Zondag 8 APRIL 1900. 44ste Jaargang 2To. 3511. seÉ-iiiéon ogen. EI s j e. TWEEDE BLAD. De Thee-avondjes bij M. A. G. NUS, FEUILLETON. je wel, hoor, ik feliciteer je welIk ben recht big voor je. Zie je, ik ben het met je wet niet eens, leerplicht zon der verplicht herhalingsonderwijs en zon der kindervoeding en kinderkleeding door de overheid, heeft mijn sympathie niet, maar je hebt je zóó kranig gehouden, dat ik wel blij met je wezen moet hebt willen aftroggelen, Pieter Jelles. Nou, dan geloof je verkeerd, be weerde Troelstra. Mjjn arbeiders hebben niks aan een wet zonder herhalingson derwijs en zonder kleeding en voeding voor de behoeftige kinderen. Nou, nou, word nu maar niet boos, Piet, zei ik. Als je er zoo over 1-W maken. Ik zat geslagen op mijn stoel. Zou'en mijn vrinden Borgesius en Pierson dan toch nog vallen Ze waren zoo goed door Leerplicht heêngerold, zou'en ze nu toch nog op d:e treurige vredes-conferentie den, omdat jij dien middag wijntje aange sproken hadt Zeker Aha. Dan roep ik ook niet langer „Leve het paard van Schimmelpenninck', maar „Leve de lunch van Tijdens.' Ja, laten we dat doen, Nus. Leve 1900. duikelen I|| H Ik heb er lamme dagen door gehad, mijn lunch! Hip hip hip... Daar zag ik 8chaepman naast Borge denkt, heb je gelijk en dan apprecieer van Vrijdag tot vandaag, maar 't is ge- Hoera juichten we beiden. sius staan. Borgesius zag hem óók. ik je stem. 't Spijt me alleen, dat mijn lukkig goed afgeloopen. Pijttersen was tegelijk met mij. goeie vrind Staalman nu zija handen een beetje uit zijn humeur, maar 't is Mijn redder! riep hij en breidde kan wrijven en denken, dat hij jullie ver- voor de regeering nogal voorspoedig ge- Ij zijn armen uit. Schaepman viel er zjo leid heeft. gaan. dik als hij was, in en Borgesius had Nee, zoo mal zal Staalman niet Niettemin vind ik het wel jammer, dat zijn, zei Troelstra. juist nu, in deze dagen van duivelsche U Weet nog niet hoe mal ie is, onrechtvaardigheid, door Engeland tegen sprak Roosje, bli)°óók eens iets te kunnen Hollanders in Zuid-Afrika ontwikkeld, gedaan ha'd,"Schaep"" lachte "ik, baTer zeggen .Men weet, dat zij een ouden wrok j Holland zelf tam de resultaten van de groote moeite om op de been te blijven. Kuyper hield hem gelukkig tegen. Nou, as jij zóó met den minister 'b-Hage, 4 April Hoe we zaten. Een vroSlijke instuif. Bor gesius straalt en wordt bijna door Schaepman omvergegooidmaar door Kuyper behouden. Bram heeft alweer ruzie en Pieter lelies is onaangenaam. Leve het paard van SchimmelpenninckHoe mal Staal man is. Kamerleden in soorten. Be regeering alweer in nood. Een crime '1 roek tra martelaar. Een Kaïns-merk. Een apartje met lijdens. Verklaring en verdedigingLeve de lunch van 1 ijdens Zooals u ons hier zitten ziet, zaten we Vrijdagmiddag, toen de Leerplichtwet er door was. Maar wat u niet zien kunt op deze overigens welgelijkende afbeel ding, is onze bittere vermoeidheid. O, toen Tijdens de deur achter zich dichtgetrokken had hij was de laatste bezoeker en ik had met hem een appeltje apart te schillen (wat blijken zal) zaten Roosje en ik onfatsoenlijk te blazen van uitputting. Heere, heere, wat een gedoeIk ver lang weer zoo naar mijn Schagen en ik hoop u dan ook allen, dierbre plaatsge- nooten, de volgende week aan mijn hart te drukken, burgemeester Berman voor aan. Zijn edelachtbare heeft me eergis teren een lief briefje geschreven, waarvoor ik hem zeer dankbaar ben. Ja, we hebben dus nu LeerplichtIk heb dat blijde feit in Den Haag meege voerd. 't Ging op het kantje af, niet waar maar 't ging Wel, wat een dingDe goeie men- schen uit de Kamer stormden naar mijn kamer om Roos en mij het feit te mel den. Op een gegeven oogenblik stond het stikvol en Roos en ik zaten in de verknijping. Borgesius was de voorste en zijn gezicht straalde van geluk. Aangenomen, Nus, mijn wet is aangenomen riep hij. Hij was zoo blij, dat het mij ontroerde. Hartelijk drukte ik hem de hand. Nou, vrind, zei ik. Ik feliciteer KJ SM.' weinig van hem terecht gekomen. Dank tegen Staalman beeft, zij Kuyper, staat hij nog. Het handjes-geven duurde inmiddels Wat, Kuyperriep Borgesius, neen, voort. Het was wat je noemt een jolige Schaepman, da's de man Die heeft mijn pan. Kuyper alleen liep er wat stug tus- wet door zijn stem behouden, maar schen. Ik zag er mijn ouden collega Pijn- Kuyperappel, die, onder ons gezegd en gezwegen, Nee, Borg, Kuyper hieldt je daar zoo vreeselijk den behoudenden kant op de been, zei ik, Schaepman had je uitgegaan, dat ik niet haast om-omhelsd. sympathiseeren kan. En is (o)I (Slot.) Het spreekt van zelf, dat, zoodra de afgevaardigden der „Liberale Unie" vermoedelijk binnen eenige weken bijeen znllen komen, na al hetgeen wij in het vorige artikel aantoonden, door het bestuur geen zeilen be hoeven gereefd te worden, zooals de groote staatsman, die op de Prins Hendrikkade te Amsterdam politiek' meteorologische waarnemingen doet, aan de lezers van „De Standaard" wel wilde wijs maken. „Wilt gij algemeen kiesrecht, zooals wij dat denken?" zal de eerste vraag zijn; „zoo ja, zijt gij het dan inet ons eens, dat de eisch om grondwetMherziening daarvan het logische gevolg zal wezen aldus zal de ROMAN HANNA ASCHENBACH. o-o-o 6. Het is mevrouw Herwig onmogelijk,voort te gaan; een schokken gaat door haar lichaam. Dan ontmoet haar blik haar dochter, met het hoofd op de tafel en bitter weenend. Zij gaat op haar kind toe en neemt haar in heur armen. „Vergeef me, Elsje, ik liet me meêsleepen en vergat, dat voor de ooren van mjjn kleine Elsje zulke geschiedenissen niet passen." Het meisje schudt vastberaden het hoofd en de lokken op den rug werpend, zegt ze beslist„Neen, moeder, ik kan het heel goed hooren, en ik wil het ook hooren; ik moet alleen weenen om u, mijn arm moedertje. Maar vertel nu verder." „Er is niet veel meer te vertellen, lieve. Ik zeide „ja" en drie dagen na het onder houd met je vader verliet ik zijn huis. Wij gingen, zooals ge weet, naai-je grootouders. Ik was in de verbeelding, dat, gij, kinderen, niets van alles hadt bemerkt, van hetgeen er tusschen je ouders was afgespeeld. Ik ver giste mij zeer; want Hertha was getuige van de laatste scène tusschen je vader en mij geweest. „Eerst toen we bij je grootouders aan kwamen en gij al uw speelkameraden van uit de vacanties met vreugde begroettet, viel mij het stille wezen van Hertha op. 2ij liep wel met u van huis, maar alleen °m op een stil plekje te peinzen, zooals men mij vertelde. Ik was getroflèn en nam mij vooj, haar scherp gade te slaan. Toen viel mij ook menig ding op,dat vroeger anders was geweest. „Bij mijn haastig vertrek was mij door het hoofd gegaan, dat Hertha aangenomen had moeten worden, en het meisje had er zich stil in gevoegd. Nu viel mij plotse ling in, dat het mogelijk was, O, hier, dat kan, gromde Borge sius, maar in de Kamer niet. Nee, natuurlijk niet 1 riep Kuyper. Ik ben tegen de wet, dat heb ik beloofd en dus stem ik er ook tegen. Ik doe niet als zekere menschen Dat zeg je op mij, Bramsprak Schaepman. En dat vind ik niet aardig van jp. Ik ben vóór Leerplicht, dat weet je, vooral nu herhalingsonderwijs er uit is. En het doet me plezier dat ik bet ministerie hielp bewaren. Dat deedt jij niet, gromde Kuyper. Het ministerie is behouden door Kolk man net zoo goed als door jou Of eigenlijk door dien ook niet. Als het paard van Schimmelpenninck niet gevallen was, had Schimmelpenninck zijn been niet gebroken en dan was hij dus bij de stemming geweest en dan was de wet verworpen. O, dan danken we dus Leerplicht aan het paard van Schimmelpenninck, concludeerde ik. En ik riep Mijne hee- ren, leve het paard van Schimmelpen ninck Leve het paard van Schimmelpen ninck brulden mijn liberale bezoekers. Roosje deelde inmiddels thee rond, want voor een geregelde theetafel was geen plaats. Wat een beest hè, dat paard zei de altijd grappige Van Raalte, wat een beest, dat moet opgezet worden en dan een bord er boven„Dit is het Leer- plichtpaard." Daar zag ik Troelstra in de menigte. Wel, Pieter Jelles, vroeg ik, hoe heb jij gestemd Tegen, snauwde Troelstra. Ik stem niet voor zoo'n lor van een wet. Heb je een oogenblik gedacht, dat ik vóór zou stemmen P Natuurlijk, zei ik. Het is toch beter wat, dan niets en ik voor mjj ge loof niet, dat je arbeiders erg in huD schik zullen wezen, dat je ze leerplicht dat zij van het gebeurde tusschen je vader en mij getuige zou kunnen zijn geweest, en dat ze al haar leed alleen had gedragen, zonder een klacht te uiten. Ik kon haar bijna niet afwachten tot ze thuis kwam. Hoe zag ze er uitElsje, mij brak het hart van weeDiepe kringen onder de oogen en zulk een starre uitdrukking op het gelaat. Hoe egoïstisch was ik geweest, hoe kon ik mij zoo aan mijn smart over geven en het kind in haar kommer alleen laten. Diep bewogen, sloot ik haar in mijn armen. Zij brak in een krampachtig snikken uit. Wij weenden lang samen, maar toen ik begon te spreken, weerde ze mij ontzet af. „O neen, mama, daarover niet, o, God, daarover niet!" Ik wras diep ontsteld over zoo veel hartstochtelijkheid. „Maar Hertha," smeekte ik, „zeg mij toch,dat ik niet de schul dige ben."„Neen,neen,moeder,maar zwijg," en daarbij zag ze er zoo diep ongelukkig uit, dat ik haar naar bed bracht, zonder nog iets te zeggen. „Ook de volgende dagen en weken sprak ze nooit over de zaak, die haar blijkbaar nog zeer bezighield, en iedere poging mij nerzijds, om het gesprek daarop te brengen wist ze steeds te verijdelen. Ik nam haar dat kwalijk en wij vervreemden van elkaar. Ik was toen te zeer met mijn eigen ver driet bezig. „Hertha werd in Jena bevestigd, heel alleen. Op dien dag loste de starre smart van het kind zich eindelijk op. Wij stort ten beiden ons hart uit. De verandering evenwel, die bij haar had plaats gegrepen, was niet meer ongedaan te maken. De smart was te heftig geweest en zij had die alleen moeten dragen.Haar jeugd was voorbij, ik geloof voor altoos." Mevrouw Herwig zucht diep en grijpt dan naar haar haakwerkje, dat in het laatste kwartier in haar schoot heeft gele gen. Elsje volgt haar voorbeeld, maar laat de hand, die de naald vasthoudt, weer spoedig zinken. „Hoe kon het eigenlijk, moeder, dat Hertha met papa mééging, in plaats van bij u te blijven „Ach, Elsje, dat was moeten. Wellicht was er wel een andere weg geweest, als beek, nou, die is altijd een twijfelaar geweest, die heeft altijd achteruit gewild, die loopt als de ezels, iu de richting van zijn staart. Ja, vrienden, als je zoo'n stel Kamer leden eens langs kijkt, wat zie je dan een verscheidenheid en een kleine over eenstemming Daar zag ik Matthieu Ketelaar, die zoo echt in zijn schik leek; Heldt, die net deed of 't hem allemaal niks schelen kon; Kerdijk,zoo zenuwachtig, dat zijn bril op ziju voorhoofd hing; Nolting, die rondliep of ie vechten wilde; Schaepman, glimmend van voldoening graaf Bijlandt, die trotsch bij 't raam stond, of ie zeggen wilde: „daar ben ik"; Goekoop, die al de menschen op zij duwde om bij ziju vriend Nus te komen Hes- selink van Suchtelen, zoo netjes of ie pas uit een sui kerderij doos was gestaptVer meulen, diep in gepeinzenForf, die zijn sik aaide met een vroolijk gezicht en al malle vredesconferentie gaat goedkeuren Maar wat ik een crime vind en dit heb ik Troelstra voor ie afscheid nam, nog even gezegd het is het feit, dat onze regeering afwijzend heeft beschikt op het verzoek om gratie, door den vader van Troelstra ingediend. Hoe P meer met hem Iedereen, de minister van justitie aan twêêdê"ïïiiden ook Van Karne-het hoofd, vindt de straf van één maand Het ware te wenschen. dat de kiesverenigingen zich cel voor een te goeder trouw en in het u het ef.rste ,t*diun?, der yoorb<r«diag tot die Lit - Tragen volkomen beperkten, en geen moties aannamen, algemeen bllang begaan feit, bar- zooals de Liberale Kiesvereenigiog te Asaen, over de baarsch en de gelegenheid om de opportuniteit der grondwetsherziening. Zij deed dit rechterlijke fout tegenover Troelstra goed vfe!,me4t. het oogK "op dc.. bela°K"jke wetsontwerpen, J D. Q welke thans aanhangig zijn en wellicht ook op de te maken, gaat Zy plomp voorby zeer veie, welke op sociaal gebied nog aanhangig Dit is iets, waartegen mijn nuchter knnnen gemaakt worden* aleer al de desiderata van verstand, evenzeer als mijn goed hart, in het. Hertormiug.jwgr.oi werkelijkheid zullen woedenden opstand komt. Het is een Kaïns-merk, dat onze wezen, zullen we misschien een kwart eeuw verder zijn maar dit is wel zeker, dat de sociale hervormingen het spoedigste zullen kunnen worden doorgevoerd, regreering van sociale rechtvaardigheid *aoneer er niannen naar de Kamer worden gezonden, r>. Hip tevpna vonrstfindprH znn vnn aliromocn lria»a>>./>k» zich op Jelles me, hem eens. het voorhoofd drukt, zei Pieter omdat, zooals de circulaiie terecht opmerkte, „hg en dit ben ik volmaakt met publiek-rechterlijken invloed van a 11 e meerderjarige staatsburgers, de grootste waarborg wordt verkregen voor de behartiging van bet welzijn van bet ganache En om T1U nog op mijn receptie terug von, en T00r het vertrouwen in de met de taak der te komen ik bleef met Tijdens alleen, wetgeving belaste gekozenen Zeg 'ris, amice, zei ik. Daar heb ik een harde noot over jou hooren kraken. Hoezoo, Nub vroeg ie, onrustig. Wel. Jij hebt tegen verplicht her halingsonderwijs gestemd, hè Ja, Nus. Nu, dat moet een vergissing van maar lachte tegen me; Klaas de Boer, je geweest zijn. Je hadt vóór willen stem lustig en stijf, maar goedig wat een variatie dacht ik. En daar, warempel, daar zag ik ook Tijdens. Tijdens riep ik hem toe. Jou moet ik even spreken, met-een. Hij keek wat verlogen, of ie begreep wat ik zeggen wilde, maar hij knikte toch, dat hij blijven zou. De andere heeren men, er was natuurlijk geen reden voor je om tegen te stemmen. Maar ze zeggen, en ik heb 't van geloofwaardige lui, dat je je vergist hebt, omdat jo te zwaar gedineerd hadt of geluncht met te veel wijn. Och, Nus Nee,' nee', Tijdens, dat valt me tegen van je. Waar blijft op die manier maakten namelijk aanstalten om heen te de waardigheid van de Kamer P gaan. Och, Nus, ik was jarig Loopeu de heeren al weg vroeg Roosje gastvrij. Ja, Roos riep Pyttersen, we gaan. Want we zullen nu in de Kamer een Na den befUgen strijd tegen de ongevallenwet, na de nog heftiger oppositie tegen de leerplichtwet, die, nu de „gemoedsbezwaren" het hoofdbeginsel vrij wel illusoir knnnen maken, nu zij bovendien werd ontdaan van bet herhalingsonderwijs, nog slechts een schaduw is van hetgeen zij als ontwerp was, zullen de by de Liberale Unie aangesloten kiesvereenigingen, waar de laatste wet in nagenoeg volle kamer slechts één stem meerderheid heeft kunnen verkrijgen, zich toch wel niet al te schitterende voorstellingen mogen maken van den arbeid van een Kamer, samengesteld als de tegenwoordige. Het kan zijn, dat in dit jaar de Woningwet nog wordt behandeld, maar dan zal de Kamer wel tot aan de periodieke verkiezingen op zijn lauweren gaan rusten. Zeker is het, dat, al moge grondwetsherziening met het oog op algemeen kiesrecht eenigeu tijd aan de overige wetgeving in den weg staan, deze, is algemeen kiesrecht ingevoerd, door de samenstelling der Kamer meer kans heeft sneller te zullen gaan, dan thans, waar dit college slechts, zooals bij de stemming over de leerplichtwet, door een ongeval, een der leden overkomen, niet kwam op het doodt) punt. De hoofdzaak zal dus zijn, dat men in de eerstvol- gende vergadering niet iu de toekomst ziet,niet vraagt, ja, Omdat je jarig was, moet w#Dneer zullen we aandringen op grondwetsherzie- Nu je je niet in je stem vergissen. Ik heb mijn hart vastgehouden voor vanmiddag. Als Tijdens nu maar niet te zwaar fuifje aanleggen, waar Leerplicht nog luncht vóór de leerplichtstemming,dacht ik. maar een peulschilletje bij was. Nee', Nus, ik ben vandaag heel Als ooit de regeering gevaar loopt, matig geweest. Vandaag was ik niet jarig. En bovendien, het is waar, dat door mijn stem het herhalingsonderwijs geduikeld is, maar door het weglaten van herhalingsonderwijs heeft Kolkman vóór gestemd en is de wet behouden. Dus dan is feitelijk de wet behou- is het nu? fluisterde Kuyper me toe. Wacht maar, nee, vraag me niks, wacht maar. We krijgen het tractaat van arbi trage meteen aan de orde en dan gaan we een appeltje opgooien, dat op het hoold van Pierson een leelijkeu buil zal ik maar wat meer wereldkennis had beze ten. Maar ik was steeds gewoon geweest, mij te laten, leiden, zoodat ik zelfs in die dagen nog geheel onder den invloed van uw vader stond. Een eigenlijke reden voor scheiden was er niet, en dus werd er eene bedacht. Ik geloof, dat zoo iets kan ge- beureu. Ik weet niet meer heel zeker, hoe het was, ik wist het toen nauwelijks, in mijn diepe droefheid. Papa gaf mij zeer nauwkeurig aan, wat ik moest doen, wat ik te schrijven en te teekenen had, en ik volgde het op als een automaat. Het scheen wel, of alles mjj onverschillig was. Ik had hem beloofd, hem vrij te geven, nu moest alles ook maar zoo spoedig mogelijk ge schieden, en de manier waarop, dat was mij onverschillig. „Toen je vader weer getrouwd was, ver langde hij van mij de twee oudste kinderen. Ik heb me daartegen verzet, ik heb gestre den, maar helaas, tevergeefs. De wet was op z'n hand, de reden, die tot schei ding was opgegeven, was van dien aard, dat hij recht op de kinderen had.Bovendien zou het mij zeer moeilijk hebben gevallen, de studiën van Karei te bekostigen, daar ik van mjjn vader geen kapitaal had mee gekregen; alleen slechts een levenslange rente. Toen de eisch van je vader kwam, heeft Hertha de scheidingsstukken gelezen. Ik heb opgemerkt, dat ze bij die lectuur een paar maal de lippen stijf op elkaar klemde en dat haar oog toornig schitterde, en toen ze het laatste blad papier neer legde, trof mij een zonderlinge blik. Op mijn vragen antwoordde ze toch alleen „Papa is in zijn recht". Ik ben er van overtuigd, dat veel in die stukken haar heeft gegriefd. Maar ge weet, dat ze zich over haar vader nooit in afkeurenden zin uitliet. „Toen de kinderen weg waren, brak er een booze tijd voor mij aan. Een harts tochtelijke haat tegen mijn gelukkige mede dingster welde er nu eerst in mijn hart op. Ik haatte haar gloeiend, de roofster van mijn geluk en zaligheid, en in mijn brieven aan Hertha gat' ik daaraan lucht, en telkens opnieuw ergerde ik er mij over, dat ze mng, maar wel, helder en klaar, zoadat daaromtrent geen twijfel meer kan begaan, zich uitapieekt voor algemeen kiesrecht, niet verkregen door een verhanse- len van art. 80 der Grondwet, dus langs den weg van een „tusacheuslation", van een „étappe", van een „halte", of hoe men dat noemen wil, maar wel recht streeks dour grondwetsherziening. In een artikel,voorkomende in de N. R. Courant,wordt naar aanleiding van het antwoord door den secretaris der Liberale Unie aan de Vrijzinnige Vereeniging te 'a-Graveohage gigeven, de navolgende opmerking gemaakt De Liberale Unie zal, bij instemming met het praeadvies van het bestuur, voor de daarin gehuldigde beginselen propaganda moeten daarover losjes heengleed. Toen ik haar dwong haar oordeel over dat alles te zeg- ven, antwoordde ze „De vrouw is tot nu toe zeer vriendelijk voor me. Oordeelen kan en mag ik nog nieten wil dat ook nog niet. Ik vraag eiken dag in mijn gebed, dat ze mij zal leeren liefhebben ter wille van papa." Dat was niet fijngevoelig van Hertha, maar ik I heb nu ingezien, dat men bij een kind niet j medegevoel voor versmade liefde eischen mag. Bovendien had ik haar tot een ant woord gedwongen. Toen zag ik dat niet in. Ik geloofde toen veel meer,mijn oudste kinde ren Karei sloot zich geheel bij Hertha aan mèt mijn man te hebben verloren, j Ik gevoelde me zeer ellendig en de liefde voor jou en Koert heeft me alleen op de been gehouden. Maar van Hertha wilde ik niets meer weten en wees alle hare brieven on geopend van de hand. Daar stierf Karei plotseling aan een longontsteking. Ik was den waanzin nabij toen ik dat bericht ont ving, maar daardoor vonden Hertha en ik el kaar weer. Uw vader zond me de doodstijding en verzocht mij tevens geen poging te doen, het lijk te zien, het zou maar een onnoodige opwinding zijn. „Met dezelfde bestelling kwam een telegram van Hertha, waarin ze me verzocht, met den middagtrein naar W. te komen en daar in het hotel „De Kroonprins" de boodschap af te wachten, hoe ik Karei kon zien. Ik had nog juist tijd genoeg den trein te halen. Deze reis telt onder de ontzettendste mijns levens. Toen ik eindelijk halfdood in het hötel aankwam, werd mij een schrijven van Hertha overhandigd, waarin ze mij verzocht, om 10 uur met een rijtuig in de nabijheid der villa te zijn. Zij noemde een hoek van een straat op, waar ik op haar zou kunnen wachten.Zij beloofde mij,dat ikKarel nog een maal zou mogen zien, bezwoer me evenwel sterk te zijn en mij kalm te verwijderen, waaneer het daarvoor de tijd geworden was. Zij had geen toestemming van papa kunnen krijgen en bracht mij daarom tegen zijn zin en zonder zijn weten in ziju huis. Zij voegde erbij, dat Karei zijn lief moe dertje vele malen liet groeten en had ge zegd, dat ze niet te veel over hem moest weenen, omdat die gedachte hem zoo'n pijn had gedaan. „Ik was diep geroerd en verwonderde mij over Hertha's zeltbeheersching. Ik wist, dat ze haar broeder zeer lief had gehad haar smart moest groot zijn en trots dat, deze energie en goede zorgen voor mij. ik was trotsch op haar en Dam mij plechtig voor, haar geen last te zullen bezorgen. „Ik volgde hare aanwijzingen op en na een half uur in verterend ongeduld in een rijtuig te hebben gewacht,haalde ze mij af. Wij vielen elkaar snikkende om den hals. Dan beduidde ze mij, haar te volgen. „Spreek geen woord, mama," verzocht ze, „ik ver klaar u alles later, niemand mag een geluid hooren." Zij nam mij bij den arm en geleidde mij het huis om en een trap op, die vanuit den tuin naar boven ging. In de eerste kamer de beste stond de kist, onder bloemen bedolven, en daarin lag mijn zoon, mijn Karei. Zoo bleek en zoo vreemd scheen hij mij, en toch was het mijn kind, dat ik het leven had ge schonken, en nu lag hij daar stijf en koud en een andere dan ik had hem opgepast, een andere dan ik, had hem de oogen toe gedrukt, had hem met bloemen bedekt. Een grenzenlooze jammer pakte mij aan, ik zakte bij de kist ineen. Hertha knielde naast mij neer. „„Ween toch zoo niet, moeder, ziet ge dan niet, hoe vredig het hem nu is Ik heb hem lief gehad,o zoo lief, maar wanneer ik hem nu uit den dood kon opwekken, tot de ellende van dit leven, ik deed het niet „Herthakreet ik ontzet, maar toen ik in het bleeke gelaat van mijn oudste keek, in de strakke, tranenlooze oogeD, toen be greep ik haar, en zag, dat ik haar onrecht had aangedaan toen ik beweerde, dat zij in het geluk zwelgde en haar moeder vergat. Uit deze oogen sprak niet slechts leed over den doode, het waren andere smarten. Ik trok haar aan mijn hart en smeekte haar, mij vergiffenis te schenken. Zoo lagen wij lang naast de kist geknield, ter wijl Hertha mij zachtkens van Karel's ziekte i en sterven vertelde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 5