Donderdag 25 Januari 1900.
44ste Jaargang Ho. 3489.
Zoogewonnen,
zoo geronnen.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A.I)VERTENTD5N in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
3.60.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
Bekend makinaren.
Rinrienlandsch JNieuws.
10.
Nieaws-,
ilurmiit- k LuüiivkiiL
Bureau: iCMAÖÜI, Laan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker.J. W I X k E L.
Gemeente S c li agen.
MARKT POLITIE.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen, herinneren bij deze belangheb
benden, ter voorkoming van bekeuring,
aan de volgende bepalingen in de alge-
meene politie-verordeuing voor die ge
meente
Art. 20.
„Onverminderd de verplichting tot op-
„volging van alle bevelen, door Burge
meester en Wethouders tot handhaving
„der marktpolitie gegeven, behooren de
„manden en tobben, waaria boter ter
„markt wordt gebracht, of de deksels,
„waarmede die manden of tobben zijn
„gedekt, voorzien te zijn van den naam
„van den aanvoerder."
Overtreding van het vorenstaande is
strafbaar met eene boete van ten hoogste
f 25 of hechtenis van ten hoogste zes
dagen.
Schagen, 19 Januari 1900.
B, en W. voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Maatschappij tot Nut v. 't Algemeen.
De heer H. Smeenge van Hoogeveen
(2e Kamerlid) als spreker te KOLHORN.
oo
(Daartoe door eenigen aangezocht, en ge
wezen op het noodige, om propaganda te
blijven maken voor een zaak als de droog
making der Zuiderzee, zijn we er alsnog
toe overgegaan, in dit nummer een verslag
op te nemen van de lezing van den heer
Smeenge, te Kolhorn gehouden over dit
vraagstuk.)
Donderdag 18 Januari trad bovengenoemde
spreker in eene Volksvergadering op.
Het gehoor, waaronder men, behalve de
Nutsleden en eenige dames, ook een lid der
Eerste Kamer aantrof, was niet zeer talrijk.
Het ongunstige weer, maar meer nog de
alom heerschende ziekte, had velen verhin
derd op te komen. Die er waren, hebben
zich hun avond niet beklaagd- Met de
grootste aandacht werd de begaafde spreker,
die het Zuiderzee-vraagstuk behandelde,
gevolgd. Een achttal zeer groote en vooral
duidelijke kaarten, de drooglegging der
"feTTlTÊtonT
Marlow was in den tijd, dat het gesprek
tusschen Ronald en Edith plaats vond,
alleen op het terras gebleven. Wilma had
zich met het oog op haar plichten als gast
vrouw verontschuldigd. Zij moest nog het
een en ander doen voor den avond en nam
haar kleine meid met zich meê.
De bankier wandelde langzaam op en
neer en scheen zich geheel aan het behage-
lijke genot van zijn sigaar over te geven.
Maar zijn blik richtte zich meermalen naar
de glazen deur van de kamer en hij scheen
ten slotte bemerkt te hebben, dat alles daar
in het reine was. Hij wierp tenminste haas
tig zijn sigaar weg en trad het salon binnen.
Ronald stelde hem zijn verloofde voor,en
nu volgden de onvermijdelijke omarmingen,
de gelukwenschen en het eerste vertrouwe
lijke bijeenzijn met den aanstaanden schoon
zoon. Maar hier ontbrak het zoet gekeuvel
van het verloofde paar, met de teederheid
van den jongen man en de schuch
tere overgave van het meisje. Ronald kon
wel hartstochtelijk, maar niet teeder zijn, en
Edith was niet aangelegd voor zoogenaamde
gevoelsscènes. Ook Marlow bewaarde zijn
koele gelatenheid, die hem tot een tweede
natuur was geworden, ofschoon hij met deze
verloving zijn hoogste wenschen bevredigd
zag. Na vijf minuten met elkander te heb
ben gesproken, waren zij reeds bezig niet
reëele dingen.
„Ge zult het me wel niet kwalijk hebben
genomen," zeide Ronald, „dat ik zoo laat
kwam. Ik was natuurlijk van plan geweest
om met uw vader te komen, maar op het
laatste oogenblik werd ik nog verhinderd."
„Edith kent de reden reeds," zeide de
bankier. ,,lk heb haar reeds meegedeeld,
dat er brieven van den minister waren ge
komen, die dadelijk moesten worden be
antwoord."
„Ja, en nog wel uitvoerig," bevestigde
Felix. „Ik had eerst nog berichten te
Zuiderzee betreffende,hingen aan de wanden.
Als inleiding ontvouwde spreker de be
weegredenen, die er toe hadden geleid, zijn
onderwerp op de lijst der Nuts-spreekbeurten
Ie doen plaatsen. Hij wees op de onver
schilligheid en onwetendheid van velen, op
de verkeerde begrippen van anderen, en
deelde uit persoonlijke ervaring mede. dat
ei zelfs lieden zijn, die meenen, dat men
tot demping wil overgaan en daartoe
de duinen denkt te gebruiken.
Vervolgens de aandacht vestigend op de
350.000 H.A. land, die in den loop dei-
tijden in N.-Holland aan de golven ontwoe
kerd zijn, kwam hij tot de redenen, die
het droogleggen der Zuiderzee tot een
ernstig punt van overweging maakten. Zij
waren drieërleivermeerdering van grond
gebied, vermindering van dijk- en polder-
lasten, en betere waterafvoer voor de rond
de Zuiderzee gelegen provinciën, waardoor
duizenden H.A. wei- en bouwland in betere
conditie zouden komen, met al de gevolgen
van dien.
Spreker schetste vervolgens den huidigen
toestand der zee en toonde aan, welke
groote belemmeringen de scheepvaart onder
vindt, daar noch bij eenigszins hevigen
Oosten-, noch bij Westenwind, de Oostelijke
havens te bereiken zijn.
Aldus de hoofdzaak naderende, vertelde
de heer Smeenge, hoe in 1848 de Hoofd
ingenieur Van Diggelen met een gedetail
leerd plan kwam, om de gelieele Zuiderzee,
met wadden incluis, droog te malen.
Van Zoutkamp (Groningen) uit, wenschte
hij een afsluitdijk aan te leggen, die de
Wadden-eilanden met N.-Holland verbond.
Langs de tegenwoordige Zuiderzee-kusten
zou een kanaal of boezem openblijven en
van Hoorn af zou dit kanaal zich in Wes
telijke richting dwars door N.-Holland tot
aan de Noordzee verlengen. Het plan viel
en spreker toonde aan, waarom. De kolos
sale hoeveelheden water, die de omliggende
provinciën doen uitstroomen, zouden de
capaciteiten van een dergelijken boezem
verre te boven gaan.
In 1866 kwam de ingenieur Beijerink
met een ontwerp, dat de drooglegging van
de Zuidelijke kom der Z.Zee beoogde, met
een afsluitdijk in de richting van Kampen
naar Hoorn. 170 duizend H.A. zouden vol
gens dit plan aangeworven worden. Eene
Staatscommissie nam eenige jaren later in
eenigszins gewijzigden vorm het ontwerp
over, dat 116 millioen gld. zou kosten en
in 26 jaar gereed zou zijn Onder het Mi
nisterie Heemskerk begon alles al een vasten
vorm aan te nemen, toen in 1876, met den
val van het Ministerie, ook het Ontwerp-
Beijerink voor goed in de papiermand ge
borgen werd. De hoofdbezwaren waren dan
ook volgens spreker niet gering, daar de
waterkeeringen boven den afsluitdijk ont
zettend zouden moeten verzwaard worden,
en door het bijna voortdurend opgezweepte
peil in het kleine orfergëoleven Zuiderzee-
kommetje, zou van waterloozing uit onze
N. Oostelijke provinciën geen sprake meer
zijn. Het land aldaar zou, op de meest
belovende plaatsen, doodgewoon verdrinken.
Ongeveer 10 jaren later, ging spreker voort,
werd de Zuiderzee-vereeniging geboren.
Het geheel kreeg van dit oogenblik af
een meer nationaal karakter, want de Ver-
eeniging bestond uit de vertegenwoordigers
van alle mogelijke ambten en bedrijven. Zij
stelde verschillende onderzoekingen in,
waarvan de resultaten in populairen vorm
aan het Nederlandsche Volk werden meege
deeld. Zij droeg aan een Technisch Bureau
vervolgens een uitgebreid onderzoek op en
spreker bracht bij de herinnering aan
dit stadium hulde aan de hrn. v. d. Toorn
en Lely, die zich in die moeilijke jaren als
hoofdfiguren zoo verdienstelijk onderschei
den hebben. In 1890 was het Rapport
gereed. Een duidelijke kaart werd verspreid,
de belangstellingvermeerderde en een Staats
commissie, bestaande uit 24 personen, be
noemd om het vóór of tegen zoo nauwkeurig
mogelijk te overwegen.
Slechts kleine wijzigingen bleken aange
bracht, toen de commissie met hare taak
gereed was, en toen bij stemming uitge
maakt zou worden, of de drooglegging der
Zuiderzee in het belang van het land was,
waren er 18 stemmen voor. De zes tegen
stemmers waren bevreesd, dat de finan-
ciëele uitkomsten van de onderneming
geheel anders zouden zijn, dan men zich
had voorgesteld. En hoe luiden nu de
plannen van de Z. Zee-Vereen., zooals zij
door de Staats-Comm. gewijzigd zijn
Vooreerst een afsluitdijk van de Van Ewijck-
sluis over Wieriugen naar Praam op de
Friesche kust, ter lengte van 29000 M.
Het rechtergedeelte der dijkskruin zou
spoordijk worden, en een dertigtal aange
brachte sluizen voor den geregelden water
afvoer uit het IJselmeer zorgen. De schut
sluizen zouden de breedte van 10 M. niet
te boven gaan. Op humoristische wijze
geeselde spreker het waarom van dit be
sluit en eventuëele vijandelijke breedge
bouwde monitors speelden hierin de hoofd
rol. De kosten van den Praamdijk werden
op 40 millioen geraamd, waaronder begre
pen verzwaring van de Hollandsche en
Friesche zeedijken benoorden den afsluitdijk.
Een en ander zou in 9 jaar gereed kun
nen komen.
Onmiddellijk na afloop van dit werk zou
men over kunnen gaan tot drooglegging
van polder No. 1, „de Wieringermeer".
21700 H.A. grond, waarvan 18000 H.A.
den landbouw ten goede zouden komen,
konden dan worden aangewonnen. Een
flink kanaal zou de verbinding tusschen
Kolhorn en Medemblik daarstellen en in
7 jaar kon volgens spreker dit tweede
belangrijke werk gereed zijn. Polder No. 2,
die dan aan de beurt kwam en die
103 duizend bunder zou blootleggen, waar
onder 95 duizend H.A. bouwland, werd in
het ontwerp den Z.Oostpolder genoemd.
Zijn afsluitdijk zou zich met een flauwen
bocht uitstrekken van den IJselmond (Gel-
dersch) tot Muiden. Een flink kanaal langs
de tegenwoordige Utrechtsche en Geldersche
kust zou voor afwatering en verbindingen
te water openblijven. Ook bleef bij dit
plan het fort Pampus 5000 M. van alle
omringende afsluitdijken verwijderd. De
3e groote dijk zou beginnen een uur bezui
den Enkhuizen, in zuiver Z. O. richting
voortloopen tot op 5000 M. afstand van
den vorigen afsluitdijk, zich dan ombuigen
om precies evenwijdig met dien dijk op
Marken aan te houden, dat verbonden zal
worden aan Monnikendam. De landaanwinst
zal 39 duizend H.A. bedragen. Het Mon
nikendammergat blijft open als toevluchts-
haven en Amsterdam heeft een 5000 M.
breed kanaal voor zich, dat de verbinding
te water met de N.O. provinciën waarborgt.
De vierde en laatste afsluitdijk zou ge
legd worden van halfweg LemmerSta
voren over Urk naar de Zuidpunt van
Schokland, om zich dan in N.-O. richting
bij Blokzijl met den wal te vereenigen.
Hiermede was een landaanwinst van pl.m.
50.000 H.A. te verkrijgen. Het Zwolsche
diep zqu daarna verbreed worden en ver
lengd tot bijna aan den Kamper Ketelmond.
Nadat spreker al die plannen in den breede
ontvouwd had, wees hij op de vermoedelijk
zekere resultaten van dien arbeid en wel
in de eerste plaats op de enorme vermin
dering van dijk- en polderlasten. Vervolgens
vestigde hij de aandacht op de kwaliteit
van den grond en bracht in herinnering,
dat er 1049 grondboringen hadden plaats
gehad, die uitwezen, dat minstens drie vier
de der gronden van groote waarde zullen
zijn, aangezien de kleilaag er op vele plaat
sen 2 a 3 M. dik op ligt.Gronden derhalve
als de tegenwoordige ÏJpolders. De aan
dacht vestigend op den waterafvoer van de
N.-O. provinciën, bewees spreker in breed
betoog, dat de voordeelen aldaar verbazende
afmetingen zullen nemen, aangezien alle
landerijen, die nu geregeld van overlast te
lijden hebben, dan behoorlijk in cultuur
zouden kunnen gebracht worden. De Praam
dijk zou oorzaak zijn,dat er voor duizenden
provincialen vermeerdering van welstand in
het vooruitzicht kwam.Na de pauze kwa
men de cijfers aan de ordè, en de heer
Smeenge deelde zijn aandachtig luisterend
gehoor mede, dat het geheele werk in 33
jaar gereed kon zijn en f 189.000.000.—
moest kosten. Maar aan bouwgrond zou er
dan ook 189.000 H.A. gewonnen zijn.
Nu rees de vraag: Is 189.000.000 in 33
jaar, ot 6.000.000 per jaar, veel of weinig?
Velen meenden, dat Nederland het nooit
zou kunnen betalen. Maar wat heeft het
land dan in de vervlogen 30 jaar gedaan
Is er niet gekomen een Noordzee-kanaal,een
Nieuwe Rotterdamsche Waterweg, die alleen
tal van tientallen millioenen heeft verslon
den Is er niet gekomen een Staatsspoor,
alsmede een „Nieuwe Maas", waarvan de
onkosten 30.000.000 beliepen, en een Mer-
wede-kanaal?AIles te zamen voor 360.000.000
gl. aan buitengewone werken, of ruim
10.000.000 per jaar. Neen, volgens spreker,
die ook aantoont, dat een groot deel dier
millioenen aan den werkman uitbetaald
wordt, is 6.000.000 per jaar voor Neêrlands
draagkracht niet te veel.
Op dit oogenblik worden geen millioenen
uitgegeven, maar er is ook geen arbeid.
Buitenslands wordt nu gezocht, wat eigen
terrein niet verschaffen kan. Er bestaat
behoefte aan werk. Het is dus een natio
naal belang, weer eens een degelijk werk
op touw te zetten, vooral als er uit een
financiëel oogpunt geen bezwaren in den
weg zijn. Thans liet spreker nog eenige
beschouwingen volgen over nog later inge
diende voorstellen, om n.1. niet eerst een
afsluitdijk te maken, maar b.v. dadelijk te
beginnen met het inpolderen van de Wie
ringermeer, daarna
enz., enz., de zoo-
dicteeren en kansberekeningen te maken
en dat heeft een paar uur geduurd. Maar
ge zult er vrede mee hebben, Edith, want
het betrof ook jou."
„Mij vroeg Edith, die steeds nog met
een zekere aarzeling aan het gesprek deel
nam. „Ik begrijp u niet
„Nu, ge wilt toch in de toekomst mijn
naam dragen en die speelt er een groote
rol bij. Hebt ge er iets op tegen, wanneer
deze naam luidt:„Felix,vrijheer von Ronald?"
De jonge dame sprong in levendige ver
rassing op en keek eerst haar verloofde,
dan haar vader aan, wiens glimlachje aan
toonde, dat hij reeds met de zaak op de
hoogte was.
„Men wil u in den adelstand verheffen
riep zij.
„Men wil het nu juist nog niet doen,"
zeide Ronald met een spottend lachje.
„Vermoedelijk zal het besluit eenigen tegeu-
stand ontmoeten in de toonaangevende
kringen, maar men zal er nochtans toe
moeten besluiten. Er is sprake van eenige
finantiëele moeilijkheden bij een nieuwen
aanleg, dien men van plan is. Ik heb de
touwtjes voor een groot deel in handen en
kan desnoods mijn macht op anderen
ook doen gelden. Wanneer ik met mijn
geheelen invloed optreed, zal men wel toe
geven,
daar sta ik voor in."
„Ge zult bepaald je zin krijgen," stemde
Marlow in. „Wij hebben voldoende macht
en dat weten de heeren daarboven heel goed."
Edith luisterde met levendige belang
stelling toe. Als dochter van haar vader
was ze genoeg op de hoogte met deze zaken,
om ze te kunnen begrijpen. Nu vroeg ze
„Gij hebt den adeldom geëischt?"
„Niet direct, zoo iets wordt niet zoo
beslist geëischt, maar je wordt al heel
spoedig begrepen. Ik heb mijn wenschen
heel duidelijk kenbaar gemaakt en heb
eveneens reeds de toezegging gekregen.
De zaak heeft haar beslag, maar moet een
korten tijd geheim blijven, en nu begrijpt
ge wellicht mijn wensch, dat ook onze ver-1
loving geheim blijft tot den herfst dan
breng ik mijn bruid de kroon eener vrij-
vrouwe als huwelijkscadeau
De oogen der jonge verloofde schitter
den in trotsche genoegdoening.
Dat was de eerste schitterende groet dei-
toekomst, die haar wachtte, en zij was veel
te veel een kind der groote wereld, om het
niet als een triomf te gevoelen en te waar-
deeren.
„Zooals ge wilt, Felix," antwoordde zij
lachend. „Ik voeg me geheel naar uw
wenschen; maar waarom hebt ge dan nu
reeds u verklaard
„Omdat gij den ganschen zomer ver van
mij zult zijn, en wie kan weten, wie u in
dien tusschentijd al niet nadert. Daar was
ik bang voor, Edith, ik wilde mij van uw
hand verzekeren vóór onze scheiding. Bin
nen een paar maanden is de zaak achter
den rug en zijt ge de mijne. Ik wil eerst
als Felix von Ronald openlijk aanzoek om
uw hand doen."
„Ge kunt daarop trotsch zijn, mijn kind,"
liet de bankier zich hooren. Men kon
gestreelden trots en hooge bevrediging op
zijn gelaat lezen. „Zulk een verhooging van
stand komt in onze kringen maar zeer
zelden voor."
„In ons antiek, pedant Duitschland, zeker,"
zeide Ronald met scherpen spot. „Daar
wordt niet gerespecteerd de man en zijn
werk, maar alleen het onnoemlijk aantal
voorvaderen, die men kan aanwijzen. Wan
neer ik dat apenspel niet zoo noodig had
Maar ik weet, hoe hoog ik deze „eer" heb
te schatten."
„Tegenover de wereld houdt ze toch haar
geheele waarde; die weet van het verdere
niet af", zeide Marlow gelaten. „Maar nu
zal ik Wilma gaan halen zij zal u gaarne
geluk willen wenschen, Edith. Zij zal niet
zeer verrast zijn, want zij kende de reden
van je komst, Felix."
Hij stond op en verliet het salon; Edith
wendde zich dadelijk tot haar verloofde:
„Gij schijnt in 't geheel geen
waarde te hechten aan deze standsverhoo-
ging", merkte zij op.
„Zeker wel, zeer veel zelfs, maar vreugde
heb ik er slechts over om uwentwille. Mij
zal het alleen dekken tegen vijandige aan
vallen doch dat gaat mij alleen aan.
Laat mij de arbeid en de zorg, jou zal de
glans en de heerlijkheid ten deel vallen."
„Dat wil dus zooveel zeggen, alsdat ik
een schitterend meubel stak van je huis zal
zijn. en de ernst van je leven ver van mij
zal blijven Felix, gij kent mij nog niet,
wanneer gij mij zulk een toekomst toe
denkt."
genaamde partieele droogmaking. Spreker
toonde aan, dat het werk dan oneindig
duurder zou worden, aangezien b.v. de Af
sluitdijken alle een draagkracht als de
Praamdijk moesten hebben. De 40 millioen
van dien dijk zouden op deze wijze in een
minimum van jaren verslonden zijnen
Dijk- en PolderlasMn zouden even be
zwarend blijven als thans. Ook zou de water
staatkundige toestand van de N.O.provinciën
zich even ellendig blijven handhaven. Par
tieele droogmaking verdient dus afkeuring.
Eerst de Praamdijk en onmiddellijk zul
len de jaarlijksche kosten der nu bestaande
zeedijken dalen. Spreker eindigde zijn rede
voering met de belangen van de visschers
na te gaan en kwam tot de conclusie, dat
het met of zonder Praamdijk bij droogleg
ging met de visscherij gedaan is. Op ver
schillende wijzen werd dit uitgelegd, maar
verandering van zoutgehalte van 't IJsel
meer, en verdwijning der talrijke ondiep
ten of voorttelingsplaatsen speelden de
hoofdrol. En daar het verval van dit bedrijf
voorzien was, heeft de Staats-Commissie 41/,
van de 189.000.000 gereserveerd, om de
visschers te gemoet te komen. En dat zijn
er velen. Denk slechts aan Urk, Yolendam,
Huizen, Volenhoven enz. Hoe die gelden te
Dat klonk verwijtend, maar het was niet
het teedere verwijt van de bruid, die haar
deel vordert in de zorgen van haar aan
staanden man; en de straal, die opvlamde
in de oogen van den man, was ontstaan
door haar koele, ernstige woorden.
„Ik weet, dat ge meer voor mij kunt
zijn," antwoordde hij, zich tot kalmte dwin-
gend.„Maar het is inderdaad niets nieuws,
wat ge ontmoeten zult. De oude geschiede
nis van nijd en afgunst, de haat tegen hem,
die vooruitgaat, opstijgt, en allen rondom
zich overvleugelt. Ik heb daarnaar nooit
gevraagd, maar nu beweegt het zich in alle
hoeken en gaten, nu wordt er overal te
gen mij gewerkt en opgestookt, in het ge
heim natuurlijk. Openlijk waagt het geen
enkele tegen mij op te treden, en ik zou
het ook niemand aam-adenmaar dat
gewroet is gevaarlijker dan een open
lijke strijd. Er moet iets geschieden om
dat gepeupel het zwijgen op te leggen, om
ze eerbied af te dwingen. De adeldomsbrie-
i ven gelden in onze kringen nog steeds als
de hoogste onderscheiding die geeft men
niet aan een gelukkigen speculant, die van
daag nog glorend bestaat en morgen is ver-
dwenen.En dat zal mij weer de noodige vol-
i gelingen verschaffen.
„Felix Ronald kon men laten vallen, als
de wind eens uit een anderen hoek blaast
maar den vrijheer von Ronald moet men
de hand boven het hoofd houden. Die heeft
men in eigen kringen opgenomen en
men moet blijven bewijzen, dat die keus
goed is geweest."
Edith volgde met stijgende belangstelling
zijn woorden. Zij had tot dusverre slechts
den glans gezien van dien meteoren-
loopbaan, en nu zag ze in een donkere
diepte, waarin allerlei vijandige gestalten
zich verdrongen.
„Ik heb niet geweten, dat ge op zulk
een zwakken bodem stond," zeide ze zacht.
„BahEen schip op hoog zee gaat
steeds op en neer. Daar bekommert de
kapitein zich niet over, maar hij zorgt er
voor, den storm het hoofd te kunnen bieden.
Ik wist wat ik deed, toen ik niet een
oenvoudigen adellijken titel vroeg, maar het
vrijheerendom eischte. Onwillig toegestaan
of niet, het is een feit, en ik ben nu een
heel eind vooruit op de baan en heb mijn
I tegenstanders grootendeeis tot zwijgen
gebracht. Nu wagen zij het niet meer, mij
in den weg te treden."
Hij sprak met hoogmoedig over-
winningsbewustzijn, maar het jonge meisje
zweeg. Haar vroolijke genoegdoening van
zooeven was voorbij, sedert ze wist, hoe
die „bewijzen van eer" verkregen waren
en tot welk een doel. Het was wel een
zeer zonderling gesprek in het eerste uur
der verloving er werd slechts gepraat
over haat en tegenstand, over moeilijkheden,
die moesten worden overwonnen, over
stormen, waartegen men zich moest verzeke
ren. Edith dacht aan de dreigende oogen,
die zij een paar uur geleden had gezien,
en bijna onwillekeurig kwam haar de waag
over de lippen „Felix, wat bestaat er toch
tusschen jou en dien Raimar
Een snel verbleeken, maar slechts voor
een ondenkbaar oogenblik, volgde er op
deze vraag, maar reeds het volgende oogen
blik was Ronald's gelaat kalm en onbewogen.
„Raimar herhaalde hij, als moest hij zich
eerst bezinnen. „O ja ,ge bedoelt den notaris
van Heilsberg. En wat er tusschen ons
bestaat, wilt ge weten I^at weet ik toch
niet, ik ga toch niet om met dergelijke
gewone menschjes Maar gij schijnt hem
1 op gelijke hoogte met mij te stellen
zeer vleiend inderdaad."
„Gij kent hem bepaald toch," hield Edith
vol, zonder zich door den geringschattenden
toon te laten inlluenceeren. „Hij gedroeg
zich zeer vijandig bij de ontmoeting tus
schen u beiden."
„Natuurlijk ken ik hem." Ronald haalde
luchtigjes de schouders op. „Ik ben immers
mijn koopmansloopbaan in het huis zijns
vaders begonnen Wist ge dat niet Het
is oók bepaald de moeite niet waard Hij
heeft er vermogen en alles bij ingeboet toen
zijn vader viel, en het blijkbaar tot niet
veel soeps gebracht in de wereld, anders
zou hij hier niet in Heilsberg zitten opdro-
gen. Ik ben vooruitgegaan reden ge
noeg voor zulk een mensch, om onmachtigen
toorn en haat jegens den vroegeren onder
geschikte te toonen, en dat omdat hij hooger
staat dan hij zelf.Ik vind dat eigenlijk natuur-
lijk, maar men neemt niet veel notitie van
dergelijke erbarmelijke menschen."
WORDT VERVOLGD.