De Legerwet.
Binnenlandsch Nieuws.
den bij de oprichting dor vereeniging de
risico op zich hebben genomen en daar
voor f 5 hebben gestort.
Er is nu een voordeelig saldo, maar
evengoed had het anders kunnen loopen
door onvoorziene omstandigheden, 8pr
wijst op Purmerend, waar ook een aan
merkelijke daling in het overschot is ge
komen, en nu zullen de nieuwe leden
wellicht op andere bepalingen worden
aangenomen.
De rekening en verantwoording wordt
nu goedgekeurd en de voorzitter brengt
de finantiëele commissie dank voor haar
rapport.
Het bestuur stelt voor, voortaan nieuwe
leden aan te nemen op een contributie
van f 5, met een bijstorting van f 7.50,
dus voor 1 12 50.
De heer Kuijper vindt dat bedrag te
hoog en het zal naar zijn oordeel niet aan
moedigend- werken bij het aanwerven
van nieuwe leden. Verder vindt spr. het
oubillijk, f 7.50 extra te laten betalen.
De winst immers, die is gemaakt, is toch
voor een deel ook voortgevloeid uit de
verzekeringsgelden van de niet-leden en
waarom nu het bedrag voor het toetreden
zoo verhoogd? Een klein boertje zal
zoo maar geen t 12.50 neerleggen
voor het lidmaatschap.
De heer Joh. Govers wijst den heer
Kuijper op het risico, dat de oprichters
op zich namen; om nu nieuwe leden ook
voor f 5 te laten toetreden, dat acht spr.
onbillijk.
De heer Zijdewind zegt, dat de ver
eeniging zelfs zeer nobel handelt; men
krijgt, zegt spr., voor f 12,50 deel in
het kapitaal der vereeniging, dat hoofde
lijk meer bedraagt dan f 12 50; dus
hoeft men nog winst. Wanneer de
85 leden geheel in hun eigen belang
handelden, zouden ze geen nieuwe leden
aanwerveD, daar het voor hen voordee-
liger was, de verzekering te laten zoo zo
is, maar omdat het is een marktbelang,
zooveel te meer leden zooveel te beter.
En als men lid worden kan voor minder
geld dan het aandeel in het verzekerings
kapitaal eigenlijk is, dan is dat, dunkt mij,
zegt spr., al heel royaal.
Met 11 tegen 1 stem, die van den
heer Kuijper, wordt het bedrag op f 12.50
vastgesteld.
Hierna sluitiDg.
Bij gelegenheid van het
feest zijner 30-jarige dienstvervulling op 26
dezer, heeft onze Harmoniekapel den
heer Jac. Koning, kapelmeester der Kon.
Ned. Marine-kapel te Don Helder, het
eerelidmaatschap aangeboden.
Den 2 Februari zal het
25 jaar geleden zijn, dat de heer J. Rog
geveen, vroeger woonachtig alhier, thans
te Den Helder, aangesteld werd tot
bode van het begrafenisfonds gevestigd
te De Rijp.
Zondag 21 dezer werd op
initiatief der Schager Smeden-Ver
eeniging, te Hoorn in 't café „Witte
Eugel" eene druk bezochte vergadering
gehouden van smeden uit Hoorn en Ornstr.
Op deze vergadering werden doel en
streven der vereeniging door het bestuur
toegelicht, waarvan het gevolg was, dat
direct 29 smeden als leden toetraden
en hierdoor eene afdeeling werd tot
stand gebracht.
Staande de vergadering, werd het Be
stuur uitgenoodigd, om ook te Enkhuizen
eene vergadering te beleggen, teneinde
ook aldaar eene afdeeling te verkrijgen.
Het voornemen bestaat, om ook in
Alkmaar de smeden tot toetreding uit
te noodigen.
Max' hoop op het millioen en het daarbij
behoorend huwelijk had zich niet verwezen
lijkt en heel plotseling was hij bij zijn
dame in ongenade gevallen. Toen hij de
tweede maal te Gernsbach kwam, deed
juffrouw Marlow alsof hij er niet was, en
toen hij haar later in Berlijn ontmoette,
bleef* er geen twijfel over, of hij was bij haar
in ongenade. De jonge schilder, die van
Edith's gesprek met zijn broer niets wist
en er geen gedachte van had, dat Edith
alles wist over „het strijdende genie," dacht,
dat alleen „die nabob" de schuld van alles
was.
Marlow was het grootste deel van den
zomer met zijn dochter naar Zwitserland
geweest, Ronald was in Berlijn gebleven,
maar Max liet zich niet verschalken en met
al zijn haat haatte hij dien verstoorder van
zijn geluk, zooals hij Ronald noemde.
„Wanneer er millioenen in het spel zijn,
dan wordt een arm kunstenaarshart ver
trapt 1" zeide hij tragisch, toen hij voor oom
Treumann zijn hart uitstortte, en de oude
heer gaf zijn lieven Max volkomen gelijk.zoo
veel te meer, nu hij in hem een bondgenoot
tegen dien nabob had gekregen. Hij troostte
het verlaten kunstenaarshart naar krachten
met een flinken stroom van rijksdaalders
uit zijn beurs en eenige goede flesschen,
die in „De gouden Leeuw" werden veror
berd. Daar schimpten en scholden ze ge
meenzaam op den gehaten nabob, dien paus,
dien zwendelaar van Neustadt en Steinfeld,
en joegen heel Heilsberg in 't harnas tegen
hem en zijn vennootschap, die alleen
maar weer dienst deed om hem te verrijken.
Mijnheer notaris Treumann verklaarde
het openlijk voor een vaderlandsplicht,
tegen dien zwendel front te maken. In Heils
berg mocht geen enkel aandeel worden
gekocht, men moest dat verwaande Neustadt
toonen, dat men in Heilsberg eergevoel had.
De Neustadters praalden inderdaad zeer
met de onderneming, waarvan zij zich
groots voordeeleu bsloofden, en ergerden de
ehsele nabuurschap tot razend-wordens toe.
TuasGkea het Neustadter Dagblad en de
■•iLsbarger Burgwacht brak een woedende
•ta| «1 ka, waarifi ra* beide eydee de leeaet
(Slot)
In ons eerste artikel, gewijd jan bovenstaand
onderwerp, hebben wij aangetoond, dat rij, die, af
gaande op den lof aan het Zwitserj-che stelsel gegeven,
en op de prachtige resultaten, door de vechtwyze
der Boeren verkregen, op afrchaffing van nagenoeg
het gekaele staande leger en op een volkswapening
aandringen. eigenlijk doen aan marktgeschreeuw
Indertijd is door den heer M. A. E. J Meyboom,
kapitein der infanterie, een werkje uitgegeven getiteld;
,Het Zwitsersche stelsel, Type van een volksleger"
en daaruit kan men vernemen, dat de oefenplicht in
Zwitserland reeds begint en dos reeds tal van jaren
begonnen is, bij het kind Van het tiende levensjaar
wordt en werd de knaap door een doeltreffend onder
wijs in de gymnastiek tot den militairen dienst voor
bereid. De kantons dragen en droegen verder zorg,
dat bovendien aau alle jongelieden van het verlaten
van de lagere school af tot aan hun twintigste levens
jaar als wanneer iedereen, niemand uitgezonderd
dan zij. die wegens lichafmsgebreken worden vrijgesteld,
dienstplichtig is in voor den militairen dienst
voorbereidende gymnastiek onderwgs wordt gegeven.
De twee laatste jaren worden gewijd aan schietoefe
ningen, waartoe overal gelegenheid bestaat.
Bovendien bestonden er by een bevolking van onge
veer drie millioen zielen in 1896 reeds 3304 schiet-
vereenigingen met 191.682 leden, die van den Bond
een subsidie omvingen van 314 293 francs, terwijl
nog tal v an officiers- en onderofficiers-vereenigingen
zich militaire ontwikkeling in het algemeen ten doel
stelden Op de begrooting voor 1899 is een som van
764 800 francs uitgetrokken als subsidie ran den Bond
voor vrijwillige schiet- eu andere militaire vereeni
gingen.
Men heeft op de goedkoopheid van het Zwitsersche
stelsel gewezen. Te loocht-Den valt dtze niet, maar
in de kamerzitting van 19 December jl heeft de
minister van oorlog met cijfers aangetoond, dat,
indien wij dezelfde stof voor een volksleger hadden
als Zwitserland, dit. afgaande op de kosten in Zwit
serland per hoofd, ons toch nog altijd op 22 at 23
millioen goldens zou te staan komen
Maar wij hebben die stof, Je ran hun prille jeugd
af aan geoefende umennekts", nu eenmaal niet, wij
moeten haar nog maken, zoodat, wanneer we een
volksleger in Zwitserschen trant zouden willen in het
leven loepen, we de eerste jaren volkomen of Dagenoeg
weêrloos zouden zijn.
De Zwitsersche kolonel Feiss, die om historische
en andere redenen voor zijn land het daar ingevoerde
stelsel het eenig bruikbare vond, had, na verklaard
te hebben volkomen op de hoogte te zijn van de toe
standen in ons land, bovendien nog gezegd, „dat het
invoeren van het Zwitsersche stelsel het laatste moest
zijn. wat wij op het stuk van legerorganisatie behooren
te doen (Zie Handelingen der Staten-üeneraal,
1899—1900, pag 894).
Dat wij de Boeren ons niet anders tot voorbeeld
kunnen stellen dan in hun vaderlandsliefde en hard-
nekkigen moed om het vaderland te verdedigen, tal
èn boer, èo burger èn edelman wel begrypen. Hun
geoefendheid in het schieten is het resultaat van hou
levensomstandigheden, zooals b v. iedereen kan roeien
die in de zeer waterrijke streken van ons land woont.
Men heeft het noodig voor het dagelijksch bedrijf.
Wanneer wij de wetsvoorstellen van den minister
nader bezien, is dus de groote vraag, of wij zullen
krijgen een leger, dat in staat is, met eeoige kans op
succes, ous vaderland tegen een uit het Oosten of
Westen opdriugenden vijand te verdedigen.
In ons tweede artikel gaven mij een kort overzicht
van de organisatie der landmacht, zooals deze door
deu Minister wordt voorgesteld, en daaruit kunnen
wij wel opmaken, dat, waar nu de nationale militie
niet sterker mag zijn dan 56.000 man, wij, de schut
terijen als nouvaleurs beschouwende, bij een eventu-
eclen oorlog over niet veel meer zullen kunuen be
schikken. Volgens de cijfers, door den Minister in
zijn memorie van toelichting genoemd, zullen leger
en landweer al zeer spoedig een vrij goed geoefende
landmacht kunnen vormen, welke ongeveer 140 OGO
man sterk zal zijn. Wat de quantiteit betrefr, zijn we
dus een heel eind verder Wc laten het «aan de des
kundigen over om te beoordeelen, of de door den
Minister voorgestelde oeleningstijden voor leger en
landweer, lang genoeg zijn om de geoefende soldaten
te vormen.
Afgaande op ons leekenoordtel, zouden wij zeggen,
dat die tijd lang genoeg was, mits de dienst maar
ontdaan wordt van een massa sleur enz. die ons nog
uit de dagen van een lading in twaalf tempo's is
overgebleven. Het komt er vooral op aan, of Je
personen, met de instructie belast, uil de mennekens
weten ie halen wat er in zit, en of het onderwgs
vooral heenwijst naar een ernstig streven, niet om
parade-, maar wel om vechtsoldaten te maken.
Misschien dat op dit gebied van de Transvaalsche
Boeren nog wel iets valt te leeren
Wanneer men in deze dagen van krijgshaftige
opwinding aan ons Nederlanders zou vragen, of we,
indien onze onafhankelijkheid werd bedreigd, het
lieve vaderland zouden verdedigen, dan zon, op
enkele uitzonderingen na, bet antwoord zeer bevre
digend zijn. Wij stellen dan den eisch, dat die
verdediging zoo flink en krachtig mogelijk zij.
Maar daarvoor te loochenen valt het niet
zijn in de eerste plaats de mennekens noodig eu in
de tweede plaats het geld.
De minister, die dus komt aaudragen met een
legerorganisatie, waarhy de getalsterkte van het leger
aanzienlijk wordt vermeerderd, en eeo landweer wordt
grove beleedigingen elkaar naar het hoofd
werden geworpen, en mijnheer notaris Treu
mann,die natuurlijk medewerker van deBurg-
wacht was, ging zelfs zoover, dat hij Stein
feld profeteerde, dat het haar zou gaan als
weleer Sodom en Gomorrha.
In den tuin van notaris Raimar bloeiden
in plaats van de Mei-bloesems, nu de late
rozenanders was er sinds het voorjaar
niets veranderdin Heilsberg veranderde
niets. Rechts en links de hooge gevels, die
het tuintje omgrensden, en het iets engs
en gedrukts gaven, aan den anderen kant
het huis met zijn steenen trap, en verder
het uitzicht op de wallen der stad met de
muren en torens. En zooals in de lente,
zat ook nu majoor Harmut tegenover zijn
vriend, krachtig en opgewekt als toen,
slechts nog wat meer gebruind door de zon.
„Ja, ditmaal heb ik net gedaan als Max,
en ben als een bom in huis gevallen", zeide
hij lachend. „Nu, laat me dan toch ten
minste aan je gezicht zien, dat ik je verras,
dat ik welkom ben."
„Dat ben je riep Ernst,wien nu inder
daad de vreugde in de oogen schitterde.
„Ik dacht niet, dat je al reeds uitHannover
terug waart."
„Ik kom er ook rechtstreeks vandaan.
Eergisteren zijn we weer ingeruktik heb
dadelijk verlof gekregen en toen dacht ik,
Ernst zal me wel niet wegjagen, als ik
zoo onverwacht kom en daar ben ik."
„Dat was een uitstekende inval. Ik hoop,
dat je je uniform hebt meegebracht, want
we staan hier voor een groote feestelijk
heid. De geschiedkundige vereeniging viert
haar jubileum, en oom Treumann heeft zich
in het hoofd gezet, dat Heilsberg een his-
torischen optocht moet hebben, evenals
andere steden. Het oude zoodje aan wapens,
dat op het raadhuis is, zal te voorschijn
gehaald worden. Wellicht slepen ze bij dien
optocht de heele beroemde folterkamer
wel mee."
Harmut zag zijn vriend al heel verwon
derd aanhij was niet gewoon uit zijn
mond scherts te hooren, maar hij ging er
toch vroolijk op in.
„Dan aai ik ais modema krygsunu. Om
gevormd, uit dat leger genomen, die vrij wat meer kan
verrichten dan op den verjaardag van de Koningin
parade ie houden, moet van aelf hij de natie
aankloppen om meer geld.
In ons laatste artikel deelden wij mede, dat de
minister jaarlijks een verhooging van het oorlogs-
üudget met ongeveer acht ton noodig acht, maar met
het oog op de bewapening van de landwter, die toch
successievelijk moet geschieden, kannen we voor
de eerste jaren dat bedrag wel vaststellen op ééa
millioen.
De financiêele alarmisten beweren, dat de nitie
deze ve;hooging van het oorlogsbndget ocmogeiijk
zal kunnen dragen, wter anderen torenen, dat het
beter zou zijn dit bedrag te besteden Vuor sociale
doeleinden, maar: qui vent la fin, vent aussi les
rnoyens gaan we eenmaal van het denkbeeld nit,
dat we oLie onafhankelijkheid moeten verdedigen,
dat wa willen blijven vat wij zijn, bet land, waarvan
de dichter eenmaal zong
,H er duldt het volk geen dwioghndg
„Waar vrijheid eenwen stond*,
dan is elke qnaeatie over de verhooging van het
oorlogsbndget die ons trouwens is meegevallen
goed ter bebandeliog in een debatingclub, maar point
d'argent, point de Suisses geen geld, geen
verbetering onzer levende strijdkrachten.
Zg, die niet bereid zgn, om, zoodra deze legerorga
nisatie door de deskundigen goed en mogelgk zal zgn
bevonden, het geld te geven, moeten dan verder gaan
en vooialellen om,met behoud van etnige po'itiesoldaten,
ons geheele staande leger at te schaffen, en de alsdan
vrijkomende millioenen te besteden voor sociale doel
einden. Zooals het leger na is, is het, wat getalsterkte
betreft, tegenover eeu overmachtL en vijand nur ein
Chlanenbiöckcheni
Eroatir, zonder politieken achtergrond, dient dus
de vei tegenwoordig.eg rekening te houden met den
vrij aigeuieenen geest van het volk, zich af te vragen
ol de leorgauisatie der landmacht, belichaamd in de
wetsvoorstellen van den minister, aanneembaar is ol
n.et.
De geldqnaestie achten wij geen overwegend bezwaar.
Een volk, dat in dne maanden tgds vrgwillig onge
veer étn millioen voor de Zuid-Afrikaansche broeders
heelt bgeengeDracht, is ook wel in staat om jaarlijks
eeu millioen meer op te brengen, welke moet strekken
om eigen onafhankelijkheid te waarborgen.De hoofdzaak
is voor ous, of die reorganisatie goed is, en of de oefe
ningen in kazerne en daarbuiten zoodanig worden
geleid, dat zg het geld waard zijn, dat daarvoor
wordt uitgegeven. Nu hebben wy bekwame mannen
genoeg om daarover te oordeelen, en de minister zelf,
die zeker niet een der minsten is onder onze Neder
landsche krygskumiigen, is ons een waarborg, dat hij
zeer zeker rijpelijk zal hebben overwogen het voor en
tegen aan zijn wetsvoorstellen vei bonden. De memoriën
van toelichting geven daarvan trouwens de duidelijke
bewyzen.
Eeu andere vraag is echter, en dat zal velen prik
kelen om zich vóór het wetsontwerp te verklaren, of
deze organisatie van de landmacht er toe zal voeren
naar bei geen de minister bij de behandeling der oor-
logsbegrootii g in het vooruitzicht stelde, dat daardoor
in Nederland deslof zou worden verkregen, „waarvan
een leger naar Zwitserschen trant, d. w. z. een echt
volksleger, te zijner tgd gevormd zou kunnen worden
Dit toch was „zijn doel". (Zie ons tweede artikel).
Nu komt het ons voor, dat het van het Nedsrlandsche
volk zelf afhangt, om, worden de wetsvoorstellen
aangenomen, al spoedig dat doel te bereiken. Iudien
dau de oorlogsbegrooting b. v. tot 25 millioen kon
worden teruggebracht, dan zou het jaarlijksch
millioen, dat thans wellicht eenige jaren lang gevorderd
zal worden, kolossale renten afwerpen.
En nu wijzen we op een gebeurtenis, waarirle de
minister nog geen rekening kon houden, toen hg deu
19den December jl. aan de Koninklijke Vereeniging
van Nederlandsche Scherpschutters (zie ons tweede
artikel) krachtig steun beloofde en wees op hetgeen
hij reeds in deze gedaan had.
Zaterdag 13 Januari jl. is te Utrecht door negenen
veertig personen van naaai van nagenoeg alle politieke
richtingen, een vereeniging, Volksweerbaarheid, opge
richt, die zich ten doel stelt de weerbaarheid var. het
Nederlandsche volk te ontwikkelen. Art. 2 der
statuten bepaalt, dat naar dat doel wordt gestreefd
door het bevordeten van lichaamsoefeningen, het
opwekken tot algemeene deelneming aau vrijwillige
oeleDi'ngen in den wapenhandel, het bevorderen van
schietoefeningen, het uitgeven van geschriften, het
houden van openbare bijeenkomsten, en verder door
alle andere wettige middelen, welke tot het doel
kunnen leiden.
Ieder Nederlander,zoowel man als vrouw, die tot het
doel der Vereeniging wil medewerken, et zestien
jaar oud is, kan lid van de vereeniging worden door zich
aan te melden bij het plaatselijk afdeelingsbestuur of
bij het hoofdbestuur. De contributie is vastgesteld op
een minimum van vijf en twiniig cents Voorzitter
van bet hoofdbestuur is dr. O. Kalff, hoogleeraar te
Utrecht, secretaris is de heer A, L. W. Seyffardt, te
's-Gravenhage, oudminister van oorlog, en penning
meester mr. C. J. Pekelharing, advocaat en procureur
te Austerdain. In het hoofdbestuur heeft ook zitting
genomen de heer Wanings, voorzitter van bovenge
noemde Vereeniging van Nederlandsche Scherpschutters.
Nu komt het ons voor, dat allen, die er reeds naar
streven om eindelijk te komen tot een volksleger, lid
moeten worden van Volksweerbaarheid en in hun
woonplaatsen afdeelingen moeten oprichten, dat kan
geschieden, zoodra er twintig leden bijeen zijn.
De Liberale Unie vroeg in haar program van urgentie: „re
geling der levende strijdkrachten, met invoering van
het stelsel der persoonlijke vervulling van den dienst
plicht, en met opheffing van de schnttergen ia haar
treden. Maar ik had mijn uniform ingepakt
en heb het meê hierheen genomen omdat
nu men kan niet weten, hoe men het
eens noodig heeft, om effect te maken."
„Hier in Heilsberg Hoe krijg je 't in
je hersens."
„Nu, of ergens in den omtrek. Maar wat
zie je er heel anders uitje bent een mensch
geworden."
„Zeer lief gezegd van je. Was ik het
dan vroeger niet
„Neen, ge waart in uw heerlijk kantoor
reeds een halve mummie geworden.Nu schijnt
dat verdrogings-proces tot stilstand te zijn
gekomen God zij dank
De majoor had gelijk, bij Raimar had
eene verandering plaats gegrepen, niet juist
zoo opvallend, maar voor het oog van den
vriend heel goed merkbaar. De moeheid was
verdwenen uit zijn trekken en uit zijne hou
ding, de oogen hadden leven, hadden sehitte-
ring gekregen, en in zijn gansche voorkomen
lag een nieuwe, vreemde trek, die zich niet
ontraadselen bet, maar hij had niets
gemeen met de vroegere onverschilligheid.
„Ge ziet er als verjongd uit," ging Harmut
voort. „Wat is er met je gebeurd Ben
je soms vice-voorzitter van de geschied
kundige vereeniging geworden
„Hier in Heilsberg gebeurt niets, dat
weet ge evengoed als ik," antwoordde Ernst
ontwijkend. „Maar vertel nu eens, hoe is
het er bij de manoeuvres toegegaan
„Nu, het is er ditmaal scherp van langs ge
gaan, zoo erg zelfs, dat ik bepaald een paar
weken rust noodig heb en ik denk die
rust hier te nemen."
Om Raimar's lippen speelde een spotachtig
lachje, toen hij zijn vriend monsterde.
„Je ziet er bepaald uit alsof je rust noodig
hebt. Merkwaardig, Heilsberg schijnt een
soort herstellingsoord te worden. Max is er
ook weer en beweert, dat hij hier op
zijn verhaal moet komen, maar hij zal je
ditmaal niet storen. Hij komt alleen van
daag naar de stad, overigens is hij reeds
acht dagen op Gernsbach."
„Wat heeft die ezelskop op Gernsbach
te zoeken brulde de majoor. „Hoe komt
ki:j daar, dat uilskuiken
fegenwoordigen vorm Den persoon]gken dienstplicht
hebben we leeds verkregen eu wat de Minister thans
wil, beantwoordt iu bijzonderheden aan hetgeen de
Liberale Unie in buede tTekken vroeg.
Maar al zouden de wetsontwerpen uit e<n oogpunt
van legerorganisatie onverbeterlijk zijn, al zonden zij
waarlijk kunnen leiden tot het einddoel een volksleger
in Zwitserschen trant, dit alles zou niet veel helpen,
indien met wankelmoedigheid en niismceugheid in
zake onze landsverdediging worden vei vangen door
een vast zelfvertrouwen gelijk aan dat, heiwelk oe
Boeren bezielt
Daartoe kan de nienw gestich'e vereeniging, goed
geleid, zrer veel afdoen en bet oogenhlik komen, dat
aan het ideaal van den miniater worde beantwoord
geen dorp in Nederland zonder schietbaan.
Op de Vergadering van
de Afdeeling „Noord-Holland" der
Vereeniging „Het Nederlandsch Paarden
stamboek", te houden op Maandag 26
Februari 1900, des namiddags 1 ure, in
bet Café Krasnapolsky, te AMSTERDAM,
komen de navolgende punten aan de orde
1. Notulen; 2. Ingekomen stukken;
3. Mededeelingen 4. Verslag afgevaar
digden Algemeene Vergadering 5. Be
noeming van eene Commissie tot onder
zoek der rekening over 1899; 6. Bepa
ling van de plaats voor de volgende
vergadering der afdeeling 7. Vaststelling
begreoting 1900. (Ontv. en uitg. op
f 1264.53; die van 't Prov. Subsidie in
ontv. en uitg. op f 5000.8 Hetgeen
verder aan de orde zal worden gebracht.
ïïet Bestuur der Afdeeling maakt be
kend, dat de Keuringen voor de toe
kenning der Rijks- en Provinciale Sub-
sidiën en rremiën voor hengsten, min
stens 3 jaar oud en voor hengsten geboren
in 1898, zullen plaatshebben: te Texel,
op Maandag 5 Maart, des voorm. 11 ure,
a. d. Burgte SCHAGEN, op Dinsdag
6 Maart, des voorm. 10 ure, bij den
heer C. Broersma; te Beverwijk, op
Woensdag 7 Maart, des voorm. 11 ure,
bij het Stations-Koffiehuiste Hoofddorp,
op Donderdag 8 Maart, des voorm. 10
ure, bij de Marktte Terschelling, op
Dinsdag 20 Maart, na de aankomst der
boot.
Voor deze Keuringen zijn uit het
Provinciaal Subsidie beschikbaarvoor
hengsten geboren in 1897 of vroeger,
zeven subsidiën ad f250 en wel 2 voor
het Noorder-, 2 voor het Midden- en
3 voor het Zuiderdeelvoor hengsten ge
boren in 1898, zes aanhoudingspremiëu
ad f 150. Voorts uit het Rijkssubsidie
voor elk deelvoor hengsten van 3, 4
of 5 jaar oud, een onderhoudsbijdrage
vau f 400 en een bedrag van f700 voor
onderhoudsbijdragen voor hengsten, op
de eilanden Texel, Terschelling en
Wieringen te stationneeren.
De toekenning der 3 onderhoudsbijdra
gen van f 400 heeft onder de volgende
voorwaarden plaats
a. de hengsten moeten ten volle be-
kroningswaardig zijnb. de bekroonde
hengsten zullen minstens 2 jaren tegen
een dekgeld van ten hoogste f 25 in het
deel der provincie, waarin de bekroning
is geschied, beschikbaar moeten worden
gesteld c. de eigenaar is verplicht min
stens een getal van 50 merriën bij den
hengst toe te laten d. aan denzelfden
hengst zal de premie niet meer dan
tweemaal mogen worden toegekend,wan
neer in volgende jaren deze premiën
opnieuw mochten worden uitgeloofd.
Voor Wieringen is eene onderhouds
bijdrage beschikbaar van f 200.
Zij, die genegen zijn hunnen hengst
op het eiland Wieringen te station
neeren, moeten tijdens de Keuring te
Schagen hiervan aangifte doen bij de
Commissie en den hengstaldaaraanbieden.
De hengst, die in rang volgt op de
„Hij schildert de kleine Liesbeth, en
daar door de beweeglijkheid der kleine
het treffen niet zoo gemakkelijk is, heeft
mevrouw on Maiendorf hem uitgenoodigd,
opdat hij het beeld op zijn gemak zal kun
nen gereed maken. Wat scheelt je toch,
Arnold Zulk een uitnoodiging heeft toch
niets geen bijzonders."
„Zoo, vindt ge Mij valt die wel degelijk
op. Maar eer ik verder praat, een open
woordje tusschen ons beiden, Ernst. Uw oom
Treumann vertelde mij in het voorjaar van
zekere huwelijksplannen, waarop ge toen
niet wildet ingaan. Ik moet nu weten, hoe
de zaak staat, dus opgebiecht hebt ge
idéé in de jonge weduwe? Ja of neen?"
Raimar fronste de wenkbrauwen en
maakte «en onwillige beweging.
„V at komt je in je hersens, Arnold
Van een neiging mijnerzijds is nooit sprake
geweest, en een huwelijk alleen om geld,
daartoe acht ge mij hoop ik toch niet in
staat. Liever tot mijn dood notaris in
Heilsberg, dan van de genade van een
rijke vrouw te leven."
„Nu, zoo zwaar neem ik dat niet op",
antwoordde de majoor rustigjes. „Ik ben
en blijf soldaat en trouw niet om geld,
maar wanneer mijn aanstaande vrouw toe
vallig met een riddergoed is belast, dan zal
ik haar dat grootmoedig vergeven. Dus gij
hebt geen plannen? 't verheugt me buiten
gewoon. Ik heb ze namelijk, moet ge weten."
„Jij wilt trouwen vroeg Raimar ver
wonderd.,.Maar je hebt het jonggezellenleven
toch steeds voor den eenigen goeden toestand
verklaard."
„Heb jij in je leven dan nooit een dom
heid gezegd riep Harmut geërgerd. „Ik
ben eerst op rijperen leeftijd verstandig
geworden. Kort en goed, de kleine, blonde
mevrouw von Maiendorf met haar blauwe
kinderoogen heeft het mij gedaan. Ik ben
de geschiedenis den geheelen zomer niet
kwijt kunnen worden en nu houd ik het
niet langer uit. Toen de manoeuvres
voorbij waren, pakte ik mijn koffers en
alu, 'der om mijn geluk te zoeken. Nu
weet je het alles, heel precies 1"
Ernst lachte en stak hem hartelijk de
drie aldaar geprimeerden, komt voor dit
stationnement het eerst in aanmerking.
Voor Texel is eene onderhoudsbijdrage
van f 250 beschikbaar, evenzoo voor
Terschelling.
Deze bijdragen worden toegekend aan
de beste der aldaar aangeboden heng
sten, mits bekroningswaardig.
De naar aanhoudingsbijdrage of sub
sidie mededingende hengsten moeten
in het Stamboek zijn ingeschreven of
op de keuring daarvoor zijn opgeno
men en goedgekeurd. Er zal vóór de
premie-keuringen gelegenheid worden
gegeven ter opname van hengsten in
het Stamboek.
Hengsten, geboren in 1897, in 1899
bekroond, moeten op de hierboven ge
noemde Keuringen opnieuw worden
voorgebracht. (Zie al. 2 van Art. 8
van het in 1898 gewijzigde reglement.)
Houders van fokpaarden worden er
aan herinnerd, dat de merriën, met
welke zij naar eene aauhoudingspremie
willen mededingen, in het Stamboek
moeten zijn ingeschreven, of daarvoor
op den dag der keuring zijn goedge
keurd daarbij moeten zij door een
aanbevolen Stamboekhengst zijn of wor
den gedekt.
Indien eene geprimeerde merrie
ontijdig haar veulen verwerpt, is de
eigenaar verplicht, hiervan onmiddellijk
eene, door twee bekende getuigen getee-
kende verklaring op te maken en deze
den Secretaris toe te zenden.
Eigenaars van in het Stamboek inge
schreven hengsten wordt in hun eigen
belang aangeraden, hiermede op de
keuringen te komen.
Het onderzoek op cornage zal in galop
plaats hebben.
Het Bestuur behoudt zich de bevoegd
heid voor de standplaats van de niet
subsidiën of onderhoudsbijdragen bekroon
de hengsten aan te wijzen en herinnert
belanghebbenden aan Art. 6 van het
reglement, waarbij nadrukkelijk is
voorgeschreven, dat gesubsidieerde
hengsten tot den Isten Augustus van
het keuringsjaar, binnen het bepaalde
deel der Provincie moeten zijn gebleven
en als dekhengsten werkelijk gediend
hebben.
Aangifte moet geschieden bij den
Secretaris, te Alkmaar, 8 dagen vóór de
hierboven genoemde keuringsdagen.
In de aangifte moet vermeld worden
naam, kleur, teekens, afstamming en
geboortejaar van den hengst.
De verplichte hengstenkeuringen
zullen plaats hebben op Texel 5 Maart,
op Terschelling 20 Maart en te Schagen,
Beverwijk en Hoofddorp op 6, 7 en 8
Maart.
Alle in de Provincie aanwezige
dekhengsten, geboren in 1897 of vroe
ger, in het Stamboek ingeschreven o f
niet, moeten hiervoor ter keuring
worden aangeboden.
Moorden te STIENS.
De verslaggever van de Leeuw. Ct. deelt
de volgende bijzonderheden mede omtrent
een drama te Stiens
Jacob Plantinga, winkelier, gehuwd
met Hendrikje Wudman, uit Marrum,
beiden ongeveer 50 jaren oud, had
Dinsdagavond eene lezing bijgewoond.
II ij kwam omstreeks negen uur thuis
en zette zich aan tafel met zijne vrouw
cn met zijn kostganger Wiltje Hoorns-
ma, oud 28 jaar, van beroep schoen
maker, en tevens losse knecht in de her
berg Rustenburg. Nadat hij het een en
ander omtrent de lezing verteld had,
wierp Hoornsma zich met een groot
schoenmakersmes plotseling op hem en
bracht hem twee diepe sneden in den
hand toe.
„Veel geluk, Arnold. Men zegt. dat ze
alle aanzoeken van de hand heeft
gewezen ter wille van haar kind. Maar
wanneer jij oprukt, met slaande trom en
vliegende vaandels jij bent niet te weer
staan
„Meen je vroeg Harmut, eenigszins
weifelend. „Nu, die uitgebrande kraterziel,
dien Max, zal ik wel even op zij zetten,
want dat hij weer bezig is, dat staat bij
mij vast als een paal boven water. Bij die jonge
dame met dat millioen heeft hij geheel
uitgediend, nu is hij wat bescheidener ge
worden en wil als riddergoedbezitter ver
der zich door het leven slaan."
„Je kondtwel gelijk hebben," zeide Rai
mar nadenkend. „Ik heb daar tot dusverre
niet aan gedacht, maar zoo iets is wel wat
voor Max. Voor hem is het huwelijk geheel
een speculatie."
„Dus is er geen tijd te verliezen," vulde
de majoor aan. „Wij gaan morgen naar
Gernsbach, daar kan ik dan het
terrein zoo langzamerhand bestudeeren,
en wanneer dat familie-genie van je wer
kelijk plannen heeft, dan zal ik hem even
nemen. Afgesproken."
Daar werd de deur geopend en het „fa
milie-genie", van wien zoo juist sprake was
geweest, verscheen in hoogst eigen persoon
met oom Treumann, maar ze kwamen niet
met hun gewone begroeting binnen, maar
renden eigenlijk als dollen op de twee
vrienden af.
„Weet ge het, Ernst!" riep de notaris
reeds van verre. „Heb je er al iets van
gehoord Neen, hij weet het bepaald niet,
anders zou hij niet zoo doodkalm daar
zitten. Mijnheer Harmut, u ook in Heils
berg Komt u uit Berlijn? Dan weetuhet
natuurlijk ook reeds, want heel Berlijn is er
vol van."
„Wat is er dan gebeurd vroeg de
majoor nieuwsgierig, terwijl Raimar niet
het minste blijk van nieuwsgierigheid gaf.
WORDT VERVOLGD.