Anoniem. lil Zondag 20 Januari 1901. 45ste Jaargang No. 3594. TWEEDE BLAD. Het program der „Liberale Unie". FEUILLETON. 18. 6 SCHACER COURANT ii (81ot). Aleer het voorstel, om van de candidaten bij de aanstaande stembus, met het oog op het algemeen kiesrecht, de urgentie-verklaring van grondwetsher ziening te vragen, aan de orde komt, gaan, volgens den beschrijvingsbrief voor de op den 26sten Januari as. te Amsterdam te houden vergadering, daaraan nog andere voorstellen, die het hervormings-programma raken, vooral. De hoofdzaak blijft echter het laatste punt van den beschrijvingsbriefde urgentie-verklaring der Grondwetsherziening met het oog op het algemeen kiesrecht. Het desbetreffende voorstel heeft men het bestuur der Liberale IJnie in sommige liberale kringen zeer kwalijk genomen. Aan het hoofd daarvan staal Het Vaderland, welks hooldredactenr indertijd zitting had in het bestuur. „De vraag, waarover de Liberale Dnie zal hebben te beslissen", lezen wij, „zal deze zjjnof zij het bestuur zal volgen in zijn streven om de grondwetsherziening, die leiden moet tot den zegepraal van het algemeen stemrecht, te maken tot inzet van den verkiezingsstrijd. Als de vergadering der „Liberale Unie" dien weg verkiest in te slaan, laat zij dan althans weten wat zij doet, en niet aarzelen de consequenties van haar houding te trekken. Zij zal dan verplicht zijn Diet alleen onvoor waardelijk te breken, ook in twijfelachtige districten, met oud-liberale candidaten, maar ook warme voorstanders van socialen vooruitgang, die niet in de urgentie van het kiesrecht- vraagstuk gelooven en die zijn er in het land en ook in de Kamer zeer velen onverbiddelijk uit te stooten. Zij zal dan verplicht zijn in de districten, waar voor een Liberale Unie-man de kans al te gering is, een sociaal-democraat of een blesken sociaal democraat, die zich radicaal noemt, te steunen tegenover al'e andere soorten van candidaten, en bij herstemming zulk een sociaal-democraat aan de overwinning te helpen. Zij zal eveneens bij herstemmingen democraten van ehristeljjken huize, die licht zullen opduiken, omdat het in troebel kieswater goed visschen is en een Kamerzetel allicht een blanco grondwetsartikel waard is, moeten steunen tegenover liberale staatslieden, die hun sporen verdiend hebben zelfs als voorstanders van sociale wetgeving. En zij zal er toch niet in slagen een herzienings meerderheid bijeen te brengen, maar en dit is juist het gevaar een allegaartje, waarvan ten slotte voor een gezonde hervormings-politiek, zooals de Liberale Unie die tot nog toe begreep, niets te wachten is. En de sociaal-democratie zal lachen in haar vuistje. Wg doen aan die taktiek niet mes, en dht durven wij wel voorspellen, dat een groot deel der kiezers, die vroeger met vertrouwen de leiding der Unie volgden, evenmin daaraan zullen meedoen. Met alle waardeering voor de parlementaire sociaal-democratie weigeren zij haar slippendragers te worden. En als drijvers in de Liberale Unie hen en ons willen terugwyzen naar de gelederen van diegenen, die zij met den conservatieven of reactionuairen naam tot politieke duisterlingen bestempelen, dan protesteeren wij met alle kracht. Bij de algemeene beraadslagingen over de Staat sbegrooting antwoordde de heer Mees den heer Kerdijk, dat, werd zijn progiam aangenomen, er tusschen de verschillende groepen van liberalen een zeer duidelyke scheidslijn zou worden getrokken. De heer Mees sprak misschien opzettelijk niet van twee groepen, hij dacht er wellicht aan meer. Inderdaad zal het zoo zijn. De verbrokkeling en versnippering zal steeds verder voortgaan en samenwerking zal al moeilyker worden. Niet alleen zij, die op den bodem staan van het oud-liberalisme, of zij, die met eenige aarzeling de beginselen van sociale wetgeving aanvaarden, maar ook velen, die met hart en ziel de mildere beginselen omtrent de plichten van den Staat en de eischen der sociale rechtvaardigheid zijn toegedaan en er sinds ROMAN van MARIE STAHL. Het gelukte Lydia, zichzelf op te voeren tot een hoogte, die ze anders, als ze geheel alleen was blijven staan, bepaald niet had bereikt. In dien toestand merkte zij in 't geheel niet op, hoezeer zij zich met haar nieuwen vriend geïsoleerd had. Het viel haar niet op, dat ze nooit meer hare goede kennissen uit de nabuurschap op Liebenberg zag. De indruk, dien het bezoek van mevrouw von Schelling bij haar had achtergelaten, was verdwenen zij schoof hare verlegenheid van toen op de opgewondenheid waaraan ze dien dag ten prooi was geweest. Dr. Balduin stond in haar oog zoo hoog boven elke verdenking, dat ze de dwaasheid beging aan te nemen dat anderen dachten over hem evenals zij zelve. En dr. Balduin, de kalm denkende man, die de wereld zoo goed kende, was te onafhankelijk om veel aan het oordeel van anderen te hechten. Wellicht wist hij ook zelf niet, hoeveel van zijn aanvankelijke voorzichtigheid en kalm overleg hij reeds had verloren. Hij was beginnen te gelooven aan zijn verlossersrol, aan zijn plicht om als redder dezer familie, welke haar natuurlijken steun had verloren, op te treden. En dat geloof was bij hem geworden, onbewust, het middelpunt van zijn leven Hij merkte nog niet,hoe zijne belangstelling hem uit het hart kwam en hem boven het hoofd groeide. Het was op een zwoelen zomeravond. De Vrij lieer kwam met een vroegeren trein dan anders zijne gewoonte was, thuis. Hij had iaaroiu geen rijtuig aan het station ge vonden en ging dus te voet naar huis. •Het niet-slagen van zijn reis had hem jaren met overtuiging en niet zonder succes voor strgden, zullen weigeren de vaan te volgen, te kwader ure opgestoken, niet als een teeken dat eenswillenden vereenigt, maar met een leuze die afstoot en verdeelt". Het Haagsche liberale orgaan is nog altgd bebept met socialisten vrees. Al zouden sociaal-democraten den meest rechtvaardigen eisch stellen, dezen in te willigen zou een dwaasheid wezen omdat men dan van die heeren de slippendragers zou zyn en in hun kaart zou spelen. Wg ineenen wel eenigen kyk te hebben op de volkstoestanden en daarom zgn wij zoo vrg een geheel andere meening te koesteren. Wanneer het mocht gelukken een blanco-artikel 80 in de grondwet te krggen, dat ons van zelf het algemeen kiesrecht zou schenken, dan zou juist daardoor aan de sociaal-demo craten een machtig wapen in den klassenstrijd worden ontnomen en wel de niet te loochenen waarheid, die zij thans in elke volksvergadering verkondigen, dat de door het kiesrecht bevoorrechte klassen dit stel selmatig aan hén onthouden, die door minder gnnstige sociale toestanden en de bevoorrechting van het kapi taal gedwongen zgn, dien klassenstrijd te voeren. Dit is zeker, de sociaal-democraten, die, omdat zij daardoor hopen hun gelederen te veraterken, algemeen kiesrecht niet als doel, maar als middel in den klassen strijd beoogen, zien ook wel eenigazins over het hoofd, dat wanneer alle meerderjarige staatsburgers het kies recht zulleu erlangen, het gegeven zal worden aan mannen nit allerlei rangen en standen en dat zeer zeker te verwachten is, dat de meest ontwikkelden, die toch vooral moeten gezocht worden in de meer bevoorrechte klassen, daarvan het eerst en het meest gebruik znllen maken. Met het oog op de vruchtbaarheid van den door de sociaal-democraten gevoerden klassenstrijd, die, zooals de heer Troelstra eenmaal in een openbare vergadering te Amsterdam ronduit verklaarde, het doel is, durven wg de stelling van Het Vaderland omkeeren en beweren, dat, wanneer de Liberale Unie, Zaterdag 26 Januari a.s., den raad van het Haagsche blad zou opvolgen en weigeren de vaan te volgen, niet „te kwader ure", maar nn het uoodig is opgestoken, de sociaal-democratie dan eerst hartelyk in baar vuistje zon lachen. Als de Liberale Unie haar verklaring van 2 Jnni van het vorige jaar, dat grondwetsherziening met het oog op het algemeen kiesrecht noodzakelijk is, een verklaring, afgelegd aan de hand der bekende en zoozeer aangevallen circulaire van het bestuur, thans zon willen beschouwen als eene, welke men maar eens heeft afgelegd voor den schgn, dan zou zij niet alleen het hoongelach hooren der vrienden, maar ook het gegrinnik der clericalen, terwyl de sociaal democratische Mephistofeles, juist met het oog op het reusachtige wapen dat hem daardoor in den klassenstrijd wordt geschonken, zijn „Hab' ich doch meine Freude dran spottend zon laten weerklinken Laten wg toch waarlijk ernstig zijnHet Vaderland, dat altgd gezegd heeft op voornitstrevend-liberalen bodem te staan, weet zeer goed, dat, al was hier en daar bg de stembus van 1897 een samenwerking met oud-liberalen te constateeren, deze, toen het op een wetgeven ging, volkomen ontbrak, en nu kunnen wij niet inzien dat zij, die met hart en ziel „mildere beginselen omtrent de plichten van den Staat en de eischen der sociale rechtvaardigheid" zijn toegedaan, daarvoor sinds jaren „met overtuiging" strijden, zoo weinig begrip van politieke rechtvaardigheid zonden hebben, dat zy nog langer zouden dulden dat het kiesrecht beheerscht werd door maatschappelijken welstand, d. i. het bezit van meer of minder geld of goed, dat de feitelijke oorzaak ia van soms verre gaande sociale onrechtvaardigheid Wij kunnen niet aannemen, dat de mannen die werkelijk voorstanders zgn van sociale rechtvaardigheid, waar het om zoo een groot beginsel van rechtvaardig heid gaat, de Liberale Unie, wanneer deze meegaat met het voorstel van het bestnur, zouden afvallen. En nu nog één vraagzou Het Vaderland de vierjarige periode, welke zal volgen op die, welke na do komende stembus aanbreekt, weer willen ingaan met de thaus technisch verbeterde kieswet-Van Houten droomt het zich wellicht een ministerie, dat den maatschappelijken welstand opnieuw op sophistische wijze zal willen opbergen in een tweede editie der kieswet-Tak, bg welker behandeling het indertijd zoo bang niet was voor „democraten van christelijken hnize" f Zeker, de hoofdredacteur van Het Vaderland is geen „politieke duisterling" en wij rekenen hem daar ook niet onder, maar te loochenen valt het.niet, dat hij zich door zijn artikel gemaakt heeft tot slippendrager in een onaangenaam humeur gebracht. Hij had onaangenaamheden en beleedi- gingen ontmoet, zooals veelal luidjes ten deel valt die maar steeds weer hulp bij anderen zoeken. Hij gevoelde zich ongelukkig en ellendig. In deze stemming bleef hem niets anders bij dan een behoefte naar rust, een verlangen naar thuis te zijn. Nog een plaatsje te hebben, waar men er zeker van is, beveiligd te zijn tegen de «teenworpen van anderennog een mensch te hebben die in het uur der beproeving troostend aan je zijde staat En zacht sprak de stem van zijn ge weten, dat hij zijne vrouw had miskend dat zij het groote, moedige hart had om kalm en sterk te blijven bij tegenspoed en ellende. Moede en als gebroken, verlangde hij naar zijn vrouw, naar de frissche, vroolijke stem men zijner kinderen. Hij was zeer verwonderd, hen niet, zoo als gewoonlijk op dat uur, op het balkon verzameld te vinden. Op zijn vraag aan een dienstbode, waar de familie was, kreeg hij ten antwoord, dat men het avondeten gebruikte in het paviljoen en dat Dr. Balduin er was. Hij gevoelde zich teleurgesteld bij dat bericht. De leeraar, die hem anders, als bliksemafleider b\j huiselijke onaangenaam heden, steeds welkom was, was hem dat nu nietintegendeelHij voelde zich niet gestemd, zich dwang op te leggen, hij had vandaag zijn vrouw eens gaarne voor zich alleen gehad. Hij had er behoefte aan, met haar weer goede vrienden te worden en zich door haar te laten troosten. En hoe kwam zij er toe, het avondeten in het paviljoen te gebruiken Hij had een hekel aan dat gebouw, dat hij eens met enorme kosten had laten bouwen en dat hem er nu steeds aan herinnerde, dat hij zich door dien architect duchtig had laten beet nemen. Lange jaren had het daar gestaan zonder dat het gebruikt was deze nieuwigheid, om daar den maaltijd te gebruiken, moest bepaald van Dr. Balduin zjjn uitgegaan. der conservatieven of reacliounairea, een baantje, dat wg nog minder benijdenswaardig vinden, dan het alippendrager-zija van een partij, die tenminste de vaan der sociale rechtvaardigheid, al spreken haar kleuren ook wat schel en al doet eg dit wat al te luidruchtig, omhoog steekt. Zgn protest nemen wg gaane aan, maar vragen tevens„Que, diable, faites- vous dans cetie g lè e Ook de Prov. Gron. Courant van Zondag 12 Januari j.1. meent, dat het bestuur het „op haren en Bnaren" zet. Wel ia het blad voorstander van algemeen kies recht.Maar thans van de onrgpe kwestie den inzet bg de verkiezingen te maken, dat keurt het blad af. Maar wanneer dan De quaestie zon niet „onrijp" genoemd knnnen worden, wanneer alle platonische aanhangers van algemeen kiesrecht hun vrees voor doodvonnissen, aan de „corypheeën" der liberale partij bij de stembns te voltrekken, maar wat op zij wilden zetten,met de beweging meegingen en die „corypheeën" verzochten hetzelfde te doen. Het oogenblik voor het beslechten van het pleit zal altijd „allerongeluk kigst" gekozen heeten, wanneer de pleiters ten gunste van de zaak den moed verliezen en thuis big ven. Twintig jaren lang loopt deze kip reeds over het algemeen kiesrecht-ei te kakelen, en het wil het nog maar niet kwytzg zou het van andere kippen „vermetel en roekeloos" achten, wanneer zij dit atonte stuk begingen. Och, wg zullen altijd die praatjes hooren, dat de tgden er nog niet rgp voor zijn om rechtvaardigheid, ook op het stuk van kiesrecht, te betrachten. Toen de circulaire van het bestuur der Liberale Unie verscheen, verkondigde het Handelsblad die theorie in dezelfde bewoordingen. Zeker, voorstanders van algemeen kiesrecht, maar, heel nit de verte, mt nog niet. Eerst de sociale hervormingen en als die door de heeren zullen zgn gegeven, dan zal men, vergetende dat zij er geheel anders zullen uitzien wanneer de werklieden daarin medezeggenschap hebben, aan dezen het kiesrecht verleenen, altijd als men den tgd er dan rgp voor acht. Boven alles staat de glorie der party de zetels der „corypheeën" zgn meer waard, dan bet groote beginsel der rechtvaardigheid, waarmee men, napratende hen, die de vaan het eerat omhoog hieven, hier onder den indruk der op den voorgrond dringende sociale quaestie, daar door het begrip van eigen tekortkomin gen, thans op maatschappelijk gebied zoo luid schettert, maar zoo weinig nitvoert. In de twintig jaren, waarvan de Prov. Gron. Courant sprak, hebben we op dat gebied wondere bekeeringen gezienmenige Sanlus is een Paulus geworden, of verbeeldt zich dit te zijn, maar nog altijd is het ons raadselachtig, hoe deze Paulussen nu nog niet inzien, dat, wanneer zij het ernstig meenen en willen komen tot de daad, vóór alles het kiesrechtvraagstuk van de baan moet. Wij hebben dus nog altijd de hoop, dat zij, die niet ouder de „politieke duisterlingen" willen gerekend worden, of die twintig jaren lang, als een blauw ideaal, voor algemeen kiesrecht hebben geijverd, thans nog wel zullen inzien dat de volheid der tijden daar is Zeker, Zaterdag a s. zal een gewichtige dag zijn voor ona vaderland. Wij weten niet hoe de uitslag zal wezen, maar spreken slechts dezen wensch uit moge het debat niet beheerscht worden door een benepen partijbelang, door een noodlottig streven om bg elkander te houden wat niet bij elkander behoort, maar wèl door het hooge beginsel van rechtvaardig heid, dat aan het schenken van gelyke politieke rechten aan alle meerderjarige staatsburgers nn een maal onherroepelijk ten grondslag ligt. CCXXVII. Rotterdam, 16 Jan. 1901. Toen ik vanmiddag zéér doorvroren van het ijs terugkeerde en mijn verkleumd gezicht in de klapperende koude van den blauwbehemelden winterdag stak, herinnerde ik mij van den zomer een weervoorspelling van een of anderen zéér ernstig geloofden profeet te hebben bewaard. Hoe was die ten opzichte van den winter, waarin ik thans, diep in mijn winterjas gedoken, voortsnelde P Hoe kwam die erbij, zulke dingen in zijn huis in te voeren Daar moest hij toch eens naar informeeren. Nog erger uit zijn humeur, ging hij den tuin in, want in het stille huis te blijven, daarvoor schrikte hij terug. Toen hij, langs de paden wandelende, het paviljoen naderde, drong plotseling een luid en opgewekt lachen tot hem door. Wat was dat? Lachte zijn vrouw daar? Hoe lang, hoe eeuwig lang was het reeds geleden, dat hij haar zóó had hooren lachen. Het was weer het lachen uit lang vervlogen dagen, het lachen harer jeugd. Hoe kwam zij er toe, zoo te lachen, terwijl hem het mes op de keel stond En wie was het, die haar had geleerd weer zoo te lachen Een nog nooit gevoelde, plotselinge angst steeg in zijn binnenste op en snoerde hem de keel bijna toe. Hij stapte vlugger voort. Nu was het pad ten einde en daar had hij het verlichte paviljoen en de familiegroep voor zich. Hij zelf bleef in de avondsche mering ongezien' door degenen die in den lichtkring zaten. Wat een vertrouwelijk groepje was dat. De deuren van het paviljoen waren wijd open, hij kon de geheele ruimte over zien. Daar zat de leeraar, het middelpunt van de groep, behaaglijk in een grooten stoel achterovergeleund, alsof hij er thuis- behoorde, en las na den reeds geëindigden maaltijd iets voor. Het scheen zeer amusant te zjjnTilly, die vertrouweljjk op een arm van den stoel zat en, op den schouder van den leeraar geleund, mede in het boek keek, zat elk oogenblik te schudden van het lachen.Margot luisterde eveneens met groot plezier toe, terwijl ze nog een paar radijsjes knabbelde, en tegenover Dr. Balduin zat zijn vrouw. Wat deed zij daar toch Waarachtig, zij bereidde een bord met aardbeien toe, plukte de vruchten van de steeltjes, bestrooide ze met suiker, en reikte het bord den leeraar toe, die het dankend Gek, dat zulke kleinigheden je zóó kunnen bezighouden. De voorspelling liep over 1900 en de helft van 1901 had de profeet voor dit moment juist voorspeld, dan zou ook de rest wel goed zijn en dan kon ik dus alvast plannen voor mijn zomerreisje gaan maken. Hebt ge 't wel eens gedaan midden in een vriesdag zomerillusies gefokt Doe het eens en ge zult er plezier van hebben, 't Spaart u kolen uit. Ge zit met u allen om een gloeiende kachel en de dames klagen nog over koude voeten. Dan begint er één onge dwongen te praten over de Juli-dagen, doorgebracht op een Geldersch dennen- boschje. Hoe luw hing de strakke grijze zonnewarmte tusschen de lage boomen. Men maakte 't zich gemakkelijk, knoopte los wat fatsoenshalve los te knoopen was, transpireerde, blies, liet het hoofd Amechtig op den schouder zinken. Wat zag oom er wanhopig uit, z'n oogen puilden uit het dikke hoofd, hij sjokte voort op den muilen bladergrond. En tante ze kreunde van zomerakeligheid. Nicht beweerde positief, dat ze niet meer uitging in zoo'n erbarmelijke hitte. Beschrijf dat alles met een beetje nadruk. En ge zult zien hoe langzamer hand de vrinden van de kachel weg schuiven, 't benauwd krijgen, naar de deur kijken met de stille hoop dat ze open zal gaan en wat luwte brengenof zelfs naar het raam. Niemand zou protes teeren als ge 't openwierpt en de bui tenlucht van 12° onder nul binnen liet stroomen. Zéé suggestief werkt uw zomerverhaal. Ik heb 't bij ondervinding. Ik liep dus huiswaarts, overpeinzend de toekomstbeloften van mijn profeet, die ik mij niet meer herinneren kon. En 't oerste dat ik thuis deed, nog vóór ik me ontkleedde, was in mijn bureau het krantenknipseltje zoeken, 't Lag voor de hand. „Januari zal buitengewoon warm zijn. Yeel regen, afwisselend met hagelbuien.'" 'Dat dacht ik wel 1 't Is gek dat weerprofeten altijd zoo ongelukkig zijn. Ze raden er naar, zeker, maar waarom slaan de goede menschen altijd zoo de plank mis, ze konden toch evengoed raak slaan Deze profeet had het althans niet geraden en met eenig leedvermaak dacht ik er aan dat de man, consequent en overtuigd van zijn goed-voorspellen den geest, nu met een parapluie en een regenjas rondliep. Als ik weorprofeet was, ging ik zeker in het tenue, dat be hoorde bij t door mij voorspelde weer. En ik zou zeggen en toonen „nee' men schen, niet i k heb me vergist, het weer is uit zijn doen." Het toeval wilde, dat, tegelijk met dit weervoorspeliinkje, ik een boekje in banden, kreeg, 't welk indertijd op de Rotterdamsche straten verspreid werd en dat toen een grooten indruk heeft gemaakt. Ook een voorspelling, maar van méér ingrijpenden aard. aannam en haar de hand kuste, maar zoo zonder omslag of deftigheid, als was het iets van zelf sprekends. En nu lachte zij weder, terwijl hij verder las, zoo vroolijk en opgewekt als was zij een zor- gelooze, gelukkige vrouw. Onbeweeglijk stond de vrijheer op zijn plaats en staarde strak naar het paviljoen. Ook het paviljoen was veranderd. Het was niet meer leeg, zonder meubels, ver waarloosd, neen, het zag er heel gezellig uit. Men kon zien, dat alle best was ge daan om het geheel prettig te maken. Het schoot den vrijheer nu ook door het hoofd, dat zijne vrouw vroeger een hekel aan het paviljoen had, en reeds in den beginne, toen hij nog zoo hoog met het gebouwtje liep, had ze reeds geweigerd er gebruik van te maken. Zij had hem daarmede geducht geërgerd en het aangename was er voor hem spoedig van afgeweestzij alleen was er de schuld van geweest, dat het ding nooit gebruikt geworden was. Vanwaar nu die omkeer van gedachte Dr. Balduin moest haar daartoe hebben aangedreven. Hoe kwam die schoolmeester er toe, nieuwigheden in zijn huis in te voeren en zooveel invloed op zijn vrouw uit te oefenen Hoe kwam hij er toe, de plaats, die hem toebehoorde, aan zijn tafel, in te nemen; zich te gevoelen als thuis, terwijl hij zelf hier als een vreemde en een uitgeslotene stond Hoe durfde hij het wagen, hem het hart zijner kinderen te ontstelen, die toch be hoorden hèm zijn mooie, goede kinderen. En hoe durfde hij zijn vrouw zoo laten lachen, die meer dan genoeg redenen had mèt hèm te wèènen Was het niet zijn goed recht, daar binnen te treden en dien leeraar het heiligdom van zjjn huis uit te jagen Waarom deed hjj het niet Vol schaam te zonk hem het hoofd op de borst. Hij sloop, evenals hij gekomen was, stilletjes weer weg. Hjj schrikte en verhaastte zjjn schreden als het vrooljjke lachen van zjjn kinderen De titel luidt: „Het einde van dezen Tijdkring op Donderdag 11 April 1901 en 15 gebeurtenissen van 1892 tot 1901, met 13 plaatjes, door M. Baxter." Die Baxter! Leeft hij nog? Wat zijn familie en zijn vrinden dan wel zeggen. Vermoedelijk hebben ze hem naar een „nervenanstalt" gezonden, en zoo niet, dan gelooven zij minstens den man niet meer. Hoe kan iemand zoo liegen In het kort voorspelt Baxter de vol gende zes gebeurtenissen Groote oorlogen omstreeks 1892 en het Verbond van tien koninkrijken in 1893. Komst van een Napoleon als koning van een der Grieksche staten in 1893 en koning van Syrië in 1894. Opneming van 144.000 Christenen in den hemel, zonder dat zij den dood ge zien hebben op Donderdag 5 Maart 1896. Algemeene oorlog van Januari tot Au gustus 1897. Groote verdrukking en vervolging door den Anti-Christ Napoleon van 1897 tot 1901. Nederdaling van Jezus Christus te Je ruzalem om de Joden verlossen en den anti-christ te verdelgen op 11 April 1901. Ik herinner me levendig hoe er 't is ruim 10 jaar geleden in mijn omgeving over deze Baxtersche wereldvoorspelling gesproken werd. Dat kon best, vonden mijn geloovige vrienden, want Baxter beriep zich op den bijbel, speciaal op Daniël VII24, waarin het verbond van tien koninkrijken werd aangekondigd. Ze waren verontwaardigd over het scepti- misme, waarmee ik het boekje bekeek. En ze lazen hardop van bladz. 5 deze mede- deeling „De komst van een Napoleon, niet later dan in het jaar 1892 of 1893, na de vorming van het Verbond den tien koninkrijken, als een kleine elfde koning onder de tien vorsten de kleine hoorn van Daniël VII24 en VIII8-25 die eerst over eenig klein koninkrijk (zooals Macedonië of Montenegro) moet regeeren, dat van der vier koninkrijken van de boomen van Alexander den Grooten van Griekenland, van Syrië, van Turkije, of van Egypte zal afgescheurd worden. Het zal een koning zijn „strak van aangezicht ea listen verstaande, en door zijn kloek heid zal hij de bedriegerijen doen gedijën in zijn hand en in stille rust zal hij er velen verderven (Daniël VII23-25). Tusschen de jaren 1893 en 1896 zal de- z 3 kleine hoorn drie van de tien koningen onderwerpen (waarschijnlijk de koningen van Griekenland en van Turkije en hetzij van Syrië ot van Egypte) gelijk voor speld is in Daniël VII7. Triomfantelijk keken ze me i|an aan, maar ondanks dit plechtig gedaniël en gecijfer bleef ik leukjes toezien. En nu zijn »we vele jaren de voor spelde stoutigheden voorbij en de koning „strak van aangezicht en listen ver staande" is nog niet geboren. Er was ook een prentje in het boek, waarop ten hemel stijgende engelen achter hem weerklonk. Het was hem als lachten ze hem uit over zijn vlucht. HOOFDSTUK XX. Toen mijnheer von Kraschwitz op zijn kamer kwam, viel hem onder de gekomen brieven, die op zijn schrijftafel lagen, één in het oog waarvan het adres met een schrijfmachine was geschreven en die'toch blijkbaar geen zaakbrief was. Hij scheurde het couvert los en las Zeer geëerde heer baron Een welmeenende vriend waarschuwt u als ge van huis gaat, houd dan een oogje in 't zeil. Onder het masker van vriend schap voor uwe kinderen, heeft zich een verrader bij u weten binnen te dringen, die uwe vrouw verleiden zal. Zij vindt het aardig, de rol van hulp- en troostbehoevende echtgenoote te spelen, en hij is maar al te gaarne bereid om als helper en trooster op te treden. Het schijnt dat hij uw vrouw er toe wil drijven een breuk met u te bewerk stelligen en hij manoeuvreert handig genoeg om alle schuld op u te schuiven. Schaamte loos genoeg, gebruikte hij de kinderen tot dekking der intrigue. Wees dus op uw hoede In 't belang van het recht en de gerechtigheid. Een goed vriend. Als door den bliksem getroffen stond de vrijheer daar. Neen, neen, zeide een inwendige stem, dat is niet waar. Dat is een gemeene leu gen. Gij kent uw vrouw te goed, zoo kan een mensch zijn streken niet inhouden, twee- en-twintig jaren lang. Zij heeft gebreken, wellicht groote gebreken, die de schuld zijn van je ongeluk, maar ze is eerlijk, open en waar. Zij is tot geen laagheid in staat. Maar dadelijk fluisterde een andere stem in, wat een heerlijke verontschuldiging de slechtheid van zijn vrouw voor hem zou zijn. En al de bitterheid, al de toorn, de nijd, die hij bij het zien van de groep in het paviljoen had gevoeld, pakten hem nu met dubbel geweld aan en maakten hem razend. De -beschuldigingen, de aanklachten die zjjne vrouw hem in het gelaat had geslin-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5