AllElECl NiCDWS-,
AlurtEitit- LaiilmlM
Politiek: ovemclit Ier weel.
Zondag
10 Februari 1901.
45ste Jaargang No. 3690.
EEBSTE BLAD.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Jacht en Visscherij.
De Reizen
van M. A. G. NUS.
Buitenlandsch Nieuws.
SGHAC
CODRANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week: WoeDsdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Hureau: iCHAOKll, Laan, D 4.
Uitgever P. TRAPMAN.
MedewerkerJ. \T 1 k E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DU nummer bestaat uit twee bladen.
Kennisgeving-.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente
Schagen, brengt bij deze ter kenuis van de ingezetenen
dier gem., dat het kohier No. 5 der personeele belasting
dienst 1900 op den 5 Februari 1901 door den beer Direc
teur der Directe Belastingen te Amsterdam is executoir
verklaard en op heden aan den Heer Ontvanger der
directe belastingen binnen deze gemeente ter invorde
ring is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft, wordt
alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te geven, teneinde alle gerechtelijke
vervolgingen, welke nit nalatigheid zouden voortvloeien,
te ontgaan.
Schagen, den 8 Februari 1901.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
P. BDIS Jz., 1 B.
De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeene
kennis het navolgende
De Commissaris der Koningin in de Provimcie
Noordholland,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier
provincie dd. 30 Januari 1901 no 7;
Gelet op artikel 11 der „Jagtwet";
Brengt ter kennis van belanghebbenden
a. dat de jacht op houtsnippen in deze
provincie zal worden gesloten op den 27sten April
1901 met zonsondergang;
b. dat de jacht op eenden zal worden gesloten
den 28sten Februari 1901 met zonsondergang
c. dat de jacht op ander waterwild zal
worden gesloten den 30sten Maart 1901 met zons-
ondergaag
d. dathetweispelvankwai;telen met
steekgaren of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend
van 1 Mei tot en met 13 Juli 1901
e. dat de visscherij met het staande
spieringnet zal worden gesloten van 1 Maart
tot 1 November 1901
f. dat de visscherij met alle overige visch-
tuigen uitgezonderd die met aalkorven, aaldobbers en
palingfnikeu, die met het schepnet of de gebbe om
kleine vischjes te vangen voor de aaldobbers en die
op snoek in de gemeente Texel, zal zijn gesloten
van 15 Maart tot 1 Juni 1901, en
g dat gedurende den gesloten vischtijd, vermeld
sub f 'var. dit besluit, ook het visschen met
den hengel in de hand is verboden.
En zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente van Noord
holland worden aangeplakt.
Haarlem, 2 Februari 1901.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
(get.) VAN TIENHOVEN.
Schagen, 8 Februari 1901,
De Burgemeester a i. van Schagen.
P. BUIS Jz.
Schagen, 8 Februari 1901.
Ah iemand verre reizen doet
Dan kan hij wat verhalen
Nus krijgt een invitatie van Staalman. Nut
gaat naar Den Haagmaar hij wou dat
hij naar Staalman was gegaan. Wij
worden met muziek ontvangen en van
het perron afgegooid. Roosje beroept
zich op de dienders van Schagen.
Hoe het in de hotels was. Waar
we sliepen Ren kom koffie en
dan feestvieren. Gelegenheids
poëzie een schaduwzijde van
het koningschap. Hoe hóóg
Gleichman was en hoe
allerwelwil!'endst lak!
Wat wij van het
geval zagen. Een
boetpreekje aan
mijne mede-
Schagers.
Ik zou zeggen, dat Staalman teekenen
geeft van jaloerschheid op mijn theeavond
jes. Hij had de vriendelijkheid mij twee
kaarten te sturen, één voor Roosje en
één voor mij, kaarten met gouden druk,
waardoor wij uitgenoodigd werden om
een feestelijke bijeenkomst op 8 Februari
ter eere van het huwelijk van de Konin
gin met Hertog Hendrik bij te wonen.
Staalman gaat óók theeavondjes
geven riep Roosje, de kamer binnenko
mend met de beide kaarten in de hand.
Nu, dat kan heel prettig wezen,
zei ik. Staalman is een gezellige prater.
Maar hij wil niet te weinig men-
schen hebben, daarom heeft ie een drie
honderd menschen tegelijk gevraagd.
Nog gezelligerHoe meer ziel,
hoe meer vreugd! Nu kan ik al niet
minder doen, dan de Eerste en Tweede
Kamer en de Prov. Staten van Noord-
Holland tegel pk vragen. En dan ben ik
nog niet aan driehonderd.
Gaan we P vroeg Roosje, op een
toon of ze zeggen wilde jij kunt gaan
als je plezier hebt, maar i k blijf in
Schagen.
Wel nee' m'n kind. We gaan niet.
Wij gaan naar Den Haag, de Koningin
zien trouwen. En daar blijven we een
paar dagen.
O, wat ben jij een snoes van een
oom, juichte Roosje. Ik vreesde, dat ik
naar die driehonderd menschen van
Staalman moest en nu gaan we naar
Den Haag. O, heerlijk
Waarde lezerWe zijn naar Den
Haag geweest. We hebben bijna de
Koningin gezien en we hebben bijna den
Hertog gezien, als hertog en als prins
gemaal 1
Men zal dus zeer jaloersch op ons
wezen.
Maar eerlijk gezegdik wou dat
ik naar Staalman was gegaan en dat
wou Roosje óók. Want zóó erg als we
't in Den Haag hebben gehad
Woensdagavond zijn Roosje en ik in
zéér feestelijke stemming allerdeftigst
naar de residentie gespoord, nadat wij
te voren telegrafisch aan de vrienden
aldaar kennis hadden gegeven van onze
komst. Toen wij het station binnenreden,
schalde ons een daverend Wilhelmus van
Nassauwen tegen.
Aardig van de vriendenzei
Roosje en met iets deftigs in haar houding,
ging zij op den kapelmeester at en op
de heeren die bij hem stonden. Maar
vóór zij zoover was, werd zij bij den
arm gegrepen, ik die achter haar
liep werd ook bij den arm gegrepen,
héél ruw, en wij hoorden beiden ons
toesnauwen „D'nder op, je hoort hier
niet"!
Men zal toestemmen dat wij reden
hadden, deze ontvangst ietwat onhartelijk
te vinden en Roosje en ik betuigden
dat ook in zeer nadrukkelijke woorden
aan de dienders ('r waren dienders) die
ons gegrepen hadden.
Schaam je je niet, riep Roosje.
Welk fatsoenlijke diender pakt een
eerzaam meisje zóó bij haar armJij
moet 'reis in Schagen komen kijken wat
een vriendelijke dienders we déar hebben.
Daar kunnen jullie in Den Haag een
lesje aan Demen.
Ik zei tot mijn diender iets dergelijks,
maar de beide heeren wilden naar geen
reden luisteren.
Dacht jij dat die muziek voor jou
was? Die is voor den gezant van
Saksen. Wat verbeeldt jij je wel.
O zoo, maar ik ben gezant van
Schagen 1 beweerde ik.
Loop naar Schagenvloekte de
onbeleefde vent er. Roosje en ik werden
naar den uitgang geleid.
Met al die bedrijvigheid hadden wij
de vrienden gemist, die ons kwamen
afhalen (ik vermoed tenminste dat ze
er waren, want Roosje, die uit haar
humeur was, beweerde dat het telegram
wel te laat zou zijn gekomen. Wanneer
krijgen we toch in Scbageu een eigen tele
graafkantoor, zuchtte zij.) En we stonden
moederziel alleen buiten in een ontzag
lijke herrie van feestgangers.
Wat willen we nu doen vroeg Roosje
zoo bits of i k het helpen kon.
Een beetje wandelen 1 zei ik, met
een poging om opgewekt te zijn.
'k Ben zoo moe zuchtte Roosje.
Dan zullen we naar een bötel gaan,
lieve Roos Morgen hebben we een druk
ken dag en we moeten vroeg op, propo
neerde ik.
Goed, zei Roosje, en we trokken
op het dichtstbijzijnd hótel af. De portier
kwam ons al vóór den ingang tegemoet.
Wil u logeeren P vroeg ie,smadelijk
lachend, 't Biljart ligt al vol en de ko
lenkelder. Volgende week is er plaats.
Nu niet.
Wij gingen naar een ander hótel, naar
vijf, zes, tien andere hotels. Alles vol.
Nergens plaats voor Roosje en mij.
Ik wou, dat we maar naar Staal
man waren gegaanbitste mijn lieve
nicht. Nu zitten we in Den Haag en
waar moeten we nu vannacht blijven.
Waarde lezer, heb medelijden met
uw vriend Nus en met uw vriendin
Roosje. We liepen in den laten avond,
midden tusschen zingende en feestvie
rende menschen, van hótel tot hótel en
onze feestlust zakte bij elk hótel, tot we
tenslotte wenschten, dat we maar kalm
pjes in Schagen waren gebleven.
Jij moet ook overal met je neus
bij wezen verweet Roosje me.
We dwaalden en dwaalden, tot we
tenslotte, om één uur in den nacht, een
diender aanspraken, en hem vroegen, waar
't dichtstbijzijnde politiebureau was. Uw
dienaar Nus en uw dienares Roosje (o,
vertel het niet over, bid ik u) hebben
den nacht vóór den trouwdag van de
Koningin op een politiebureau doorge
bracht, tusBchen andere ongelukkigen van
ons slag, mitsgaders feestgangers die de
hoogte hadden en gesnapte zakkenrollers.
Hoe 't dien nacht gegaan is, weet ik niet
recht meer. Op mijn leeftijd, vermoeid
van een reis en met een door politiek
en andere boosheden nog niet bedorven
geweten, slaapt men zelfs op een harde
politiebank. Maar ik was toch dikwijls
wakker en elk ontwaken nam Roosje,
die naast me zat en niet slapen kon, te
baat om mij een of andere onvriende
lijkheid te zeggen.
Om zes uur kregen we een kom koffie
en toen werden wij met alle andere
gasten, behalve de zakkenrollers, op
straat gejaagd.
Daar liepen al honderden feestgangers.
Zij vulden de straten met hun formida
bele pret en lolden allerlei liedjes, die
door venters verkocht werden. Puike
poëzie. Ik kocht zoo'n exemplaar, waar
van twee coupletten in mijn geheugen
gebleven zijn, deze
Zij heeft een Moeder, ozoo braaf,
Die heeft haar opgevoed.
Gelukkig, die een Moeder heeft,
Die zoo voor hare kind'ren leeft.
Ja, lieve, beste Koningin,
Uw moeder is zoo goed. (bis.)
Nu juichen wij, maar bidden ook,
Voor 't heil der Koningin
Lang moge zij gelukkig zijn,
Met Hertog Hendrik van Schwerijn.
Dan zingen wij nog menigmaal
Heilonze Koningin 1 (bis.)
't Is een schaduwzijde van het
koningschap, Roosje aldus filosofeerde
ik dat allerlei pruldichters er als
hyena's op lostrekken.
Doch Roosje gevoelde niets voor filo
sofie. Ik heb hongerzei ze.
Dat had ik óók.Derhalve gingen we naar
het dichtstbijzijnde restaurant. Maar daar
was 't ook al hommeles, niets te krijgen
dan wat oudbakken brood, halfgaar
vleesch en slappe koffie, waarmede we
verplicht waren ons ontbijt te doen.
Je krijgt mij niet meer mee naar
Den Haag I verklaarde Roosje.
Hoe we in de feestpret voortliepen,
ongewasschen, met onplezierige gezichten,
op onze kleederen de sporen van den
nacht in 't cachot, begrijpt men.
We kwamen in de buurt van de
kerk, waar we ons hoopten op te stellen.
Daar zag ik Gleichman, den voorzitter van
de Tweede Kamer. Toe, Gleich, zei
ik, hem vriendelijk aanklampend, ontferm
jij je over ons. Wij loopen schóloos.
Ik kon het Gleichman aanzien, dat hij
het onprettig vond, door ons, in zoo'n
staat, te worden aangeklampt. Anders is
hij een goeie vent.
Toe, Nus, fluisterde hij, doe me
een plezier en excuseer me. Ik heb hier
nu het geweldig prestige van Kamer
voorzitter op te houden. De menschen
kijken ons zoo aan en jullie zien er
neem me niet kwalijk niet erg heb
belijk uit.
Natuurlijk, je hebt gelijk, zei ik,
zoo joviaal mogelijk on ik nam diep mijn
hoed af
Er kwam een agent op ons af, die
ons gelastte door te loopen.
Even verder zag ik Tak, nü Eerste
Kamerman. Help jij ons, smeekte ik.
O, maar met alle plezier, vrind,
met alle plezier. Ga maar mee.
Hoopvol volgden wij hem. Hij bracht
ons naar het Noordeinde tot vóór het
paleis, riep een diender en zei hem
„Man, zorg ervoor dat deze dame en
heer hier op de stoep staan blijven, dat
ze alles kunnen zien Toen groette Tak
ons hartelijk en ging, met vluggen stap.
Roosje en ik keken elkaar eens aan.
Willen we maar liever weg-gaan
stelt Roosje voor en zonder mjjn ant
woord af te wachten, nam ze al een paar
stappen. Maar de diender schoot toe.
Staan blijven, brulde hij, staan blijven
Er mag niet meer geloopen worden. Een
huzaar, die uit de verte den diender
met ons doende zag, reed aan en zette
zijn paardenbil vóór onze oogen neer.
Waarde mede-Schager, die reislust
hebt en verlangen naar feesten, spiegelt
U aan ons. Bedenk hoe wij van half
tien tot half twee (toen we eindelijk van
de stoep weg mochten) samen in een
gedrang hebben gestaan, een kouden win
terdag over ons, een paard vóór ons en
dat als eenig loon we tusschen de
paarden pooten de wielen van de
gouden koets hebben gezien en veel
geschreeuw hebben gehoord.
De kranten zijn er over uit, dat 't zoo
buitengewoon mooi was.
Roosje ligt met zware kou te bed en
drinkt kamillenthee. En ik heb gru
welijk het pootje en het land. Goeden dag 1
Koning Yictor Emmanuel van Italië is
voor de eerste maal geroepen, om eene
ministeriëele crisis op te lossen. Toen
koning Humbert door den kogel van den
sluipmoordenaar viel, behield hij het
kabinet als eene erfenis van zijn vader.
Het was immers zoo goed als elk ander,
want wie ook aan het hoofd van het
kabinet werd geplaatst, 't was
toch lood om oud ijzer. Al de groepen,
't zij dat ze tot leider Di Rudini, Saracco,
Sonnino of welke andere parlementaire
grootheid hebben, roepen, ja schreeuwen
in de Kamer om hervormingen, maar
zoodra hebben de hoofdmannen zich niet
in het warme nestje van een goed ambt
neergevlijd, of de hervormingen zijn
totaal vergeten.
En de ontevredenheid van de groote
massa stijgt ziender oogen. De redenen,
waarom al de mannen van de daad
voornamelijk uit Italianen worden gere-
cruteerd, liggen voor het grijpen. Slecht
betaald en slecht gevoed, zuchtende onder
verouderde instellingen en gebruiken,
gebukt onder een onrechtvaardig belas
tingstelsel, sleept de Italiaansche werk
man zijn treurig leven voort.
Hier is volstrekt geen overdrijving in
het spel. Het is de toestand, zooals hij
bij de mijnwerkers, landlieden en fabrieks
arbeiders bestaat. Het groot-grondbezit
in de Marken, Calabrië en Apulië, op
Sicilië en Sardinië, geeft dagelijksch tot
boerenopstanden aanleiding. De Romein-
sche prinsen en Napolitaansche markiezen
bezitten geheele provinciën. Hoofddoel,
om met de minste opofferingen zooveel
mogelijk van deze landerijen te trekken.
Aan noodzakelijke afwatering of besproei
ingen, aan doelmatige bemestingen, met
één woord, aan de toepassing der moderne
cultuur, wordt voor 99 pCt. niet gedacht.
De arme pachter wordt onder toepas
sing van de strengste maatregelen ge
dwongen, den laatsten penning te betalen.
En wanneer de citroen voldoende is uit
gezogen en uitgeperst, wordt hij wegge
worpen. Geen wonder, dat bij dit stelsel
ontevredenheid en wangunst, wrok en
haat welig tieren. In ietwat anderen
vorm, doch in de gevolgen volkomen
gelijk, is het bij het mijn- en fabrieks
wezen gesteld.
Duizendtallen Italianen zoeken jaarlijks
in den vreemde, wat in hun eigen heerlijk,
zonnig land ontbreekt: loonender arbeid.
Zwitserland, Frankrijk, en Oostenrijk
worden overstroomd met Italiaansche
werkkrachten, die, aan weinig gewend,
de markt drukken,en daardoor de arbeiders
uit die streken soms tot krachtige betoo
gingen prikkelen.
Marseille, Toulon, Züricb, Bern, om
van andere plaatsen niet te spreken, zijn
meermalen getuige van bloedige straat
gevechten. Andere Italianen zoeken een
vast verblijf in Algiers en Tunis, of steken
den Oceaan over om in de Nieuwe Wereld
te zoeken wat ze in hun eigen vaderland
niet kunnen vinden.
Of nu al Di Rudini of Sonnino op
nieuw met de vorming van een kabinet
wordt belast, 't blijft toch alles zoo 't
was. Er zou een economische Garibaldi
moeten opstaan, die, geljjk eens zjjn voor
ganger, met krachtigen wil en onver
zettelijke volharding de éénheid wrocht,
den augiasstal der binnenlandsche misstan
den opruimt,Het nevelig duister waarin
Italië nog altijd is, vindt waardige pen
danten in Spanje en Oostenrijk.
Hoe er in Oostenrijk klaarheid in die
nevelen zal komen, is voor ieder een
raadsel.
Keizer Franz Joseph heeft zich dezer
dagen van de ondankbare taak gekweten
om den Rijksraad te openen. Het
scheen eerst, dat de ernstige woorden,
die de grijze monarch tot de afgevaar
digden richtte, een blij venden indruk
zouden maken, doch vooral ook door de
heftige artikelen der partij-organen, zijn
de prenten van des Keizers rede reeds
weer uit aller gemoed weggevaagd.
De Czechen trekken van leer, daar de
keizer de oude traditioneele eenheid van
taal in bepaalde takken van bestuur wil
behouden. De Duitschers uiten hunne
ontevredenheid wegens de dubbelzinnig
heid, die 's Keizers woorden bevatten.
Het voorspel in de pers is thans gevolgd
door het eerste bedrijf in de Kamer. Om
te beginnen, hebben de Jong-Czechen,
daarin gesteund door de afgevaardigden
der adellijke grondbezitters, het souve-
reine recht van het koninkrijk Bohemen
geproclameerd. Daarna hebben de Kroaten
het bestaan van het vereenigd koninkrijk
Kroatië, Dalmatië en Slavonië bepleit.
Wanneer het komisch-tragisch spectacle-
stuk in dien geest zal worden voortgezet,be
looft deze zittingperiode al even onvrucht
baar te worden als hare voorgangsters.
Wie wind zaait, zal storm oogsten. In
de politiek is dat in alle opzichten van
toepassing.
In de gulden dagen der Duitschers,
werden, om den steun der Polen te ver
krijgen, de Roetheenen in Gallicië aan
deze partij opgeofferd. Badeni heeft de
regeeringspolitiek der Duitschers trouw
gevolgd, en hen, om der Czechen wille,
geheel in den steek gelaten. Zoo zijn de
Duitschers met de maat gemeten, die zij
bij anderen gebruikt hebben. Langza
merhand hebben de Noord-Slaven zich
in het hoofd gezet, dat het koninkrijk
Bohemen hersteld zou kunnen worden.
Keizer Franz Joseph te Praag tot ko
ning gekroond, een Boheemsch ministerie,
met zelfbestuur in alle binnenlandsche
aangelegenheden, de tweelingstaat her
schapen in een bond van drieën, waarbij
Bohemen in dezelfde verhouding tot
Oostenrijk zou komen te staan, als thans
met Hongarije het geval is, was, meende
men, slechts eene kwestie van weinig
jaren.
Nu het blijkt, dat dit nationale ideaal
niet verwezenlijkt zal kunnen worden,
is de storm ontketend, waar door Badeni's
verkeerde politiek wind werd gezaaid.
Te laat zien nu des keizer's raadslieden
in, dat eene politiek, die Polen en
Roetheenen, Duitschers en Czechen
tegen elkander in het harnas jaagt,
slechts wrange vruchten kan voortbren
gen. Jammer is het, dat de bekrompen
inzichten der staatslieden maar al te
vaak met de rust der volken betaald
wordt. Duidelijk komt zulks ook in don
Engelsch-Afrikaanschen oorlog aan het
licht. Het domme drijven van Chamber-
lain, de valsche voorlichting van Milner,
zijn voor Engeland een poel van kommer
en verdriet geworden. De keur van
zijn leger en millioenen schats werden
opgeofferd in blinde onwetendheid. Wat
die oorlog Engeland tot heden kostte,
blijke uit het volgende
Toen de oorlog in October 1899
begon, berekende de minister van
financiën, 8ir Michael Hicks Beach, dat
de uitgaven 10 11 millioen pond
zouden bedragen. In Maart 1900 waren
ze evenwel reeds tot 44 millioen gestegen
en sedert dien tijd worden de oorlogs
kosten gemiddeld op 8 millioen pond
per week geschat. Van Maart 1900 tot
1 Febr. 1901 maakte dat eene som van
144 millioen pond. Sedert Oct. 1899
zijn dus 188 millioen pond sterling, of
2256 millioen gulden aan de nationale
welvaart ontvreemd. De belastingen
gestegen, de staatsschuld verhoogd, de
aflossingen gestaakt,dat zijn de eerste,
vruchten van het verongelukteKhakistelsel.