Anoniem.
lil
Zondag 20 Januari 1901.
45ste Jaargang No. 3594.
TWEEDE BLAD.
Het program der
„Liberale Unie".
FEUILLETON.
18.
6
SCHACER
COURANT
ii
(81ot).
Aleer het voorstel, om van de candidaten
bij de aanstaande stembus, met het oog op het algemeen
kiesrecht, de urgentie-verklaring van grondwetsher
ziening te vragen, aan de orde komt, gaan, volgens
den beschrijvingsbrief voor de op den 26sten Januari
as. te Amsterdam te houden vergadering, daaraan
nog andere voorstellen, die het hervormings-programma
raken, vooral.
De hoofdzaak blijft echter het laatste punt van
den beschrijvingsbriefde urgentie-verklaring der
Grondwetsherziening met het oog op het algemeen
kiesrecht. Het desbetreffende voorstel heeft men het
bestuur der Liberale IJnie in sommige liberale
kringen zeer kwalijk genomen. Aan het hoofd
daarvan staal Het Vaderland, welks hooldredactenr
indertijd zitting had in het bestuur.
„De vraag, waarover de Liberale Dnie zal hebben
te beslissen", lezen wij, „zal deze zjjnof zij
het bestuur zal volgen in zijn streven om de
grondwetsherziening, die leiden moet tot den
zegepraal van het algemeen stemrecht, te maken
tot inzet van den verkiezingsstrijd.
Als de vergadering der „Liberale Unie" dien
weg verkiest in te slaan, laat zij dan althans
weten wat zij doet, en niet aarzelen de
consequenties van haar houding te trekken.
Zij zal dan verplicht zijn Diet alleen onvoor
waardelijk te breken, ook in twijfelachtige
districten, met oud-liberale candidaten, maar
ook warme voorstanders van socialen vooruitgang,
die niet in de urgentie van het kiesrecht-
vraagstuk gelooven en die zijn er in het
land en ook in de Kamer zeer velen
onverbiddelijk uit te stooten. Zij zal dan
verplicht zijn in de districten, waar voor een
Liberale Unie-man de kans al te gering is,
een sociaal-democraat of een blesken sociaal
democraat, die zich radicaal noemt, te steunen
tegenover al'e andere soorten van candidaten,
en bij herstemming zulk een sociaal-democraat
aan de overwinning te helpen. Zij zal eveneens
bij herstemmingen democraten van ehristeljjken
huize, die licht zullen opduiken, omdat het in
troebel kieswater goed visschen is en een
Kamerzetel allicht een blanco grondwetsartikel
waard is, moeten steunen tegenover liberale
staatslieden, die hun sporen verdiend hebben
zelfs als voorstanders van sociale wetgeving. En
zij zal er toch niet in slagen een herzienings
meerderheid bijeen te brengen, maar en dit
is juist het gevaar een allegaartje, waarvan
ten slotte voor een gezonde hervormings-politiek,
zooals de Liberale Unie die tot nog toe begreep,
niets te wachten is. En de sociaal-democratie
zal lachen in haar vuistje.
Wg doen aan die taktiek niet mes, en dht durven
wij wel voorspellen, dat een groot deel der
kiezers, die vroeger met vertrouwen de leiding
der Unie volgden, evenmin daaraan zullen
meedoen. Met alle waardeering voor de
parlementaire sociaal-democratie weigeren zij
haar slippendragers te worden. En als drijvers
in de Liberale Unie hen en ons willen
terugwyzen naar de gelederen van diegenen, die
zij met den conservatieven of reactionuairen naam
tot politieke duisterlingen bestempelen, dan
protesteeren wij met alle kracht.
Bij de algemeene beraadslagingen over de
Staat sbegrooting antwoordde de heer Mees den
heer Kerdijk, dat, werd zijn progiam aangenomen,
er tusschen de verschillende groepen van
liberalen een zeer duidelyke scheidslijn zou
worden getrokken. De heer Mees sprak misschien
opzettelijk niet van twee groepen, hij dacht er
wellicht aan meer. Inderdaad zal het zoo zijn.
De verbrokkeling en versnippering zal steeds
verder voortgaan en samenwerking zal al
moeilyker worden. Niet alleen zij, die op den
bodem staan van het oud-liberalisme, of zij, die
met eenige aarzeling de beginselen van sociale
wetgeving aanvaarden, maar ook velen, die met
hart en ziel de mildere beginselen omtrent de
plichten van den Staat en de eischen der sociale
rechtvaardigheid zijn toegedaan en er sinds
ROMAN
van
MARIE STAHL.
Het gelukte Lydia, zichzelf op te
voeren tot een hoogte, die ze anders, als
ze geheel alleen was blijven staan, bepaald
niet had bereikt. In dien toestand merkte
zij in 't geheel niet op, hoezeer zij zich met
haar nieuwen vriend geïsoleerd had. Het
viel haar niet op, dat ze nooit meer
hare goede kennissen uit de nabuurschap
op Liebenberg zag.
De indruk, dien het bezoek van mevrouw
von Schelling bij haar had achtergelaten,
was verdwenen zij schoof hare verlegenheid
van toen op de opgewondenheid waaraan
ze dien dag ten prooi was geweest.
Dr. Balduin stond in haar oog zoo
hoog boven elke verdenking, dat ze
de dwaasheid beging aan te nemen dat
anderen dachten over hem evenals zij zelve.
En dr. Balduin, de kalm denkende man,
die de wereld zoo goed kende, was te
onafhankelijk om veel aan het oordeel van
anderen te hechten.
Wellicht wist hij ook zelf niet, hoeveel
van zijn aanvankelijke voorzichtigheid en
kalm overleg hij reeds had verloren.
Hij was beginnen te gelooven aan zijn
verlossersrol, aan zijn plicht om als redder
dezer familie, welke haar natuurlijken steun
had verloren, op te treden.
En dat geloof was bij hem geworden,
onbewust, het middelpunt van zijn leven
Hij merkte nog niet,hoe zijne belangstelling
hem uit het hart kwam en hem boven het
hoofd groeide.
Het was op een zwoelen zomeravond. De
Vrij lieer kwam met een vroegeren trein dan
anders zijne gewoonte was, thuis. Hij had
iaaroiu geen rijtuig aan het station ge
vonden en ging dus te voet naar huis.
•Het niet-slagen van zijn reis had hem
jaren met overtuiging en niet zonder succes
voor strgden, zullen weigeren de vaan te volgen,
te kwader ure opgestoken, niet als een teeken
dat eenswillenden vereenigt, maar met een
leuze die afstoot en verdeelt".
Het Haagsche liberale orgaan is nog altgd bebept
met socialisten vrees. Al zouden sociaal-democraten
den meest rechtvaardigen eisch stellen, dezen in te
willigen zou een dwaasheid wezen omdat men dan
van die heeren de slippendragers zou zyn en in hun
kaart zou spelen.
Wg ineenen wel eenigen kyk te hebben op de
volkstoestanden en daarom zgn wij zoo vrg een geheel
andere meening te koesteren. Wanneer het mocht
gelukken een blanco-artikel 80 in de grondwet te
krggen, dat ons van zelf het algemeen kiesrecht zou
schenken, dan zou juist daardoor aan de sociaal-demo
craten een machtig wapen in den klassenstrijd worden
ontnomen en wel de niet te loochenen waarheid, die
zij thans in elke volksvergadering verkondigen, dat
de door het kiesrecht bevoorrechte klassen dit stel
selmatig aan hén onthouden, die door minder gnnstige
sociale toestanden en de bevoorrechting van het kapi
taal gedwongen zgn, dien klassenstrijd te voeren.
Dit is zeker, de sociaal-democraten, die, omdat zij
daardoor hopen hun gelederen te veraterken, algemeen
kiesrecht niet als doel, maar als middel in den klassen
strijd beoogen, zien ook wel eenigazins over het hoofd,
dat wanneer alle meerderjarige staatsburgers het kies
recht zulleu erlangen, het gegeven zal worden aan
mannen nit allerlei rangen en standen en dat zeer
zeker te verwachten is, dat de meest ontwikkelden,
die toch vooral moeten gezocht worden in de meer
bevoorrechte klassen, daarvan het eerst en het meest
gebruik znllen maken.
Met het oog op de vruchtbaarheid van den door de
sociaal-democraten gevoerden klassenstrijd, die, zooals
de heer Troelstra eenmaal in een openbare vergadering
te Amsterdam ronduit verklaarde, het doel is, durven
wg de stelling van Het Vaderland omkeeren en
beweren, dat, wanneer de Liberale Unie, Zaterdag
26 Januari a.s., den raad van het Haagsche blad
zou opvolgen en weigeren de vaan te volgen, niet
„te kwader ure", maar nn het uoodig is opgestoken,
de sociaal-democratie dan eerst hartelyk in baar vuistje
zon lachen.
Als de Liberale Unie haar verklaring van 2 Jnni
van het vorige jaar, dat grondwetsherziening met
het oog op het algemeen kiesrecht noodzakelijk is,
een verklaring, afgelegd aan de hand der bekende
en zoozeer aangevallen circulaire van het bestuur,
thans zon willen beschouwen als eene, welke men
maar eens heeft afgelegd voor den schgn, dan zou zij
niet alleen het hoongelach hooren der vrienden, maar
ook het gegrinnik der clericalen, terwyl de sociaal
democratische Mephistofeles, juist met het oog op
het reusachtige wapen dat hem daardoor in den
klassenstrijd wordt geschonken, zijn
„Hab' ich doch meine Freude dran
spottend zon laten weerklinken
Laten wg toch waarlijk ernstig zijnHet Vaderland,
dat altgd gezegd heeft op voornitstrevend-liberalen
bodem te staan, weet zeer goed, dat, al was hier en
daar bg de stembus van 1897 een samenwerking met
oud-liberalen te constateeren, deze, toen het op een
wetgeven ging, volkomen ontbrak, en nu kunnen wij
niet inzien dat zij, die met hart en ziel „mildere
beginselen omtrent de plichten van den Staat en de
eischen der sociale rechtvaardigheid" zijn toegedaan,
daarvoor sinds jaren „met overtuiging" strijden, zoo
weinig begrip van politieke rechtvaardigheid zonden
hebben, dat zy nog langer zouden dulden dat het
kiesrecht beheerscht werd door maatschappelijken
welstand, d. i. het bezit van meer of minder geld of
goed, dat de feitelijke oorzaak ia van soms verre
gaande sociale onrechtvaardigheid
Wij kunnen niet aannemen, dat de mannen die
werkelijk voorstanders zgn van sociale rechtvaardigheid,
waar het om zoo een groot beginsel van rechtvaardig
heid gaat, de Liberale Unie, wanneer deze meegaat
met het voorstel van het bestnur, zouden afvallen.
En nu nog één vraagzou Het Vaderland de
vierjarige periode, welke zal volgen op die, welke na
do komende stembus aanbreekt, weer willen ingaan
met de thaus technisch verbeterde kieswet-Van
Houten droomt het zich wellicht een ministerie,
dat den maatschappelijken welstand opnieuw op
sophistische wijze zal willen opbergen in een tweede
editie der kieswet-Tak, bg welker behandeling het
indertijd zoo bang niet was voor „democraten van
christelijken hnize" f
Zeker, de hoofdredacteur van Het Vaderland is geen
„politieke duisterling" en wij rekenen hem daar ook
niet onder, maar te loochenen valt het.niet, dat hij
zich door zijn artikel gemaakt heeft tot slippendrager
in een onaangenaam humeur gebracht.
Hij had onaangenaamheden en beleedi-
gingen ontmoet, zooals veelal luidjes ten
deel valt die maar steeds weer hulp bij
anderen zoeken.
Hij gevoelde zich ongelukkig en ellendig.
In deze stemming bleef hem niets anders
bij dan een behoefte naar rust, een verlangen
naar thuis te zijn.
Nog een plaatsje te hebben, waar men
er zeker van is, beveiligd te zijn tegen de
«teenworpen van anderennog een mensch
te hebben die in het uur der beproeving
troostend aan je zijde staat
En zacht sprak de stem van zijn ge
weten, dat hij zijne vrouw had miskend
dat zij het groote, moedige hart had om kalm
en sterk te blijven bij tegenspoed en
ellende.
Moede en als gebroken, verlangde hij naar
zijn vrouw, naar de frissche, vroolijke stem
men zijner kinderen.
Hij was zeer verwonderd, hen niet, zoo
als gewoonlijk op dat uur, op het balkon
verzameld te vinden.
Op zijn vraag aan een dienstbode, waar
de familie was, kreeg hij ten antwoord,
dat men het avondeten gebruikte in het
paviljoen en dat Dr. Balduin er was.
Hij gevoelde zich teleurgesteld bij dat
bericht. De leeraar, die hem anders, als
bliksemafleider b\j huiselijke onaangenaam
heden, steeds welkom was, was hem dat nu
nietintegendeelHij voelde zich niet
gestemd, zich dwang op te leggen,
hij had vandaag zijn vrouw eens gaarne
voor zich alleen gehad. Hij had er behoefte
aan, met haar weer goede vrienden te
worden en zich door haar te laten troosten.
En hoe kwam zij er toe, het avondeten
in het paviljoen te gebruiken Hij had een
hekel aan dat gebouw, dat hij eens met
enorme kosten had laten bouwen en dat hem
er nu steeds aan herinnerde, dat hij zich
door dien architect duchtig had laten beet
nemen.
Lange jaren had het daar gestaan zonder
dat het gebruikt was deze nieuwigheid,
om daar den maaltijd te gebruiken, moest
bepaald van Dr. Balduin zjjn uitgegaan.
der conservatieven of reacliounairea, een baantje, dat
wg nog minder benijdenswaardig vinden, dan het
alippendrager-zija van een partij, die tenminste de
vaan der sociale rechtvaardigheid, al spreken haar
kleuren ook wat schel en al doet eg dit wat al te
luidruchtig, omhoog steekt. Zgn protest nemen wg
gaane aan, maar vragen tevens„Que, diable, faites-
vous dans cetie g lè e
Ook de Prov. Gron. Courant van Zondag 12 Januari
j.1. meent, dat het bestuur het „op haren en Bnaren"
zet. Wel ia het blad voorstander van algemeen kies
recht.Maar thans van de onrgpe kwestie den inzet
bg de verkiezingen te maken, dat keurt het blad af.
Maar wanneer dan De quaestie zon niet „onrijp"
genoemd knnnen worden, wanneer alle platonische
aanhangers van algemeen kiesrecht hun vrees voor
doodvonnissen, aan de „corypheeën" der liberale partij
bij de stembns te voltrekken, maar wat op zij wilden
zetten,met de beweging meegingen en die „corypheeën"
verzochten hetzelfde te doen. Het oogenblik voor
het beslechten van het pleit zal altijd „allerongeluk
kigst" gekozen heeten, wanneer de pleiters ten gunste
van de zaak den moed verliezen en thuis big ven.
Twintig jaren lang loopt deze kip reeds over het
algemeen kiesrecht-ei te kakelen, en het wil het nog
maar niet kwytzg zou het van andere kippen
„vermetel en roekeloos" achten, wanneer zij dit atonte
stuk begingen.
Och, wg zullen altijd die praatjes hooren, dat de
tgden er nog niet rgp voor zijn om rechtvaardigheid,
ook op het stuk van kiesrecht, te betrachten. Toen
de circulaire van het bestuur der Liberale Unie
verscheen, verkondigde het Handelsblad die theorie
in dezelfde bewoordingen. Zeker, voorstanders van
algemeen kiesrecht, maar, heel nit de verte, mt nog
niet. Eerst de sociale hervormingen en als die door
de heeren zullen zgn gegeven, dan zal men, vergetende
dat zij er geheel anders zullen uitzien wanneer de
werklieden daarin medezeggenschap hebben, aan dezen
het kiesrecht verleenen, altijd als men den
tgd er dan rgp voor acht.
Boven alles staat de glorie der party de zetels
der „corypheeën" zgn meer waard, dan bet groote
beginsel der rechtvaardigheid, waarmee men, napratende
hen, die de vaan het eerat omhoog hieven, hier onder
den indruk der op den voorgrond dringende sociale
quaestie, daar door het begrip van eigen tekortkomin
gen, thans op maatschappelijk gebied zoo luid schettert,
maar zoo weinig nitvoert.
In de twintig jaren, waarvan de Prov. Gron. Courant
sprak, hebben we op dat gebied wondere bekeeringen
gezienmenige Sanlus is een Paulus geworden, of
verbeeldt zich dit te zijn, maar nog altijd is het ons
raadselachtig, hoe deze Paulussen nu nog niet inzien,
dat, wanneer zij het ernstig meenen en willen komen
tot de daad, vóór alles het kiesrechtvraagstuk van de
baan moet.
Wij hebben dus nog altijd de hoop, dat zij, die niet
ouder de „politieke duisterlingen" willen gerekend
worden, of die twintig jaren lang, als een blauw
ideaal, voor algemeen kiesrecht hebben geijverd, thans
nog wel zullen inzien dat de volheid der tijden daar is
Zeker, Zaterdag a s. zal een gewichtige dag zijn
voor ona vaderland. Wij weten niet hoe de uitslag
zal wezen, maar spreken slechts dezen wensch uit
moge het debat niet beheerscht worden door een
benepen partijbelang, door een noodlottig streven om
bg elkander te houden wat niet bij elkander behoort,
maar wèl door het hooge beginsel van rechtvaardig
heid, dat aan het schenken van gelyke politieke
rechten aan alle meerderjarige staatsburgers nn een
maal onherroepelijk ten grondslag ligt.
CCXXVII.
Rotterdam, 16 Jan. 1901.
Toen ik vanmiddag zéér doorvroren
van het ijs terugkeerde en mijn verkleumd
gezicht in de klapperende koude van
den blauwbehemelden winterdag stak,
herinnerde ik mij van den zomer een
weervoorspelling van een of anderen
zéér ernstig geloofden profeet te hebben
bewaard. Hoe was die ten opzichte
van den winter, waarin ik thans, diep
in mijn winterjas gedoken, voortsnelde P
Hoe kwam die erbij, zulke dingen in
zijn huis in te voeren Daar moest hij toch
eens naar informeeren.
Nog erger uit zijn humeur, ging
hij den tuin in, want in het
stille huis te blijven, daarvoor schrikte
hij terug.
Toen hij, langs de paden wandelende, het
paviljoen naderde, drong plotseling een luid
en opgewekt lachen tot hem door.
Wat was dat? Lachte zijn vrouw daar?
Hoe lang, hoe eeuwig lang was het
reeds geleden, dat hij haar zóó had hooren
lachen. Het was weer het lachen uit lang
vervlogen dagen, het lachen harer jeugd.
Hoe kwam zij er toe, zoo te lachen,
terwijl hem het mes op de keel stond
En wie was het, die haar had geleerd
weer zoo te lachen
Een nog nooit gevoelde, plotselinge angst
steeg in zijn binnenste op en snoerde hem de
keel bijna toe. Hij stapte vlugger voort.
Nu was het pad ten einde en daar had hij
het verlichte paviljoen en de familiegroep
voor zich. Hij zelf bleef in de avondsche
mering ongezien' door degenen die in den
lichtkring zaten.
Wat een vertrouwelijk groepje was dat.
De deuren van het paviljoen waren wijd
open, hij kon de geheele ruimte over
zien.
Daar zat de leeraar, het middelpunt
van de groep, behaaglijk in een grooten
stoel achterovergeleund, alsof hij er thuis-
behoorde, en las na den reeds geëindigden
maaltijd iets voor.
Het scheen zeer amusant te zjjnTilly,
die vertrouweljjk op een arm van den
stoel zat en, op den schouder van den
leeraar geleund, mede in het boek keek,
zat elk oogenblik te schudden van het
lachen.Margot luisterde eveneens met groot
plezier toe, terwijl ze nog een paar radijsjes
knabbelde, en tegenover Dr. Balduin zat
zijn vrouw.
Wat deed zij daar toch
Waarachtig, zij bereidde een bord met
aardbeien toe, plukte de vruchten van de
steeltjes, bestrooide ze met suiker, en reikte
het bord den leeraar toe, die het dankend
Gek, dat zulke kleinigheden je zóó
kunnen bezighouden. De voorspelling
liep over 1900 en de helft van 1901
had de profeet voor dit moment juist
voorspeld, dan zou ook de rest wel goed
zijn en dan kon ik dus alvast plannen
voor mijn zomerreisje gaan maken.
Hebt ge 't wel eens gedaan midden
in een vriesdag zomerillusies gefokt
Doe het eens en ge zult er plezier
van hebben, 't Spaart u kolen uit.
Ge zit met u allen om een gloeiende
kachel en de dames klagen nog over
koude voeten. Dan begint er één onge
dwongen te praten over de Juli-dagen,
doorgebracht op een Geldersch dennen-
boschje. Hoe luw hing de strakke grijze
zonnewarmte tusschen de lage boomen.
Men maakte 't zich gemakkelijk, knoopte
los wat fatsoenshalve los te knoopen
was, transpireerde, blies, liet het hoofd
Amechtig op den schouder zinken. Wat
zag oom er wanhopig uit, z'n oogen
puilden uit het dikke hoofd, hij sjokte
voort op den muilen bladergrond. En
tante ze kreunde van zomerakeligheid.
Nicht beweerde positief, dat ze niet meer
uitging in zoo'n erbarmelijke hitte.
Beschrijf dat alles met een beetje
nadruk. En ge zult zien hoe langzamer
hand de vrinden van de kachel weg
schuiven, 't benauwd krijgen, naar de
deur kijken met de stille hoop dat ze open
zal gaan en wat luwte brengenof
zelfs naar het raam. Niemand zou protes
teeren als ge 't openwierpt en de bui
tenlucht van 12° onder nul binnen liet
stroomen.
Zéé suggestief werkt uw zomerverhaal.
Ik heb 't bij ondervinding.
Ik liep dus huiswaarts, overpeinzend
de toekomstbeloften van mijn profeet,
die ik mij niet meer herinneren kon. En
't oerste dat ik thuis deed, nog vóór ik
me ontkleedde, was in mijn bureau het
krantenknipseltje zoeken, 't Lag voor
de hand.
„Januari zal buitengewoon warm zijn.
Yeel regen, afwisselend met hagelbuien.'"
'Dat dacht ik wel 1 't Is gek dat
weerprofeten altijd zoo ongelukkig zijn.
Ze raden er naar, zeker, maar waarom
slaan de goede menschen altijd zoo de
plank mis, ze konden toch evengoed raak
slaan Deze profeet had het althans niet
geraden en met eenig leedvermaak dacht
ik er aan dat de man, consequent en
overtuigd van zijn goed-voorspellen den
geest, nu met een parapluie en een
regenjas rondliep. Als ik weorprofeet
was, ging ik zeker in het tenue, dat be
hoorde bij t door mij voorspelde weer.
En ik zou zeggen en toonen „nee' men
schen, niet i k heb me vergist, het weer
is uit zijn doen."
Het toeval wilde, dat, tegelijk met dit
weervoorspeliinkje, ik een boekje in
banden, kreeg, 't welk indertijd op de
Rotterdamsche straten verspreid werd
en dat toen een grooten indruk heeft
gemaakt. Ook een voorspelling, maar
van méér ingrijpenden aard.
aannam en haar de hand kuste,
maar zoo zonder omslag of deftigheid, als
was het iets van zelf sprekends. En nu
lachte zij weder, terwijl hij verder las, zoo
vroolijk en opgewekt als was zij een zor-
gelooze, gelukkige vrouw.
Onbeweeglijk stond de vrijheer op zijn
plaats en staarde strak naar het paviljoen.
Ook het paviljoen was veranderd. Het
was niet meer leeg, zonder meubels, ver
waarloosd, neen, het zag er heel gezellig
uit. Men kon zien, dat alle best was ge
daan om het geheel prettig te maken.
Het schoot den vrijheer nu ook door het
hoofd, dat zijne vrouw vroeger een hekel aan
het paviljoen had, en reeds in den beginne,
toen hij nog zoo hoog met het gebouwtje
liep, had ze reeds geweigerd er gebruik
van te maken.
Zij had hem daarmede geducht geërgerd
en het aangename was er voor hem spoedig
van afgeweestzij alleen was er de schuld
van geweest, dat het ding nooit gebruikt
geworden was.
Vanwaar nu die omkeer van gedachte
Dr. Balduin moest haar daartoe hebben
aangedreven.
Hoe kwam die schoolmeester er toe,
nieuwigheden in zijn huis in te voeren en
zooveel invloed op zijn vrouw uit te
oefenen
Hoe kwam hij er toe, de plaats, die hem
toebehoorde, aan zijn tafel, in te nemen;
zich te gevoelen als thuis, terwijl hij zelf hier
als een vreemde en een uitgeslotene stond
Hoe durfde hij het wagen, hem het hart
zijner kinderen te ontstelen, die toch be
hoorden hèm zijn mooie, goede kinderen.
En hoe durfde hij zijn vrouw zoo laten
lachen, die meer dan genoeg redenen had
mèt hèm te wèènen
Was het niet zijn goed recht, daar binnen
te treden en dien leeraar het heiligdom van
zjjn huis uit te jagen
Waarom deed hjj het niet Vol schaam
te zonk hem het hoofd op de borst. Hij
sloop, evenals hij gekomen was, stilletjes
weer weg.
Hjj schrikte en verhaastte zjjn schreden
als het vrooljjke lachen van zjjn kinderen
De titel luidt: „Het einde van dezen
Tijdkring op Donderdag 11 April 1901
en 15 gebeurtenissen van 1892 tot 1901,
met 13 plaatjes, door M. Baxter."
Die Baxter! Leeft hij nog? Wat zijn
familie en zijn vrinden dan wel zeggen.
Vermoedelijk hebben ze hem naar een
„nervenanstalt" gezonden, en zoo niet, dan
gelooven zij minstens den man niet meer.
Hoe kan iemand zoo liegen
In het kort voorspelt Baxter de vol
gende zes gebeurtenissen
Groote oorlogen omstreeks 1892 en
het Verbond van tien koninkrijken in
1893.
Komst van een Napoleon als koning
van een der Grieksche staten in 1893
en koning van Syrië in 1894.
Opneming van 144.000 Christenen in
den hemel, zonder dat zij den dood ge
zien hebben op Donderdag 5 Maart 1896.
Algemeene oorlog van Januari tot Au
gustus 1897.
Groote verdrukking en vervolging door
den Anti-Christ Napoleon van 1897 tot
1901.
Nederdaling van Jezus Christus te Je
ruzalem om de Joden verlossen en den
anti-christ te verdelgen op 11 April 1901.
Ik herinner me levendig hoe er 't is
ruim 10 jaar geleden in mijn omgeving
over deze Baxtersche wereldvoorspelling
gesproken werd. Dat kon best, vonden
mijn geloovige vrienden, want Baxter
beriep zich op den bijbel, speciaal op Daniël
VII24, waarin het verbond van tien
koninkrijken werd aangekondigd. Ze
waren verontwaardigd over het scepti-
misme, waarmee ik het boekje bekeek. En
ze lazen hardop van bladz. 5 deze mede-
deeling „De komst van een Napoleon,
niet later dan in het jaar 1892 of 1893,
na de vorming van het Verbond den tien
koninkrijken, als een kleine elfde koning
onder de tien vorsten de kleine hoorn
van Daniël VII24 en VIII8-25 die
eerst over eenig klein koninkrijk (zooals
Macedonië of Montenegro) moet regeeren,
dat van der vier koninkrijken van de
boomen van Alexander den Grooten van
Griekenland, van Syrië, van Turkije, of
van Egypte zal afgescheurd worden. Het
zal een koning zijn „strak van aangezicht
ea listen verstaande, en door zijn kloek
heid zal hij de bedriegerijen doen gedijën
in zijn hand en in stille rust zal hij
er velen verderven (Daniël VII23-25).
Tusschen de jaren 1893 en 1896 zal de-
z 3 kleine hoorn drie van de tien koningen
onderwerpen (waarschijnlijk de koningen
van Griekenland en van Turkije en hetzij
van Syrië ot van Egypte) gelijk voor
speld is in Daniël VII7.
Triomfantelijk keken ze me i|an aan,
maar ondanks dit plechtig gedaniël en
gecijfer bleef ik leukjes toezien.
En nu zijn »we vele jaren de voor
spelde stoutigheden voorbij en de koning
„strak van aangezicht en listen ver
staande" is nog niet geboren.
Er was ook een prentje in het boek,
waarop ten hemel stijgende engelen
achter hem weerklonk. Het was hem als
lachten ze hem uit over zijn vlucht.
HOOFDSTUK XX.
Toen mijnheer von Kraschwitz op zijn
kamer kwam, viel hem onder de gekomen
brieven, die op zijn schrijftafel lagen, één
in het oog waarvan het adres met een
schrijfmachine was geschreven en die'toch
blijkbaar geen zaakbrief was.
Hij scheurde het couvert los en las
Zeer geëerde heer baron
Een welmeenende vriend waarschuwt u
als ge van huis gaat, houd dan een oogje
in 't zeil. Onder het masker van vriend
schap voor uwe kinderen, heeft zich een
verrader bij u weten binnen te dringen, die
uwe vrouw verleiden zal. Zij vindt het
aardig, de rol van hulp- en troostbehoevende
echtgenoote te spelen, en hij is maar al te
gaarne bereid om als helper en trooster op
te treden. Het schijnt dat hij uw vrouw er toe
wil drijven een breuk met u te bewerk
stelligen en hij manoeuvreert handig genoeg
om alle schuld op u te schuiven. Schaamte
loos genoeg, gebruikte hij de kinderen tot
dekking der intrigue. Wees dus op uw
hoede In 't belang van het recht en de
gerechtigheid.
Een goed vriend.
Als door den bliksem getroffen stond de
vrijheer daar.
Neen, neen, zeide een inwendige stem,
dat is niet waar. Dat is een gemeene leu
gen. Gij kent uw vrouw te goed, zoo kan
een mensch zijn streken niet inhouden, twee-
en-twintig jaren lang. Zij heeft gebreken,
wellicht groote gebreken, die de schuld
zijn van je ongeluk, maar ze is eerlijk,
open en waar. Zij is tot geen laagheid in
staat.
Maar dadelijk fluisterde een andere stem
in, wat een heerlijke verontschuldiging de
slechtheid van zijn vrouw voor hem zou zijn.
En al de bitterheid, al de toorn, de nijd,
die hij bij het zien van de groep in het
paviljoen had gevoeld, pakten hem nu met
dubbel geweld aan en maakten hem razend.
De -beschuldigingen, de aanklachten die
zjjne vrouw hem in het gelaat had geslin-