De Legerwet. Binnenlandsch Nieuws. den bij de oprichting dor vereeniging de risico op zich hebben genomen en daar voor f 5 hebben gestort. Er is nu een voordeelig saldo, maar evengoed had het anders kunnen loopen door onvoorziene omstandigheden, 8pr wijst op Purmerend, waar ook een aan merkelijke daling in het overschot is ge komen, en nu zullen de nieuwe leden wellicht op andere bepalingen worden aangenomen. De rekening en verantwoording wordt nu goedgekeurd en de voorzitter brengt de finantiëele commissie dank voor haar rapport. Het bestuur stelt voor, voortaan nieuwe leden aan te nemen op een contributie van f 5, met een bijstorting van f 7.50, dus voor 1 12 50. De heer Kuijper vindt dat bedrag te hoog en het zal naar zijn oordeel niet aan moedigend- werken bij het aanwerven van nieuwe leden. Verder vindt spr. het oubillijk, f 7.50 extra te laten betalen. De winst immers, die is gemaakt, is toch voor een deel ook voortgevloeid uit de verzekeringsgelden van de niet-leden en waarom nu het bedrag voor het toetreden zoo verhoogd? Een klein boertje zal zoo maar geen t 12.50 neerleggen voor het lidmaatschap. De heer Joh. Govers wijst den heer Kuijper op het risico, dat de oprichters op zich namen; om nu nieuwe leden ook voor f 5 te laten toetreden, dat acht spr. onbillijk. De heer Zijdewind zegt, dat de ver eeniging zelfs zeer nobel handelt; men krijgt, zegt spr., voor f 12,50 deel in het kapitaal der vereeniging, dat hoofde lijk meer bedraagt dan f 12 50; dus hoeft men nog winst. Wanneer de 85 leden geheel in hun eigen belang handelden, zouden ze geen nieuwe leden aanwerveD, daar het voor hen voordee- liger was, de verzekering te laten zoo zo is, maar omdat het is een marktbelang, zooveel te meer leden zooveel te beter. En als men lid worden kan voor minder geld dan het aandeel in het verzekerings kapitaal eigenlijk is, dan is dat, dunkt mij, zegt spr., al heel royaal. Met 11 tegen 1 stem, die van den heer Kuijper, wordt het bedrag op f 12.50 vastgesteld. Hierna sluitiDg. Bij gelegenheid van het feest zijner 30-jarige dienstvervulling op 26 dezer, heeft onze Harmoniekapel den heer Jac. Koning, kapelmeester der Kon. Ned. Marine-kapel te Don Helder, het eerelidmaatschap aangeboden. Den 2 Februari zal het 25 jaar geleden zijn, dat de heer J. Rog geveen, vroeger woonachtig alhier, thans te Den Helder, aangesteld werd tot bode van het begrafenisfonds gevestigd te De Rijp. Zondag 21 dezer werd op initiatief der Schager Smeden-Ver eeniging, te Hoorn in 't café „Witte Eugel" eene druk bezochte vergadering gehouden van smeden uit Hoorn en Ornstr. Op deze vergadering werden doel en streven der vereeniging door het bestuur toegelicht, waarvan het gevolg was, dat direct 29 smeden als leden toetraden en hierdoor eene afdeeling werd tot stand gebracht. Staande de vergadering, werd het Be stuur uitgenoodigd, om ook te Enkhuizen eene vergadering te beleggen, teneinde ook aldaar eene afdeeling te verkrijgen. Het voornemen bestaat, om ook in Alkmaar de smeden tot toetreding uit te noodigen. Max' hoop op het millioen en het daarbij behoorend huwelijk had zich niet verwezen lijkt en heel plotseling was hij bij zijn dame in ongenade gevallen. Toen hij de tweede maal te Gernsbach kwam, deed juffrouw Marlow alsof hij er niet was, en toen hij haar later in Berlijn ontmoette, bleef* er geen twijfel over, of hij was bij haar in ongenade. De jonge schilder, die van Edith's gesprek met zijn broer niets wist en er geen gedachte van had, dat Edith alles wist over „het strijdende genie," dacht, dat alleen „die nabob" de schuld van alles was. Marlow was het grootste deel van den zomer met zijn dochter naar Zwitserland geweest, Ronald was in Berlijn gebleven, maar Max liet zich niet verschalken en met al zijn haat haatte hij dien verstoorder van zijn geluk, zooals hij Ronald noemde. „Wanneer er millioenen in het spel zijn, dan wordt een arm kunstenaarshart ver trapt 1" zeide hij tragisch, toen hij voor oom Treumann zijn hart uitstortte, en de oude heer gaf zijn lieven Max volkomen gelijk.zoo veel te meer, nu hij in hem een bondgenoot tegen dien nabob had gekregen. Hij troostte het verlaten kunstenaarshart naar krachten met een flinken stroom van rijksdaalders uit zijn beurs en eenige goede flesschen, die in „De gouden Leeuw" werden veror berd. Daar schimpten en scholden ze ge meenzaam op den gehaten nabob, dien paus, dien zwendelaar van Neustadt en Steinfeld, en joegen heel Heilsberg in 't harnas tegen hem en zijn vennootschap, die alleen maar weer dienst deed om hem te verrijken. Mijnheer notaris Treumann verklaarde het openlijk voor een vaderlandsplicht, tegen dien zwendel front te maken. In Heils berg mocht geen enkel aandeel worden gekocht, men moest dat verwaande Neustadt toonen, dat men in Heilsberg eergevoel had. De Neustadters praalden inderdaad zeer met de onderneming, waarvan zij zich groots voordeeleu bsloofden, en ergerden de ehsele nabuurschap tot razend-wordens toe. TuasGkea het Neustadter Dagblad en de ■•iLsbarger Burgwacht brak een woedende •ta| «1 ka, waarifi ra* beide eydee de leeaet (Slot) In ons eerste artikel, gewijd jan bovenstaand onderwerp, hebben wij aangetoond, dat rij, die, af gaande op den lof aan het Zwitserj-che stelsel gegeven, en op de prachtige resultaten, door de vechtwyze der Boeren verkregen, op afrchaffing van nagenoeg het gekaele staande leger en op een volkswapening aandringen. eigenlijk doen aan marktgeschreeuw Indertijd is door den heer M. A. E. J Meyboom, kapitein der infanterie, een werkje uitgegeven getiteld; ,Het Zwitsersche stelsel, Type van een volksleger" en daaruit kan men vernemen, dat de oefenplicht in Zwitserland reeds begint en dos reeds tal van jaren begonnen is, bij het kind Van het tiende levensjaar wordt en werd de knaap door een doeltreffend onder wijs in de gymnastiek tot den militairen dienst voor bereid. De kantons dragen en droegen verder zorg, dat bovendien aau alle jongelieden van het verlaten van de lagere school af tot aan hun twintigste levens jaar als wanneer iedereen, niemand uitgezonderd dan zij. die wegens lichafmsgebreken worden vrijgesteld, dienstplichtig is in voor den militairen dienst voorbereidende gymnastiek onderwgs wordt gegeven. De twee laatste jaren worden gewijd aan schietoefe ningen, waartoe overal gelegenheid bestaat. Bovendien bestonden er by een bevolking van onge veer drie millioen zielen in 1896 reeds 3304 schiet- vereenigingen met 191.682 leden, die van den Bond een subsidie omvingen van 314 293 francs, terwijl nog tal v an officiers- en onderofficiers-vereenigingen zich militaire ontwikkeling in het algemeen ten doel stelden Op de begrooting voor 1899 is een som van 764 800 francs uitgetrokken als subsidie ran den Bond voor vrijwillige schiet- eu andere militaire vereeni gingen. Men heeft op de goedkoopheid van het Zwitsersche stelsel gewezen. Te loocht-Den valt dtze niet, maar in de kamerzitting van 19 December jl heeft de minister van oorlog met cijfers aangetoond, dat, indien wij dezelfde stof voor een volksleger hadden als Zwitserland, dit. afgaande op de kosten in Zwit serland per hoofd, ons toch nog altijd op 22 at 23 millioen goldens zou te staan komen Maar wij hebben die stof, Je ran hun prille jeugd af aan geoefende umennekts", nu eenmaal niet, wij moeten haar nog maken, zoodat, wanneer we een volksleger in Zwitserschen trant zouden willen in het leven loepen, we de eerste jaren volkomen of Dagenoeg weêrloos zouden zijn. De Zwitsersche kolonel Feiss, die om historische en andere redenen voor zijn land het daar ingevoerde stelsel het eenig bruikbare vond, had, na verklaard te hebben volkomen op de hoogte te zijn van de toe standen in ons land, bovendien nog gezegd, „dat het invoeren van het Zwitsersche stelsel het laatste moest zijn. wat wij op het stuk van legerorganisatie behooren te doen (Zie Handelingen der Staten-üeneraal, 1899—1900, pag 894). Dat wij de Boeren ons niet anders tot voorbeeld kunnen stellen dan in hun vaderlandsliefde en hard- nekkigen moed om het vaderland te verdedigen, tal èn boer, èo burger èn edelman wel begrypen. Hun geoefendheid in het schieten is het resultaat van hou levensomstandigheden, zooals b v. iedereen kan roeien die in de zeer waterrijke streken van ons land woont. Men heeft het noodig voor het dagelijksch bedrijf. Wanneer wij de wetsvoorstellen van den minister nader bezien, is dus de groote vraag, of wij zullen krijgen een leger, dat in staat is, met eeoige kans op succes, ous vaderland tegen een uit het Oosten of Westen opdriugenden vijand te verdedigen. In ons tweede artikel gaven mij een kort overzicht van de organisatie der landmacht, zooals deze door deu Minister wordt voorgesteld, en daaruit kunnen wij wel opmaken, dat, waar nu de nationale militie niet sterker mag zijn dan 56.000 man, wij, de schut terijen als nouvaleurs beschouwende, bij een eventu- eclen oorlog over niet veel meer zullen kunuen be schikken. Volgens de cijfers, door den Minister in zijn memorie van toelichting genoemd, zullen leger en landweer al zeer spoedig een vrij goed geoefende landmacht kunnen vormen, welke ongeveer 140 OGO man sterk zal zijn. Wat de quantiteit betrefr, zijn we dus een heel eind verder Wc laten het «aan de des kundigen over om te beoordeelen, of de door den Minister voorgestelde oeleningstijden voor leger en landweer, lang genoeg zijn om de geoefende soldaten te vormen. Afgaande op ons leekenoordtel, zouden wij zeggen, dat die tijd lang genoeg was, mits de dienst maar ontdaan wordt van een massa sleur enz. die ons nog uit de dagen van een lading in twaalf tempo's is overgebleven. Het komt er vooral op aan, of Je personen, met de instructie belast, uil de mennekens weten ie halen wat er in zit, en of het onderwgs vooral heenwijst naar een ernstig streven, niet om parade-, maar wel om vechtsoldaten te maken. Misschien dat op dit gebied van de Transvaalsche Boeren nog wel iets valt te leeren Wanneer men in deze dagen van krijgshaftige opwinding aan ons Nederlanders zou vragen, of we, indien onze onafhankelijkheid werd bedreigd, het lieve vaderland zouden verdedigen, dan zon, op enkele uitzonderingen na, bet antwoord zeer bevre digend zijn. Wij stellen dan den eisch, dat die verdediging zoo flink en krachtig mogelijk zij. Maar daarvoor te loochenen valt het niet zijn in de eerste plaats de mennekens noodig eu in de tweede plaats het geld. De minister, die dus komt aaudragen met een legerorganisatie, waarhy de getalsterkte van het leger aanzienlijk wordt vermeerderd, en eeo landweer wordt grove beleedigingen elkaar naar het hoofd werden geworpen, en mijnheer notaris Treu mann,die natuurlijk medewerker van deBurg- wacht was, ging zelfs zoover, dat hij Stein feld profeteerde, dat het haar zou gaan als weleer Sodom en Gomorrha. In den tuin van notaris Raimar bloeiden in plaats van de Mei-bloesems, nu de late rozenanders was er sinds het voorjaar niets veranderdin Heilsberg veranderde niets. Rechts en links de hooge gevels, die het tuintje omgrensden, en het iets engs en gedrukts gaven, aan den anderen kant het huis met zijn steenen trap, en verder het uitzicht op de wallen der stad met de muren en torens. En zooals in de lente, zat ook nu majoor Harmut tegenover zijn vriend, krachtig en opgewekt als toen, slechts nog wat meer gebruind door de zon. „Ja, ditmaal heb ik net gedaan als Max, en ben als een bom in huis gevallen", zeide hij lachend. „Nu, laat me dan toch ten minste aan je gezicht zien, dat ik je verras, dat ik welkom ben." „Dat ben je riep Ernst,wien nu inder daad de vreugde in de oogen schitterde. „Ik dacht niet, dat je al reeds uitHannover terug waart." „Ik kom er ook rechtstreeks vandaan. Eergisteren zijn we weer ingeruktik heb dadelijk verlof gekregen en toen dacht ik, Ernst zal me wel niet wegjagen, als ik zoo onverwacht kom en daar ben ik." „Dat was een uitstekende inval. Ik hoop, dat je je uniform hebt meegebracht, want we staan hier voor een groote feestelijk heid. De geschiedkundige vereeniging viert haar jubileum, en oom Treumann heeft zich in het hoofd gezet, dat Heilsberg een his- torischen optocht moet hebben, evenals andere steden. Het oude zoodje aan wapens, dat op het raadhuis is, zal te voorschijn gehaald worden. Wellicht slepen ze bij dien optocht de heele beroemde folterkamer wel mee." Harmut zag zijn vriend al heel verwon derd aanhij was niet gewoon uit zijn mond scherts te hooren, maar hij ging er toch vroolijk op in. „Dan aai ik ais modema krygsunu. Om gevormd, uit dat leger genomen, die vrij wat meer kan verrichten dan op den verjaardag van de Koningin parade ie houden, moet van aelf hij de natie aankloppen om meer geld. In ons laatste artikel deelden wij mede, dat de minister jaarlijks een verhooging van het oorlogs- üudget met ongeveer acht ton noodig acht, maar met het oog op de bewapening van de landwter, die toch successievelijk moet geschieden, kannen we voor de eerste jaren dat bedrag wel vaststellen op ééa millioen. De financiêele alarmisten beweren, dat de nitie deze ve;hooging van het oorlogsbndget ocmogeiijk zal kunnen dragen, wter anderen torenen, dat het beter zou zijn dit bedrag te besteden Vuor sociale doeleinden, maar: qui vent la fin, vent aussi les rnoyens gaan we eenmaal van het denkbeeld nit, dat we oLie onafhankelijkheid moeten verdedigen, dat wa willen blijven vat wij zijn, bet land, waarvan de dichter eenmaal zong ,H er duldt het volk geen dwioghndg „Waar vrijheid eenwen stond*, dan is elke qnaeatie over de verhooging van het oorlogsbndget die ons trouwens is meegevallen goed ter bebandeliog in een debatingclub, maar point d'argent, point de Suisses geen geld, geen verbetering onzer levende strijdkrachten. Zg, die niet bereid zgn, om, zoodra deze legerorga nisatie door de deskundigen goed en mogelgk zal zgn bevonden, het geld te geven, moeten dan verder gaan en vooialellen om,met behoud van etnige po'itiesoldaten, ons geheele staande leger at te schaffen, en de alsdan vrijkomende millioenen te besteden voor sociale doel einden. Zooals het leger na is, is het, wat getalsterkte betreft, tegenover eeu overmachtL en vijand nur ein Chlanenbiöckcheni Eroatir, zonder politieken achtergrond, dient dus de vei tegenwoordig.eg rekening te houden met den vrij aigeuieenen geest van het volk, zich af te vragen ol de leorgauisatie der landmacht, belichaamd in de wetsvoorstellen van den minister, aanneembaar is ol n.et. De geldqnaestie achten wij geen overwegend bezwaar. Een volk, dat in dne maanden tgds vrgwillig onge veer étn millioen voor de Zuid-Afrikaansche broeders heelt bgeengeDracht, is ook wel in staat om jaarlijks eeu millioen meer op te brengen, welke moet strekken om eigen onafhankelijkheid te waarborgen.De hoofdzaak is voor ous, of die reorganisatie goed is, en of de oefe ningen in kazerne en daarbuiten zoodanig worden geleid, dat zg het geld waard zijn, dat daarvoor wordt uitgegeven. Nu hebben wy bekwame mannen genoeg om daarover te oordeelen, en de minister zelf, die zeker niet een der minsten is onder onze Neder landsche krygskumiigen, is ons een waarborg, dat hij zeer zeker rijpelijk zal hebben overwogen het voor en tegen aan zijn wetsvoorstellen vei bonden. De memoriën van toelichting geven daarvan trouwens de duidelijke bewyzen. Eeu andere vraag is echter, en dat zal velen prik kelen om zich vóór het wetsontwerp te verklaren, of deze organisatie van de landmacht er toe zal voeren naar bei geen de minister bij de behandeling der oor- logsbegrootii g in het vooruitzicht stelde, dat daardoor in Nederland deslof zou worden verkregen, „waarvan een leger naar Zwitserschen trant, d. w. z. een echt volksleger, te zijner tgd gevormd zou kunnen worden Dit toch was „zijn doel". (Zie ons tweede artikel). Nu komt het ons voor, dat het van het Nedsrlandsche volk zelf afhangt, om, worden de wetsvoorstellen aangenomen, al spoedig dat doel te bereiken. Iudien dau de oorlogsbegrooting b. v. tot 25 millioen kon worden teruggebracht, dan zou het jaarlijksch millioen, dat thans wellicht eenige jaren lang gevorderd zal worden, kolossale renten afwerpen. En nu wijzen we op een gebeurtenis, waarirle de minister nog geen rekening kon houden, toen hg deu 19den December jl. aan de Koninklijke Vereeniging van Nederlandsche Scherpschutters (zie ons tweede artikel) krachtig steun beloofde en wees op hetgeen hij reeds in deze gedaan had. Zaterdag 13 Januari jl. is te Utrecht door negenen veertig personen van naaai van nagenoeg alle politieke richtingen, een vereeniging, Volksweerbaarheid, opge richt, die zich ten doel stelt de weerbaarheid var. het Nederlandsche volk te ontwikkelen. Art. 2 der statuten bepaalt, dat naar dat doel wordt gestreefd door het bevordeten van lichaamsoefeningen, het opwekken tot algemeene deelneming aau vrijwillige oeleDi'ngen in den wapenhandel, het bevorderen van schietoefeningen, het uitgeven van geschriften, het houden van openbare bijeenkomsten, en verder door alle andere wettige middelen, welke tot het doel kunnen leiden. Ieder Nederlander,zoowel man als vrouw, die tot het doel der Vereeniging wil medewerken, et zestien jaar oud is, kan lid van de vereeniging worden door zich aan te melden bij het plaatselijk afdeelingsbestuur of bij het hoofdbestuur. De contributie is vastgesteld op een minimum van vijf en twiniig cents Voorzitter van bet hoofdbestuur is dr. O. Kalff, hoogleeraar te Utrecht, secretaris is de heer A, L. W. Seyffardt, te 's-Gravenhage, oudminister van oorlog, en penning meester mr. C. J. Pekelharing, advocaat en procureur te Austerdain. In het hoofdbestuur heeft ook zitting genomen de heer Wanings, voorzitter van bovenge noemde Vereeniging van Nederlandsche Scherpschutters. Nu komt het ons voor, dat allen, die er reeds naar streven om eindelijk te komen tot een volksleger, lid moeten worden van Volksweerbaarheid en in hun woonplaatsen afdeelingen moeten oprichten, dat kan geschieden, zoodra er twintig leden bijeen zijn. De Liberale Unie vroeg in haar program van urgentie: „re geling der levende strijdkrachten, met invoering van het stelsel der persoonlijke vervulling van den dienst plicht, en met opheffing van de schnttergen ia haar treden. Maar ik had mijn uniform ingepakt en heb het meê hierheen genomen omdat nu men kan niet weten, hoe men het eens noodig heeft, om effect te maken." „Hier in Heilsberg Hoe krijg je 't in je hersens." „Nu, of ergens in den omtrek. Maar wat zie je er heel anders uitje bent een mensch geworden." „Zeer lief gezegd van je. Was ik het dan vroeger niet „Neen, ge waart in uw heerlijk kantoor reeds een halve mummie geworden.Nu schijnt dat verdrogings-proces tot stilstand te zijn gekomen God zij dank De majoor had gelijk, bij Raimar had eene verandering plaats gegrepen, niet juist zoo opvallend, maar voor het oog van den vriend heel goed merkbaar. De moeheid was verdwenen uit zijn trekken en uit zijne hou ding, de oogen hadden leven, hadden sehitte- ring gekregen, en in zijn gansche voorkomen lag een nieuwe, vreemde trek, die zich niet ontraadselen bet, maar hij had niets gemeen met de vroegere onverschilligheid. „Ge ziet er als verjongd uit," ging Harmut voort. „Wat is er met je gebeurd Ben je soms vice-voorzitter van de geschied kundige vereeniging geworden „Hier in Heilsberg gebeurt niets, dat weet ge evengoed als ik," antwoordde Ernst ontwijkend. „Maar vertel nu eens, hoe is het er bij de manoeuvres toegegaan „Nu, het is er ditmaal scherp van langs ge gaan, zoo erg zelfs, dat ik bepaald een paar weken rust noodig heb en ik denk die rust hier te nemen." Om Raimar's lippen speelde een spotachtig lachje, toen hij zijn vriend monsterde. „Je ziet er bepaald uit alsof je rust noodig hebt. Merkwaardig, Heilsberg schijnt een soort herstellingsoord te worden. Max is er ook weer en beweert, dat hij hier op zijn verhaal moet komen, maar hij zal je ditmaal niet storen. Hij komt alleen van daag naar de stad, overigens is hij reeds acht dagen op Gernsbach." „Wat heeft die ezelskop op Gernsbach te zoeken brulde de majoor. „Hoe komt ki:j daar, dat uilskuiken fegenwoordigen vorm Den persoon]gken dienstplicht hebben we leeds verkregen eu wat de Minister thans wil, beantwoordt iu bijzonderheden aan hetgeen de Liberale Unie in buede tTekken vroeg. Maar al zouden de wetsontwerpen uit e<n oogpunt van legerorganisatie onverbeterlijk zijn, al zonden zij waarlijk kunnen leiden tot het einddoel een volksleger in Zwitserschen trant, dit alles zou niet veel helpen, indien met wankelmoedigheid en niismceugheid in zake onze landsverdediging worden vei vangen door een vast zelfvertrouwen gelijk aan dat, heiwelk oe Boeren bezielt Daartoe kan de nienw gestich'e vereeniging, goed geleid, zrer veel afdoen en bet oogenhlik komen, dat aan het ideaal van den miniater worde beantwoord geen dorp in Nederland zonder schietbaan. Op de Vergadering van de Afdeeling „Noord-Holland" der Vereeniging „Het Nederlandsch Paarden stamboek", te houden op Maandag 26 Februari 1900, des namiddags 1 ure, in bet Café Krasnapolsky, te AMSTERDAM, komen de navolgende punten aan de orde 1. Notulen; 2. Ingekomen stukken; 3. Mededeelingen 4. Verslag afgevaar digden Algemeene Vergadering 5. Be noeming van eene Commissie tot onder zoek der rekening over 1899; 6. Bepa ling van de plaats voor de volgende vergadering der afdeeling 7. Vaststelling begreoting 1900. (Ontv. en uitg. op f 1264.53; die van 't Prov. Subsidie in ontv. en uitg. op f 5000.8 Hetgeen verder aan de orde zal worden gebracht. ïïet Bestuur der Afdeeling maakt be kend, dat de Keuringen voor de toe kenning der Rijks- en Provinciale Sub- sidiën en rremiën voor hengsten, min stens 3 jaar oud en voor hengsten geboren in 1898, zullen plaatshebben: te Texel, op Maandag 5 Maart, des voorm. 11 ure, a. d. Burgte SCHAGEN, op Dinsdag 6 Maart, des voorm. 10 ure, bij den heer C. Broersma; te Beverwijk, op Woensdag 7 Maart, des voorm. 11 ure, bij het Stations-Koffiehuiste Hoofddorp, op Donderdag 8 Maart, des voorm. 10 ure, bij de Marktte Terschelling, op Dinsdag 20 Maart, na de aankomst der boot. Voor deze Keuringen zijn uit het Provinciaal Subsidie beschikbaarvoor hengsten geboren in 1897 of vroeger, zeven subsidiën ad f250 en wel 2 voor het Noorder-, 2 voor het Midden- en 3 voor het Zuiderdeelvoor hengsten ge boren in 1898, zes aanhoudingspremiëu ad f 150. Voorts uit het Rijkssubsidie voor elk deelvoor hengsten van 3, 4 of 5 jaar oud, een onderhoudsbijdrage vau f 400 en een bedrag van f700 voor onderhoudsbijdragen voor hengsten, op de eilanden Texel, Terschelling en Wieringen te stationneeren. De toekenning der 3 onderhoudsbijdra gen van f 400 heeft onder de volgende voorwaarden plaats a. de hengsten moeten ten volle be- kroningswaardig zijnb. de bekroonde hengsten zullen minstens 2 jaren tegen een dekgeld van ten hoogste f 25 in het deel der provincie, waarin de bekroning is geschied, beschikbaar moeten worden gesteld c. de eigenaar is verplicht min stens een getal van 50 merriën bij den hengst toe te laten d. aan denzelfden hengst zal de premie niet meer dan tweemaal mogen worden toegekend,wan neer in volgende jaren deze premiën opnieuw mochten worden uitgeloofd. Voor Wieringen is eene onderhouds bijdrage beschikbaar van f 200. Zij, die genegen zijn hunnen hengst op het eiland Wieringen te station neeren, moeten tijdens de Keuring te Schagen hiervan aangifte doen bij de Commissie en den hengstaldaaraanbieden. De hengst, die in rang volgt op de „Hij schildert de kleine Liesbeth, en daar door de beweeglijkheid der kleine het treffen niet zoo gemakkelijk is, heeft mevrouw on Maiendorf hem uitgenoodigd, opdat hij het beeld op zijn gemak zal kun nen gereed maken. Wat scheelt je toch, Arnold Zulk een uitnoodiging heeft toch niets geen bijzonders." „Zoo, vindt ge Mij valt die wel degelijk op. Maar eer ik verder praat, een open woordje tusschen ons beiden, Ernst. Uw oom Treumann vertelde mij in het voorjaar van zekere huwelijksplannen, waarop ge toen niet wildet ingaan. Ik moet nu weten, hoe de zaak staat, dus opgebiecht hebt ge idéé in de jonge weduwe? Ja of neen?" Raimar fronste de wenkbrauwen en maakte «en onwillige beweging. „V at komt je in je hersens, Arnold Van een neiging mijnerzijds is nooit sprake geweest, en een huwelijk alleen om geld, daartoe acht ge mij hoop ik toch niet in staat. Liever tot mijn dood notaris in Heilsberg, dan van de genade van een rijke vrouw te leven." „Nu, zoo zwaar neem ik dat niet op", antwoordde de majoor rustigjes. „Ik ben en blijf soldaat en trouw niet om geld, maar wanneer mijn aanstaande vrouw toe vallig met een riddergoed is belast, dan zal ik haar dat grootmoedig vergeven. Dus gij hebt geen plannen? 't verheugt me buiten gewoon. Ik heb ze namelijk, moet ge weten." „Jij wilt trouwen vroeg Raimar ver wonderd.,.Maar je hebt het jonggezellenleven toch steeds voor den eenigen goeden toestand verklaard." „Heb jij in je leven dan nooit een dom heid gezegd riep Harmut geërgerd. „Ik ben eerst op rijperen leeftijd verstandig geworden. Kort en goed, de kleine, blonde mevrouw von Maiendorf met haar blauwe kinderoogen heeft het mij gedaan. Ik ben de geschiedenis den geheelen zomer niet kwijt kunnen worden en nu houd ik het niet langer uit. Toen de manoeuvres voorbij waren, pakte ik mijn koffers en alu, 'der om mijn geluk te zoeken. Nu weet je het alles, heel precies 1" Ernst lachte en stak hem hartelijk de drie aldaar geprimeerden, komt voor dit stationnement het eerst in aanmerking. Voor Texel is eene onderhoudsbijdrage van f 250 beschikbaar, evenzoo voor Terschelling. Deze bijdragen worden toegekend aan de beste der aldaar aangeboden heng sten, mits bekroningswaardig. De naar aanhoudingsbijdrage of sub sidie mededingende hengsten moeten in het Stamboek zijn ingeschreven of op de keuring daarvoor zijn opgeno men en goedgekeurd. Er zal vóór de premie-keuringen gelegenheid worden gegeven ter opname van hengsten in het Stamboek. Hengsten, geboren in 1897, in 1899 bekroond, moeten op de hierboven ge noemde Keuringen opnieuw worden voorgebracht. (Zie al. 2 van Art. 8 van het in 1898 gewijzigde reglement.) Houders van fokpaarden worden er aan herinnerd, dat de merriën, met welke zij naar eene aauhoudingspremie willen mededingen, in het Stamboek moeten zijn ingeschreven, of daarvoor op den dag der keuring zijn goedge keurd daarbij moeten zij door een aanbevolen Stamboekhengst zijn of wor den gedekt. Indien eene geprimeerde merrie ontijdig haar veulen verwerpt, is de eigenaar verplicht, hiervan onmiddellijk eene, door twee bekende getuigen getee- kende verklaring op te maken en deze den Secretaris toe te zenden. Eigenaars van in het Stamboek inge schreven hengsten wordt in hun eigen belang aangeraden, hiermede op de keuringen te komen. Het onderzoek op cornage zal in galop plaats hebben. Het Bestuur behoudt zich de bevoegd heid voor de standplaats van de niet subsidiën of onderhoudsbijdragen bekroon de hengsten aan te wijzen en herinnert belanghebbenden aan Art. 6 van het reglement, waarbij nadrukkelijk is voorgeschreven, dat gesubsidieerde hengsten tot den Isten Augustus van het keuringsjaar, binnen het bepaalde deel der Provincie moeten zijn gebleven en als dekhengsten werkelijk gediend hebben. Aangifte moet geschieden bij den Secretaris, te Alkmaar, 8 dagen vóór de hierboven genoemde keuringsdagen. In de aangifte moet vermeld worden naam, kleur, teekens, afstamming en geboortejaar van den hengst. De verplichte hengstenkeuringen zullen plaats hebben op Texel 5 Maart, op Terschelling 20 Maart en te Schagen, Beverwijk en Hoofddorp op 6, 7 en 8 Maart. Alle in de Provincie aanwezige dekhengsten, geboren in 1897 of vroe ger, in het Stamboek ingeschreven o f niet, moeten hiervoor ter keuring worden aangeboden. Moorden te STIENS. De verslaggever van de Leeuw. Ct. deelt de volgende bijzonderheden mede omtrent een drama te Stiens Jacob Plantinga, winkelier, gehuwd met Hendrikje Wudman, uit Marrum, beiden ongeveer 50 jaren oud, had Dinsdagavond eene lezing bijgewoond. II ij kwam omstreeks negen uur thuis en zette zich aan tafel met zijne vrouw cn met zijn kostganger Wiltje Hoorns- ma, oud 28 jaar, van beroep schoen maker, en tevens losse knecht in de her berg Rustenburg. Nadat hij het een en ander omtrent de lezing verteld had, wierp Hoornsma zich met een groot schoenmakersmes plotseling op hem en bracht hem twee diepe sneden in den hand toe. „Veel geluk, Arnold. Men zegt. dat ze alle aanzoeken van de hand heeft gewezen ter wille van haar kind. Maar wanneer jij oprukt, met slaande trom en vliegende vaandels jij bent niet te weer staan „Meen je vroeg Harmut, eenigszins weifelend. „Nu, die uitgebrande kraterziel, dien Max, zal ik wel even op zij zetten, want dat hij weer bezig is, dat staat bij mij vast als een paal boven water. Bij die jonge dame met dat millioen heeft hij geheel uitgediend, nu is hij wat bescheidener ge worden en wil als riddergoedbezitter ver der zich door het leven slaan." „Je kondtwel gelijk hebben," zeide Rai mar nadenkend. „Ik heb daar tot dusverre niet aan gedacht, maar zoo iets is wel wat voor Max. Voor hem is het huwelijk geheel een speculatie." „Dus is er geen tijd te verliezen," vulde de majoor aan. „Wij gaan morgen naar Gernsbach, daar kan ik dan het terrein zoo langzamerhand bestudeeren, en wanneer dat familie-genie van je wer kelijk plannen heeft, dan zal ik hem even nemen. Afgesproken." Daar werd de deur geopend en het „fa milie-genie", van wien zoo juist sprake was geweest, verscheen in hoogst eigen persoon met oom Treumann, maar ze kwamen niet met hun gewone begroeting binnen, maar renden eigenlijk als dollen op de twee vrienden af. „Weet ge het, Ernst!" riep de notaris reeds van verre. „Heb je er al iets van gehoord Neen, hij weet het bepaald niet, anders zou hij niet zoo doodkalm daar zitten. Mijnheer Harmut, u ook in Heils berg Komt u uit Berlijn? Dan weetuhet natuurlijk ook reeds, want heel Berlijn is er vol van." „Wat is er dan gebeurd vroeg de majoor nieuwsgierig, terwijl Raimar niet het minste blijk van nieuwsgierigheid gaf. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 6