Zondag 28 Januari 1900 44ste Jaargang 2To. 3190. Xoogewon nen, zoo geronnen. TWEEDE liLAD. Pennesleekjes van M. A. G. NUS. FE UILLETG N. PLAATSELIJK MEUWS. O(o) O Schagen, 25 Januari. Zoo u de pen tot steken dringt zoo 'leek Hoos nog boos. In V rustige Haagje En gelsche en Limburgse/te jingo s. Een vrien delijk stukje Een lesje in naasten liefde. Paul Kruger belasterd Our graehus queen. Eén gevangen ge neraal! je en nog niets. Volksweer- baarheid voor een kwartje. Een lieflijk leger. Mevrouw gaat schijfschieten. Genoeg en te weinig. In 't eigen gezin. Hat 'l meest noo- dig is. Roosje is nog boos. Om wat op streek te komen is zij voor eenige dagen naar Den Haag en ik hoop dat zij daar, wan delende langs de regeeringsbureaux, vol doende berusting zal leeren om weer, als mjju oude Roos, in Schagen weder te keeren. Die regeeringsbureaux geven een mensch zooveel kalmte er gaat zoo groote rust van uit zij zijn de eenige rustoorden in deze drukke, veelbewogen dagen. Het is een rust-kuroord voor Roos. En vervelen zal zij zich ook niet, want zjj kan zich naarstiglijk bezighouden in onbezette uren, met het tellen van de vele beloften die deze regeering reeds den volke deed en die zij, dank zij de op haar gemak gestelde Kamer, niet nakwam. Dat geeft dagwerk De bewuste schoenen heb ik neergezet, met vermaak, voor de eerste rondreis, die Armenzorg zal doen ik heb er in principe iets tegen schoenen die ik tegen mijn hoofd gehad heb, weder aan mijn voeten te doen. Zoo in mijn eentje thans heb ik veel tijd om na te denken. En ook veel stof. I t lees Engelsche kranten en de Lim burger Koerier en „geniet" de Jingo- ou pastoor-Thissen-meeningen. De heer Th. heeft het te kwaad met den heer Dols,den candidaat voor de her stemmingen bij de Provinciale Staten in Limburg. En de heer Dols kan het er meê doen, sapperlootEr blijft in de eerwaarde handen van den heer Th. geen stuk van hem heel. Wilt u een stukje mee-genieten, op dat gij ook weten moogt wat er aan vastzit statenlid van Limburg te worden en pastoor Th niet op zijn hand te hebben Luister dan wat pastoor Th. in de Limburger Koerier schrijft „Wij herhalen hier nogmaals, dat de edelmogende heer Dols, nieuw gekozen lid der Prov. Staten van Limburg, een lasteiaar is. En wij verklaren hier nog bij, dat de heer l'ols ons geen grooter plezier kan doen, dan ons wegens laster voor de rechtbank te dagen. Daarenboven geven wij dien heer de verzekering, dat wjj niet zullen ophouden hem zijn lastering jegens ons onder 't oog te brengen, totdat hij ze zal herroe pen hebben. Vermakelijk is de eisch tot schade vergoeding dien de heer Dols ons stelt. De circuhire, waai in bij ons voor leugenaar scheldt, heeft hem 80 gulden gekost zegt hij. Kn nu komt hij ons opvorderen ook r.og die 80 gulden voor zijn smaad schrift tegen ons te betalen. Verbeeld u, geachte lezer. Een dief breekt 's nachts bij u in en steelt u 1000 gd. Na eenige dagen komt hjj u een rekening aanbieden, waarop de onkosten van de instrumenten, die hij tot zijn diefstal heeft noodig gehad, genoteerd staan. Wat oordeelt gij over zoo'n man F Zeker niet veel goeds Welnu, de edelachtbare heer Dols doet hetzelfde, tegenover ons." Dit is journalistiek zou ik denken, zooiets als de Engelschen iu practijk brengen tegen de Boeren. Als Dols nu Tnissen voor do recht bank daagt en we krijgen een laster- procesje, verbeeld u, geachte lezer dan zou welüclt een rechter een dienaar Gods een lesje in naastenlief Ie moeten gevenWant dat heeft de redacteur van de Limburger Koerier wel noodig. Hij zoowel als de Engelsche Jingo's. Nu 't hun soldaten niet lukt, de Boeren in Zuid-Afrika met de wapenen te ver slaan, zullen zij 't in Engeland probeeren met woorden.In een pas verschenen tijd- schift „The King" zie ik bijvoorbeeld Kruger afgebeeld in deze woorden Zit in mekaar als een leege aardappeleuzak, kwijlt den heeleu dag, gaat met laarzen en pijp en hoogen hoed naar bed, wasebt zich nooit, evenals alle Boeren, en als we 'm te pakken hebben, zullen we 'm niet laten fusileeren en ook niet gevangen zetten we zullen erger doen, we zul len 'm l iten wasschen Aldus dit bemin nelijke blaadje. En als men iets vertelt van Queen Victoria, die ik verleden jaar iu Vlissingen ontmoette, waar zij van de reis kwam en die,eerlijk verklaard, niets „graciou8" meer heeft,of haar in een sati- j riek blaadje bespot, staat het Engelsche ministerie op stelten, dreigt met oorlog enz. Waar blijft de eerlijkheid En waar de naastenliefde bij dat dagelijksch vies schelden en schimpen op al wat „dutch" is? Tegelijk met den heer Th. kunnen een dozijn of wat Engelsche jingo's een lesje bij den aardschen rechter komen halen. ii. „Vindt ge Raimar dan zóó verachtens- waard vroeg Edith langzaam haar ver loofde. „Wellicht vergist ge u toch ten opzichte van hem. Bang is hij ten minste nieter lag meer een uitdaging in zijn blik en in zijn houding, en gij liet u dat welgevallen." Ronald keek zijn verloofde dreigend aan; dan lachte hij luid, maar het was een onaangenaam, zenuwachtig lachen. „Ge hebt een zeer scherpe opmerkings gave Hebt ge dat alles uitgevischt in die paar minuten, dat de notaris ons zijn bijzijn heeft vereerd „Het bevestigde alleen maar, wat ik reeds wistdat hij uw vijand is. Ik had dat reeds uit zijn eigen mond gehoord." De uitwerking van deze onvoorzichtige woorden was een niet verwachte. Ronald sprong op, als had hij een slag in het gelaat gekregen. Hij vatte zijn verlooide bij de beide polsen en hield die zoo stevig omklemd, dat het haar pijn deed. „Dat heeft hij gewaagd u te zeggen stiet hij uit. „En dat hebt gij aangehoord? Wat heeft hij je gezegd, Edith, antwoord! Wat heeft hij verteld?" Met een krachtige beweging maakte Edith haar hand vrij en deed een stap terug. „Je bent buiten jezelf, Felix", riep zij, meer boos dan verschrikt over die wilde uitbarsting. Deze scherpe vermaning bracht hem weer tot zichzelf. „Ge hebt gelijk, ik ben zeer opgewon den. Dat komt, dat ik mij heb overwerkt, ik heb in den laatsten tijd dag en nacht moeten werken en nauwelijks heb ik een Die arme Engelschen toch Nu had den ze een „general" buit gemaakt (het Duitsclie mailschip) en nu moeten ze 'm los laten. Zelfs dat ééne generaaltje wordt hun niet gegund •Jfr Er is eeu beweging gaande, om in ons land Volksweerbaarheid te krijgen. Een commissie is al gevormd, de sta tuten zija vastgesteld en er zijn ook al leden. Van die statuten zij vermeld dat volgens art. 1 bet doel der Vereeni- ging isde weerbaarheid van het Nederlandsche volk te ontwikkelen art. 2 bepaalt, dat naar dat doel wordt gestreefd door het bevorderen van lichaamsoefeningenhet opwekken tot algemeene deelneming aan vrijwillige oefeningen in den wapenhandelbet bevorderen van schietoefeningen, het uitgeven van geschriften en het houden van openbare bijeenkomsten, enz. Volgens art. 4 wordt ieder Nederlander, zoowel man als vrouw, die tot het doel der Vereeniging wil medewerken en 16 jaar oud is, lid van de Vereeniging door zich daartoe aan te melden bij het plaat selijk afdeelingsbestuur. Om de deel neming zoo algemeen mogelijk te maken, is de jaarlijksche bijdrage die men zelf bepaalt, op ten minste 25 cents vastge steld. Ik voel daarvoor wel iets. Voor een kwartje per man en per vrouw je weer baar te maken, da's een koopje. Vooral voor vrouwen. Die zijn al zoo'n tijd bezig hare weerbaarheid te verboogon, dat zij zeker nu gaarne gebruik zullen maken van het voorrecht, o. a. door Dr. Kuyper en Dr. Schaepman aangebo den, om a raison van 25 ets per jaar zich verdedigbaar te makenIk zie Roosje in het rustig Haagje al glimlachen. Over enkele jaren zal zij tot den aanval geen gerepareerde schoenen meer noodig hebben. Wie weet, word ik nog niet gevonden met een paar kogels in mjjn onderdanen want nu Roosje eenmaal begonnen is, bea ik lichtelijk ongerust geworden. Zooals ik zei het plan lacht me toe maar ik begrijp nog niet of het heusch in de bedoeling ligt, vrouwen in de toekomst te laten meevechten, als Pickelhauben ons land binnenrukken. Drommels, dat zouden kranige soldaten wezen Maar zou men ze niet, inplaats van kogels afschieten, leeren hoe een vrouw vriendelijk glimlacht? Een heel leger van liefelijk lachende vrouwen is toch zeker oaweerstaanbaai Eu anders, ik zou bij alle ver plichtingen buitenshuis, die de vrouw al te dragen heeft congressen, ten toonstellingen, vergaderingen enz. toch wel eeuig bezwaar zien in het mogelijk feit, dat moeder de vrouw, als de kinde ren huilen en vader op eten wacht, zou heengaan, rustig mededeelendIk ga schijfschieten om mijn land weerbaar te maken Of mogen de vrouwen alleen een kwartje bijdragen om de mannen zich weerbaar te laten maken Zouden ze dat wel doen, sapperloot -- ze vinden de mannen al zoo weerbaar en zieh- zelve zoo zwak. Ik zie met belangstelling do toekomst tegemoet. Een kleine opmerking nog. Onder paar uur slaap gehad dat wreekt zich nu. Maar ik moet weten, wat er tusschen u beiden besproken is. Hoe kwaamt ge met Raimar in gesprek Ik dacht, dat ge hem hier in Gernsbach voor de eerste maal liadt ontmoetDe woorden klonken bedaarder, maar in zijn oogen lag nog dezelfde onrust. Er verliepen een paar minuten eer Edith antwoordde iets in haar binnenste waar schuwde haar, de eerste ontmoeting in het bosch te verzwijgen; zoodoende draalde ze met haar antwoord. „Hij was bepaald niet naar Gernsbach gekomen, wanneer hij geweten had, u hier te vinden", antwoordde zij. „Wij spraken over Steinfeld en natuurlijk ook over den meester van de Steinfelder werken, en toen verried hij zijn vijandschap tegenover u. Hij had er geen denkbeeld van, in welke verhouding wij tot elkander ston den." Ronald steunde met de hand op de leuning van een stoel, en zijn oogen waren onafge broken gericht op het gelaat van Edith, als wilde hij daarvan zelfs haar geheimste gedachten af lezen. „Zoo Dus slechts een toevallig, onver schillig gesprek vroeg hij eindelijk. „Ge zult mij een genoegen doen, als ge er voor zorgt, dat zoo iets niet meer plaats vindt. Gij wilt wel is waar de volgende week reeds van hier vertrekken, maar Heilsberg is dichtbij.Gij zult het wel met mij eens zijn, dat een man, die zich openlijk voor mijn vijand verklaart, geen gezelschap meer voor mijn verloofde is." „Ik zie slechts, dat ge dien man vreest zeide Edith koud. Het schelle, hoonende lachen kwam weer over Ronald's lippen, maar hij gaf het op om de zaak nog langer onverschillig te behandelen. „Vreezen!" herhaalde hij. „Hij zal mij vreezen. Ik pleeg niet veel omslag te maken met mijn vijanden, en met dezen Ernst Raimar heb ik nog wat van vroeger af te rekenen. Hij verdween toen geheel uit de beschaafde wereld, ik wist bijna niet meer, dat hij leefde, maar nu hij mijn weg weer gekruist heeft, zij hij op ziju hoede, ik zal hem vertrappen 1" De laatste woorden klonken half verstikt, bijna als een sissen, en daarbij vlamden zijn oogen in hoogsten toorn. Edith was niet vreesachtig, maar zij voelde toch een koude rilling door haar leden gaan bij dezen blik. Zij zag duidelijk de daemon, waar van Ronald straks had gesproken, zich meester maken van den man, wien zij haar hand had toegezegd, die daemon, die zonder erbarmen alles vertrapte, wat zich in zijn weg stelde; dat zag ze nu maar al te goed. Het zwijgen van ziju meisje scheen Ronald duidelijk te hebben gemaakt, hoe ver hij zich had laten meesleepen. Hij nam zijn gewone houding weer aan en trad op haar toe. „Dat doet je schrikken, kindlief?" vroeg hij, halfluid. „Gij hebt zeker nog geen blik geslagen in de diepten van het leven, gij kent hem niet,dien wilden,verbitterden strijd, waarin de een den ander tracht weg te stooten van zijn plaats; waar men een ander neerwerpen moet om zelf niet neergeworpen te worden ik ken hem maar ai te goed. Maar zooals ge nu merkt, is het niet zoo gemakkelijk, mijn gezellin en vertrouwde te zijn, zooals ge eischt." „Ja, ik zie dat," antwoordde Edith toon loos. „En nu, weg met al die onverkwikkelijke dingenriep Ronald, zich oprukkend met een beweging, als wierp hij alles achter zich. „Hoe komen we er eigenlijk toe, en dat juist vandaag Kijk niet zoo ernstig, Edith, sta daar niet zoo koud en ongenaak baar. Ge hebt mij uw woord en uw hand gegeven, laat mij dan ook eindelijk eens gelukkig zijn." Het was een warm, stormachtig smeeken: een kreet naar geluk en rust klonk er in die woorden, de gansche hartstocht van den man brak weder door, toen hij zijn ver loofde omarmde. Edith duldde dat zwijgend, maar zij be antwoordde de bewijzen zijner teederheid niet en haalde diep en verlicht adem, toen op dat oogenblik haar vader met Wilma binnentrad. Het was avond geworden,de verloving werd in den alierengsten iainiliekriug gevierd, het manifest van die weerbaarheidsver- eenigiog zie ik namen staan van menschen, die indertijd zoo hartelijk aan den vredes oproep meê deden. Hoe rijmen die heeren dat samen Als men zoo vóór den vrede is, moet men aan iets anders denken, dan aan de beste en goedkoopste manier om zooveel mogelijk soldaatjes en soldatesjes te krijgen 4f Het Groene Woekblad van deze week beeft een plaat waarop Kruger en Steyn zijn voorgesteld, die danken voor het bijeengebrachte geld en de Nederlandsche Maagd de verzekering geven, dat er nu genoeg is en dat de juffrouw maar verder voor haar eigen landgenooten in Holland zorgen moet. Dat is uit mijn hart gegrepen, vrien den. We lezen alle dagen van ellende en gebrek die in de groote steden heer- schenhoeveel diamantwerkers loopen er in Amsterdam niet werkeloos door den oorlog en hoeveel werkeloosheid is er niet ondanks den oorlog Mogen die maar aan hun lot overgelaten worden Ik vind de offervaardigheid van ons volk tegenover Transvaal en den Vrijstaat prachtig ik heb zelf meêgeroepen om vooral veel te geven. Maar we moeten nu ook eens om onze eigen kinderen denken. Het zou immers als een overgroote dwaas heid uitgekreten worden, als een huis vader van een groot gezin maar geld aan 't weggeven was voor goede onder nemingen, terwijl zijn eigen kinderen versterkende middelen noodig hebban F Nietwaar, dat zou dwaas wezen Daarom moeten wij nu eens denken gaan aan onze eigen kinderen, die in achterbuurten gebrek lijden. De kranten staan er vol van. Het is moeilijk daarvoor te vragen, want er zijn bij een armen drommel niet zulke mooie leuzen te gebruiken als bij een vrijheidsoorlog heldenmoed stamverwantschap vrijheid ziele- grootheid Zulke woorden slaan in als de bliksem. Nuchter armoe vertellen is lamgesla gen bij die forscho tiraden. Nu, ik hoop toch maar dat men scheutig tal wezen, ook nu men voor de lijdenden op eigen bodem vragen gaat. Hoor ik daar iemand schamper lachen Uw vriend, M. A. G. NUS. Behagen, 27 Januari 1900. Het Schuger Vee-ver- zeliei-injgfontls-» hield Donderdag ten locale van den heer W. Roggeveen hare Januari-vergadering. De heer P. Timmerman Dz. opende de vergadering, waar een 12-tal leden aanwezig waren, en daarna volgde lezing der notulen door den heer W. Roggeveen en de goedkeuring. Bij monde van den beer Jb. Zijp Hz. werd namens de financiëele commissie rapport uitgebracht over de rekening en maar ze moest toch feestelijk worden her dacht. In de eetzaal zag mevrouw von Maiendorf nog eens alles na en had alle moeite, om op de nieuwsgierige vragen van haar dochtertje te antwoorden, waarom of mama vandaag, nu er toch uiet veel gasten waren, al het zilvergoed gebruikte en die mooie bloemen op tafel zette. Buiten op het terras babbelde Marlow, zeer in zijn nopjes, met zijn schoonzoon Edith had zich i in haar kamer teruggetrokken om nog iets aan haar toilet te veranderen, zooals ze verklaarde. Aan het open venster, dat op het park uitkeek, stond de jonge verloofde, maar zij scheen niet aan haar toilet te denken, zij keek droomend naar buiten in den scheme renden Mei-avond. De hemel was nog Licht en helder, maar in het park vielen reeds donkere schaduwen, en van de weilanden stegen de nevelen op en weefden lichte, geurige sluiers om boomen en struiken. Al het fladderen, klateren en gonzen daar buiten was verstomd; rondom heerschte de avondstilte. Nu was haar lot beslist, het bindende W09rd gesproken, maar op het gelaat van het jonge meisje lag geen weerspiegeling van het geluk, dat ze iu haar binnenste moest gevoelen. En die toekomst lag toch zoo schitterend en veelbelovend voor haar. Zeker, Marlow was rijk, zeer rijk zelfs, en hij nam een zeer hooge plaats in in de wereld, maar het was toch heel iets anders, de vrouw te worden van den vrijheer Vou Ronald, die fabelachtig rijk was, en die het nu zoo schitterend had getoond, dat zijn macht zelfs de grootsten in den lande kon dwingen. Zijn vrouw had zich geen enkelen wensch te ontzeggen; zij kon. wanneer zij wilde, vorstinnen in de schaduw stellen in pracht en praal harer omge- ving. De droom der eergierigheid, dien Edith Marlow sedert maanden had gedroomd, was vervuld. En ze werd bemind, hartstochtelijk bemind door den man, wiens bruid ze heden was geworden; zóó werd ze bemind als ze het zelve nooit had verwacht. Ook het hoogste op aaide, liefde, werd haar verantwoording over 1899. De heer Zijp deelde mede, dat de commissie tot goedkeuring adviseerde en bracht veel lof aan den administrateur, den heer W. Roggeveen, voor de uitstekende en uiterst doeltreffende wijze, waarop deze het be heer had gevoerd. Spr. voegde er tevens bij, dat de eenheidsprijs der verzekering, zijnde f I.is gebleken tè zijn een goed cijfer, dat aan de praktijk is ont leend, en dat de zaak geheel op gezonde basis bleek te staan. De rekening en verantwoording luidde: Ontvangsten. Verzekeringspremiën f 1402. Contributiën van leden 425. Opbrengst verkoop vleesch van afgekeurde koeien 282. Opbrengst vet en huiden idem 79.725 f 2188.725 UitgaveD. Vergoeding van afgekeurde runderen t 791.30 Reis- en verblijfkosten, zaal- huur enz. 94.97 Tractementen en loonen 64. Drukwerk en advertentien enz. 37.19 Kosten van vergaderingen en verdere uitgaven voor de Materiëel administratie Batig slot f 1164.89 V: 1.60 31.77 f 1023.83 Er waren verzekerd 1423 runderen, waarvan 42 stuks afgevoerd naar elders, en van de rest zijn 3 geheel en 10 ge deeltelijk afgekeurd. Op 1 Januari 1900 had de vereeniging 85 leden k f 5 De heer A. de Graaf zou gaarne zien, dat een lijst werd opgemaakt van koeien van leden en niet-leden, en dan ook van de afgekeurde koeien van leden en niet- leden. De heer Jb. Zijp Hz. vraagt, met welke bedoeling de beer De Graaf die vraag doet: er is tot dusverre geen ver schil gemaakt tusschen leden en niet-leden. De heer De Graaf zegt, die vraag te hebben gedaan met het oog daarop, of het wenschelijk zal zijn, voor de toe komst meer leden aan te nemen of niet. 't Was zijn bedoeling te weten, of het verlies door de niet-leden Diet grooter is dan door de leden. De heer Zijdewind licht spr. in, dat het verlies onder de niet-leden volstrekt niet grooter is dan bij de leden. Maar dat heeft immers geen invloed, de keu ring is immers voor allen hetzelfde. De heer Kujjper dringt eveneens op specificatie van het vee van leden en dat van niet-leden aan. De heer De Voer merkt op, dat toch niet de leden of niet-leden worden ver zekerd en gekeurd, maar het vee. De heer Jb. Zijp Hz. zegt, dat de le den en niet-leden toch in dezelfde ver houding staan, 't Vee wordt gecontroleerd door een keurmeester, en of men nu lid is of niet, al het vee moet die proef doorstaan. Het eenige onderscheid tus schen leden en niet-leden is, dat de le gegeven; wat wilde zij nog meer Daar klonk boven in het schemerige park een enkele vogelstem. Een merel zong daar haar laat, eenzaam lied ver en zacht klonken de tonen, half weggevoerd door den avondwind, en dan verstomde het. De kleine zangeres begaf zich ter ruste en aan het venster lag de jonge verloofde en weende, zooals zij sinds hare kinderjaren niet had geweend. In deze heete tranen der vertwijfeling, kwam het het ontwaken Maanden waren verloopen, de zomer was voorbij en met de maand September had de herfst reeds zijn intocht gedaan. Heils berg leidde het gewone leven als halfver geten historische merkwaardigheid en Neustadt-Steinveld stond meer dan ooit op den voorgrond, want het lang ontworpen plan,om het beheer der Steinfelder werken, waarvan Ronald de bezitter was, in een vennootschap op aandeelen te veranderen, was nu zoo goed als klaar. Bij den reusachtigen omvang der werken was dat een gebeurtenis van belang in de tinantiëele wereld, en vóór alles, voor de betrokken provincie. Men wilde de aan deelen liefst in zoo klein mogelijke bedra gen uitgeven, omdat er hoofdzakelijk op de kleine luidjes werd gerekend als aandeel houders. De agenten van Ronald, en de bladen, die hij beheerschte, deden al hun best, het publiek het uitstekende en rente- gevende van deze aandeelen aan te prijzen. Zij hadden reeds de openbare mening ge wonnen en in Berlijn werden reeds de noodige stappen gedaan, om aan de onder neming wettelijken vorm te geven. In Heilsberg was Max Raimar weer op gedoken, nadat hij zijn bezoek in het voor jaar kort had afgebroken, maar nu maakte hij zijn oude woonplaats weer gelukkig met zijn tegenwoordigheid. De jonge kunste naar was nu juist niet wat men teergevoelig noemt, hy nam alleen dat kwalijk, wat hem nadeel bracht. En alhoewel Ernst hem de laatste maal de les gelezen had op ge duchte manier, kwam Max heel onbevangen terug en was heel lief, want hij was jam mer genoeg nog afhankelijk van zijn broer.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 5