, dat een ieder, daartoe door het
gemeentebestuur opgeroepen, verplicht is,
op straffe als evenvermeld, tot het doen
der opgaven die vereischt worden om de
bevolkingsregisters in te vullen.
4e. dat zij, die omtrent het
vorenstaande sub 1 en 2 bij
de aanstaande volkstelling
in verzuim mochten blij-
ken te zijn, zich daardoor
zullen blootstellen aan ver
volging deswege.
Schagen, 28 November 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BEKMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Inschrijving-
(Art 19 Wet0
iugezttenen. geboren in het
nt"voor de" Nationale Militie behooren
«an°te"meiden tfr Gemeente-Secretarie, tusschen den
18 v" r "d U>C 1 n9Chrij vi nKzt11 ng wordeB geIl0uden
lederen werkdag, van <L voormiddags 9 nre tot des
(Staatsblad no. 72), welke betrekking hebben op de
S hTffKtjaar'waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt overleden,
in hii wiens vader, or, 1» u"v.
(Sta"»W«d 1--W*
inge-
1850
2o.
de
hebbende, ge-
eerete zinsnede
_otien
voogd geen ingezeten
JTS itifefver'melde tgtij'voorafgannde, aehttie
mits
hij
vreemdeling,
8o. hij van
zcten was, al i» zij11
Nederlander
niet^an'|den vetphcbten tetteginwl
of waar ten aanzien uc
van wederkecrigbetd 18 MBg
de Gemeente waar de
de moeder, of, zgn beiden
Art. 16. De inschrijving g;
lo. van een ongehuwde in
vader, of, is deze overleden,
overleden, de voogd woont;
2o, van een gehuwde en van een weduw
moeder of voogd
een vieemd Rijk verblijf houdende onder-
van een vreemdeling, al is zijn voogd
2o. de in
looze zoon
ingezeten
3<a de zoon van den Nederlander, die ter zake
van s lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittin
gen of koloniën woont.
Art. 18, 1ste en 2de lid. Elk, die volgens art.
15 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich
daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven
tusschen den lsten en den 31sten Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is
zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of,
zijn beideu overleden, zijn voogd tot het doen van die
aangifte verplieht
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn
19e jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste,
ingezeten wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats
heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester
en Wethouders der Gemeente, waarde inschrijving, vol
gens art 16, moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de zinsnede van
art 18.
Zijne inschrijviug geschiedt in het register van het
jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort.
Afgekondigd en aangeplakt voor de eerste maal te
Schagen, den 2en December 1899,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris
DENIJS.
en Wethouders van Schagen herin
neren de ingezetenen aan het bepaalde bij alinea
4 van art. 122 der algemeene Politie-verordening
voor die gemeente, luidende als volgt
„Onder privaten, geplaatst boven vaarten, slooten
of wateringen, moet bij eene uitgestrektheid van min
stens 1 MJ. een waterdiepte van minstens 0.5 JU
aanwezig zijn
Een onderzoek, of deze bepaling behoorlijk wordt
nagekomen, zal worden ingesteld in de eerste dagen
van de maand Maart des volgenden jaars.
Nalatigheid is strafbaar met eene geldboete van
ten hoogste f 25 of hechtenis van ten hoogste zes
dagen.
Schagen, 5 December 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gezien art. 97 der algemeene Politie-verordening
voor die gemeente
Bevelen den eigenaars, vruchtgebruikers of beheerders
van binnen of aan de grens van de kom der
gemeente gelegen slooten of wateren, die te doen
uitbaggeren of te doen slooten op eene diepte van 0.80 M.
en een bodembreedte van 0 90 Men zulks
voor den len Maart 1900.
Belanghebbenden worden herinnerd, dat nalatigheid
ten deze strafbaar is met eene geldboete van
ten hoogste f 25.of hechtenis van ten
hoogste zes dagen. Onverminderd de bevoegdheid
van Burgemeester en Wethouders tot het doen
uitbaggeren of slooten ten koste van eigenaar,
vruchtgebruiker of beheerder.
Schagen, 5 December 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
(Wet van 22 April 1879, Staatsblad no. 63
(Koninklijk besluit van 2 Mei 1899, Staatsblad no. 113.)
Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen
ter algemeene kennis, dat dit jaar zal gehouden
worden de 8ste algemeene tienjaarlijksche volkstelling.
Deae heeft ten doel de aanwijzing van allen, die te
middernacht tusschen 31 December 1899 en 1 Januari
1900 hunne werkelijke woonplaats binnen Nederland
hebben.
Deze allen worden aangewezen, onverschillig o! zij
op genoemd tijdstip in hunne woDing al dan niet
aanwezig zijn.
Ook worden aangewezen zij, die, zonder werkelijke
woonplaats binnen Nederland te hebben, op genoemd
tijdstip aldaar aanwezig zijn.
Omtrent deze allen moeten de opgaven verstrekt
worden, die gevraagd worden op kaarten, die tusschen
26 üec 1899 en 1 Januari 1900 zullen worden rond-
bezorgd' en dadelijk na Nieuwjaar zullen worden
t6iUoof'of^voor ieder moet aan zijne woning worden
ingevuld: eene blauwe kaart (voor een man ofjon-
2en) of eene witte kaart (voor een vrouw of meisje)
Bovendien moet door of voor ieder aan de woning,waar
t ij d e 1 ij k a an w e z i g is, ingevuld worden: eene
hij
aanwezigen man of
oranje kaart (voortijdelijk
jongen) of eene rose kaart (voor eene tijdelijk
aanwezige vrouw of meisje).
Het hoofd van ieder gezin of de bestuurder van
iedere instelling, gebouw, gesticht of schip, waar de
ïs."«ta'biwi. 1- «'Pi»" l'1"'
10- "»"S'
hij de kaarten bezorgt, worde opgegeven hoeveel
blauwe, witte, oranje en ruse kaarten er de woning
noodig zijn. „oorschriften betreffende de
elke Jkaart met de meest mogelijke
belang Tot
alle vragen
op
der Regeering nooóigen Burgemeester
en "wethoudMs allen met aandrang^uiL^ oor nauw-
Op verzoek
:lKe Kaait mv/v
nauwkeurigheid en volledigheid worden beantwoord.
Re,
sa m
keurige en volledige invulling
welslagen der 'olk.tellin^mede
wataj.
De Secretaris,
DENIJS.
Gemeente, waar hjj woont;
3o, van hem, dio geen vader, - i
heeft, of door dezen is achtergelaten, of w
buiten 's landa gevestigd is, in de Gemeen
hV°?an den buiten 's lands wonenden zoonvan
een Nederlander, die ter zake van s lands dieBh
een vreemd land woont, in de Gemeente, w J
vader of voogd het laatst in Nederland gewooni
Art 17. Voor de militie wordt niet. ïngeschro
Xo. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon
*aa een ingezeten, die geen Nederlander is;
Dr.
O moeder die Papen
Aa Tweed
Op den,.
I K nyper bij de
Kuypcr m de Tweede Kamer.
i^'ToeStStrTgl-net.^-
giRgen over de Begrootina: in de Tweede Kamer als
aan de orde gesteld wat hij „het constitutioneele
vraagstuk" geliefde te noemen, en wel de vraag „of
een Kabinet zijn oorsprong mocht verloochenen, en,
mee uit anti-papisme opgeko&en, vlak omgekeerd
handelen mocht (Zie de drie-ster in De Standaard
van Maandag 4 December jl
„Voor zoover," zeide hij, „in een kabinet dat
optreedt, niet enkel de daad van de Kroon spreekt,
maar die daad van de Kroon ook weder in verband
staat met de actie die bij de stembus onder het volk
heeft plaats gegrepen, ljjdt het geen twijfel of de
stembus van 1897 is gekenmerkt geweest, en zelfs in
bijzondere mate, door het optreden van een geheel
eigenaardigen factor, een niet politieken, maar een
zuivei* religieuzen het anti-papisme. Ik behoef
nauwlijks de herinnering er aan nog eenigszins te
verfrisschen. Men kent het Roode Spook: de „vijand
voor de poorte", en weet, hoe ons goedgeloovig volk
destijds geprofeteerd werd, dat er weder moordscha
votten en brandstapels zouden verrijzen, dat de
Jezuïeten weder de baas zouden worden in het land,
om hun onzedelijke moraal tot heerschappij te
voeren. In één woord, het papisme werd aan het
goedgeloovig volk voorgespiegeld als een alle redelijke
principiën aantastende, het vaderland bedreigende en
verderf brengende macht. En tegen dat kwaad werden
de kiezers te wapen geroepen.
„Wanneer nu uit een actie, die in dat teeken van
den dierenriem haar signatuur vond, de wisseling
van kabinet is voortgekomen, dan vraagt men zich
niet, dat dit Kabinet
paisie van den haat"
onwillekeurig af, of de houding van het nieuwe
kabinet met dien oorsprong in overeenstemming
was en bleef
Nu wilde dr. Kuyper wel
„in denzelfden toon *an de
tegen de Room^hen had geageerd, maar hij had al
een bewijs, dat het zijn constitutioneele taak goed
opvatte, wat meer koelheid tegenover „onze Roomsch-
gezinde landgenooten" gaarne gezien, zoo of het
toonde; „wij moeten niet te veel hun in het gevlei
komen". Op dit groote jachtterrein van Dr. Kuyper
meende deze, dat dit Kabinet niet mocht gaan
stroopen, wilde het zijn oorsprong niet verloochenen.
Als bewijs voor dat „in het gevlei komen" wees
de afgevaardigde van Sliedrecht op het benoemen
van een „Roomschgezinde", den heer Michiels van
Verduynen, tot voorzitter der algemeene commissie
voor de Parijsche tentoonstelling, en tot hoofd van
een der sectiën Dr. Schaepmanverder op den
brief der Koningin aan den Paus, welk schrijven
voor Dr, Kuyper, die volgens zijn verklaring niet
„Roomschgezind" is, veel hooger beteekenis had,
dan het zitting geven in de vredesconferentie aan een
gedelegeerde van den Paus.
„Wij staan hier dus voor het feit," aldu9 eindigde
Dr, Kuyper zijn beschouwing over dit onderwerp, „dat
men bij de stembus van 1897, d. i bij de wieg van
dit Kabinet, tot in het oneindige het wiegeliedje heeft
gezongen van „O moeder, die papen en dat nu het
Kabinet, na uit die wieg te zijn uitgeschopt, tot die
zelfde papen, in den persoon des Pausen, komt met
den noodkreetHelp ons, of de vrede der wereld loopt
gevaar
„Dat nu klopt niet In de taal van het kleurencompas
zou ik zelfs moeten zeggen: Dat vloekt/
„Gesteld eens, dat die heeren er niet waren komen
zitten, maar dat die „boemannen" die plaatsen inge
nomen hadden, en dat ik mij eens geleend had om
zulke dingen te bestaan, er zou één rauwe kreet van
verontwaardiging door heel het land zijn gegaau Dan
zou het geheeten hebben: hebben wij het niet geprofe
teerd I Ons land is overgeleverd aan Rome. En wat
gebeurde nu? Alleen de groep der ChristelijkHisto-
rischen zijn trouw gebleven aan haar program. Maar
de apostelen van het toenmalig antipapisme, waar
zijn zij gebleven? Zij hielden zich muisstil 1"
De tijdgenooten schrijven de geschiedeuis ieder op
zijn manier en eerst moeten er een paar geslachten
over de feiten zijn heengegaan, aleer deze, in een juist
licht geplaatst, naar waarheid worden beschreven.
Toch willen wij, hoewel men ons voor de voeten
zal werpen, dat wij bevooroordeeld zij'o, tiachten, om
een zooveel mogelijk juist denkbeeld te geve* van
hetgeen de gemoederen der vrijzinnige democraten,
d. i, van een zeer groot deel van het volk en speciaal
van de nieuwe kiezers, ons door de kieswet Van
Houten geschonken, in 1897, in beweging bracht.
Toen op het einde van 1896 de partijen zich for
meerden, kwam bij alle democratische fracties den
wensch op, en werd het verlangen geuit, dat het nieuwe
ministerie, uit de stembus te voorschijn geroepen,
eindelijk eens met kracht de sociale wetgeving ter
band zou nemen.
Daarbij meende men niet te kunnen rekenen op veel
steun uit het kamp der katholieken Er wa9 van die
zijde steeds zoo sterk tegen hetgeen de katholieke
organen staats—socialisme noemden, gestreden bij
de behandeling der ongevallenwet hebben we dat
woord meermalen mogen vernemen dat elke steun
van beteekenis uit het kamp der katholieken ten
minste twijfelachtig kon genoemd. De stoute leuze van
Rome Semper eadem altijd dezelfde wees niet
heen naar ingrijpende veranderingen, en het was „De
Standaard" zelf, die zijn lezers waarschuwde, „dat het
Nederlaudsche episcopaat zich verzet tegen alle ingrij
pende hervormingen in ous staatsbestuur en dat, omdat
het episcopaat alzoo oordeelt, de wagen van Staat ten
onzent, jaar in, jaar uit, in het moeras moet blijven
steken
Dit nu wisten we, wist het grootste geleelte der
Ncderlandsche natie, en dat naar de stem van dat
episcopaat geluisterd werd, wisten we evenzeer. Toen
het katholieke dagblad „De Tijd" zijn gouden jubilé
vierde, ontving de redactie een brief van den Paus,
waarin dit orgaan werd gelukgewenscht, omdat het
steeds volbracht had de eerste eischen van deu plicht,
die rust op de katholieken: „het gezag der bisschoppen
ten zeerste te eerbiedigen, hun leiding trouw te volgen
en zelfs naar hun wenscheu zich te voegen."
En het waren deze bisschoppen, die, volgens d r.
Kuyper, waar het ingrijpende, en dus ook sociale
hervormingen betrof, er de schuld van waren, dat,
jaar in, jaar uit, de wagen van Staat in het moeras
was blijven steken.
De democraten in Nederland wisten dus precies
waar zij met het oog op de katholieken aan toe
waren. Men stond recht tegenover hen. Geen anti
papistische leiders waren er noodig om de natie
op de hoogte te brengen.
Bij de opening van het christelijk sociaal congres
'91 te Amsterdam gehouden, besprak dr. Kuyper
vraag: wat hem en zijn volgers als belyders
- m J-..M nlnnJ mot Vlot AniT nn (jg
in
van''den8 Christus "te doen stónd, met het ooj: op
sociale nooden van onzen tijd, de opkomende tegen de
plutocratie, citeerde hij met groote voorliefde de
volgende woorden van Da Costa
Hier weelde ontwassen aan zich zelf, van buiten
1 [bloeiend
En schitterend van jeugd, uiaar innerlijk verschroeiend,
En sapbedervend als een kanker, en, of t waar
„Der stauden evenwicht verbrekend daar
„Gemor bij d' arbeid, die geen brood geeft jok
[dier banden
„Geworpen om den hals der vrijen, waar de wanden
„Van hitte blaak'ren dag en nacht, en eeuw'ge rook
„De steden zwart verwt, en de ziel verstikt en smoort."
en hij was zoo overtuigd van de waarheid dezer
woorden, dat, toen hij het congres met een gebeij
sloot, hij tegenover den God zijner belijdenis van
deze „jokdieren" getuigde.- „Heere, mijn God, ze
kannen niet wachten, geen dag en geen nacht i"
„Wij zijn iu mora gesteld," had hij toen zijn
partijgenooten toegeroepen en het spreekt van zelf,
dat van dat congres groote verwachtingen werden
gekoesterd. De voorzitter van Patrimonium, de heer
Kater, had o. a. in een jaarvergadering bij de ope
ning verklaard: „ik ben voor vijf en negentig procent
sociaal-democraat, maar op de overige vijt percent
komt het aan", welke overdrachtelijke uitdrukking
heenwees naar een streven om het goede dat de
sociaal-dernocratie mocht bevatten, voor het grootste
gedeelte over te nemen.
De verwachtingen waren dus groot over hetgeen
de „christelijke democraten", aangevoerd door hun
eminenten leider, zonden doen, en er bestond zelfs
oenige hoop, dat bij de verkiezingen, vooral met het
oog op de sociale Iiervormingen, samenwerking met
de andere partijen niet onmogelijk zou zijn.
Ter begeleiding van een staatkundig program ver
scheen den 20sten October 1896 een manifest aan
ban „katholieke landgenooten," onderteekend door de
toenmalige vijtentwintig katholieke Kamerleden,
en daarin verklaren dezen, dat zij als katholieke
mannen beleden en verdedigden, wat door den H Stoel
over het wezen van den Stiat, over oorsprong en
bevoegdheid van het gezag, over plichten van vorsten
en volken werd geleerd. Zij verwierpen wat de
Syllabus verwierp, zij aanvaardden wat de Encycliek
Quanta Cura vau 8 December 1864 en Itninortale
Dei van 1 November 1885 leerden.
Deze vijf—en—twintig Kamerleden verklaarden
verder, de voorschriften vau«den H, Stoel te houden
„als de wet van hun leven" en zich te zulten richten
„naar de bisschoppen, die de H. Geest gesteld heeft
tot het bestieren van Gods Kerk
Op de later gehouden Katholiekendagis bovengenoemd
program, voorafgegaan door deze inleiding en toege
licht door dr. Schaepman, het program geworden
der Katholieke Staatspartij in Nederland.
Eerst den 29sten April 1897 werd in de Bepu-
tatenvergadering het program van actie der Anti-
revolutionnairen vastgesteld Dit kwam ia vele punten
op zonderlinge wijze overeen met het reeds sinds
maanden in de dagbladen bespreken program der
katholieken, dat zija oorsprong vond ia Eacycliek en
Syllabus, wij willen alleen maar wijzen op de
beschermende rechten en op de onderwijs-paragraaf
en vrij cynisch erkende Dr. Kuyper dan ook in De
Standaard, dat het program van actie aldus was
opgesteld „om de katholieken in het gevlei te
komen."
Op den katholiekendag te Utrecht werd de samen
werking bij de stembus met de anti - revolutionnairen
luide verkondigd en al moge er dan ook geen
schriftelijk accaord zijn getroffen, die samenwerking,
in den beginne geloochend, is later erkend.
Was het nu een wonder, dat de democraten in
Nederland, toen zij Dr. Knyper zageu samengaan met
de mannen, die er groot op giogen zich te zulleu
richten naar de bisschoppen, als één man opstonden,
waar de leider der anti-revolutionnairen zelf had
verklaard, dat het Nederlandsch episcopaat zich ve;-
zet tegen alle ingrijpendo hei vormingen in ons
staatsbestuur, en dat, omdat het episcopaat alzoo
oordeelt, de wagen van Staat ten onzent jaar, in jaar
uit, in het moeras moet blijven steken?"
De leider der christelijke democraten in innig
verbond met de aanhangers van een kerk, op welker
gerei het seraper eadem staat geschreven, de leider
der christelijke democraten, die voor zijn God
getuigde „Heere mijn God, zij knnaen niet wachten
geen dag en geen nacht", eendrachtig samengaande
met hen, die verwerpen wat do zooveel gerucht
makende Syllabus verwerpt I
Toen klonk niet de lenzeanti-p a p is m e, maar anti-
clericalisme, omdat in het monsterverbond werd
gezieo een streven om te komen tot clericale over-
heersching, 't zij Rome, 't zij Dordt d.ze ons zon
scheuken, omdat men verzekerd was, dat men, indien
dat verbond de overwinning behaalde,„niet zou komen
tot die ingrijpende hervormingen", waartegen volgens
Dr. Kuyper het Nederlaudsche episcopaat zich
verzette.
Dr. Kuyper had in het oog der natie zijn demo
cratische afkomst verloochend, zijn woorden niet
door zgn werken bevestigd, en wanneer toen de strijd
hoog opvlamde, die eindigde met een nederlaag der
clericalec, dan is dit de schuld geweest van den
leider der christelijke democraten, die, om tot het
gezag te komen, den „ouden erfvijand" mei vreugde
als bondgenoot begroette.
Dat hij zich nu, na da nederlaag door hem
geleden, zoekt te wreken op het ministerie,is menschelijk.
Dat hij, jaloersch als hij is, niet wil, dat er door dit
kabinet maar één oogje wordt gegeven aan zijn laatste
liefde, is te begrijpen. Het „in 't gevlei komen" moet
men aan hem alleen ov.rlaten bespottelijk is het echter,
dat hij als bewijs voor dat oogjes geven de beooeming
van twee verdienstelijke katholieken „Roomsch
gezinden" zegt dr. Kuyper 'aanhaalt en deo brie!
van de Koningin aan den Paus, die een vrij onschuldig
karakter heelt.
Waarom noemt hij de belofte van den minister
Borgesius bij de leerjdichtwet aan de bijzondere scholen
gedaan dat de subsidie verhoogd zal worden, ook
geen „in 't gevlei komen"
Bij de wieg van dit kabinet is niet door de
democraten het wiegeliedje gezongeu„O moeder, die
Papen!" maar wel „O moeder, die Kuyper!" omdat
de verontwaardiging groot was doir geheel het land,
waar de leider der christelijke democraten, hunkereode
Daar eeu ministersportefeuilie, hongerig naar het gezag,
zijn domocratisch eerstgeboorterecht voor een schotel
episcopale linzen verkocht.
Do Zuid-Afrikaansche oorlog en alles
wat daarmede in verband staat, blijft
schering en inslag van de Europeesche
politiek.
De jongste rede van den heer Cham-
berlain te Leicester heeft er niet weinig
toe bijgedragen, om .de onrust en hila
riteit te vermeerderen. De scherpe woor
den, bij die gelegenheid aan het adres
van Frankrijk gericht, hebben den Gal-
lischen buurman in 't bijzonder geprik
keld. Aan de hand van des ministers
verleden, wordt hem in de organen van
allerlei richtiugen duchtig de les gelezen.
Het is vooral „Petit Journal", het natio
nalistische blad, dat door honderddui
zenden gelezeo wordt, hetwelk het poli
tiek verleden van den heer Chamberlain
aan de kaak stelt.
In 1870, zegt het boulevard-blad, was
de thans ultra-royalistische minister M
in zijn nieren republikein. In eene
redevoering te Birmingham zeide hij toen
Er zijn in Engeland lieden, die bang
zijn zelfs het woord republiek uit te spre
ken. Dat zijn lieden, die de overtuiging
hebben, dat de meest ideale regeerings-
vorm de constitutioneele monarchie is.
Als echte kwakzalvers recommandeeren
zij dit middel aan alle naties.
Wat mij betreft, ik vind niet zoo'n
onoverkomelijk bezwaar in het denkbeeld,
dat een Republiek iu Engeland kan wor
den gesticht. Ik ben overtuigd, dat dit
toch vroeger of later moet komen.
Het lijkt wel, dat, wat het republi-
keinsche parlementslid bij woorden heeft
laten blij ven, de conservatief-unitariatische
minister inet daden wil trachten goed
te maken. Want geen republikein heeft
ooit de Engelsche monarchie zooveel
kwaad gedaan als deze minister in wei
nige maanden haar heeft berokkend. In
bulderende taal heeft hij nu eens Frankrijk
gedreigd, dan weer Rusland diep belee-
digd. Van Rusland sprekende,durfde hij
te zeggen, dat men een langen lepel
moest hebben, als men bij den duivel
ging dineeren. In 1885 getuigde hij van
Frankrijk
„Ik hecht het hoogste gewicht aan
eene alliantie met Frankrijk. De vriend
schap, die bestaat tusschen Frankrijk en
ons land, is langzaam bevestigd in eene
geheele generatie. Zij heeft ongelooflijk
veel goeds gedaan aan de beschaving en
heeft den vrede in Europa verzekerd. Ik
ben overtuigd, dat eene wederzjdsche
vriendschap da beste waarborgen ople
vert voor het geluk der beide volken."
Hoe geheel en al anders treedt thans
diezelfde staatsman op. De Gaulois zegt
Chamberlain wil oorlog. Daar moet onze re
geering rekening mede houden.Wj hebben
alle reden om te gelooven, dat enkele pas
genomen maatregelen, die niet veel be
sproken werden omdat zij niet begrepen
werden, hiermee verband houden. Doch
als wj niet voornemens zjh tot de
wapens toevlucht te nemen, laat ons
daa ten minste alles vermjlen, wat
in de kaart zou kunnen spelen van hen,
die slechts een voorwendsel zoeken om
ons aan te vallen.
Laat ons voor oogen houden, dat wj
eene groote natie zjn en in onze taal
en in onze houding de waardigheid
bewaren, die een groote natie eigen
moet zijn.De Aurore"gaat heel wat ver
der. Ook dit blad spreekt, dat de leidende
minister van Engeland oorlog wil en
daarom acht dit blad hem onvermjdel jk en
aanstaande. Onder deze omstandigheden
wil het den vjaud niet toelaten, zijn
eigen tjd te kiezen. Ernstige politieke
mannen stellen mede de vraag, of Enge
land eeD oorlog met Frankrjk zoekt, en
komen tot het antwoord, dat dit zeer
wel mogeljk kan zjn.
't Is niet zoozeer, omdat Engeland
thans eene grievende beleediging heeft te
wreken, ook niet omdat er in Azië of
Afrika een ernstige grensquaestie aan de
orde is, nog minder omdat fioanciëele,
economische of handelsbelangen een strjd
noodzakeljk maken; 't is enkel in't geval,
wanneer de zaken in Zuid-Afrika geheel
en al misloopen, dat een groote oorlog
in 't belaug der prestige noodzakeljk is.
Een oorlog tusschen Engeland en Frank
rjk zal noodzakeljkerw jze een zee-oorlog
zjn en in zulk een strjd bestaat er
groote kans, dat de Engelschen de over
hand behouden. Het ondermjnde gezag
bj Muzelman, Brahmaan eD Boedhist
zou met zulk een overwinning genoeg
steun ontvangen,om woelingen en opstan
den in de bezittingen te voorkomen.
Wel treedt Rusland steeds als een drei
gend spook op den voorgrond, doch het
drievoudig verbond zal dien dienst moeten
doen, om den Russischen boer op een
afstand te houden. Als reserve houdt
Engeland er dan nog Vereen. St. en Japan
op na. Het is om deze redenen, meenen