MBfiBlaareWt, „Graaf Vod Mollig", KLAVERZAAD; Dames. De Plaatselijke lekomsteibelastiug Bedrijfboer een JACI1T, Boerenmeid, Jong'inensch, Kllliill MANGEL. „FELIX FAURE, staat ter Jettitj besstittar beschikbaar Plantaardappelen, Inventaris Schoenwerk, Klayer- en Lncerne-Zaad. P. Lodewi De Firma W.F. M gwimé dameshoeden we li- iieraal- Geen De Graeieuse Nouveauté's Gras- en Klaverzaad. Veehouders PENAAT's Viiegenpoeder, Attentie, Dames! Binnenlandseh Nieuws. Eene pottenfamilie. «IJÏ»*. ADVERTENT1EN. Wordt GEVRAAGD, Er biedt zich aan, tegen Mei a. s., een gehuwd persoon met klein gezin, als of iets dergelijks, goed op de hoogte van alles wat landbouw betreft, gewend en bekwaam aan het hoofd te staan eener flinke boerderij. Thans Bedrijfboer bij den heer B. J. Prins. Adres: II. VUI1 llailllcn, Anna Paulowna, Margaretha-Hoeve. li Vereenpi lot oitoteoDiiii ziekte te S C H A G E N. Om lid te worden vervoege men zich bij het Bestuur L. Burg-er, Secretaris. TE KOOP! geschikt voor ansjovis- of alikruiken vangst. Te bevragen bij J. Bi lil per, Kolhorn. Te KOOP 3 Kilo J tegen hoog loon, bij C. Staiume$, Nes, Schagen. Wordt gevraagd om zoo spoedig mogelijk in dienst te treden, bij tr. BUTSKSf. Belt op Wieringen. M DE HAAS, in koloniale waren, te Castricuui, vraagt in bovengenoemd vak tegen half April een flink die met paard en rijtuig kan omgaan en goed zakken kan dragen. (taaie gele). Kreil, Barsingerhorn. O. WIT, TE KOOP, een nieuwe Brieven Bureau Schager Courant, onder letter B. No. 338 N. P.S., Vader Kleber, no 190, Moeder Mina, no. 479 N. P. 8., goedgekeurd op de Keuring van 6 Maart 1900 te Schagen, en waaraan tevens wederom een Provinciale premie van f 250is toegekend, tot 1 A pril a. s. bij P, Tiessen, in den Waardpolder, Gem. Barsingerhorn en daarna bij G. Koesen te St. Maartensvlolbrug, tegen een Hekgeld van f 4.- a contant bij den eersten sprong en bovendien f 4.wanneer de merrie drachtig is. De zwartbruine, volbloed Oldenburger Hengst goedgekeurd te Schagen, uitstekend draver, staat ter dekking bij 14. VADER, Veerweg, Anna Paulowna. D e k g e 1 d f 10.a contant, bij niet drachtig zijn der merrie f 5.— terug. D. C. REZELM4N. TE KOOP! een partij (Vroege Muizen,) bij 14. de Wit, Westdeel, Anna Paulowna. TE KOOP: De volledige van een Kaastabriek, waarbij een KAASBAK inhoud 1000 liter; een ronde TOR BE, inhoud 400 liter; een CENTRIFUGE, ontroomingsver- raogen 120 liter per uur een KARN met wiel; BOTERMOUTEN met stellingen; KNEEDBORD, BO- TERTIJNKN. Te bevragen bij A. A. JEelnian, Oosterend, Texel. Te bekomen bij I». J, Driessen en Co., Lugedijk, Gem. Schagen Puik Noord-Brabantsch ook le. qualiteit Graszaden. Café-BiljartLogement, Bewijzen van omzet voorhanden. Koopsom f lOO. Een gedeelte kan op de zaak gevestigd blijven. Fr. brieven letter S. K. aan den Boekh A. J. MAAS, te Helder. Echt Noor d-B rabantsch hetwelk voor de laagste prijzen a contant wordt uitverkocht. Aanbevelend voorheen Gebr. KENNIS, Laagzijde, 8chagen. le ALKMAAR, belast zich gaarne met het bouwen van MOTORSCHEPEN en het plaatsen van MOTOREN van verschillend fabrikaat in bestaande vaartuigen. Bij deze heb ik de eer, aan mijne geachte Cliëntèle te kunnen berichten, dat ik de eerste en fraaiste collectie der nieuwste voor het a.s. zomerseizoen heb ontvangen, en ook reeds een groote en ruime keuze in gereed heb Mij beleefd aanbevelend, H. o, Hilnelmuü-Jlatliöt, Schagen. Aannemelingen, die zich een nieuwen hoed wenschen aan te schaffen, worden door ondergeteekende attent gemaakt op hare groote en schoone col lectie, volgens de nieuwste mode gegarneerd. Prijzen als steedsbillijk. Met beleefde aanbeveling, N. KOOT-Jongkees. Schagen, Maart 1900. Ontvangen Donderdags op de markt voor het café van den heer Boes. Aanbevelend, Wed. KI. Denijs, Rensgas, Schagen. „DE VLIJT." De ondergeteekende blijft zich evenals vroeger beleefd aanbevelen voor de levering van alle soorten Bieren, Ciders en Kwast, daar de zaak op denzelfden voet wordt voortgezet. Hopende door een prompte bedie ning, billijke prijzen en goede waar het vertrouwen waardig te blijven. UEd. Dw. Dienaresse, Wed. H. Starke, SCHAGEN. beter bedden dan die, welke gevuld zijn met levende witte Noordhollaud- sche «AMZKJUVEKItEflr; te verkrijgen bij Simoa Trompette?, Hoorn. Groot succes hebt gij, wanneer gij uwe veestallen zuivert van vliegen met a 60 ct. per doos, werkt zeker en snel. Verkrijgbaar in »l)e KieUMD G a pe r", Luttik-OudorpC 61, Alk maar. begint meteenniCUW kwartaal* Die hiermede wil beginnen, gelieve opgave te doen aan C. BURGER, Boekhandel te Schagen. Tot secreta r i s van den Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland is benoemd de heer W. Keestra, suivelconsulent te Hoorn. Naar het Nieuwsblad van Almelo e. o. met zekerheid verneemt, j heefc de vader van den heer mr. P. J. Troelstra gratie gevraagd voor zijn zoon. Het is te wenschen, voegt het blad er bij, dat de minister van justitie door een gunstig advies van het gerechtshof, dat hem veroordeelde, er toe wordt geleid aan H. M. de Koningin een gunstige beschikking voor te dragen. "Wat een wethouder rer- m a g 1 Onder dit opschrift beschrijft het „Nbl. v. Ned*" de volgende vermake lijke scène „Op het Rokin te AM3TERDAM onder vond het tramverkeer een tijdelijke stremming, doordat een der paarden van een groote tram Dam-Linnaeusstraat er den brui van gaf en bleef staan, wat koet sier en conducteur ook deden. Ze trokken en rukten en sloegen en vermaanden, maar het paard „deed het lekker niet. Intusschen kwamen er drie, vier, vijf trams achter de stilstaande en moesten ook staken, en passagiers, die wanhoopten dat men dien dag nog verder zou komeD, Btapten uit. Daar komt do wethouder voor de ge meente-bedrijven, mr. W. F. van Leeu wen, den hoek van het Spui om, begrijpt den toestand, stapt op het onwillige paard toe en klopt het op kop en hals, zegt een paar vriendelijke woordjes tot het dier en dit, zwichtende voor de over redingskracht van zijn oppersten chef, zet zich schrap en trekt met zjjn makker den wagen voort 1 En het beste bewijs, dat het paard enkel uit ontzag voor zijn wethouder aan den arbeid was getogen, levert het feit, dat, toen mr. Van Leeuwen uit het ge zicht was verdwenen, het weder het werk staakte. Om een halven cent! Er was Dinsdag bij den Haagschen Raad ingekomen een missive van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 30 Januari 11. G. S. No. 50/1, ten geleide van een afschrift der beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van 26 Januari te voren, No. 975/1, afd. A. Z. C., betrekkelijk de vast stelling der Rijks vergoeding in de kos ten van het lager onderwijs dezer ge meente over 1898. En wat houdt deze beschikking van den minister wel in, denkt de nieuwsgie rige lezer. Dat 's-Gravenhage over dat jaar f 0.005 te weinig genoten heeft. Er staat niet zoo maar ordinair oen halve cent te weinig, neen, er staat be hoorlijk in een officiëele tiendeelige breuk van een onderdeel van een gulden Nederl. ct.f 0.005. Uit de ministeriëele bureelen werd ons heden verklapt, dat naar dien halven cent gedurende eenige dagen door vier ambtenaren, hooge en lage, gezocht is en voor deszelfs teboek stelling een maatje inkt, een kwart riem schrijfpa pier en zes kroontjespennen zijn ver bruikt. Men maakt zich nu ten Stadhuize ge reed, om dezen halven cent langs offi- ciëel-bureaucratischen weg behoorlijk in ontvangst te gaan nemen. (D.) In een Hollandsch stadje, niet ver van Antwerpen, woont een talrijke fami lie, die den naam Pot draagt. Een der leden dier familie is candidaat-notaris, een ander is kruidenier, no. 3 is boek binder, no 4 herbergier en no. 5 zeeka pitein. Om nu die personen gemakkelijk van elkander te onderscheiden, plegen de inwoners hen met de volgende namen te bestempelenno. 1 inktpot, no. 2 strooppot, no. 3 lijmpot, no. 4 bierpot en no. 5. waterpot. levensgeluk, en hij, die toen zoo drei gend tusschen hen beiden stond, rustte nu uit van schuld en leed in zijn eenzaam graf. Zij hadden over hem gesproken, dat zag men aan den diepen ernst, die om beider lippen lag, en aan de wimpers van de jonge vrouw hingen nog twee tranen, toen ze met droeve stem zeide „Gij hebt er geen denkbeeld van, Ernst, welken vreeselijken indruk op mij die laatste groet heeft gemaakt. Het waren maar twee woorden :„Yaarwel! Felix." Geen verklaring, geen bedeIk had hem van mij wegge jaagd met zoo'n ontzettend woord. En in het uur van zijn dood gaf hij jou het eigen lijke leven terug met zijne bekentenis, aan jou, die hem toch van zijn hoogte had neer- gerukt. Hij had het geheim met zich mede in het grai kunnen nemen, maar neen, hij bezwaarde zijn aandenken nog met de bekentenis zijner misdaad. „Er was, trots alles, toch een trek van grootheid en fierheid in dien man." Tusschen Ernst's wenkbrauwen groef zich een rimpelzijn antwoord klonk niet hard,maar had toch ook geen zachten klank „ik haat den doode niet meerver geten kan ik het niet, dat hij mijn vader in den dood joeg en daardoor lange jaren een smet op mijn naam deed kleven. Maar wat Ronald stervend gedaan heeft, dat gold niet mij, dat gold niet de gerechtigheid.dat gold alleen jou^Edith In jouw herinnering wilde hij verzoend voortleven, gij moest om hem weenen." „En ik heb geweend zeide Edith zacht. „Dat weet ik, maar laat het nu rusten. Deze herinnering was het toch niet, die wij hier wilden zoeken. Zie, daar staat ons woord het heeft toch waarheid gesproken." Daarmede trok Ernst zijn vrouw een stap voorwaarts. Zij stonden weer voor de woudkapel, waar zich uit het grauwe, ver vallen muurwerk het oude gedenkteeken verhief. De klimop-ranken hadden zich nog dichter in elkaar geslingerd, maar daartus- schen speelde lichtend de zonneglans op den donkeren, bemosten steen met het half- uitgewischte opschrift en dat veelzeggende woord, «lat *ok liehtaad als s«a zcn- asstraal ia «sa dsakar. kak apgsgavac laven gavalas was „•smaaktTal lavea es galak I" II. (Slot.) Wg hebben, ten einde op de vraag, aan het slot van ons vorig artikel gestéld, een antwoord te kannen geven, daarin naast elkauder gesteld de lezing van art. 243 der Gemeentewet, welke in 1901 geldende zou worden, en die, welke door de ministers Borgesins en Pierson thans wordt voorgesteld. Jlen zal zien dat het onderscheid zoo bijzonder groot niet is. Een van de groote bezwaren tegen de wet.\an Houten Sprenger Van Eyk was haar .ongemotiveerd ingrijpen" iD de gemeentelijke autonomie in zake de plaatselijke inkomstenbelasting. Iedere gemeente moest haar belastingverordening persen binnen de grenzen van het nieuwe artikel, waarbij progressie oldegressie feitelijk was uitgesloten, een nieuw beginsel dus, dat in zake belastingen door den wetgever in de gemeen tewet tot nu toe niet was gehuldigd. Voorgeschreven was in die wet, welke belastingen de gemeenten niet, en welke zij wel mochten heffen, en waar er sprake was van hoofdelijke omslagen en andere plsatselijke directe belastingen, daar moesten deze worden geheven .naar grondslagen, die voor een redelijken maatstaf van het inkomen der belasting schuldigen te houden zijn.* Niets meer; als de maatstaf maar „redelijk" was, werd de regeling aan de gemeenten geheel en al overgelaten Nu liepen de gevoelens der gemeentebesturen over dien redelijken maatstaf nog al uiteen De gemeentelijke huishouding vroeg voor onderwijs, armenzorg en politie vaak veel geld en men achtte het toen een redelijken maatstat te zijn, dat men de vermogenden wat meer liet betalen dan de minvermogenden. Van daar, dat in verschillende gemeenten, volgens het oordeel der regeering van 1897, een te bovenmatige progressie bij de gemeentelijke belasting werd toege past en dit nu achtte men „in het algemeen belang" een groot kwaad te zijn Wat Van Houten en Van Eyk in die dagen dachten, werd in het nummer van 25 December jl, van De Standaard zeer naïef, echter als eigen meening, open baar gemaakt. Wij lezen toch in het anti-revoluti- onnaire blad .Sinds geruimen tijd dringt men vooral uit het Noorden aan op de wijziging van art. 243 onzer gemeentewet, die de progressie bij het heffen van hoofdelijken omslag beperkt. .Dat in deze agitatie een ongezond element schuilt, geven we toe. .Bij niet weinigen toch bestaat de toeleg, om door de meerderheid der onvermogende kiezers den raad te bezetten met leden, die, eens gekozen, de meer gegoedeD onder den vorm van belasting te lijf zullen gaan, om van gemeentewege te doen voorzien in allerlei nood van den minderen man .Onder den naam van armverzorging, schoolvoeding enzwil men uit de gemeentekas laten zorgen voor allerlei huislijken nood van de minvermogenden, en de Gemeenteraad zal daartoe, bij manier van progressie, het geld moeten nemen uil den zak der meervermogenden. .Socialistische egalisatie alzoo door den druk der gemeentebelasting. Een stelsel, dat slechts met eeoige consequentie behoeft te worden doorge voerd, om de winste van wie wat overwon te doen vloeien in de kas van wie te kort komt. .Verlaten dan de meergegoeden de gemeente, en slinkt daardoor de kas, dan moet het Rijk door extra-schoolsubsidie enz. te hulpe komen, en zoo wordt het plunderingssysteem van boven tot beneden georganiseerd." De vrees voor .socialistische egalisatie" voerde den vader der huidige kieswet tot zijn wijziging van art. 243 en de Kamer ging met het door den afgevaardigde Goeman Borgesius als .uoodregeliog" gesignaleerde wetsvoorstel mee óf gedreven door dezelfde vrees, óf voornemens om, wanneer maar eerst de financiën tusschen ryk en gemeenten waren geregeld, later ook de .uoodregeling" met het oog op de autonomie der gemeenten, die in zake belastingen toch in de ge meentewet nog ai breed werd gehuldigd, te wijzigen en tot een definitieve regeling te maken. Toen dan ook de stembus een kabinet Pierson Borgesius aan de regeericg riep, geloofde men algemeen, dat de minister, die als afgevaardigde van een .nood- regeling" sprak, met een stuk werk voor den dag zou komen, dat, de gemeentelijke autonomie huldigende, het licht zou mogen zien. En wat doet nu de Reg.ering f Het ia waar, iet of wat meerdere ruimte wordt aan de gemeentebesturen gelaten,maar de manier, waarop deze baar belastingen moeten regelen, wordt van A tot Z voorgeschreven. Een uniforme verordening, volgens de regeering bruik baar voor alle gemeenten, wordt voorgesteld en de gemeenten, die na jaren van strijd eD overleg er toe wareD gekomen om eindelijk een belasting-verordening te hebben, waarin iedereen berustte, zullen cpnienw aan het werk moeten gaan, om deze in het kader der door de regeering vastgestelde hootdbepalingen te brengen. Wat in 1897 door de regeering werd gezegd, het algemeen belang te zijn, was eigenlijk het belang der rijken en dit wilde dat de autonomie der gemeente* besturen werd gekoot Men slaagde daarinvan alle kaoten verhieven zich echter stemmeD tegen de invoe ring in 1901 der nieuwe lezing van art 243enthsns zien we, dat, hoewel een allerlastigste progressie wordt toegestaan, bet beginsel der gemeentelijke antonomie op dezelfde wijze aangetast blijft als vroeger „Een zonderling wetje," roept Mr. Van Houten in No. 11 zijner „Nieuwe Staatkundige brieven" nit, „om de door den minister Borgesius aangestookte beweging tegen de in 1897 aangenomen redactie van art. 243 der gemeentewet weder te sussen" en als nu de vader van het tegenwoordige art. 243, dat wetje van meer Dabij heeft bekeken, dan komt hij tot de overtuiging, dat aanneming der regeeringavoordraebt meer als een volmaking, dan als een afbreken van het stelsel der wet van 1897 zon moeten worden beschouwd I Wanneer nn de inkomstenbelasting een nieuwe belastiDg ware geweest, welke de wetgever aan de gemeenten toestond te beffen, dan zou het begrijpelijk zijn, dat het Rijk, om hier en daar zonderlinge be palingen te voorkomen, zooveel mogelijk den vorm omschreef, waarin die belasting werd geheven; maar dat ia hier niet het gevalde gemeentebesturen heb ben rekening gehouden met eigen plaatselijke toestanden en zoo zien we, dat het gemeentebestuur van Asisterdam, waar geen progresaieve inkomstenbelasting bestaat, maar wel een percentsgewijze depressie van inkomens van f 2200 tot f 600, opklimmende van 5 tot 75 percent en een percentsgewijze aftrek voor kioderen voor inkomens vau f 600 tot f 5100, in een adres aan de Tweede Kamer uitroept„mee dwinge Amster dam niet een regeling te maken, die wellicht voor tal van gemeenten zal passen, maar die voor Amsterdam niet anders dan nadeel kan opleveren." Na is het bekend, dat de gemeente Amsterdam, met het oog op den exodus der belastingbetalende burgerij naar Bussum, Baam, Haarlem en Hilversum, waaronder de aanzienlijksten, er steeds naar heeft aestreefd, om te voorkomen, dat de rijken haar belastingstelsel onbillijk vonden, en toch beeft het ingrijpen in haar antonomie in deze ten gevolge, dat zij nadeel zal ondervinden en, zooals het adres aantoonde, dat er meer kans op een trek naar buiten zal bestaan dan nü het geval is. Maar al lat.n wij de quaestie der gemeentelijke antansmia er buiten, dan nog rijst de vraag, of de gemeentebesturen, dit aan de volgens den beer Vz» Houten door den minister Borgesins aangestookte beweging tegea art. 243 medededeu, door het wetsvoorstel bevredigd zullen zjjn. Wat wij wel weien, ie, dat tg, die aan d<ye beweging niet medededen, het wetsvoorstel der beide ministers toejuichen, waar dit grootenuee.s beantwoordt aan hetgeen de voorstanders der wet vin 24 Mei 1897, die zonder hoofdelijke stemming door de Eerste Kamer zoo voortreffelijk werd deze door haar bevonden werd goedgekeurd, wilden. Den 29.-ten December jl. dus elf dagen voor het indienen van het wetsvoorstel —Goeman BorgesinsPierson schreef nog De Tijd Onzerzijds zij daarom toegegeven, Jat voor den wetgever alle «inleiding bestaat, om, alvoren> art. 243 in werking te doen tredeD, nog eens ernstig de vraig te overwegen, wat er kao gedaan worden, om daarbij zelfs eiken schijn van hardheid en onbillykbeid te vermijden. Wij gaan verder en begrijpen, dat deze overweging, n er toe kunnen leiden, om, ter wille van de practische bedenkingen en met het oog op nu eenmaal bestaande en ingeleefde toestanden, voor bepaalde gevallet en tot zekere hoogle eenige afwijking toe te staan van de theoretische en op zicb-zelf volkomen juiste voorschriften van art. 243, gelijk het thans luidt in de Gemeentewet. Op den voorgrond sta echter en worde onverbiddelijk vastgehouden, dat èn die gevallen, èn die bepaalue hoogte in de wet niet nauw keurigheid en binnen niet te wijde grenzen dienen omschreven. Meer dau ergens andeis misschien op het veld der belastingen is hier een sterke breidel noodig Hoewel nu de minister Borgesins evenals de minister Pierson zich door de richting, welke De Tijd vertegenwoordigt, in den regel niet laat influenceeren, komt hel ons toch voor, dat hg waarlijk den door dat blad aanbevolen „breidel niet heeft losgelaten. Als wij de belastingschaal, die door de ministers als voorbeeld is gegeven, nagaan, dan zien we, dat de progressie reeds ophoudt bij een belastbaar inkomen van f 2600.maar waüneer wij nu zien, dat iemand die een gewoon inkomen heeft van f 450. f 2.20 aan belasting betaalt en iemand, die f 2900inkomen heeft, f117.dan nemen wij een stijging van 2 tot 4 68 percent waar. Het accres der percentage van f 450 tot f 2900 is dns 2.68 percent; maar tusschen de inkomens van f 2900 tot f 5000, welke cijfers numeriek een veel grooter verschil geven dan de vorige, is het accres der percentage slechts 1.60 percent tusschen dat van f 5000 en f 10.000 slechts 0 38 percent, en tnsschen f 10.000 en f 100.000 slechts 0.31 percent. De stijging in het percentage der belasting ver mindert dns, naarmate het bedrag van het iokomen toeneemt en dat des te aanzienlijker naarmate dat inkomen ook aanzienlijk grooter wordt. Indien wij, zooals wij schreven, de quaestie van de autonomie der gemeenten er buiten laten, dan gelooven wij wel, dat de ministers, zonder de smet op zich te laden van te streven naar „socialistische egalisatie", de grenzen waar binnen de gemeentebesturen de progressie zonden kannen vaststellen, veilig wat meer hadden knnnen uitbreiden. Indien nat al zeer hoog is het bedrag van den aftrek voor noodzakelijk onderhoud wordt vastgesteld op f 600, dan bondt de stijging der percentage reeds op bij een gewoon inkomen van 7 maal f 600 plns 1 600 voor aftrek,is f4800. Wat daarop volgt, is het zuivere Benthamscbe stelsel, dat we in al. 3 van art. 243, vastgesteld bij de wet van 24 Mei 1897, terogvinden. Het komt ods voor, dat de minister Borgesins zich wel wat te veel gebonden heeft gevoeld, door hetgeen hij als kamerlid in 1897 beeft voorgesteld. Sindsdien tgd is er op hel gebied der gemeentelijke belastingregeling den minister veel meer bekend geworden en wij kunnen dan ook in de memorie van toelichting lezen dat het misbruik, dat van de vroeger gegeven vrijheid tot heffiDg vzn progressieve plaatselijke belastingen zon zijn gemaakt, meermalen overdreven werd voorgesteld. Maar waarom dan, indien men al den gemeenten uit vrees voor de beschuldiging van „spoliatie der rijken* de vrijheid niet meer wilde teruggeven, thans het zoo angstig optreden der regeering? Wat het kamerlid Borgesius in 1897 wilde, was de grootste bezwaren weg te nemeD, welke aan het absolute regeeringsvoorstel waren verbonden, maar de minister Borgesius had thans een rnimer veld voor zich, hem aangewezen door het onderzoek, en waar hij dus de progressie als gevolg daarvan toeliet, behoefde hij zich niet zoo angstvallig vast te klemmen aan* hetgeen hij „de vereisebte matigheid" geliefde te noemen. Matigheid wordt bier verregaande schrielheid en wij zien niet één reden, waarom, waar er o. a, in grootere steden zeer vele personen zijn, die een grooter inkomen hebben dan f 4800 ook de vaste aftiek voor noodzakelijk levensonderhoud voor deze verplichtend wordt gesteld. Wilde men daardoor de geringere inkomens ontlasten, zeer goed, hoewel we dan de Amateidainsche degressie met het stelsel van aftrek voor kinderen beter vinden maar wanneer men nagaat, dal in die gemeente in 1892/93 3196 personen waren, die een inkomen genoten boven f4600.dan wijst dif cijfer toch been naar een belastbaar gedeelte van 400 maal f 3196 is f 1.278.400.dal thans niet belast zal mogen worden welk feit slechts kan strekken om de geheele percentage der belasting te verhoogen. Dat deze wet echter in het Staatsblad zal worden opgenomen, zooals zij is ingediend, gelooven wij niet. Zooveel hoofden, zooveel ziDnen, zal wel bij de behan deling blijken het geval te zijn. Er bestaat zelfs zeer veel kans dat men den ministers zal verzoeken, het werk nog eens over te doen, en dat men, in afwach ting van hetgeen zal komen, besluit om de invoering der „uoodregeling" nog eens een jaartje uit testellen een WegeDS dubbele zaken ter overname aangeboden een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 6