Donderdag 22 Februari 1900. 44ste Jaargang No. 3497. ZoogewoHHGHt zoo geronnen PLAATSELIJK NIEUWS. FEUILLETON. Bureau: Laan, II 4. UitgeverP- TRAPMAN. Medewerker J. W I X k E L. 18. SCHAG AlItlECI BitlfS-, COURANT. Mieneiiie- kLaoilogiblad Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTLEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 8.—. Franco per post 8.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Behagen, 21 Februari 1900. Vergadering van den R A. A. l> der gemeente Schagen, ge houden op Dinsdag 20 Februari 1900, des voor middags ten 10 ure. Afwezig de heer C. Bijpost wegens ongesteldheid. Voorz. de heer S. Berman,burgemeester. Na opening der vergadering volgde de lezing der notulen door den secre taris, den heer Jb. Denijs Jzen de goedkeuring van die notulen door den Raad. Daarna waren de ingekomen stuk ken aan de orde 1. Van Ged. Staten met goed keuring terugontvangen de verordeningen op de Begrafenisrechten, op de Markt-, Staan-en Waaggelden, heffing van Leges en Schoolgelden. 2. Het provinciaal blad, waarin goed keuring van het raadsbesluit betreffende de verhooging der jaarwedde van de wethouders. 3. Schrijven van de heeren Asjes en Smit, dat zij hunne benoeming als leden van de commissie van het Rietbosch aannemen. 4. Missive Ged. St., waarin de ver melding, dat uit de politieverordening geschrapt moet worden de bepaling aangaande onzedelijke vertooningen, enz. Voorzitter deelt mede, dat deze zaak reeds geregeld wordt, in het wetboek van strafrecht. De heer v. d. Maaten zegt, dat de zaak betreffende onzedeljjke ver tooningen enz. in het wetboek van straf recht mag zijn geregeld, maar is dan den burgemeester het recht gegeven, dergelijke tenten te verwijderen? Voorzitter licht io, dat daarin weer de gemeentewet voorziet. Dus u als hoofd der politie kan die vertooningen beletten aldus de heer Vlaming. Voorzitter zegt, dat er tenminste op te zullen wagen. De heer HoogschagenGed. Staten meenen dat immers ook waarop door voorzitter bevestigend wordt geantwoord. In datzelfde schrijven van Ged. St. vragen dezen, of de raad wil intrekken het artikel, waarin wordt bepaald, dat mon op zijn fiets in onze gemeente geen toeter of hoorn mag hebben, maar in de kom verplicht is, een doorloopend klin kende bel te hebben. Ged. St. wijzen er op, dat het provinciaal reglement op de wegen een fluit en trompet toelaat en geen luidklinkende bel voorschrijft, en zouden dat in on2e gemeente eveneens zoo willen hebben. Burgemeester en Wethouders stellen evenwel voor, die bepaling te handhaven. Voorzitter haalt een voorbeeld uit zijn ontmoetingen aan, waaruit hij meent te moeten constateeren, dat een doorloopend klinkende bel onmisbaar is. Zoo'n hoorn of toeter of fluit noemt hij voorwerpen waarvan men onnoodig schrikt, liet regle ment op de wegen is wel, eooals de naam reeds aangeeft, een reglement op de we gen, maar niet op de kom der gemeente en spr. gelooft ook wel, dat bij handhaving van het artikel, Ged. Staten het zullen goedkeuren. De heer Meurs vraagt, of er niet wat anders op is te vindenhij vindt het wel wat kras, dat men reizigers van an-1 dere plaatsen dwingt, voor de kom onzer gemeente een extra bel aan te schaffen, 't Is moeilijk voor vreemden, om onze politieverordening te kennen en dus zou men gemakkelijk een proces verbaal kunnen oploopen. Voorzitter zegt, dat zooiets met elke politiebepalir.g het geval kan zijn en daarmede kan een gemeentebestuur toch moeilijk rekening houden. Maar in de praktijk wordt er toch steeds met de vreemdelingen rekening gehouden. Men verzoekt ze bijv. in de kom der gemeente van de fiets af te gaan, daar ze anders een proces-verbaal oploopen. Voorzitter voegt er ook nog aan toe, dat door hem steeds naar de courant van den Algem. Ned. Wielr.-bond een ex. der verordening wordt gezonden. Do heer v. d. Maaten oordeelt het bezwaar voor de vreemdelingen niet zoo groot, de meeste fietsers hebben reeds een bel, die met een kleine moeite een doorloopend klinkende wordt. Die fluiten en toeters vindt spr. zeer onaangenaam. Men kan er geweldig van schrikken, en bovendien oordeelt hij het beter, dat en kele vreemdeliugen last hebben, dan de geheele burgerij. De heer Meurs dacht, dat het bezwaar reeds wa» ondervangen voor ongelukken en dergelijke, doordat geordineerd wordt, dat men niet harder dan „zoo" mag rijden. Ten slotte wordt met algemeene stem men op die van den heer Schenk na, besloten, de bepaling te handhaven. Daarna wordt op aanwijzing van Ged. St. besloten, in art. 128 der pol.-verord. bij de waterloozingen onder den grond, in den aanhef weg te laten de woorden „in 't vervolg", en aan het eind eea clausule toe te voegen, dat de bestaande waterloozingen onder den grond vrij van de gemaakte bepaling zijn; wanneer ze hersteld worden, vallen ze er evenwel onder. Met algemeene stemmen wordt dit goedgevonden. In artikel 19a worden met algemeene stemmen ingevoegd de woorden „te ver- koopen". Dat betreft het verbod om op andere plaatsen waren te verkoopen of te koop aan te bieden dan op het daar voor aangewezen marktterrein. Aan de orde zijn nu de door Ged. St. gewenschte veranderingen in de ver ordening op het Rietbosch. Om aan hun bezwaar tegemoet te komen, is het B. en W. voorgekomen, dat het goed is, dat worden weggelaten die artikelen, die de samenstelling der commissie regelen Het huis van den bankier Marlow lag in het oudere deel van Berlijn en was een van die voorname gebouwen, die voor meer dan een halve eeuw gebouwd waren en ondanks dien tijd, nog hun voor name aanzien hadden behouden. De kantoren lagen op de benedenverdieping, de woning der familie op de eerste verdieping en op de tweede de ontvangkamers. De inwendige inrichting van het huis kwam geheel met het uitwendige overeen, overal voorname be- hagelijkheid, rijkdom, nergens evenwel op dringende pracht. Men zag en voelde het, dat men hier niet bij een van die moderne beurskoningen was, die zoo iets van tentoon stellingen van hun huis maken. Iets van den ernstigen, strengen geest der oude handels raden, die eens het huis Marlow hadden ge vestigd zweefde nog steeds door de ruimten, die nu hun kleinkinderen bewoonden. Het was in de eerste dagen van December. Mijnheer Marlow bevond zich bij zijn dochter, die hij in haar eigen kamers maar zeer zelden opzocht, en men zag het ook aan zijn gelaat, dat er van ernstige dingen sprake was. Hij ging, blijkbaar zeer opgewonden, op en neer, terwijl Edith aan het hoek venster zat. „Kortom, de zaak wordt hoe langer hoe omdat zulks reeds wordt gedaan in art. 55 der gemeentewet, waarbij wordt bepaald, dat elk jaar de geheele commis ie aftreedt. Verder willen B. en W. nog deze kleine wijziging, dat het boekjaar der commissie loopt van 1 Januari tot 1 Januari, wat voor de gemeente-rekening geen bezwaar oplevert, ja, nog aanbeve ling verdient, doordat dan steeds in het jaar kan worden verantwoord datgene, wat in datzelfde boekjaar is verkocht. Met een voorbeeld maakt Spr. zijn be doeling duidelijk. De beer Scheuk merkt op, dat dit zijn voorstel de vorige maal is geweest. Voorzitter zegt nog, dat Ged. St. willen, dat in de verord. kome, dat de commissie van het Rietbosch optreedt voor en namens B. en W. De heer Roggeveen merkt op, dat over de quaestie van het boekjaar de vorige maal juist zoo uitvoerig is gere deneerd. Spr. is er voor, het boekjaar te houden van Juni tot Juni, daar het bij de regeling zooais wordt voorgesteld, kon gebeuren, dat men groote schomme lingen krijgt in de iukomsten van het Rietbosch, en dat zou somwijlen een be langrijk tekort kunnen geven in de ge meente-begrooting. Want immers, het zou wel opgaan het boekjaar van Janu ari tot Januari te stellen, als steeds al het riet, dat in een jaar wordt geschoren, in datzelfde jaar werd verkochtdat is evenwel niet altijd het geval en daarom .acht spr. bet noodig, dat het boekjaar loopt van Juni tot Juni. De heer Schenk beweert, dat de ad ministratie er zeer door wordt vereen voudigd, als het boekjaar van 1 Januari tot 1 Januari loopt. De heer v.d. Maaten wijst den heer Roggeveen er op, dat die zoogenaamde onregelmatigheid, waarop hij het oog heeft, alleen kan voorkomen nu met het eerste jaar, dat op de verandering volgt, omdat men dan als 't ware een jaar heeft van 6 maanden. Later zal heti evenwel geen verschil opleveren, of het boekjaar zus ot zoo loopt, als het maar over een tijdvak van 12 achtereenvol gende maanden gaat. De heer Roggeveen is dat niet eens met den heer Van der Maaten; het zou wel gaan, als de verkoop van het riet geregeld ging. Maar, zegt de heer Schenk, het euvel, dat volgens u zou bestaan, mijnheer Rog geveen, blijft immers met het andere boek jaar evengoed; er zal toch steeds niet al het riet van dat jaar vóór Juli zijn verkocht. Voorz. wijst op de vereenvoudiging der administratiemen krijgt, als men het dienstjaar van Januari tot Januari neemt, toch geen ontvangsten over twee dienstjaren. De heer Roggeveen wil het oordeel der commissieleden weten. De heer Asjes wenscht als commissie lid het boekjaar van 1 Juni tot 1 Juni te houden. Spr. zegt, bijna steeds te handelen met rietdekkers, menschen zon der kapitaal, die betalen als zij worden betaald, en zij vangen hun geld met nieuwjaar, dus later krijgt spr. het en daarom is mede het boekjaar van 1 Januari tot 1 Januari zoo lastig. Voorzitter wij9t den heer Asjes er op, dat zoo iets geen bezwaar kan zijn. U weet, dat u het geld krijgt, dus kan u de rekening met 1 Januari opmaken en met 1 Februari of Maart betaalt de rietdekker, dus nog vroeg geuoeg voor u, om de gelden in de J mi-vergadering in kas te hebben. De heer Asjes ziet het noodige van het veranderen niet in. De heer Vlaming vindt het boekjaar van 1 Januari tot 1 Januari beter, vooral om het euvel, door den heer Asjes ge noemd. Wanneer iemand in Mei riet koopt en moet dat dan voor Juni, vol gens het oude boekjaar, reeds betaler,, dan is dat een onmogelijkheidmet het nieuwe boekjaar heeft hij een jaar lang den tijd. De heer v. d. Maaten vraagt: wanneer is het riet klaar (April.) Dus, zoo zegt de heer v. d. Maaten, heeft men bij het boekjaar van 1 Januari tot 1 Januari den tijd, van April tot eind December om dat riet te verkoopen en wanneer het boek jaar loopt van 1 Juni tot 1 Juni, dan heeft men maar den tijd van April tot Juni, dus bij het nieuwe boekjaar veel minder kans van die zoogenaamde restanten. Do heer Buis wijst er ook op, dat het met het boekjaar 1 Januari tot 1 Janu- ari veel gemakkelijker zal zijn voor de commissie, die de gemeenterekening zal j nazien; die krijgt dan een meer afgerond geheel van het rietbosch. Spr. wijst op het straatvuil,waar het eveneens van 1 Januari tot 1 Januari gaat; daar loopt de ver koop van het vuil ook door. De heer Roggeveen vindt juist het straatvuil een sterken steun voor zijn bewering. Daar zijn de inkomsten ook zoo verbazend verschillend. ingewikkelder en dreigender zoo eindigde hij juist een lange preek. „Ronald loochent het nog steedshij wil het nog niet toe geven. Gij hebt hem alleen gesproken, wat zeide hij ervan Edith, die het hoofd had afgewend, scheen haar vader niet gaarne te woord te staan; zij antwoordde ontwijkend: „Felix is doorloopend in een stemming, dat er niet met hem valt te praten. Ik begrijp dat, en ik ontzie hem dus zooveel mogelijk; gij schijnt dat niet te doen, papa, want hij was zeer opgewonden, toen hij bij U vandaan kwam." „Wij hebben zaken behandeld, dan kan men geen medelijden hebben," verklaarde Marlow. „Ik heb het hem open gezegd, dat hij niet zoo onvoorzichtig moet doen, dat hij niet zoo alle bruggen achter zich moet afbreken. Hij heeft de teugels niet meer zoo in handen als drie maanden ge leden. Wat er over Steinfeld is uitgelekt laat zich zoo maar niet in de doos stoppen. Nu de kleine beambten en de arbeiders niet meer hebben te vreezen, nu zij zich in de algemeene bescherming weten, nu praat alles. Maar Ronald wil niet luisteren en bekommert zich niet om mijne waarschu wingen. Mijnentwege mag hij doen wat hij wil. Steinfeld is zijn eigendom ik heb er niets meer mee te maken." „Niets meer Edith keerde zich verrast, bijna verschrikt tot haar vader. „Neen, het plan is te niet gedaan, de vennootschap is onmogelijk geworden.Gelooft ge, dat er nog iemand is, die zijn geld in Steinfeld steekt, of er zijn naam aan leent?" „Ge zijt er toch ééns voor opgetreden, papa, en moest als man van zaken toch een oordeel daarover hebben gehad. Gij stemdet toen dadelijk met het plau in." Het verwijt werd gevoéld en begrepen, de bankier bleef staan en zijn stem ver ried een weinig onzekerheid, toen hij antwoordde: „Toen stonden de zaken anders. Ik heb veel niet geweten, veel te mild beoordeeld wellicht. Zoo'n reuzenonderneming als Stein feld mag men niet met den gewonen maat staf meten, daar is veel geoorloofd, wel licht noodwendig, wat in kleinere zaken te verwerpen is. Het is zoo moeilijk, gren zen te trekken. Maai' na hetgeen ik er nu van heb gezien, zou ik mij bepaald terugtrekken ook al was de vennootschap nog mogelijk. De onmogelijkheid daarvan evenwel bespaart mij een pijnlijke weige ring aan Ronald." Edith zweeg, maar zij begreep alles. Marlow had wellicht veel niet geweten, en veel niet willen weten, om niet buiten een onderneming te behoeven te blijven, waar van hij voordeel hebben kon. Zoodra even wel de openbare meening zich er tegen verklaarde, ontwaakte zijn koopmansge weten, toen trok hij zich rechttijdig en als voorzichtig man terug. „De kalme, verstan dige koopman" wist steeds wat hij deed hij had zich bij deze terugtrekking niet bloot gegeven. maar zijn dochter voelde voor de eerste maal, dat tusschen haar vader eu haar een kloof lag. Zeker, hij was dezelfde gebleven, maar zij was anders geworden sedert het voorjaar. „In de volgende week begint het proces", begon Marlow weder. „Dan heeft Ronald geen keus meer, met het oog op dat onzalige geschrift is zwijgen toe- De heer Buis wijst er den heer Roggeveen op, dat bijv. een 4-tal jaren j geleden bij de tegenwoordige regeling van het Rietboscb, de ontvangst van het eene bij het andere jaar soms f 1000 scheelde. De heer Schenk vraagt: wanneer moet de commissie van het Rietbosch aftreden 1 Januari, wordt geantwoord. Dan, zoo zegt de heer Schenk, is het aangewezen, dut het boekjaar moetloopen vanl Januari tot 1 Januarianders zou de mogelijkheid bestaan, dat men 2 verschillende commis sies kreeg voor het beheer van 1 boekjaar. Mede, zoo zegt voorzitter, een zeer goede reden, het boekjaar van 1 Januari tot 1 Januari te brengen. Algemeen wordt dat vervolgens goed gevonden. Volgt nu de kwestie over het adres van de heeren Van Gastel c. s. over het geven. Hij moest de aanklacht van laster indienen op alle gevaar af staat ge er nog altoos op, de zitting bij te wonen „Ja", zeide Edith met groote beslistheid. „Ik kan en wil niet wegblijven, waar zoo veel voor ons op 't spel staat." „Voor ons jawelherhaalde de bankier knorrig en daarbij keek bij zijn dochter doordringend aan. „Ik zou je nog wel eens ernstig willen aanraden, geef dat op. In dergelijke rechtsgedin gen worden veelal de pijnlijkste zaken aangeroerd. Zijt ge zoo zeker van uwe zelf- beheersching, dat ge als vreemde toehoorster daar kunt verschijnen Of is het u soms onverschillig, of men uw betrekking tot Ronald raadt ja of neen?" „Dat verraden is overbodig geworden. Ik heb Felix reeds bij ons laatste samenzijn op Gernsbach gezegd, dat hij onze verloving publiek kon maken." „Edith 1" Het was een uitroep van schrik, maar het meisje ging bedaard voort „Dat wilde hij toen nietik was er toe bereid geweest." „Om Godswil, welk een gedachte barstte Marlow uit. „Nü, nu Ronald van alle zijden wordt aangegrepen, nu wilt ge u publiek als zijn verloofde bekend maken? 't Is een geluk, dat hij tenminste zoo ver standig is geweest, te weigeren. Hij kau nu toch onmogelijk verlangen „Wat hij later bepaald verlangen zal zeide Edith. „En dan eischt hij slechts zijn recht." Marlow scheen een tegenspraak op de lippen te hebben; hij onderdrukte die echter en nam aan de zijde van zijn dochter plaats. „Kind, ge hebt er geen begrip van, hoe plaatsen van karren en rijtuigen voor hunne deuren op Donderdag. B. en W. hadden zich de eerste maal van advies onthoudeD, de raad had het adres evenwel naar B. en W. gerenvoyeerd om advies, B. en W. geven ook ditmaal geen advies, het college acht den raad competent genoeg, zelf een oordeel te kunnen vellen. B. en W. weten niet, wat zij in deze kwestie moeten adviseeren. De heer v. d. Maaten vraagt, wie de ouderteekenaars zijn, daar zoo gauw bij dergelijke dingen belanghebbenden zich noemen zij, die feitelijk geen belang hebbenden zijn. O.iderteekenaars zijn Van Gastel, Van der Wal, Boeije, Klooster en Zeeman. De heer Boeije wordt als belang hebbende geschrapt. Voorzitter vindt het een moeilijke kwestie. Spr. heeft den moed niet, tot den heer Langenegger te zeggenu moogt er geen rijtuigen zetten de man kan ze toch niet op zijn dak zetten, hij heeft geen ander terrein. De heer Schenk oordeelt, dat men den eenen ingezetene niet mag bevoordeelen boven een ander. De heer v. d. Maaten zegt, dat er reeds gloppen worden gehouden voor de deuren der neringdoenden. De heer Roggeveen vraagt, of Burg. en W. nog een persoonljjk onderzoek hebben ingesteld. Voorzitter zegt van neen, omdat B. en W. goed op de hoogte van den toe stand zijn daar. Men kan het den heer Langenegger zoo moeilijk weigeren, zegt spr. Ook in andere plaatsen bestaan toestanden, dat de eene burger boven den ander wordt bevoordeeld. Als voor beeld daarvan noemt spr. Amsterdam, waar Millecolonnes wordt toegestaan, tafeltjes en stoelen op zijn stoep te hebben, wat bijv. aan het Poo'sche Koffiehuis in de Kalverstraat niet wordt toegestaan. De heer Meurs meent, dat deze verge lijking in dit geval niet opgaat. Mille colonnes heeft de stoelen enz., den zooge- naamden last,voor eigen voordeel en geen ander ondervindt daar schade van, te meer niet, omdat de stoep van Mille colonnes de loopstraat niet is, dat is de middenstraat. Maar hier is het eene bevoordeeling van den eenen burger ten nadeele van eenige anderen. Voorzitter zegt niet, die vergelijking te hebben gemaakt om den toestand hier to schetsen, maar alleen om aan te geven, dat er in een gemeente niet steeds alle burgers over denzelfden kam kunnen worden geschoren. Spr. geeft gaarne toe, dat het hier anders is. Wanneer zoo gaat spr. voort, de rijtuigen stonden op de hoogte van den heer Vader, zou ik zeggen, de rijtuigen moeten weg, want daar is de lappenmarkt, maar waar nu de rijtuigen staan,is het geen marktterrein. De heer Buis wijst er op, dat Voor zitter hier zijn eigen opinie verkondigt, geenszins die van B. en W. Spr. heeft de zaken staan," zeide hij op gedempten toon. „Ik heb je niet angstig willen maken nu echter moet ik je de waarheid zeggen. Ronald is grenzenloos onvoorzichtig geweest met zijn zaken, hij heeft zich dingen ver- i oorloofd, die men hem niet vergeven még, en ook niet vergeven kin. Er is hier niet alléén sprake van Steinfeld, maar Steinfeld zal zelfs Ronald en zijn aanhang van hun voetstuk doen rollen. Die eerste onthullingen hebben reeds verraden, dat hij de vennoot schap noodig had om zijn verliezen te kun nen dekken. Daarmede heeft hij het bij het publiek verspeeld, daarmede heeft hij het vertrouwen verloren, dat hem en al zijn on dernemingen droeg. Wankelt dat vertrouwen eens,dan valt ook al het andere. En daaren boven, nog een tegenstander als die Rai- mar jij weet, wat dat zeggen wil." „Dat weet ik zeide Edith zacht. „Ik heb dien aanval van den beginne af als zeer ernstig aangemerkt", ging Marlow voort. „Dat hij evenwel zóó ver zou gaan, zulk een weerklank zou vinden in het gansche land, dat heb ik niet vooruit kun nen zien. Alle couranten staan vol over die zaakin elk gesprek hoort men de namen Ronald en Raimar, en sedert Raimar steeds hier in Berlijn is, schijnt men voor nie mand meer belangstelling te hebben. Er worden bepaalde partijvergaderingen ge houden, van voor- en tegenstanders van Rai mar het is een dwaze, maar gevaarlijke opwinding WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 1