MBfiBlaareWt,
„Graaf Vod Mollig",
KLAVERZAAD;
Dames.
De Plaatselijke lekomsteibelastiug
Bedrijfboer
een JACI1T,
Boerenmeid,
Jong'inensch,
Kllliill
MANGEL.
„FELIX FAURE,
staat ter Jettitj besstittar
beschikbaar
Plantaardappelen,
Inventaris
Schoenwerk,
Klayer- en Lncerne-Zaad.
P. Lodewi
De Firma W.F. M
gwimé dameshoeden
we li-
iieraal-
Geen
De Graeieuse
Nouveauté's
Gras- en Klaverzaad.
Veehouders
PENAAT's Viiegenpoeder,
Attentie, Dames!
Binnenlandseh Nieuws.
Eene pottenfamilie.
«IJÏ»*.
ADVERTENT1EN.
Wordt GEVRAAGD,
Er biedt zich aan, tegen Mei a. s.,
een gehuwd persoon met klein gezin,
als
of iets dergelijks, goed op de hoogte
van alles wat landbouw betreft, gewend
en bekwaam aan het hoofd te staan
eener flinke boerderij.
Thans Bedrijfboer bij den heer
B. J. Prins.
Adres: II. VUI1 llailllcn,
Anna Paulowna, Margaretha-Hoeve.
li
Vereenpi lot oitoteoDiiii ziekte
te S C H A G E N.
Om lid te worden vervoege men
zich bij het Bestuur
L. Burg-er, Secretaris.
TE KOOP!
geschikt voor ansjovis- of alikruiken
vangst.
Te bevragen bij J. Bi lil per,
Kolhorn.
Te KOOP 3 Kilo
J
tegen hoog loon, bij
C. Staiume$,
Nes, Schagen.
Wordt gevraagd
om zoo spoedig mogelijk in dienst te
treden,
bij tr. BUTSKSf.
Belt op Wieringen.
M DE HAAS,
in koloniale waren, te Castricuui,
vraagt in bovengenoemd vak tegen
half April een flink
die met paard en rijtuig kan omgaan
en goed zakken kan dragen.
(taaie gele).
Kreil, Barsingerhorn. O. WIT,
TE KOOP, een nieuwe
Brieven Bureau Schager Courant,
onder letter B.
No. 338 N. P.S.,
Vader Kleber, no 190, Moeder
Mina, no. 479 N. P. 8.,
goedgekeurd op de Keuring van
6 Maart 1900 te Schagen, en waaraan
tevens wederom een Provinciale premie
van f 250is toegekend,
tot 1 A pril a. s. bij P, Tiessen,
in den Waardpolder,
Gem. Barsingerhorn
en daarna bij G. Koesen te
St. Maartensvlolbrug,
tegen een Hekgeld van f 4.- a
contant bij den eersten sprong
en bovendien f 4.wanneer
de merrie drachtig is.
De zwartbruine, volbloed
Oldenburger Hengst
goedgekeurd te Schagen, uitstekend
draver,
staat ter dekking
bij 14. VADER,
Veerweg, Anna Paulowna.
D e k g e 1 d f 10.a contant, bij
niet drachtig zijn der merrie f 5.—
terug.
D. C. REZELM4N.
TE KOOP!
een partij
(Vroege Muizen,)
bij 14. de Wit,
Westdeel, Anna Paulowna.
TE KOOP:
De volledige
van een Kaastabriek, waarbij
een KAASBAK inhoud 1000 liter;
een ronde TOR BE, inhoud 400 liter;
een CENTRIFUGE, ontroomingsver-
raogen 120 liter per uur een KARN
met wiel; BOTERMOUTEN met
stellingen; KNEEDBORD, BO-
TERTIJNKN.
Te bevragen bij
A. A. JEelnian,
Oosterend, Texel.
Te bekomen bij I». J, Driessen
en Co., Lugedijk, Gem. Schagen
Puik Noord-Brabantsch
ook le. qualiteit Graszaden.
Café-BiljartLogement,
Bewijzen van omzet voorhanden.
Koopsom f lOO. Een gedeelte
kan op de zaak gevestigd blijven.
Fr. brieven letter S. K. aan den
Boekh A. J. MAAS, te Helder.
Echt Noor d-B rabantsch
hetwelk voor de laagste prijzen a
contant wordt uitverkocht.
Aanbevelend
voorheen Gebr. KENNIS,
Laagzijde, 8chagen.
le ALKMAAR,
belast zich gaarne met het bouwen van
MOTORSCHEPEN
en het plaatsen van
MOTOREN
van verschillend fabrikaat in bestaande
vaartuigen.
Bij deze heb ik de eer, aan mijne
geachte Cliëntèle te kunnen berichten,
dat ik de eerste en fraaiste collectie
der nieuwste
voor het a.s. zomerseizoen
heb ontvangen, en ook reeds een
groote en ruime keuze in
gereed heb
Mij beleefd aanbevelend,
H. o, Hilnelmuü-Jlatliöt,
Schagen.
Aannemelingen, die zich een
nieuwen hoed wenschen aan te schaffen,
worden door ondergeteekende attent
gemaakt op hare groote en schoone col
lectie, volgens de nieuwste
mode gegarneerd. Prijzen als
steedsbillijk.
Met beleefde aanbeveling,
N. KOOT-Jongkees.
Schagen, Maart 1900.
Ontvangen
Donderdags op de markt voor het
café van den heer Boes.
Aanbevelend,
Wed. KI. Denijs,
Rensgas, Schagen.
„DE VLIJT."
De ondergeteekende blijft zich
evenals vroeger beleefd aanbevelen
voor de levering van alle soorten
Bieren, Ciders en Kwast,
daar de zaak op denzelfden voet
wordt voortgezet.
Hopende door een prompte bedie
ning, billijke prijzen en goede waar
het vertrouwen waardig te blijven.
UEd. Dw. Dienaresse,
Wed. H. Starke,
SCHAGEN.
beter bedden dan die, welke gevuld
zijn met levende witte Noordhollaud-
sche «AMZKJUVEKItEflr;
te verkrijgen bij
Simoa Trompette?,
Hoorn.
Groot succes
hebt gij, wanneer gij uwe veestallen
zuivert van vliegen met
a 60 ct. per doos, werkt zeker en snel.
Verkrijgbaar in »l)e KieUMD
G a pe r", Luttik-OudorpC 61, Alk
maar.
begint meteenniCUW kwartaal*
Die hiermede wil beginnen, gelieve
opgave te doen aan
C. BURGER,
Boekhandel te Schagen.
Tot secreta r i s van den
Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken
in Friesland is benoemd de heer
W. Keestra, suivelconsulent te Hoorn.
Naar het Nieuwsblad van
Almelo e. o. met zekerheid verneemt, j
heefc de vader van den heer mr. P. J.
Troelstra gratie gevraagd voor zijn zoon.
Het is te wenschen, voegt het blad er
bij, dat de minister van justitie door een
gunstig advies van het gerechtshof, dat
hem veroordeelde, er toe wordt geleid
aan H. M. de Koningin een gunstige
beschikking voor te dragen.
"Wat een wethouder rer-
m a g 1 Onder dit opschrift beschrijft het
„Nbl. v. Ned*" de volgende vermake
lijke scène
„Op het Rokin te AM3TERDAM onder
vond het tramverkeer een tijdelijke
stremming, doordat een der paarden van
een groote tram Dam-Linnaeusstraat er
den brui van gaf en bleef staan, wat koet
sier en conducteur ook deden. Ze trokken
en rukten en sloegen en vermaanden,
maar het paard „deed het lekker niet.
Intusschen kwamen er drie, vier, vijf
trams achter de stilstaande en moesten
ook staken, en passagiers, die wanhoopten
dat men dien dag nog verder zou komeD,
Btapten uit.
Daar komt do wethouder voor de ge
meente-bedrijven, mr. W. F. van Leeu
wen, den hoek van het Spui om, begrijpt
den toestand, stapt op het onwillige paard
toe en klopt het op kop en hals, zegt
een paar vriendelijke woordjes tot het
dier en dit, zwichtende voor de over
redingskracht van zijn oppersten chef,
zet zich schrap en trekt met zjjn makker
den wagen voort 1
En het beste bewijs, dat het paard
enkel uit ontzag voor zijn wethouder aan
den arbeid was getogen, levert het feit,
dat, toen mr. Van Leeuwen uit het ge
zicht was verdwenen, het weder het werk
staakte.
Om een halven cent!
Er was Dinsdag bij den Haagschen
Raad ingekomen een missive van
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
dd. 30 Januari 11. G. S. No. 50/1, ten
geleide van een afschrift der beschikking
van den minister van binnenlandsche
zaken van 26 Januari te voren, No.
975/1, afd. A. Z. C., betrekkelijk de vast
stelling der Rijks vergoeding in de kos
ten van het lager onderwijs dezer ge
meente over 1898.
En wat houdt deze beschikking van
den minister wel in, denkt de nieuwsgie
rige lezer.
Dat 's-Gravenhage over dat jaar
f 0.005 te weinig genoten heeft.
Er staat niet zoo maar ordinair oen
halve cent te weinig, neen, er staat be
hoorlijk in een officiëele tiendeelige breuk
van een onderdeel van een gulden
Nederl. ct.f 0.005.
Uit de ministeriëele bureelen werd
ons heden verklapt, dat naar dien halven
cent gedurende eenige dagen door vier
ambtenaren, hooge en lage, gezocht is
en voor deszelfs teboek stelling een
maatje inkt, een kwart riem schrijfpa
pier en zes kroontjespennen zijn ver
bruikt.
Men maakt zich nu ten Stadhuize ge
reed, om dezen halven cent langs offi-
ciëel-bureaucratischen weg behoorlijk in
ontvangst te gaan nemen. (D.)
In een Hollandsch stadje, niet ver
van Antwerpen, woont een talrijke fami
lie, die den naam Pot draagt. Een der
leden dier familie is candidaat-notaris,
een ander is kruidenier, no. 3 is boek
binder, no 4 herbergier en no. 5 zeeka
pitein. Om nu die personen gemakkelijk
van elkander te onderscheiden, plegen
de inwoners hen met de volgende namen
te bestempelenno. 1 inktpot, no. 2
strooppot, no. 3 lijmpot, no. 4 bierpot
en no. 5. waterpot.
levensgeluk, en hij, die toen zoo drei
gend tusschen hen beiden stond, rustte nu
uit van schuld en leed in zijn eenzaam graf.
Zij hadden over hem gesproken, dat zag
men aan den diepen ernst, die om beider
lippen lag, en aan de wimpers van de jonge
vrouw hingen nog twee tranen, toen ze met
droeve stem zeide
„Gij hebt er geen denkbeeld van, Ernst,
welken vreeselijken indruk op mij die laatste
groet heeft gemaakt. Het waren maar twee
woorden :„Yaarwel! Felix." Geen verklaring,
geen bedeIk had hem van mij wegge
jaagd met zoo'n ontzettend woord. En in
het uur van zijn dood gaf hij jou het eigen
lijke leven terug met zijne bekentenis, aan
jou, die hem toch van zijn hoogte had neer-
gerukt. Hij had het geheim met zich mede
in het grai kunnen nemen, maar neen, hij
bezwaarde zijn aandenken nog met de
bekentenis zijner misdaad.
„Er was, trots alles, toch een trek van
grootheid en fierheid in dien man."
Tusschen Ernst's wenkbrauwen groef
zich een rimpelzijn antwoord klonk niet
hard,maar had toch ook geen zachten klank
„ik haat den doode niet meerver
geten kan ik het niet, dat hij mijn vader
in den dood joeg en daardoor lange jaren
een smet op mijn naam deed kleven. Maar
wat Ronald stervend gedaan heeft, dat gold
niet mij, dat gold niet de gerechtigheid.dat
gold alleen jou^Edith In jouw herinnering
wilde hij verzoend voortleven, gij moest
om hem weenen."
„En ik heb geweend zeide Edith zacht.
„Dat weet ik, maar laat het nu rusten.
Deze herinnering was het toch niet, die
wij hier wilden zoeken. Zie, daar staat ons
woord het heeft toch waarheid gesproken."
Daarmede trok Ernst zijn vrouw een
stap voorwaarts. Zij stonden weer voor de
woudkapel, waar zich uit het grauwe, ver
vallen muurwerk het oude gedenkteeken
verhief. De klimop-ranken hadden zich nog
dichter in elkaar geslingerd, maar daartus-
schen speelde lichtend de zonneglans op
den donkeren, bemosten steen met het half-
uitgewischte opschrift en dat veelzeggende
woord, «lat *ok liehtaad als s«a zcn-
asstraal ia «sa dsakar. kak apgsgavac laven
gavalas was „•smaaktTal lavea es
galak I"
II.
(Slot.)
Wg hebben, ten einde op de vraag, aan het slot
van ons vorig artikel gestéld, een antwoord te kannen
geven, daarin naast elkauder gesteld de lezing van
art. 243 der Gemeentewet, welke in 1901 geldende
zou worden, en die, welke door de ministers Borgesins
en Pierson thans wordt voorgesteld. Jlen zal zien
dat het onderscheid zoo bijzonder groot niet is.
Een van de groote bezwaren tegen de wet.\an
Houten Sprenger Van Eyk was haar .ongemotiveerd
ingrijpen" iD de gemeentelijke autonomie in zake de
plaatselijke inkomstenbelasting. Iedere gemeente moest
haar belastingverordening persen binnen de grenzen
van het nieuwe artikel, waarbij progressie oldegressie
feitelijk was uitgesloten, een nieuw beginsel dus, dat
in zake belastingen door den wetgever in de gemeen
tewet tot nu toe niet was gehuldigd.
Voorgeschreven was in die wet, welke belastingen
de gemeenten niet, en welke zij wel mochten heffen,
en waar er sprake was van hoofdelijke omslagen en
andere plsatselijke directe belastingen, daar moesten
deze worden geheven .naar grondslagen, die voor een
redelijken maatstaf van het inkomen der belasting
schuldigen te houden zijn.* Niets meer; als de
maatstaf maar „redelijk" was, werd de regeling aan
de gemeenten geheel en al overgelaten
Nu liepen de gevoelens der gemeentebesturen over
dien redelijken maatstaf nog al uiteen De gemeentelijke
huishouding vroeg voor onderwijs, armenzorg en
politie vaak veel geld en men achtte het toen een
redelijken maatstat te zijn, dat men de vermogenden
wat meer liet betalen dan de minvermogenden. Van
daar, dat in verschillende gemeenten, volgens het
oordeel der regeering van 1897, een te bovenmatige
progressie bij de gemeentelijke belasting werd toege
past en dit nu achtte men „in het algemeen belang"
een groot kwaad te zijn
Wat Van Houten en Van Eyk in die dagen dachten,
werd in het nummer van 25 December jl, van De
Standaard zeer naïef, echter als eigen meening, open
baar gemaakt. Wij lezen toch in het anti-revoluti-
onnaire blad
.Sinds geruimen tijd dringt men vooral uit
het Noorden aan op de wijziging van art. 243
onzer gemeentewet, die de progressie bij het
heffen van hoofdelijken omslag beperkt.
.Dat in deze agitatie een ongezond element
schuilt, geven we toe.
.Bij niet weinigen toch bestaat de toeleg, om
door de meerderheid der onvermogende kiezers
den raad te bezetten met leden, die, eens gekozen,
de meer gegoedeD onder den vorm van belasting
te lijf zullen gaan, om van gemeentewege te doen
voorzien in allerlei nood van den minderen man
.Onder den naam van armverzorging,
schoolvoeding enzwil men uit de gemeentekas
laten zorgen voor allerlei huislijken nood van de
minvermogenden, en de Gemeenteraad zal daartoe,
bij manier van progressie, het geld moeten nemen
uil den zak der meervermogenden.
.Socialistische egalisatie alzoo door den druk
der gemeentebelasting. Een stelsel, dat slechts
met eeoige consequentie behoeft te worden doorge
voerd, om de winste van wie wat overwon te doen
vloeien in de kas van wie te kort komt.
.Verlaten dan de meergegoeden de gemeente,
en slinkt daardoor de kas, dan moet het Rijk
door extra-schoolsubsidie enz. te hulpe komen, en
zoo wordt het plunderingssysteem van boven tot
beneden georganiseerd."
De vrees voor .socialistische egalisatie" voerde den
vader der huidige kieswet tot zijn wijziging van art.
243 en de Kamer ging met het door den afgevaardigde
Goeman Borgesius als .uoodregeliog" gesignaleerde
wetsvoorstel mee óf gedreven door dezelfde vrees, óf
voornemens om, wanneer maar eerst de financiën
tusschen ryk en gemeenten waren geregeld, later ook
de .uoodregeling" met het oog op de autonomie der
gemeenten, die in zake belastingen toch in de ge
meentewet nog ai breed werd gehuldigd, te wijzigen
en tot een definitieve regeling te maken.
Toen dan ook de stembus een kabinet Pierson
Borgesius aan de regeericg riep, geloofde men algemeen,
dat de minister, die als afgevaardigde van een .nood-
regeling" sprak, met een stuk werk voor den dag zou
komen, dat, de gemeentelijke autonomie huldigende,
het licht zou mogen zien.
En wat doet nu de Reg.ering f Het ia waar, iet of
wat meerdere ruimte wordt aan de gemeentebesturen
gelaten,maar de manier, waarop deze baar belastingen
moeten regelen, wordt van A tot Z voorgeschreven.
Een uniforme verordening, volgens de regeering bruik
baar voor alle gemeenten, wordt voorgesteld en de
gemeenten, die na jaren van strijd eD overleg er toe
wareD gekomen om eindelijk een belasting-verordening
te hebben, waarin iedereen berustte, zullen cpnienw
aan het werk moeten gaan, om deze in het kader der
door de regeering vastgestelde hootdbepalingen te
brengen.
Wat in 1897 door de regeering werd gezegd, het
algemeen belang te zijn, was eigenlijk het belang der
rijken en dit wilde dat de autonomie der gemeente*
besturen werd gekoot Men slaagde daarinvan alle
kaoten verhieven zich echter stemmeD tegen de invoe
ring in 1901 der nieuwe lezing van art 243enthsns
zien we, dat, hoewel een allerlastigste progressie wordt
toegestaan, bet beginsel der gemeentelijke antonomie
op dezelfde wijze aangetast blijft als vroeger
„Een zonderling wetje," roept Mr. Van Houten in
No. 11 zijner „Nieuwe Staatkundige brieven" nit, „om
de door den minister Borgesius aangestookte beweging
tegen de in 1897 aangenomen redactie van art. 243
der gemeentewet weder te sussen" en als nu de vader
van het tegenwoordige art. 243, dat wetje van meer
Dabij heeft bekeken, dan komt hij tot de overtuiging,
dat aanneming der regeeringavoordraebt meer als een
volmaking, dan als een afbreken van het stelsel der
wet van 1897 zon moeten worden beschouwd I
Wanneer nn de inkomstenbelasting een nieuwe
belastiDg ware geweest, welke de wetgever aan de
gemeenten toestond te beffen, dan zou het begrijpelijk
zijn, dat het Rijk, om hier en daar zonderlinge be
palingen te voorkomen, zooveel mogelijk den vorm
omschreef, waarin die belasting werd geheven; maar
dat ia hier niet het gevalde gemeentebesturen heb
ben rekening gehouden met eigen plaatselijke toestanden
en zoo zien we, dat het gemeentebestuur van Asisterdam,
waar geen progresaieve inkomstenbelasting bestaat,
maar wel een percentsgewijze depressie van inkomens
van f 2200 tot f 600, opklimmende van 5 tot 75
percent en een percentsgewijze aftrek voor kioderen
voor inkomens vau f 600 tot f 5100, in een adres
aan de Tweede Kamer uitroept„mee dwinge Amster
dam niet een regeling te maken, die wellicht voor tal
van gemeenten zal passen, maar die voor Amsterdam
niet anders dan nadeel kan opleveren."
Na is het bekend, dat de gemeente Amsterdam,
met het oog op den exodus der belastingbetalende
burgerij naar Bussum, Baam, Haarlem en Hilversum,
waaronder de aanzienlijksten, er steeds naar heeft
aestreefd, om te voorkomen, dat de rijken haar
belastingstelsel onbillijk vonden, en toch beeft het
ingrijpen in haar antonomie in deze ten gevolge, dat
zij nadeel zal ondervinden en, zooals het adres
aantoonde, dat er meer kans op een trek naar buiten
zal bestaan dan nü het geval is.
Maar al lat.n wij de quaestie der gemeentelijke
antansmia er buiten, dan nog rijst de vraag, of de
gemeentebesturen, dit aan de volgens den beer
Vz» Houten door den minister Borgesins aangestookte
beweging tegea art. 243 medededeu, door het
wetsvoorstel bevredigd zullen zjjn.
Wat wij wel weien, ie, dat tg, die aan d<ye
beweging niet medededen, het wetsvoorstel der
beide ministers toejuichen, waar dit grootenuee.s
beantwoordt aan hetgeen de voorstanders der wet
vin 24 Mei 1897, die zonder hoofdelijke stemming
door de Eerste Kamer zoo voortreffelijk werd
deze door haar bevonden werd goedgekeurd,
wilden.
Den 29.-ten December jl. dus elf dagen voor
het indienen van het wetsvoorstel —Goeman
BorgesinsPierson schreef nog De Tijd
Onzerzijds zij daarom toegegeven, Jat voor
den wetgever alle «inleiding bestaat, om, alvoren>
art. 243 in werking te doen tredeD, nog eens
ernstig de vraig te overwegen, wat er kao
gedaan worden, om daarbij zelfs eiken schijn
van hardheid en onbillykbeid te vermijden.
Wij gaan verder en begrijpen, dat deze
overweging, n er toe kunnen leiden, om, ter
wille van de practische bedenkingen en met
het oog op nu eenmaal bestaande en ingeleefde
toestanden, voor bepaalde gevallet en tot
zekere hoogle eenige afwijking toe te
staan van de theoretische en op
zicb-zelf volkomen juiste voorschriften van art.
243, gelijk het thans luidt in de Gemeentewet.
Op den voorgrond sta echter en worde
onverbiddelijk vastgehouden, dat èn die gevallen,
èn die bepaalue hoogte in de wet niet nauw
keurigheid en binnen niet te wijde grenzen
dienen omschreven. Meer dau ergens andeis
misschien op het veld der belastingen is hier
een sterke breidel noodig
Hoewel nu de minister Borgesins evenals de
minister Pierson zich door de richting, welke
De Tijd vertegenwoordigt, in den regel niet laat
influenceeren, komt hel ons toch voor, dat hg
waarlijk den door dat blad aanbevolen „breidel
niet heeft losgelaten.
Als wij de belastingschaal, die door de ministers
als voorbeeld is gegeven, nagaan, dan zien we, dat
de progressie reeds ophoudt bij een belastbaar
inkomen van f 2600.maar waüneer wij nu zien,
dat iemand die een gewoon inkomen heeft van f 450.
f 2.20 aan belasting betaalt en iemand, die
f 2900inkomen heeft, f117.dan nemen wij
een stijging van 2 tot 4 68 percent waar.
Het accres der percentage van f 450 tot f 2900
is dns 2.68 percent; maar tusschen de inkomens van
f 2900 tot f 5000, welke cijfers numeriek een veel
grooter verschil geven dan de vorige, is het accres
der percentage slechts 1.60 percent tusschen dat van
f 5000 en f 10.000 slechts 0 38 percent, en tnsschen
f 10.000 en f 100.000 slechts 0.31 percent.
De stijging in het percentage der belasting ver
mindert dns, naarmate het bedrag van het iokomen
toeneemt en dat des te aanzienlijker naarmate dat
inkomen ook aanzienlijk grooter wordt.
Indien wij, zooals wij schreven, de quaestie van de
autonomie der gemeenten er buiten laten, dan gelooven
wij wel, dat de ministers, zonder de smet op zich te
laden van te streven naar „socialistische egalisatie",
de grenzen waar binnen de gemeentebesturen de
progressie zonden kannen vaststellen, veilig wat meer
hadden knnnen uitbreiden.
Indien nat al zeer hoog is het bedrag van
den aftrek voor noodzakelijk onderhoud wordt
vastgesteld op f 600, dan bondt de stijging der
percentage reeds op bij een gewoon inkomen van
7 maal f 600 plns 1 600 voor aftrek,is f4800. Wat daarop
volgt, is het zuivere Benthamscbe stelsel, dat we in
al. 3 van art. 243, vastgesteld bij de wet van 24
Mei 1897, terogvinden.
Het komt ods voor, dat de minister Borgesins zich
wel wat te veel gebonden heeft gevoeld, door hetgeen
hij als kamerlid in 1897 beeft voorgesteld.
Sindsdien tgd is er op hel gebied der gemeentelijke
belastingregeling den minister veel meer bekend
geworden en wij kunnen dan ook in de memorie van
toelichting lezen dat het misbruik, dat van de vroeger
gegeven vrijheid tot heffiDg vzn progressieve plaatselijke
belastingen zon zijn gemaakt, meermalen overdreven
werd voorgesteld.
Maar waarom dan, indien men al den gemeenten
uit vrees voor de beschuldiging van „spoliatie der
rijken* de vrijheid niet meer wilde teruggeven, thans
het zoo angstig optreden der regeering?
Wat het kamerlid Borgesius in 1897 wilde, was
de grootste bezwaren weg te nemeD, welke aan het
absolute regeeringsvoorstel waren verbonden, maar
de minister Borgesius had thans een rnimer veld
voor zich, hem aangewezen door het onderzoek, en
waar hij dus de progressie als gevolg daarvan toeliet,
behoefde hij zich niet zoo angstvallig vast te klemmen
aan* hetgeen hij „de vereisebte matigheid" geliefde te
noemen.
Matigheid wordt bier verregaande schrielheid en
wij zien niet één reden, waarom, waar er o. a, in
grootere steden zeer vele personen zijn, die een
grooter inkomen hebben dan f 4800 ook de vaste
aftiek voor noodzakelijk levensonderhoud voor deze
verplichtend wordt gesteld.
Wilde men daardoor de geringere inkomens ontlasten,
zeer goed, hoewel we dan de Amateidainsche degressie
met het stelsel van aftrek voor kinderen beter
vinden maar wanneer men nagaat, dal in die
gemeente in 1892/93 3196 personen waren, die een
inkomen genoten boven f4600.dan wijst dif cijfer
toch been naar een belastbaar gedeelte van 400 maal
f 3196 is f 1.278.400.dal thans niet belast zal
mogen worden welk feit slechts kan strekken om
de geheele percentage der belasting te verhoogen.
Dat deze wet echter in het Staatsblad zal worden
opgenomen, zooals zij is ingediend, gelooven wij niet.
Zooveel hoofden, zooveel ziDnen, zal wel bij de behan
deling blijken het geval te zijn. Er bestaat zelfs zeer
veel kans dat men den ministers zal verzoeken, het
werk nog eens over te doen, en dat men, in afwach
ting van hetgeen zal komen, besluit om de invoering
der „uoodregeling" nog eens een jaartje uit testellen
een
WegeDS dubbele zaken ter overname
aangeboden een