Donderdag 25 Januari 1900. 44ste Jaargang Ho. 3489. Zoogewonnen, zoo geronnen. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden A.I)VERTENTD5N in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. 3.60. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend Bekend makinaren. Rinrienlandsch JNieuws. 10. Nieaws-, ilurmiit- k LuüiivkiiL Bureau: iCMAÖÜI, Laan, O 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker.J. W I X k E L. Gemeente S c li agen. MARKT POLITIE. Burgemeester en Wethouders van Schagen, herinneren bij deze belangheb benden, ter voorkoming van bekeuring, aan de volgende bepalingen in de alge- meene politie-verordeuing voor die ge meente Art. 20. „Onverminderd de verplichting tot op- „volging van alle bevelen, door Burge meester en Wethouders tot handhaving „der marktpolitie gegeven, behooren de „manden en tobben, waaria boter ter „markt wordt gebracht, of de deksels, „waarmede die manden of tobben zijn „gedekt, voorzien te zijn van den naam „van den aanvoerder." Overtreding van het vorenstaande is strafbaar met eene boete van ten hoogste f 25 of hechtenis van ten hoogste zes dagen. Schagen, 19 Januari 1900. B, en W. voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Maatschappij tot Nut v. 't Algemeen. De heer H. Smeenge van Hoogeveen (2e Kamerlid) als spreker te KOLHORN. oo (Daartoe door eenigen aangezocht, en ge wezen op het noodige, om propaganda te blijven maken voor een zaak als de droog making der Zuiderzee, zijn we er alsnog toe overgegaan, in dit nummer een verslag op te nemen van de lezing van den heer Smeenge, te Kolhorn gehouden over dit vraagstuk.) Donderdag 18 Januari trad bovengenoemde spreker in eene Volksvergadering op. Het gehoor, waaronder men, behalve de Nutsleden en eenige dames, ook een lid der Eerste Kamer aantrof, was niet zeer talrijk. Het ongunstige weer, maar meer nog de alom heerschende ziekte, had velen verhin derd op te komen. Die er waren, hebben zich hun avond niet beklaagd- Met de grootste aandacht werd de begaafde spreker, die het Zuiderzee-vraagstuk behandelde, gevolgd. Een achttal zeer groote en vooral duidelijke kaarten, de drooglegging der "feTTlTÊtonT Marlow was in den tijd, dat het gesprek tusschen Ronald en Edith plaats vond, alleen op het terras gebleven. Wilma had zich met het oog op haar plichten als gast vrouw verontschuldigd. Zij moest nog het een en ander doen voor den avond en nam haar kleine meid met zich meê. De bankier wandelde langzaam op en neer en scheen zich geheel aan het behage- lijke genot van zijn sigaar over te geven. Maar zijn blik richtte zich meermalen naar de glazen deur van de kamer en hij scheen ten slotte bemerkt te hebben, dat alles daar in het reine was. Hij wierp tenminste haas tig zijn sigaar weg en trad het salon binnen. Ronald stelde hem zijn verloofde voor,en nu volgden de onvermijdelijke omarmingen, de gelukwenschen en het eerste vertrouwe lijke bijeenzijn met den aanstaanden schoon zoon. Maar hier ontbrak het zoet gekeuvel van het verloofde paar, met de teederheid van den jongen man en de schuch tere overgave van het meisje. Ronald kon wel hartstochtelijk, maar niet teeder zijn, en Edith was niet aangelegd voor zoogenaamde gevoelsscènes. Ook Marlow bewaarde zijn koele gelatenheid, die hem tot een tweede natuur was geworden, ofschoon hij met deze verloving zijn hoogste wenschen bevredigd zag. Na vijf minuten met elkander te heb ben gesproken, waren zij reeds bezig niet reëele dingen. „Ge zult het me wel niet kwalijk hebben genomen," zeide Ronald, „dat ik zoo laat kwam. Ik was natuurlijk van plan geweest om met uw vader te komen, maar op het laatste oogenblik werd ik nog verhinderd." „Edith kent de reden reeds," zeide de bankier. ,,lk heb haar reeds meegedeeld, dat er brieven van den minister waren ge komen, die dadelijk moesten worden be antwoord." „Ja, en nog wel uitvoerig," bevestigde Felix. „Ik had eerst nog berichten te Zuiderzee betreffende,hingen aan de wanden. Als inleiding ontvouwde spreker de be weegredenen, die er toe hadden geleid, zijn onderwerp op de lijst der Nuts-spreekbeurten Ie doen plaatsen. Hij wees op de onver schilligheid en onwetendheid van velen, op de verkeerde begrippen van anderen, en deelde uit persoonlijke ervaring mede. dat ei zelfs lieden zijn, die meenen, dat men tot demping wil overgaan en daartoe de duinen denkt te gebruiken. Vervolgens de aandacht vestigend op de 350.000 H.A. land, die in den loop dei- tijden in N.-Holland aan de golven ontwoe kerd zijn, kwam hij tot de redenen, die het droogleggen der Zuiderzee tot een ernstig punt van overweging maakten. Zij waren drieërleivermeerdering van grond gebied, vermindering van dijk- en polder- lasten, en betere waterafvoer voor de rond de Zuiderzee gelegen provinciën, waardoor duizenden H.A. wei- en bouwland in betere conditie zouden komen, met al de gevolgen van dien. Spreker schetste vervolgens den huidigen toestand der zee en toonde aan, welke groote belemmeringen de scheepvaart onder vindt, daar noch bij eenigszins hevigen Oosten-, noch bij Westenwind, de Oostelijke havens te bereiken zijn. Aldus de hoofdzaak naderende, vertelde de heer Smeenge, hoe in 1848 de Hoofd ingenieur Van Diggelen met een gedetail leerd plan kwam, om de gelieele Zuiderzee, met wadden incluis, droog te malen. Van Zoutkamp (Groningen) uit, wenschte hij een afsluitdijk aan te leggen, die de Wadden-eilanden met N.-Holland verbond. Langs de tegenwoordige Zuiderzee-kusten zou een kanaal of boezem openblijven en van Hoorn af zou dit kanaal zich in Wes telijke richting dwars door N.-Holland tot aan de Noordzee verlengen. Het plan viel en spreker toonde aan, waarom. De kolos sale hoeveelheden water, die de omliggende provinciën doen uitstroomen, zouden de capaciteiten van een dergelijken boezem verre te boven gaan. In 1866 kwam de ingenieur Beijerink met een ontwerp, dat de drooglegging van de Zuidelijke kom der Z.Zee beoogde, met een afsluitdijk in de richting van Kampen naar Hoorn. 170 duizend H.A. zouden vol gens dit plan aangeworven worden. Eene Staatscommissie nam eenige jaren later in eenigszins gewijzigden vorm het ontwerp over, dat 116 millioen gld. zou kosten en in 26 jaar gereed zou zijn Onder het Mi nisterie Heemskerk begon alles al een vasten vorm aan te nemen, toen in 1876, met den val van het Ministerie, ook het Ontwerp- Beijerink voor goed in de papiermand ge borgen werd. De hoofdbezwaren waren dan ook volgens spreker niet gering, daar de waterkeeringen boven den afsluitdijk ont zettend zouden moeten verzwaard worden, en door het bijna voortdurend opgezweepte peil in het kleine orfergëoleven Zuiderzee- kommetje, zou van waterloozing uit onze N. Oostelijke provinciën geen sprake meer zijn. Het land aldaar zou, op de meest belovende plaatsen, doodgewoon verdrinken. Ongeveer 10 jaren later, ging spreker voort, werd de Zuiderzee-vereeniging geboren. Het geheel kreeg van dit oogenblik af een meer nationaal karakter, want de Ver- eeniging bestond uit de vertegenwoordigers van alle mogelijke ambten en bedrijven. Zij stelde verschillende onderzoekingen in, waarvan de resultaten in populairen vorm aan het Nederlandsche Volk werden meege deeld. Zij droeg aan een Technisch Bureau vervolgens een uitgebreid onderzoek op en spreker bracht bij de herinnering aan dit stadium hulde aan de hrn. v. d. Toorn en Lely, die zich in die moeilijke jaren als hoofdfiguren zoo verdienstelijk onderschei den hebben. In 1890 was het Rapport gereed. Een duidelijke kaart werd verspreid, de belangstellingvermeerderde en een Staats commissie, bestaande uit 24 personen, be noemd om het vóór of tegen zoo nauwkeurig mogelijk te overwegen. Slechts kleine wijzigingen bleken aange bracht, toen de commissie met hare taak gereed was, en toen bij stemming uitge maakt zou worden, of de drooglegging der Zuiderzee in het belang van het land was, waren er 18 stemmen voor. De zes tegen stemmers waren bevreesd, dat de finan- ciëele uitkomsten van de onderneming geheel anders zouden zijn, dan men zich had voorgesteld. En hoe luiden nu de plannen van de Z. Zee-Vereen., zooals zij door de Staats-Comm. gewijzigd zijn Vooreerst een afsluitdijk van de Van Ewijck- sluis over Wieriugen naar Praam op de Friesche kust, ter lengte van 29000 M. Het rechtergedeelte der dijkskruin zou spoordijk worden, en een dertigtal aange brachte sluizen voor den geregelden water afvoer uit het IJselmeer zorgen. De schut sluizen zouden de breedte van 10 M. niet te boven gaan. Op humoristische wijze geeselde spreker het waarom van dit be sluit en eventuëele vijandelijke breedge bouwde monitors speelden hierin de hoofd rol. De kosten van den Praamdijk werden op 40 millioen geraamd, waaronder begre pen verzwaring van de Hollandsche en Friesche zeedijken benoorden den afsluitdijk. Een en ander zou in 9 jaar gereed kun nen komen. Onmiddellijk na afloop van dit werk zou men over kunnen gaan tot drooglegging van polder No. 1, „de Wieringermeer". 21700 H.A. grond, waarvan 18000 H.A. den landbouw ten goede zouden komen, konden dan worden aangewonnen. Een flink kanaal zou de verbinding tusschen Kolhorn en Medemblik daarstellen en in 7 jaar kon volgens spreker dit tweede belangrijke werk gereed zijn. Polder No. 2, die dan aan de beurt kwam en die 103 duizend bunder zou blootleggen, waar onder 95 duizend H.A. bouwland, werd in het ontwerp den Z.Oostpolder genoemd. Zijn afsluitdijk zou zich met een flauwen bocht uitstrekken van den IJselmond (Gel- dersch) tot Muiden. Een flink kanaal langs de tegenwoordige Utrechtsche en Geldersche kust zou voor afwatering en verbindingen te water openblijven. Ook bleef bij dit plan het fort Pampus 5000 M. van alle omringende afsluitdijken verwijderd. De 3e groote dijk zou beginnen een uur bezui den Enkhuizen, in zuiver Z. O. richting voortloopen tot op 5000 M. afstand van den vorigen afsluitdijk, zich dan ombuigen om precies evenwijdig met dien dijk op Marken aan te houden, dat verbonden zal worden aan Monnikendam. De landaanwinst zal 39 duizend H.A. bedragen. Het Mon nikendammergat blijft open als toevluchts- haven en Amsterdam heeft een 5000 M. breed kanaal voor zich, dat de verbinding te water met de N.O. provinciën waarborgt. De vierde en laatste afsluitdijk zou ge legd worden van halfweg LemmerSta voren over Urk naar de Zuidpunt van Schokland, om zich dan in N.-O. richting bij Blokzijl met den wal te vereenigen. Hiermede was een landaanwinst van pl.m. 50.000 H.A. te verkrijgen. Het Zwolsche diep zqu daarna verbreed worden en ver lengd tot bijna aan den Kamper Ketelmond. Nadat spreker al die plannen in den breede ontvouwd had, wees hij op de vermoedelijk zekere resultaten van dien arbeid en wel in de eerste plaats op de enorme vermin dering van dijk- en polderlasten. Vervolgens vestigde hij de aandacht op de kwaliteit van den grond en bracht in herinnering, dat er 1049 grondboringen hadden plaats gehad, die uitwezen, dat minstens drie vier de der gronden van groote waarde zullen zijn, aangezien de kleilaag er op vele plaat sen 2 a 3 M. dik op ligt.Gronden derhalve als de tegenwoordige ÏJpolders. De aan dacht vestigend op den waterafvoer van de N.-O. provinciën, bewees spreker in breed betoog, dat de voordeelen aldaar verbazende afmetingen zullen nemen, aangezien alle landerijen, die nu geregeld van overlast te lijden hebben, dan behoorlijk in cultuur zouden kunnen gebracht worden. De Praam dijk zou oorzaak zijn,dat er voor duizenden provincialen vermeerdering van welstand in het vooruitzicht kwam.Na de pauze kwa men de cijfers aan de ordè, en de heer Smeenge deelde zijn aandachtig luisterend gehoor mede, dat het geheele werk in 33 jaar gereed kon zijn en f 189.000.000.— moest kosten. Maar aan bouwgrond zou er dan ook 189.000 H.A. gewonnen zijn. Nu rees de vraag: Is 189.000.000 in 33 jaar, ot 6.000.000 per jaar, veel of weinig? Velen meenden, dat Nederland het nooit zou kunnen betalen. Maar wat heeft het land dan in de vervlogen 30 jaar gedaan Is er niet gekomen een Noordzee-kanaal,een Nieuwe Rotterdamsche Waterweg, die alleen tal van tientallen millioenen heeft verslon den Is er niet gekomen een Staatsspoor, alsmede een „Nieuwe Maas", waarvan de onkosten 30.000.000 beliepen, en een Mer- wede-kanaal?AIles te zamen voor 360.000.000 gl. aan buitengewone werken, of ruim 10.000.000 per jaar. Neen, volgens spreker, die ook aantoont, dat een groot deel dier millioenen aan den werkman uitbetaald wordt, is 6.000.000 per jaar voor Neêrlands draagkracht niet te veel. Op dit oogenblik worden geen millioenen uitgegeven, maar er is ook geen arbeid. Buitenslands wordt nu gezocht, wat eigen terrein niet verschaffen kan. Er bestaat behoefte aan werk. Het is dus een natio naal belang, weer eens een degelijk werk op touw te zetten, vooral als er uit een financiëel oogpunt geen bezwaren in den weg zijn. Thans liet spreker nog eenige beschouwingen volgen over nog later inge diende voorstellen, om n.1. niet eerst een afsluitdijk te maken, maar b.v. dadelijk te beginnen met het inpolderen van de Wie ringermeer, daarna enz., enz., de zoo- dicteeren en kansberekeningen te maken en dat heeft een paar uur geduurd. Maar ge zult er vrede mee hebben, Edith, want het betrof ook jou." „Mij vroeg Edith, die steeds nog met een zekere aarzeling aan het gesprek deel nam. „Ik begrijp u niet „Nu, ge wilt toch in de toekomst mijn naam dragen en die speelt er een groote rol bij. Hebt ge er iets op tegen, wanneer deze naam luidt:„Felix,vrijheer von Ronald?" De jonge dame sprong in levendige ver rassing op en keek eerst haar verloofde, dan haar vader aan, wiens glimlachje aan toonde, dat hij reeds met de zaak op de hoogte was. „Men wil u in den adelstand verheffen riep zij. „Men wil het nu juist nog niet doen," zeide Ronald met een spottend lachje. „Vermoedelijk zal het besluit eenigen tegeu- stand ontmoeten in de toonaangevende kringen, maar men zal er nochtans toe moeten besluiten. Er is sprake van eenige finantiëele moeilijkheden bij een nieuwen aanleg, dien men van plan is. Ik heb de touwtjes voor een groot deel in handen en kan desnoods mijn macht op anderen ook doen gelden. Wanneer ik met mijn geheelen invloed optreed, zal men wel toe geven, daar sta ik voor in." „Ge zult bepaald je zin krijgen," stemde Marlow in. „Wij hebben voldoende macht en dat weten de heeren daarboven heel goed." Edith luisterde met levendige belang stelling toe. Als dochter van haar vader was ze genoeg op de hoogte met deze zaken, om ze te kunnen begrijpen. Nu vroeg ze „Gij hebt den adeldom geëischt?" „Niet direct, zoo iets wordt niet zoo beslist geëischt, maar je wordt al heel spoedig begrepen. Ik heb mijn wenschen heel duidelijk kenbaar gemaakt en heb eveneens reeds de toezegging gekregen. De zaak heeft haar beslag, maar moet een korten tijd geheim blijven, en nu begrijpt ge wellicht mijn wensch, dat ook onze ver-1 loving geheim blijft tot den herfst dan breng ik mijn bruid de kroon eener vrij- vrouwe als huwelijkscadeau De oogen der jonge verloofde schitter den in trotsche genoegdoening. Dat was de eerste schitterende groet dei- toekomst, die haar wachtte, en zij was veel te veel een kind der groote wereld, om het niet als een triomf te gevoelen en te waar- deeren. „Zooals ge wilt, Felix," antwoordde zij lachend. „Ik voeg me geheel naar uw wenschen; maar waarom hebt ge dan nu reeds u verklaard „Omdat gij den ganschen zomer ver van mij zult zijn, en wie kan weten, wie u in dien tusschentijd al niet nadert. Daar was ik bang voor, Edith, ik wilde mij van uw hand verzekeren vóór onze scheiding. Bin nen een paar maanden is de zaak achter den rug en zijt ge de mijne. Ik wil eerst als Felix von Ronald openlijk aanzoek om uw hand doen." „Ge kunt daarop trotsch zijn, mijn kind," liet de bankier zich hooren. Men kon gestreelden trots en hooge bevrediging op zijn gelaat lezen. „Zulk een verhooging van stand komt in onze kringen maar zeer zelden voor." „In ons antiek, pedant Duitschland, zeker," zeide Ronald met scherpen spot. „Daar wordt niet gerespecteerd de man en zijn werk, maar alleen het onnoemlijk aantal voorvaderen, die men kan aanwijzen. Wan neer ik dat apenspel niet zoo noodig had Maar ik weet, hoe hoog ik deze „eer" heb te schatten." „Tegenover de wereld houdt ze toch haar geheele waarde; die weet van het verdere niet af", zeide Marlow gelaten. „Maar nu zal ik Wilma gaan halen zij zal u gaarne geluk willen wenschen, Edith. Zij zal niet zeer verrast zijn, want zij kende de reden van je komst, Felix." Hij stond op en verliet het salon; Edith wendde zich dadelijk tot haar verloofde: „Gij schijnt in 't geheel geen waarde te hechten aan deze standsverhoo- ging", merkte zij op. „Zeker wel, zeer veel zelfs, maar vreugde heb ik er slechts over om uwentwille. Mij zal het alleen dekken tegen vijandige aan vallen doch dat gaat mij alleen aan. Laat mij de arbeid en de zorg, jou zal de glans en de heerlijkheid ten deel vallen." „Dat wil dus zooveel zeggen, alsdat ik een schitterend meubel stak van je huis zal zijn. en de ernst van je leven ver van mij zal blijven Felix, gij kent mij nog niet, wanneer gij mij zulk een toekomst toe denkt." genaamde partieele droogmaking. Spreker toonde aan, dat het werk dan oneindig duurder zou worden, aangezien b.v. de Af sluitdijken alle een draagkracht als de Praamdijk moesten hebben. De 40 millioen van dien dijk zouden op deze wijze in een minimum van jaren verslonden zijnen Dijk- en PolderlasMn zouden even be zwarend blijven als thans. Ook zou de water staatkundige toestand van de N.O.provinciën zich even ellendig blijven handhaven. Par tieele droogmaking verdient dus afkeuring. Eerst de Praamdijk en onmiddellijk zul len de jaarlijksche kosten der nu bestaande zeedijken dalen. Spreker eindigde zijn rede voering met de belangen van de visschers na te gaan en kwam tot de conclusie, dat het met of zonder Praamdijk bij droogleg ging met de visscherij gedaan is. Op ver schillende wijzen werd dit uitgelegd, maar verandering van zoutgehalte van 't IJsel meer, en verdwijning der talrijke ondiep ten of voorttelingsplaatsen speelden de hoofdrol. En daar het verval van dit bedrijf voorzien was, heeft de Staats-Commissie 41/, van de 189.000.000 gereserveerd, om de visschers te gemoet te komen. En dat zijn er velen. Denk slechts aan Urk, Yolendam, Huizen, Volenhoven enz. Hoe die gelden te Dat klonk verwijtend, maar het was niet het teedere verwijt van de bruid, die haar deel vordert in de zorgen van haar aan staanden man; en de straal, die opvlamde in de oogen van den man, was ontstaan door haar koele, ernstige woorden. „Ik weet, dat ge meer voor mij kunt zijn," antwoordde hij, zich tot kalmte dwin- gend.„Maar het is inderdaad niets nieuws, wat ge ontmoeten zult. De oude geschiede nis van nijd en afgunst, de haat tegen hem, die vooruitgaat, opstijgt, en allen rondom zich overvleugelt. Ik heb daarnaar nooit gevraagd, maar nu beweegt het zich in alle hoeken en gaten, nu wordt er overal te gen mij gewerkt en opgestookt, in het ge heim natuurlijk. Openlijk waagt het geen enkele tegen mij op te treden, en ik zou het ook niemand aam-adenmaar dat gewroet is gevaarlijker dan een open lijke strijd. Er moet iets geschieden om dat gepeupel het zwijgen op te leggen, om ze eerbied af te dwingen. De adeldomsbrie- i ven gelden in onze kringen nog steeds als de hoogste onderscheiding die geeft men niet aan een gelukkigen speculant, die van daag nog glorend bestaat en morgen is ver- dwenen.En dat zal mij weer de noodige vol- i gelingen verschaffen. „Felix Ronald kon men laten vallen, als de wind eens uit een anderen hoek blaast maar den vrijheer von Ronald moet men de hand boven het hoofd houden. Die heeft men in eigen kringen opgenomen en men moet blijven bewijzen, dat die keus goed is geweest." Edith volgde met stijgende belangstelling zijn woorden. Zij had tot dusverre slechts den glans gezien van dien meteoren- loopbaan, en nu zag ze in een donkere diepte, waarin allerlei vijandige gestalten zich verdrongen. „Ik heb niet geweten, dat ge op zulk een zwakken bodem stond," zeide ze zacht. „BahEen schip op hoog zee gaat steeds op en neer. Daar bekommert de kapitein zich niet over, maar hij zorgt er voor, den storm het hoofd te kunnen bieden. Ik wist wat ik deed, toen ik niet een oenvoudigen adellijken titel vroeg, maar het vrijheerendom eischte. Onwillig toegestaan of niet, het is een feit, en ik ben nu een heel eind vooruit op de baan en heb mijn I tegenstanders grootendeeis tot zwijgen gebracht. Nu wagen zij het niet meer, mij in den weg te treden." Hij sprak met hoogmoedig over- winningsbewustzijn, maar het jonge meisje zweeg. Haar vroolijke genoegdoening van zooeven was voorbij, sedert ze wist, hoe die „bewijzen van eer" verkregen waren en tot welk een doel. Het was wel een zeer zonderling gesprek in het eerste uur der verloving er werd slechts gepraat over haat en tegenstand, over moeilijkheden, die moesten worden overwonnen, over stormen, waartegen men zich moest verzeke ren. Edith dacht aan de dreigende oogen, die zij een paar uur geleden had gezien, en bijna onwillekeurig kwam haar de waag over de lippen „Felix, wat bestaat er toch tusschen jou en dien Raimar Een snel verbleeken, maar slechts voor een ondenkbaar oogenblik, volgde er op deze vraag, maar reeds het volgende oogen blik was Ronald's gelaat kalm en onbewogen. „Raimar herhaalde hij, als moest hij zich eerst bezinnen. „O ja ,ge bedoelt den notaris van Heilsberg. En wat er tusschen ons bestaat, wilt ge weten I^at weet ik toch niet, ik ga toch niet om met dergelijke gewone menschjes Maar gij schijnt hem 1 op gelijke hoogte met mij te stellen zeer vleiend inderdaad." „Gij kent hem bepaald toch," hield Edith vol, zonder zich door den geringschattenden toon te laten inlluenceeren. „Hij gedroeg zich zeer vijandig bij de ontmoeting tus schen u beiden." „Natuurlijk ken ik hem." Ronald haalde luchtigjes de schouders op. „Ik ben immers mijn koopmansloopbaan in het huis zijns vaders begonnen Wist ge dat niet Het is oók bepaald de moeite niet waard Hij heeft er vermogen en alles bij ingeboet toen zijn vader viel, en het blijkbaar tot niet veel soeps gebracht in de wereld, anders zou hij hier niet in Heilsberg zitten opdro- gen. Ik ben vooruitgegaan reden ge noeg voor zulk een mensch, om onmachtigen toorn en haat jegens den vroegeren onder geschikte te toonen, en dat omdat hij hooger staat dan hij zelf.Ik vind dat eigenlijk natuur- lijk, maar men neemt niet veel notitie van dergelijke erbarmelijke menschen." WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 1