Een Lengen
FoliM overzicht her veel
Zondag 20 Januari 1901.
45ste Jaargang No. 3594.
Bureau: ICHAOEf, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W 1 X h F I,.
EERSTE BLAD,
Het Nieuwe Modeblad.
TRANSVAAL.
Buitenlandsch Nieuws.
SGH
Algemeen Nieiws-,
RAAIT
Aiierienile- Lanilomblai
Dit blad verschijnt tweemaal per week WoeDsdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
AÜVERTKNTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers B Cent.
ADVERTENT1EN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DU nummer bestaal uit twee bladen.
Bij het einde van het le kwartaal
willen wij constateeren, dat onze premie
zich in veler belangstelling mag ver
heugen. Hieruit putten wij de overtui
ging, dat het Nieuwe Modeblad werke
lijk nakomt de bij den aanvang gedane
belofte van een nuttigen raadgever te
zullen zijn voor vele huisgezinnen en
voor de Dames.
Voor het nuuiwe kwartaal
kunnen weder abonnementen worden
aangenomen.
Een gratis nommer ter kennismaking
zenden wij gaarne tranco op aanvrage.
De zeer goedkoope abonnementsprijs
bedraagt
Per 6 nommers (3 maanden) f 0.55,
franco per post f 0.75.
Alle brievengaarders nemen mede abon
nementen aan.
DE REDACTIE.
door Mevrouw BEIGH-NORTON.
Hij was mooi en fijn als een prinsen
kind. Hij geleek op zijn moederlange,
blonde krullen, om het blanke, reine
voorhoofd van den vierjarigelieve,
zachte oogen, wier blik een liefkoozing
was, groote, bruine, fluweelen oogen in
het teeder getinte gelaateen snóezig
mondje, kinderlipjes, die om kusjes
vraagden een mondje, waarvan de onbe
stemde lijnen eerst later vaste omtrekken
zullen aannemen. Een allerliefst schep
seltje, de afgod van zijn moeder, die in
hem geheel haar levensgeluk vindtdie
in hem de droomen harer jeugd ziet
verwezenlijkt.
De vader, een groot liefhebber van
de jacht, ruw van aard, had geen tijd
om zich aan vrouw of kind te wijden.
Daartoe was hij te oppervlakkig. Zoo
nu en dan liefkoosde hij vluchtig met
zijn ruwe hand het blonde kopje van zijn
zoontje, ongeveer op dezelfde wijze ais
hij zijn geliefkoosden hond streelde.
Doch moeder en kind waren altijd
samen. Owelk een heerlijk leventje
met hun beiden Samen liepen zij in
de breede lanen van het park en speelden
en rolden over de uitgestrekte grasperken:
des winters kropen zij samen in een
grooten, ouderwetschen stoel, en dan
vertelde zij hem heel zachtjes verhaaltjes
bij het vroolijk vlammen van het houtvuur
in den ruimen schoorsteen. Des avonds,
in de schemering, wierpen die vlammen
geheimzinnige schaduwen door de groote
zaaldan waren beiden een klein beetje
bang, en liefkoosden elkander en spraken
weinig, totdat de hooge standaardlampen
werden aangestoken en al dat zwart
was weggevaagd.
Hij, het kind, kende slechts het heden;
zij, de moeder, dacht reeds aan de toe
komst, wanneer het kind, man geworden,
haar steun en roem zou zijn, wanneer
iets anders zijn gedachten zou bezig hou
den, dan een dubbel-loops geweer en
een jachthond. Hij behoorde zoo geheel
aan haar. Niets had zijn vader hem
geschonken, die ruwe vader, die hem
altijd alleen liet, in wiens leven zij zoo
weinig meêtelden.
Op een dag, een mooien zomerdag, een
der dagen, waarop alles zich verheugt in
zijn bestaan, gebeurde er iets vreeselijks.
Onder do oude olmen bij het kasteel
zat de moeder te lezen van tijd tot tijd
legde zij haar boek neder en keek ver
strooid om zich heen, onbewust gelukkig
om haar jeugd, om het mooie weder.
Door het dichte gebladerte der boomen
wierp de zon gouden plekjes. Nu en
dan kwam de kleine haar scoren in haar
lectuurdan praatte hij met zijn lief
stemmetje, en zijn roode lippen bedelden
om een kus. Het leven is toch schoon,
zeide zij tot zichzelve, ondanks alle
teleurstellingenondanks de leegte in
haar hart, die haar zóóveel pijn had
gedaan vóór de geboorte van haar lieve
ling. Zij was noch geliefde, noch echt-
genoote meer zij was moederdie
liefde vervulde haar hart geheelhaar
ziel verhief zich tot God in den lofzang
Het leven is schoon
Gedurende eenige oogenblikken slui
merde zij in, door de drukkende hitte,
gewiegd door het gonzen der vliegen,
door het zachte koeltje, dat door de tak
ken suiste. Opeens deed een schokkende
angst, een voorgévoel, haar wakker schrik
ken. Heeft zij niet, als in een droom
een gesmoorden kreet gehoord P Is het
niet een heele poos geleden, dat de kleine
haar is komen opzoeken Zij staat
op, zij loopt heen en weder, zij roept,
en eindelijk, altijd geleid door dien onbe-
stemden angst, begeeft zij zich naar de
keuken en daar, op den grond, levenloos,
het gezichtje gezwollen, de mooie oogen
gesloten, het geheele, anders zoo roos
kleurige lichaampje één afgrijselijke
brandwond, de gouden lokken bezoedeld
en vochtig, ligt haar schat, haar dierbaar
kind.
Bij toeval was hij in de keuken ge
komen en had gezien, dat er niemand
was maar bij het fornuis stond een
groote pan, waaruit een dikke damp
opsteeg, die zulke mooie, witte wolken
vormde. In zijn nieuwsgierigheid om
te weten, wat er in was, had hij haar
met zijn kleine handjes naar zich toege
trokken, die niet sterk genoeg waren
om de zware pan in evenwicht te houden.
En hij heft zijn hoofdje naar haar op.
„Het regent, lieveling, het regent. Er is
niets moois te zien: de hemel is heelemaal
grauw."
En den geheelen herfst en den geheelen
langen winter door is het altijd hetzelfde
antwoord op dezelfde droeve vraag. De
vader komt nooit in de kinderkamer. De
kleine merkt het niet op.
Maar eindelijk wordt het mooi
weer; het is een warme, geurige lente
morgen, stralend van zonlicht; de hemel
is blauw en de vogels zingen vroolijk in
de naakte takken.
De moeder is in de kamer, als de kleine
wakker wordt
„O, mama, ik hoor de vogeltjes; het
is mooi weer. Zeg, mag ik u nu zien
Zij opent de luiken en de ramen, en het
licht komt in stroomen binnen en vervult
de kamer met zijn gouden glans.
Yol bitterheid wendt zij zich af van dit
licht, van die vreugde, van dat over
vloeiende leven haar wangen zijn nat van
tranen. Zij sluit hem in de armen zij lief
koost hem en fluistert
„Helaas! mijn lieve schat, de hemel
is nog altijd grauw Hbld.
Zij droomt niet meer, en zal ook niet
meer droomen dat het leven schoon is.
De kamer is donker gemaakt, de luiken
zijn dichter dringt nauwelijks licht
genoeg binnen, dat zij met een menge
ling van afgrijzen, liefde en innig mede
lijden, gedurig weer het kleine gezichtje
kan beschouwen, dat nu deerniswaardig
en afstootend is geworden.
Hij had zooveel geleden lang hadden
linnen omslagen de vreeselijke wonden
voor de lucht en voor het gezicht
bedekten toen eindelijk de brandwonden
genezen waren, was dat lieve, stralende
gezichtje vol kinderljjke schoonheid,
akelig geworden om aan te zien. Bij
geheele plekken waren de blonde krullen
uitgevallen, tot op het voorhoofdvan
het mondje, dat een rozenknop geleek,
waren de lipjes verwrongen, verdroogd,
verwelktover de verbleekte wangen
was de huid strak gespannen en de ver
schroeide wimpers waren dof, zonder licht
blindOvooral die oogen, die
zoo gaarne wilden ziendat altijddurend
verlangen op dat misvormde gelaat.
Er moet altijd iemand met hem prateD,
opdat hij zich niet alleen «al gevoelen.
In zijn duisternis is hij bang voor de
eenzaamheid. Lang kan hij op zijn klein
stoeltje bij zijn moeder zitten, en haar
aanstaren zonder haar te zien, en dan
vraagt hij haar, waarom zij er is
zonder er te zijn.
Evenals vroeger, zingt zij voor hem,
en vertelt hem verhaaltjes. Zij schreit,
doch haar stem beeft niet.
Zij schreit des daags, zij schreit des
nachts. Als vroeger, laat zij hem op haar
schoot paardjerijden; zij kust zijn groote,
glanslooze oogen, het mondje, vroeger
zoo frisch in zijn kinderlijken lach, dat nu
door een glimlach slechts leelijker wordt,
door de tallooze plooien en rimpels in de
paarsche huid der wangen. Als vroeger
zegt zij tot hem„Mijn lieveling, wat
ben je toch mooi!11
Voor liem is er niets veranderd in
haar omgang met hem, in de teederheid
van haar liefkoozingen, in de zachtheid
van haar stem. Toch schreit hij vaak,
hij, die tot dusverre nimmer traneu j
gekend had.
Des nachts, wanneer hij slaapt, en het
arme, verminkte hoofd op bet kussen I
rust, gaat zij naast hem zitten en schuift
zacht de dunne, blonde krullen over het
dierbare gezichtje. Zóó blijft zij langen
tijd zitten en staart hem aan en ver
beeldt zich, dat haar kind nog mooi is,
als vroeger.
Het regent. De hemel is grauw de
regen stroomt den geheelen dagde
bladeren worden geel en vallen afde
schoone zomer loopt ten einde.
„Mama, hoe komt het toch, dat ik
niet meer zien kan P Blijft dat altijd
zoo Zal ik u nooit weer zien F Zeg
zal ik u nooit weer zien P Geef
mij toch een kus, mamaatje."
Het vredesaanbod van lord Kitehener heeft tot
dnaver geen resultaat gehad, hoewel buitengewone
pogingen worden gedaan om het ter kennis van de
Boeren te brengen. Er zijn, volgens de „Standard",
te Pretoria maar weinig menschen die gelooven dat
het Vledes-comité „iets goeds" tot stand brengen
zal. Er is bericht gekomen, dat generaal Ben Viljoen
het aanbod een beleediging heeft genoemd.
v
Lord Kitehener heeft volgens de „Birmingham
Gazette" per dagorder aan de soldaten bekend
gemaakt, dat het hun verboden is, zonder bepaalde
vergunning brieven te schrijven; de Westm. Gaz."
voegt er aan toe, dat, indien het waar is, het niet
moeilijk zal zijn te raden waarom dit geschiedt.
Bij het Engelsche leger is alles mogelijk. Het zou
ons dan ook volstrekt niet verwonderen, als de
opperbevelhebber zelf als de hoofdeensor is opgetreden
en den soldaten verboden heeft naar huis te schrijven.
Want iuist uit deze soldaten-brieven en zelfs uit de
brieven der officieren, die zoo nu en dan in de couranten
worden opgenomen, leest men veel van de gruwel-
dadon, door de Engelschen in Zuid-Afrika begaan,
veel van de ellende, door de troepen geleden, en veel
van nederlagen, ongelukjes, of hoe pien het noemen
wil, den Engelschen overkomen.
De Londensche correspondent van de (Parijsche)
Matin seint, dat het ministerie van oorlog eindelijk
overtuigd schijnt te zijn, dat de inval der Boeren in
de Kaapkolonie geen grap isna er drie weken over
gedacht te hebben, maakt het ministerie thans bekend,
dat Lord Kitehener de 20.000 man bereden troepen,
die hij een maand geleden heeft aangevraagd, zal
krijgen.
Die 20.000 man zullen vermoedelijk aldus verdeeld
worden een vast politiecorps van 10 000 man, onder
rechtstreeksch bevel van generaal Baden-Powell een
nieuw contingent van 3000 ruiters uit Australië, een
divisie cavalerie van 3000 man uit het moederland,
en ook 4000 yeomenDie 20.000 man zullen binnen
vier weken scheep gaan (zoo verzekeri het ministerie
van oorlog) en dadelijk na aankomst aan de Kaap
ter beschikking van Lord Kitehener worden gesteld.
Daarenboven hebben Lord Koberfs en Brodrick
maatregelen genomen om iedere maand een bezending
van 8000 paardeu voor Zuid-Afrika beschikbaar te
krijgen, om de gaten te vullen, want het schijnt wel,
dat er nooit een oorlog gevoerd is moorddadiger
voor de paarden er moeten nu al 90 000 paarden in
Zuid-Afrika omgekomen zijn.
In militaire kringen voegt de correspondent er
bij is men maar half voldaan over da maatregelen,
door 't ministerie v al oorlog genomensommigen
zeggen, dat deze stappen wel wat laat komen en dat
men al drie weken geleden aan Kitchener's verlangen
had moeten voldoen anderen noemen de aanvullings
troepen geheel onvoldoende en zeggen.dat men 40.000
in plaats van 20 000 ruiters naar Zuid-Afrika moest
zenden.
Die „anderen" verzuimen echter, er bij te voegen
waar men die ruiters vandaan moet halen.
Uit Calcutta (Engelsch-Indië) wordt gemeld, dat
15.000 Engelsche soldaten, wier diensttijd geëindigd
is, niet naar Europa worden gezonden, omdst de
aflossingstroepen nog niet. aankwamen De
Regeering heeft last gegeven, dien soldaten hooge
premies aan te bieden, zoo zy in dienst willen
blyveu maar de lust is niet groot. Het effrdief
van het Eneelsche leger in Indië is reeds 9000
minder dan de organisatie eisent En reeds maanden
geleden heeft lord Wolseley verklaard, niet verantwoor
delijk te willen zijn voor dien toestand, die tot
ernstige gevareu aanleiding kan geven.
De toestand is zelfs zoo ernstig, dat men spreekt
van een botsing tusschen lord Roberts en het depar
tement van oorlog te Londen.
LordKitchener zal weldra een legerorder uitvaardigen,
behelzende dat iedere Boer, die gevange* zul worden
genomen, de uniform of een Engelsch teeken dragende,
gefusilleerd zal worden.
De Engelsche overheid heeft, niet ten onrechte
misschien, gemeerd, dat de Boeren die doodleuk te
Pretoria ter markt gingen, daar oogen en ooren
flink openzelten en wat ze er konden opvangen niet
geheim hielden voor veldcornetten of commandanten
in het Boerenleger. Zij heeft daarom bepaald dat
voortaan de Boeren die ter markt willen, moeten
worden aangehouden aan de voorposten. Hnn wagens
zullen daar worden overgenomen door een Eugelsch
geleide, dat ze ter markt zal brengen en laier naar
de voorposten terugrjjdt, waar den wachtenden Boeren
de opbrengst van den verkoop ter hand wordt gesteld.
Kitehener schijnt vast besloten, thans een nieuwe
jacht te ondernemen tegen De Wet, voordat de opera
ties in de Kaapkolonie krachtiger worden aangepakt.
Laat Kitehener zijn beschikbare troepen naar het
zuiden trekken, terwijl De Wet nog jn den Oranje-
Vrijstaat is, dan is hij zeker van een geweldige neder
laag. Daarom moet De Wet tot eiken prijs worden
machteloos gemaakt. En mag men gelooven wat
Massingham, de tegenwoordige hoofdredacteur van de
Daily News, mededeelt, dan is men in Engelsche
militaire kringen voornemens het woord van keizer
Wilhelm in toepassing te brengen „Gevangenen worden
niet gemaakt". Elke Boer, die in handen der Engel
schen valt, eu zoo mogelijk ook De Wet zelf, zal
worden gefusilleerd.
Aan de „Daily Mail" wordt d. d. 15 Januari uit
Pretoria geseind, dat de Boeren een convooi, bestaande
uit 12 wagens, onder escorte van 23 Engelschen, bij
Rhenosterkop hebben buitgemaakt. Twee Engelschen
werden gedood, elf gewond. De overigen gaven zich over,
maar werden door de Boeren weder losgelaten.
Naar Renter verneemt, is De Wet de Vaalrivier over
getrokken en heeft hg zich aangesloten bij de Trans-
vaalsche commando's.
Uit nadere bijzonderheden moet blijken, dat de
Boeren nogal zware verliezen geleden hebben, toen zij
terugtrokken na hun vergeefschen aanval op Zunr-
fonteia en Kaalfontein 1.1. Zaterdag. Hun verlies
wordt gerarmd op 60 dooden en gewonden.
De „EveniDg Standard" meldt het gerucht, dat een
aantal Boerengevangenen van Ceylon ontsnapt zgn.
Over het gevecht bij Lindley, waarin de Lijfwacht
van Generaal Knox, den achtervolger van De Wet,
geheel vernietigd werd, vertelt Renter, dat de En
gelschen onder een overstelpend vuur der Boeren op
minder dan 600 M. afstand, naar een „donga" vlucht
ten en vochten als tijgers. Ongeveer op dit oogenblik
werd kolonel Laing door een Martini Henry-kogel
in het hart getroffen en tegelijkertijd begon een ware
slachting. De Boeren drongen steeds meer op. De
Engelschen aarzelden echter (volgens Renter) geen
oogenblik, doch vuurden koelbloedig en vast
beraden terug. De officieren, die de geweren
der gesneuvelde manschappen hadden opgenomen en
en in het dichtste van den strijd alle mogelgke
hulp verleenden, vielen snel na elkaar, hetzij gewond
of gedood.
Eindelijk gelukte het luitenant Bateson door het
vuur der Boeren te galoppeeren en kolonel White den
hopeloozen toestand van de Lijfwacht mede te deelen.
Kolonel White zond een atdeeling tot ontzet uit, maar
deze kwam eerst twintig minuten nadat het overschot
der Lijfwacht gevangen was genomeD.
Door het hierboven openbaar gemaakte weten wij
nu althans iets van het driedaagseh gevecht. Maar
nog steeds blijft Knox' wedervaren in die dagen met
geheimzinnigheid omhuld.
Wnar zoo zelden ieta goeds van lord Kitehener
gezegd wordt, den „beul van Karthoem* en die op
carricaturen steeds wordt afgebeeld als alles te vuur
en te zwaard verwoestende, enz,, enz., mogen wij de
volgende anecdote, die een Engelsch officier uit het
hospitaal in Pretoria schrijft, niet onvermeld laten.
Lord Kitchener's groote deugd, die door deze anecdote
geïllustreerd wordti is, dat hij voor iedereen even
streng is, neven van pairs, zonen van millionnairs
hebben by hem geen streepje voor. Zoo kwam een
kolonel van de Yeomanry zijn opwachting maken en
legde allerlei grieven bloot, en vroeg wanneer zij toch
naar Engeland terug mochten, daar zij niet voor
eeuwig geteekend hadden.
„De Yeomanry moet zoolang wij zulks wenschen,
doen wat wij noodig achten. Goeden middag".
Dat was het eenige antwoord dat de afgevaardigde
De officier in het hospitaal te Pretoria schrijft
nu nog
„Lord Kitehener kwam twee dagen geleden het
hospitaal door om te trachten officieren te ontdekken
die ziekte veinzen. Ik zag zijn knevels toen hij
de deur voorbijkwam, maar hij kwam niet bij mij.
Hij is op iedereen even streng Verleden hield hij te
Pretoria een officier op straat staande, die een monocle
droeg Hij zeide
„Neem mij niet kwalyk, maar gelooft gy dat het
voor de juistheid van zien voor u strikt noodzakelijk
is die monocle te dragen
De officier antwoordde „Ja zeker." Het ja op de
onverschillige wyze der dandy ""Officieren uit->
lymende (Ya-us).
Kitehener antwoordde daarop„Ik ben er op gesteld
slechts officieren met een goed gezichtsvermogen in Pre
toria te hebben Wilt u zich voor den dienst op de lijnen
van communicatie aanmelden aan het kantoor van de R.
S. O Tableau
De berichten uit Zuid-Afrika beginnen er op te
wijzen, dat Lord Kitehener op een onmenschelyke
wyze oorlog voert. Gevangenen worden niet meer
gemaakt.
De opperbevelhebber moet de order zoo hebben
ingekleed
„Het leger heeft slechts voor eenige dagen rant®
soenen en indien er gevangenen gemaakt worden,
zullen die rantsoenen gedeeld moeten worden."
Een soldaat, John Harris, schryft dan ook, dat geen
gevangenen meer worden gemaakt. Er waren nog eeD
paar gewonde Boeren over. Wij lieten ze door den
molen gaan, ze werden allen gedood
D ze soldaat beschrijft verder de ter-dood brenging
in koelen bloede van vijf gevangenen *die één oh*
gehouden werden, gedwongen werden bun ig n g'-tven
te maken en daaim neêrgescho'"n wer b u
Een officier meldde, dat bevel w on'va g n geen
gevangenen meer te maken, maar om zei 8 <1 d Iarts en
man neer te schieten. *t I9 ontzettend j
Central News verneemt uit Standerton, dat zes
Bneien-commandoN onder Louis Botha te Caroliua
zijn samengetrokken, beschikkende over aehtduizend
Boeren, waarmee zij een nieuwen inval in Natal
zouden willen doen.
De correspondent van de Matin te Londen, heeft
eea lid der Eogelsche regeering ondervraagd met
betrekking tot de jongste geruchten over ds
mogelijkheid op arbitrage. De minister verklaarde,
dat Engeland geen enkel voorstel, vanwaar ook
komende en onder welken vorm, zou kunnen aannemen.
Arbitrage is onmogelijk, omdat de republieken
handhaving der onafhankelijkheid wenschen, welker
vernietiging Engeland besloten heeft te znllen
to stand brengen. Engeland zal zijn weg tot den
einde toe vervolgen.
In Frankrijk bereidt men zich voor
op eene gewichtige binnenlandsche actie.
De regeering heelt bij de Kamer
eene wet op de kerkelijke vereenigingen
ingediend, die door de conservatieve en
nationale partijen met hevigen tegenstand
bestreden zal worden. Reeds sedert lang
is het der vooruitstrevende partij een
doorn in het oog geweest, dat de meest in
vloedrijke religieuze vereenigingen van uit
Rome worden bestuurd. Hieraan wenscht
het ministerie een eiude te maken, door
eenvoudig deze vereenigingen op te
heffen, terwijl alle andere vereenigingen,
vóór haar verder voortbestaan, de goed
keuring der regeering zullen behooren
aan te vragen.
Zooals wij zeiden zullen de tegen
standers van de regeering het ontwerp
met hand en tand bestrijden. Het is
niet zoo zeer de inhoud van het wets
voorstel, die hen tot tegenstand prikkelt,
dan wel de gelegenheid die hun wordt
geboden om het gehate ministerie
lastig te zijn.
De heel en half conservatieven, aan
hangers van Orleans of Bonaparte, natio
nalisten en kerkelijken, beoogen allen
de omverwerping van de Republiek eu
de herstelling der monarchie. Of het een
keizer of een koning zal zijn, die dan
den scepter zal voeren, is vrijwel bijzaak.
Men heeft verschillende gelegenheden
aangegrepen om tot dit doel te geraken,
doch alle hebben in de nabijheid der
kust schipbreuk geleden
Wie herinnert zich niet de dagen, toen
de paradeheid Boulanger geroepen scheen
als dictator op te tredenDoch de
slimme tegenstanders verijdelden op het
laatste oogenblik de uitvoering van het
plan en de onnoozele generaal met zijne
vurigste aanhangers waren gedoemd op
vreemden bodem de fouten van 't ver
leden te overdenken en te betreuren.
Na een tijdperk van schijnbare rust
is daarop de Dreyfus-campagne gevolgd.
Ojk nu gold het minder de schuld of
onschuld van den beklaagdede geheele
Dreyfus-quaestie werd opgezweept tot
eene politieke stortzee die de Republiek
moest verzwelgen.
De kloeke mannen, die het schip van
staat bestuurden, wisten evenwel met
ongekende handigheid de staatkundige
klippen te ontzeilen, en weer zag de
tegenpartij haar hoop in rook vervliegen.
Thans waren aller oogen op de heropening
van het Dreyfus-proees gericht. Men
hoopte, ja verwachtte, dat de gecompro
mitteerde generaals, tot het uiterste gedre
ven, den coup zouden wagen, die aan het
voortbestaan der Republiek een einde zou
maken. Doch al weer waren de repu-
blikeinsche aanvoerders de tegenpartij
voor, door de amnestie-wet in te dienen,
waardoor de eer van menig hooggeplaatst
samenzweerder voor het oog van de
wereld werd gered.
Nit zal de wet op de kerkelijke ver
eenigingen gebruikt worden om een storm
aanval op de Republiek te doen. Afgaande
op de eerste schermutselingen echter, zal
ook nu de regeering zegepralend uit
den strijd te voorschijn komen. Wel
zijn er in de Kamer bij de groep-Méline
vele lauwe liberalen, doch als zij open
lijk belijdenis hunner beginselen moeten
doen, zullen zij zich vóór de regeeriug
verklaren.
In Rusland wordt de binnenlandsche
twist in Frankrijk zeer nauwlettend gad<-
toeslagen. IV Fransche Republiek beoogt
il <i vn-de. Daarop is her verbond met
Rusland g'iouwd, zoodat dit verbond een
zuiver defensieve strekking heeft. Een ge
heel andere toestand zou evenwel geschapen
worden, wanneer uit de weeën van den
partijstrijd de monarchie geboren werd.
De monarchie, of een Orleans of wel een
Bonaparte er het hoofd van is, beteekent
actie actie om de verloren provinciën te
herkrijgen, 't zij goed- of kwaadschik».
1 En daar Daitschland Elzas en Lotha
ringen nimmer zal afstaan, zou de veran
dering van regeeringsvorm in Frankrijk
een oorlog met Duitschland tengevolge
kunnen hebben. Rusland kómt dan in eene
n.oeilijke posit.ie.Of bet verbond ine' Irnnk-
j r jk zou ontbonden moeten woiden, öf het