Zondag 28 Januari 1900
44ste Jaargang 2To. 3190.
Xoogewon nen,
zoo geronnen.
TWEEDE liLAD.
Pennesleekjes
van M. A. G. NUS.
FE UILLETG N.
PLAATSELIJK MEUWS.
O(o) O
Schagen, 25 Januari.
Zoo u de pen tot steken dringt
zoo 'leek
Hoos nog boos. In V rustige Haagje En
gelsche en Limburgse/te jingo s. Een vrien
delijk stukje Een lesje in naasten
liefde. Paul Kruger belasterd Our
graehus queen. Eén gevangen ge
neraal! je en nog niets. Volksweer-
baarheid voor een kwartje. Een
lieflijk leger. Mevrouw gaat
schijfschieten. Genoeg en te
weinig. In 't eigen gezin.
Hat 'l meest noo-
dig is.
Roosje is nog boos. Om wat op streek
te komen is zij voor eenige dagen naar
Den Haag en ik hoop dat zij daar, wan
delende langs de regeeringsbureaux, vol
doende berusting zal leeren om weer,
als mjju oude Roos, in Schagen weder
te keeren.
Die regeeringsbureaux geven een
mensch zooveel kalmte er gaat zoo
groote rust van uit zij zijn de eenige
rustoorden in deze drukke, veelbewogen
dagen. Het is een rust-kuroord voor Roos.
En vervelen zal zij zich ook niet, want
zjj kan zich naarstiglijk bezighouden in
onbezette uren, met het tellen van de
vele beloften die deze regeering reeds den
volke deed en die zij, dank zij de op
haar gemak gestelde Kamer, niet nakwam.
Dat geeft dagwerk
De bewuste schoenen heb ik neergezet,
met vermaak, voor de eerste rondreis,
die Armenzorg zal doen ik heb er
in principe iets tegen schoenen die ik
tegen mijn hoofd gehad heb, weder aan
mijn voeten te doen.
Zoo in mijn eentje thans heb ik veel
tijd om na te denken. En ook veel stof.
I t lees Engelsche kranten en de Lim
burger Koerier en „geniet" de Jingo-
ou pastoor-Thissen-meeningen.
De heer Th. heeft het te kwaad met
den heer Dols,den candidaat voor de her
stemmingen bij de Provinciale Staten in
Limburg.
En de heer Dols kan het er meê doen,
sapperlootEr blijft in de eerwaarde
handen van den heer Th. geen stuk van
hem heel.
Wilt u een stukje mee-genieten, op
dat gij ook weten moogt wat er aan
vastzit statenlid van Limburg te worden
en pastoor Th niet op zijn hand te
hebben
Luister dan wat pastoor Th. in de
Limburger Koerier schrijft
„Wij herhalen hier nogmaals, dat de
edelmogende heer Dols, nieuw gekozen
lid der Prov. Staten van Limburg, een
lasteiaar is.
En wij verklaren hier nog bij, dat de
heer l'ols ons geen grooter plezier kan
doen, dan ons wegens laster voor de
rechtbank te dagen.
Daarenboven geven wij dien heer de
verzekering, dat wjj niet zullen ophouden
hem zijn lastering jegens ons onder 't
oog te brengen, totdat hij ze zal herroe
pen hebben.
Vermakelijk is de eisch tot schade
vergoeding dien de heer Dols ons stelt.
De circuhire, waai in bij ons voor
leugenaar scheldt, heeft hem 80 gulden
gekost zegt hij.
Kn nu komt hij ons opvorderen ook
r.og die 80 gulden voor zijn smaad
schrift tegen ons te betalen.
Verbeeld u, geachte lezer.
Een dief breekt 's nachts bij u in en
steelt u 1000 gd. Na eenige dagen komt
hjj u een rekening aanbieden, waarop
de onkosten van de instrumenten, die
hij tot zijn diefstal heeft noodig gehad,
genoteerd staan.
Wat oordeelt gij over zoo'n man F
Zeker niet veel goeds
Welnu, de edelachtbare heer Dols
doet hetzelfde, tegenover ons."
Dit is journalistiek zou ik denken,
zooiets als de Engelschen iu practijk
brengen tegen de Boeren.
Als Dols nu Tnissen voor do recht
bank daagt en we krijgen een laster-
procesje, verbeeld u, geachte lezer
dan zou welüclt een rechter een dienaar
Gods een lesje in naastenlief Ie moeten
gevenWant dat heeft de redacteur
van de Limburger Koerier wel noodig.
Hij zoowel als de Engelsche Jingo's.
Nu 't hun soldaten niet lukt, de Boeren
in Zuid-Afrika met de wapenen te ver
slaan, zullen zij 't in Engeland probeeren
met woorden.In een pas verschenen tijd-
schift „The King" zie ik bijvoorbeeld
Kruger afgebeeld in deze woorden Zit
in mekaar als een leege aardappeleuzak,
kwijlt den heeleu dag, gaat met laarzen
en pijp en hoogen hoed naar bed, wasebt
zich nooit, evenals alle Boeren, en als we
'm te pakken hebben, zullen we 'm niet
laten fusileeren en ook niet gevangen
zetten we zullen erger doen, we zul
len 'm l iten wasschen Aldus dit bemin
nelijke blaadje. En als men iets vertelt
van Queen Victoria, die ik verleden jaar
iu Vlissingen ontmoette, waar zij van de
reis kwam en die,eerlijk verklaard, niets
„graciou8" meer heeft,of haar in een sati-
j riek blaadje bespot, staat het Engelsche
ministerie op stelten, dreigt met oorlog
enz. Waar blijft de eerlijkheid En waar
de naastenliefde bij dat dagelijksch vies
schelden en schimpen op al wat „dutch"
is? Tegelijk met den heer Th. kunnen een
dozijn of wat Engelsche jingo's een lesje
bij den aardschen rechter komen halen.
ii.
„Vindt ge Raimar dan zóó verachtens-
waard vroeg Edith langzaam haar ver
loofde. „Wellicht vergist ge u toch ten
opzichte van hem. Bang is hij ten
minste nieter lag meer een uitdaging in
zijn blik en in zijn houding, en gij liet
u dat welgevallen."
Ronald keek zijn verloofde dreigend aan;
dan lachte hij luid, maar het was een
onaangenaam, zenuwachtig lachen.
„Ge hebt een zeer scherpe opmerkings
gave Hebt ge dat alles uitgevischt in die
paar minuten, dat de notaris ons zijn
bijzijn heeft vereerd
„Het bevestigde alleen maar, wat ik
reeds wistdat hij uw vijand is. Ik had
dat reeds uit zijn eigen mond gehoord."
De uitwerking van deze onvoorzichtige
woorden was een niet verwachte. Ronald
sprong op, als had hij een slag in het
gelaat gekregen. Hij vatte zijn verlooide
bij de beide polsen en hield die zoo stevig
omklemd, dat het haar pijn deed.
„Dat heeft hij gewaagd u te zeggen
stiet hij uit. „En dat hebt gij aangehoord?
Wat heeft hij je gezegd, Edith, antwoord!
Wat heeft hij verteld?"
Met een krachtige beweging maakte
Edith haar hand vrij en deed een stap
terug.
„Je bent buiten jezelf, Felix", riep zij,
meer boos dan verschrikt over die wilde
uitbarsting.
Deze scherpe vermaning bracht hem weer
tot zichzelf.
„Ge hebt gelijk, ik ben zeer opgewon
den. Dat komt, dat ik mij heb overwerkt,
ik heb in den laatsten tijd dag en nacht
moeten werken en nauwelijks heb ik een
Die arme Engelschen toch Nu had
den ze een „general" buit gemaakt
(het Duitsclie mailschip) en nu moeten
ze 'm los laten. Zelfs dat ééne generaaltje
wordt hun niet gegund
•Jfr
Er is eeu beweging gaande, om in
ons land Volksweerbaarheid te krijgen.
Een commissie is al gevormd, de sta
tuten zija vastgesteld en er zijn ook al
leden. Van die statuten zij vermeld
dat volgens art. 1 bet doel der Vereeni-
ging isde weerbaarheid van het
Nederlandsche volk te ontwikkelen art.
2 bepaalt, dat naar dat doel wordt
gestreefd door het bevorderen van
lichaamsoefeningenhet opwekken tot
algemeene deelneming aan vrijwillige
oefeningen in den wapenhandelbet
bevorderen van schietoefeningen, het
uitgeven van geschriften en het houden
van openbare bijeenkomsten, enz.
Volgens art. 4 wordt ieder Nederlander,
zoowel man als vrouw, die tot het doel
der Vereeniging wil medewerken en 16
jaar oud is, lid van de Vereeniging door
zich daartoe aan te melden bij het plaat
selijk afdeelingsbestuur. Om de deel
neming zoo algemeen mogelijk te maken,
is de jaarlijksche bijdrage die men zelf
bepaalt, op ten minste 25 cents vastge
steld.
Ik voel daarvoor wel iets. Voor een
kwartje per man en per vrouw je weer
baar te maken, da's een koopje. Vooral
voor vrouwen. Die zijn al zoo'n tijd
bezig hare weerbaarheid te verboogon,
dat zij zeker nu gaarne gebruik zullen
maken van het voorrecht, o. a. door
Dr. Kuyper en Dr. Schaepman aangebo
den, om a raison van 25 ets per jaar
zich verdedigbaar te makenIk zie
Roosje in het rustig Haagje al glimlachen.
Over enkele jaren zal zij tot den aanval
geen gerepareerde schoenen meer noodig
hebben. Wie weet, word ik nog niet
gevonden met een paar kogels in mjjn
onderdanen want nu Roosje eenmaal
begonnen is, bea ik lichtelijk ongerust
geworden.
Zooals ik zei het plan lacht me
toe maar ik begrijp nog niet of het
heusch in de bedoeling ligt, vrouwen in
de toekomst te laten meevechten, als
Pickelhauben ons land binnenrukken.
Drommels, dat zouden kranige soldaten
wezen
Maar zou men ze niet, inplaats van
kogels afschieten, leeren hoe een vrouw
vriendelijk glimlacht? Een heel leger
van liefelijk lachende vrouwen is toch
zeker oaweerstaanbaai
Eu anders, ik zou bij alle ver
plichtingen buitenshuis, die de vrouw
al te dragen heeft congressen, ten
toonstellingen, vergaderingen enz. toch
wel eeuig bezwaar zien in het mogelijk
feit, dat moeder de vrouw, als de kinde
ren huilen en vader op eten wacht, zou
heengaan, rustig mededeelendIk ga
schijfschieten om mijn land weerbaar te
maken
Of mogen de vrouwen alleen een
kwartje bijdragen om de mannen zich
weerbaar te laten maken Zouden ze
dat wel doen, sapperloot -- ze vinden
de mannen al zoo weerbaar en zieh-
zelve zoo zwak.
Ik zie met belangstelling do toekomst
tegemoet.
Een kleine opmerking nog. Onder
paar uur slaap gehad dat wreekt zich nu.
Maar ik moet weten, wat er tusschen u
beiden besproken is. Hoe kwaamt ge met
Raimar in gesprek Ik dacht, dat ge hem
hier in Gernsbach voor de eerste maal liadt
ontmoetDe woorden klonken bedaarder,
maar in zijn oogen lag nog dezelfde onrust.
Er verliepen een paar minuten eer Edith
antwoordde iets in haar binnenste waar
schuwde haar, de eerste ontmoeting in het
bosch te verzwijgen; zoodoende draalde ze
met haar antwoord.
„Hij was bepaald niet naar Gernsbach
gekomen, wanneer hij geweten had,
u hier te vinden", antwoordde zij. „Wij
spraken over Steinfeld en natuurlijk
ook over den meester van de Steinfelder
werken, en toen verried hij zijn vijandschap
tegenover u. Hij had er geen denkbeeld van,
in welke verhouding wij tot elkander ston
den."
Ronald steunde met de hand op de leuning
van een stoel, en zijn oogen waren onafge
broken gericht op het gelaat van Edith,
als wilde hij daarvan zelfs haar geheimste
gedachten af lezen.
„Zoo Dus slechts een toevallig, onver
schillig gesprek vroeg hij eindelijk. „Ge
zult mij een genoegen doen, als ge er voor
zorgt, dat zoo iets niet meer plaats vindt.
Gij wilt wel is waar de volgende week
reeds van hier vertrekken, maar Heilsberg
is dichtbij.Gij zult het wel met mij eens zijn,
dat een man, die zich openlijk voor mijn
vijand verklaart, geen gezelschap meer voor
mijn verloofde is."
„Ik zie slechts, dat ge dien man vreest
zeide Edith koud.
Het schelle, hoonende lachen kwam weer
over Ronald's lippen, maar hij gaf het op
om de zaak nog langer onverschillig te
behandelen.
„Vreezen!" herhaalde hij. „Hij zal mij
vreezen. Ik pleeg niet veel omslag te maken
met mijn vijanden, en met dezen Ernst
Raimar heb ik nog wat van vroeger af te
rekenen. Hij verdween toen geheel uit de
beschaafde wereld, ik wist bijna niet meer,
dat hij leefde, maar nu hij mijn weg weer
gekruist heeft, zij hij op ziju hoede, ik
zal hem vertrappen 1"
De laatste woorden klonken half verstikt,
bijna als een sissen, en daarbij vlamden zijn
oogen in hoogsten toorn. Edith was
niet vreesachtig, maar zij voelde toch een
koude rilling door haar leden gaan bij dezen
blik. Zij zag duidelijk de daemon, waar
van Ronald straks had gesproken, zich
meester maken van den man, wien zij haar
hand had toegezegd, die daemon, die zonder
erbarmen alles vertrapte, wat zich in zijn
weg stelde; dat zag ze nu maar al te goed.
Het zwijgen van ziju meisje scheen Ronald
duidelijk te hebben gemaakt, hoe ver hij
zich had laten meesleepen. Hij nam zijn
gewone houding weer aan en trad op haar toe.
„Dat doet je schrikken, kindlief?" vroeg
hij, halfluid. „Gij hebt zeker nog geen blik
geslagen in de diepten van het leven, gij
kent hem niet,dien wilden,verbitterden strijd,
waarin de een den ander tracht weg te
stooten van zijn plaats; waar men een ander
neerwerpen moet om zelf niet neergeworpen
te worden ik ken hem maar ai te goed.
Maar zooals ge nu merkt, is het niet zoo
gemakkelijk, mijn gezellin en vertrouwde
te zijn, zooals ge eischt."
„Ja, ik zie dat," antwoordde Edith toon
loos.
„En nu, weg met al die onverkwikkelijke
dingenriep Ronald, zich oprukkend met
een beweging, als wierp hij alles achter
zich. „Hoe komen we er eigenlijk toe, en
dat juist vandaag Kijk niet zoo ernstig,
Edith, sta daar niet zoo koud en ongenaak
baar. Ge hebt mij uw woord en uw hand
gegeven, laat mij dan ook eindelijk eens
gelukkig zijn."
Het was een warm, stormachtig smeeken:
een kreet naar geluk en rust klonk er in
die woorden, de gansche hartstocht van den
man brak weder door, toen hij zijn ver
loofde omarmde.
Edith duldde dat zwijgend, maar zij be
antwoordde de bewijzen zijner teederheid
niet en haalde diep en verlicht adem, toen
op dat oogenblik haar vader met Wilma
binnentrad.
Het was avond geworden,de verloving werd
in den alierengsten iainiliekriug gevierd,
het manifest van die weerbaarheidsver-
eenigiog zie ik namen staan van menschen,
die indertijd zoo hartelijk aan den
vredes oproep meê deden. Hoe rijmen
die heeren dat samen Als men zoo
vóór den vrede is, moet men aan iets
anders denken, dan aan de beste en
goedkoopste manier om zooveel mogelijk
soldaatjes en soldatesjes te krijgen
4f
Het Groene Woekblad van deze week
beeft een plaat waarop Kruger en Steyn
zijn voorgesteld, die danken voor het
bijeengebrachte geld en de Nederlandsche
Maagd de verzekering geven, dat er nu
genoeg is en dat de juffrouw maar verder
voor haar eigen landgenooten in Holland
zorgen moet.
Dat is uit mijn hart gegrepen, vrien
den. We lezen alle dagen van ellende
en gebrek die in de groote steden heer-
schenhoeveel diamantwerkers loopen
er in Amsterdam niet werkeloos door
den oorlog en hoeveel werkeloosheid is er
niet ondanks den oorlog Mogen die maar
aan hun lot overgelaten worden
Ik vind de offervaardigheid van ons
volk tegenover Transvaal en den Vrijstaat
prachtig ik heb zelf meêgeroepen om
vooral veel te geven. Maar we moeten
nu ook eens om onze eigen kinderen
denken.
Het zou immers als een overgroote dwaas
heid uitgekreten worden, als een huis
vader van een groot gezin maar geld
aan 't weggeven was voor goede onder
nemingen, terwijl zijn eigen kinderen
versterkende middelen noodig hebban F
Nietwaar, dat zou dwaas wezen
Daarom moeten wij nu eens denken
gaan aan onze eigen kinderen, die in
achterbuurten gebrek lijden. De kranten
staan er vol van.
Het is moeilijk daarvoor te vragen,
want er zijn bij een armen drommel niet
zulke mooie leuzen te gebruiken als bij
een vrijheidsoorlog heldenmoed
stamverwantschap vrijheid ziele-
grootheid Zulke woorden slaan in als
de bliksem.
Nuchter armoe vertellen is lamgesla
gen bij die forscho tiraden. Nu, ik hoop
toch maar dat men scheutig tal wezen,
ook nu men voor de lijdenden op eigen
bodem vragen gaat.
Hoor ik daar iemand schamper lachen
Uw vriend,
M. A. G. NUS.
Behagen, 27 Januari 1900.
Het Schuger Vee-ver-
zeliei-injgfontls-» hield Donderdag
ten locale van den heer W. Roggeveen
hare Januari-vergadering.
De heer P. Timmerman Dz. opende
de vergadering, waar een 12-tal leden
aanwezig waren, en daarna volgde lezing
der notulen door den heer W. Roggeveen
en de goedkeuring.
Bij monde van den beer Jb. Zijp Hz.
werd namens de financiëele commissie
rapport uitgebracht over de rekening en
maar ze moest toch feestelijk worden her
dacht. In de eetzaal zag mevrouw von
Maiendorf nog eens alles na en had alle
moeite, om op de nieuwsgierige vragen van
haar dochtertje te antwoorden, waarom of
mama vandaag, nu er toch uiet veel gasten
waren, al het zilvergoed gebruikte en die
mooie bloemen op tafel zette. Buiten op
het terras babbelde Marlow, zeer in zijn
nopjes, met zijn schoonzoon Edith had zich
i in haar kamer teruggetrokken om nog iets
aan haar toilet te veranderen, zooals ze
verklaarde.
Aan het open venster, dat op het park
uitkeek, stond de jonge verloofde, maar
zij scheen niet aan haar toilet te denken,
zij keek droomend naar buiten in den scheme
renden Mei-avond. De hemel was nog Licht
en helder, maar in het park vielen reeds
donkere schaduwen, en van de weilanden
stegen de nevelen op en weefden lichte,
geurige sluiers om boomen en struiken. Al
het fladderen, klateren en gonzen daar
buiten was verstomd; rondom heerschte de
avondstilte.
Nu was haar lot beslist, het bindende
W09rd gesproken, maar op het gelaat van
het jonge meisje lag geen weerspiegeling
van het geluk, dat ze iu haar binnenste
moest gevoelen. En die toekomst lag toch
zoo schitterend en veelbelovend voor haar.
Zeker, Marlow was rijk, zeer rijk zelfs,
en hij nam een zeer hooge plaats in in de
wereld, maar het was toch heel iets anders,
de vrouw te worden van den vrijheer Vou
Ronald, die fabelachtig rijk was, en
die het nu zoo schitterend had getoond,
dat zijn macht zelfs de grootsten in den
lande kon dwingen. Zijn vrouw had zich
geen enkelen wensch te ontzeggen; zij kon.
wanneer zij wilde, vorstinnen in de schaduw
stellen in pracht en praal harer omge-
ving.
De droom der eergierigheid, dien Edith
Marlow sedert maanden had gedroomd, was
vervuld. En ze werd bemind, hartstochtelijk
bemind door den man, wiens bruid ze
heden was geworden; zóó werd ze bemind
als ze het zelve nooit had verwacht. Ook
het hoogste op aaide, liefde, werd haar
verantwoording over 1899. De heer
Zijp deelde mede, dat de commissie tot
goedkeuring adviseerde en bracht veel
lof aan den administrateur, den heer W.
Roggeveen, voor de uitstekende en uiterst
doeltreffende wijze, waarop deze het be
heer had gevoerd. Spr. voegde er tevens
bij, dat de eenheidsprijs der verzekering,
zijnde f I.is gebleken tè zijn een
goed cijfer, dat aan de praktijk is ont
leend, en dat de zaak geheel op gezonde
basis bleek te staan.
De rekening en verantwoording luidde:
Ontvangsten.
Verzekeringspremiën f 1402.
Contributiën van leden 425.
Opbrengst verkoop vleesch
van afgekeurde koeien 282.
Opbrengst vet en huiden
idem 79.725
f 2188.725
UitgaveD.
Vergoeding van afgekeurde
runderen t 791.30
Reis- en verblijfkosten, zaal-
huur enz. 94.97
Tractementen en loonen 64.
Drukwerk en advertentien enz. 37.19
Kosten van vergaderingen en
verdere uitgaven voor de
Materiëel
administratie
Batig slot f 1164.89 V:
1.60
31.77
f 1023.83
Er waren verzekerd 1423 runderen,
waarvan 42 stuks afgevoerd naar elders,
en van de rest zijn 3 geheel en 10 ge
deeltelijk afgekeurd. Op 1 Januari 1900
had de vereeniging 85 leden k f 5
De heer A. de Graaf zou gaarne zien,
dat een lijst werd opgemaakt van koeien
van leden en niet-leden, en dan ook van
de afgekeurde koeien van leden en niet-
leden.
De heer Jb. Zijp Hz. vraagt, met
welke bedoeling de beer De Graaf die
vraag doet: er is tot dusverre geen ver
schil gemaakt tusschen leden en niet-leden.
De heer De Graaf zegt, die vraag te
hebben gedaan met het oog daarop, of
het wenschelijk zal zijn, voor de toe
komst meer leden aan te nemen of niet.
't Was zijn bedoeling te weten, of het
verlies door de niet-leden Diet grooter is
dan door de leden.
De heer Zijdewind licht spr. in, dat
het verlies onder de niet-leden volstrekt
niet grooter is dan bij de leden. Maar
dat heeft immers geen invloed, de keu
ring is immers voor allen hetzelfde.
De heer Kujjper dringt eveneens op
specificatie van het vee van leden en
dat van niet-leden aan.
De heer De Voer merkt op, dat toch
niet de leden of niet-leden worden ver
zekerd en gekeurd, maar het vee.
De heer Jb. Zijp Hz. zegt, dat de le
den en niet-leden toch in dezelfde ver
houding staan, 't Vee wordt gecontroleerd
door een keurmeester, en of men nu lid
is of niet, al het vee moet die proef
doorstaan. Het eenige onderscheid tus
schen leden en niet-leden is, dat de le
gegeven; wat wilde zij nog meer
Daar klonk boven in het schemerige
park een enkele vogelstem. Een merel zong
daar haar laat, eenzaam lied ver en zacht
klonken de tonen, half weggevoerd door
den avondwind, en dan verstomde het. De
kleine zangeres begaf zich ter ruste en
aan het venster lag de jonge verloofde en
weende, zooals zij sinds hare kinderjaren
niet had geweend. In deze heete tranen der
vertwijfeling, kwam het het ontwaken
Maanden waren verloopen, de zomer was
voorbij en met de maand September had
de herfst reeds zijn intocht gedaan. Heils
berg leidde het gewone leven als halfver
geten historische merkwaardigheid en
Neustadt-Steinveld stond meer dan ooit op
den voorgrond, want het lang ontworpen
plan,om het beheer der Steinfelder werken,
waarvan Ronald de bezitter was, in een
vennootschap op aandeelen te veranderen,
was nu zoo goed als klaar.
Bij den reusachtigen omvang der werken
was dat een gebeurtenis van belang in de
tinantiëele wereld, en vóór alles, voor de
betrokken provincie. Men wilde de aan
deelen liefst in zoo klein mogelijke bedra
gen uitgeven, omdat er hoofdzakelijk op de
kleine luidjes werd gerekend als aandeel
houders. De agenten van Ronald, en de
bladen, die hij beheerschte, deden al hun
best, het publiek het uitstekende en rente-
gevende van deze aandeelen aan te prijzen.
Zij hadden reeds de openbare mening ge
wonnen en in Berlijn werden reeds de
noodige stappen gedaan, om aan de onder
neming wettelijken vorm te geven.
In Heilsberg was Max Raimar weer op
gedoken, nadat hij zijn bezoek in het voor
jaar kort had afgebroken, maar nu maakte
hij zijn oude woonplaats weer gelukkig
met zijn tegenwoordigheid. De jonge kunste
naar was nu juist niet wat men teergevoelig
noemt, hy nam alleen dat kwalijk, wat
hem nadeel bracht. En alhoewel Ernst hem
de laatste maal de les gelezen had op ge
duchte manier, kwam Max heel onbevangen
terug en was heel lief, want hij was jam
mer genoeg nog afhankelijk van zijn broer.